Toespraak door Albrecht De Schrijver, jongste broer van Ward.
Beste broer Armand, voor de familie en je vrienden uit Hekelgem Broer Ward, voor je vrienden van elders,
Ik ben de jongste in ons gezin en 10 jaar jonger dan jij.
Je bengeljaren heb ik dus niet meegemaakt. Maar ik heb er wel over gehoord. In het dorp was je nogal bekend als eenhaantje vooruit
Je was nog een kleuter toen je je liet aanzetten om op de preekstoel te kruipen tijdens de mis; je kop kwam nauwelijks boven de kuip uit en je riep vol overtuiging Beste parochianen, kiekens zijn geen hanen
Eens kroop je in een vrachtwagen die stilstond met draaiende motor. Je was benieuwd wat er zou gebeuren als je aan die stang daar zou trekken : en ja, de wagen reed tegen een afsluiting.
Alle mannen uit de familie speelden mee in de fanfare. Als ze samen repeteerden en al hun aandacht naar hun partituur ging, dan kon je ongemerkt van hun bier proeven
Als jongeling kon je thuis in het bedrijf best wat helpen maar je vondt het veel leuker bij de nonkels in de buurt en bij hun werkvolk. Tientallen malen hadden onze ouders gezegd dat je thuis moest blijven. Niets hielp. Met het gevolg dat je enkele malen s avonds de deur op slot vondt en dat je in de schuur moest slapen.
In 1941 besloot je naar het Oostfront te trekken. Ik was amper 10 jaar oud maar ik herinner het me goed. Vader was in alle staten; hij had 4 jaar modder en bloed in de IJzervlakte overleefd. Ik hoor het hem nog zeggen : je weet niet wat oorlog is ; ik zal je liever verminken dan je te laten tekenen.
Toen beweerde je dat je al had getekend en niet meer terug kon. Waar of niet waar? Je hebt het nooit onthuld.
Je beslissing stond vast door de affiches in de kerken waarop een woeste Sovjetsoldaat een kruis vertrappelde. Ik herinner me die affiches nog goed
Toen heb ik moeder zien wenen. Eén van de weinige keren. Moeder had een sterk karakter; ze had 6 kinderen gekregen en vond nog tijd om in het bedrijf te helpen. Zelfs wanneer in september 44 de inboedel van het huis en alle serres werden stuk geslagen, heb ik haar niet openlijk zien wenen. Waarschijnlijk deed ze dat wel
. s Avond
alleen in bed.
We hebben je met het gezin uitgewuifd in het station in Brussel. Ik zie nog de lachende gezichten van honderden jonge mannen. Alsof ze overtuigd waren dat ze snel met dat machtige Duitse leger het Westen van dat communistische gevaar zouden redden. Jullie waren gesterkt door de beloften dat er eigen officieren zouden komen, eigen aalmoezeniers.
Maar na weinige maanden was het duidelijk dat de Duitse overheden zich daarvan niets aantrokken. Dat heeft jullie enthousiasme gebroken.
Daar bovenop kwam de uitermate strenge winter waarvoor jullie geen gepaste kleding hadden.
Voor de familie heb je dat allemaal verzwegen. Jouw brieven waren heel neutraal, over het eten, het weer, kleine gebeurtenissen, de primitieve woon- en leefgewoonten van de Russische bevolking in de kleine dorpen.
Jullie moeten zich toen verschrikkelijk hebben gevoeld: als echte gevangenen, gebonden door een eed van trouw maar opgesloten in een systeem waarmee jullie niet akkoord waren, én met de vrees dat de familie dit zou te vernemen.
Ook als je eens met verlof kwam, bleef je komedie spelen, problemen ontwijken, de schijn ophouden
De 3 jaren in Rusland zijn zeker een hel geweest: mét de dagelijkse angst voor de partizanen die overal ongenadig loerden én tegelijk mét een wrange wroeging en spijt over de keuze.
Ook thuis was er altijd die angst voor je leven. We waren zeer gelovig. Elke avond baden we samen de rozenkrans. Voor vele goede intenties maar vooral voor je welzijn en voor een behouden terugkeer. Lange winteravonden brachten de gedachten en gesprekken steeds weer bij jou.
Het was een opluchting als we vernamen dat je wat geluk had.
Je werd chauffeur van de compagniecommandant en daardoor minder ingezet bij gevechten.
Later had je nog meer geluk: in augustus 1944 mocht je nog met verlof komen. Je overste wist zeker goed hoe de geallieerden hier oprukten. Hij heeft waarschijnlijk gedacht dat je beter gevangene kon worden bij de Westersen dan bij de Russen.
Zo heb je dan enkele jaren in de gevangenis gezeten. Met vader en broer, Arthur en een aantal nonkels.
Moreel zat ons hele gezin mee in de gevangenis, zeker moeder. Die heeft een groot deel van haar leven in grote angsten geleefd. Eerst tijdens WO I, dan tijdens WO II en nadien nog de jaren tot de laatste vrij kwam. Nooit heb ik haar horen klagen
Met haar droeg zus Suzanne als oudste een groot deel van de kommer; zij was het die alles achterna moest lopen voor de processen van vader en broers.
Jij hebt nooit kunnen verkroppen dat de kerkleiders en geestelijken niets deden om jullie houding en beslissing een beetje te verklaren.
Maar in God heb je, zo meen ik, het geloof niet verloren. Je bent overtuigd dat je voldoende verdiensten hebt verzameld om bij Sint Pieter op een goed blaadje te staan en om dus de hemel binnen te mogen.
Dat verklaart hoe je zo rustig je levenseinde kon wensen. Niemand kon je nog overhalen. Je had beslist dat het genoeg was geweest.
Sint-Pieter weet uit ervaring wat het betekent voor zijn ideaal of geloof gevangene te zijn en te lijden. Hij weet zeker ook wat hier nog altijd niet wordt erkend.
Indien Oostfronters uit heel Europa niet hadden mee gevochten, dan was het Duitse Leger in Rusland veel vlugger ingestort. Dan waren de Russen hoogst waarschijnlijk over heel Duitsland gewalst. Misschien tot aan onze kust. Dan leefden we hier misschien nog heel lang
..nog altijd
onder een Stalin-regime.
Dat hebt jij en je strijdmakkers helpen voorkomen.
In het openbaar hebben jullie daarvoor niet de kleinste dank gekregen. Wel een grote straf.
Hier en nu krijgen jij en je makkers die dank wel; en wel met grote nadruk.
Beste broer, je had als jongeman jouw leven zeker heel anders gedacht.
Maar je hebt er wel het beste van gemaakt.
Je was lichamelijk niet groot maar je had wel een grote innerlijke kracht en een eigen vaste wil.
Ik heb je gekend als liefhebbende echtgenoot en als zeer zorgzame vader en grootvader.
Ik heb je gekend als hard werkende zelfstandige.
Ik heb je gekend als nauwgezette en toegewijde werknemer.
Na je pensionering heb je lang onbaatzuchtig vrijwilligerswerk verricht.
Je hebt alles gegeven voor je gezin
en voor wat je de goede zaak vondt.
Je bent met volle kracht steeds opgekomen voor je overtuiging.
En dan plots
Was het allemaal teveel
En je capituleerde
Voor de eerste maal in je leven
Maar wel rustig en vastberaden.
Je was er ook zeer gerust in. Om het met Alice Nahon te zeggen: je hebt niemand onrecht aangedaan.
Je hebt de rust verdient die je hebt gewild.
Voor je naasten is dit afscheid toch pijnlijk.
Maar dankbaarheid kan verdriet milderen.
Dankbaarheid voor alles wat je hebt gedaan voor onze familie, voor je vrienden en voor onze volksgemeenschap.
Was je in je jeugd een kwajongen, je bent later een voorbeeld geworden van onbaatzuchtigheid, van inzet en van standvastigheid in je ideaal.
Met verdriet nemen we afscheid. Tot we elkaar ergens zullen ontmoeten
Ergens waar je beloond wordt voor je verdiensten
Dat is dan de hemel.
Toespraak door Oswald van Ooteghem namen Sneyssens.
Afscheid van Ward De Schrijver, een Vlaamse legionair
Geachte familieleden van Ward.
Beste Vlaamse
vrienden,
Onze
rangen worden steeds dunner. Ward De Schrijver, een van de laatste nog levende
leden van het Vlaams Legioen is heel bewust van ons heengegaan. Hij wou zijn
levenseinde niet aan anderen overlaten maar er zelf over beslissen. Hij voelde
het spook van de dementie naderen. Hij wou niet aftakelen maar waardig sterven.
Zaterdag 29 juni bezocht ik hem in zijn flat in de Bagattenstraat. Hij zat
rechtop in zijn leunstoel, keurig gekleed en verzorgd. Op de tafel voor hem lag
het boekje van Sneyssens en een uitgave van het Bormsfonds. We hadden een lang
gesprek. Hij schonk me een sterke borrel in. We haalden oude herinneringen op
en maakten grappen. Hij was heel lucide en vrolijk. Hij vroeg me om bij zijn
uitvaart het woord te voeren en er voor te zorgen dat de vlag van Sneyssens
zijn kist zou bedekken. Op vrijdag 5 juli nam hij rustig afscheid van zijn
familie en vervoegde hij de grote heer der oude trouwe kameraden.
Ward werd geboren te Hekelgem op 26 april 1922.
Zijn ouders waren katholieke Vlaamsgezinde bloemisten. Hij had drie zussen, waarvan
nog een in leven, en twee broers. Hij liep school als intern in het Juvenaat
van de Paters van het Heilig Hart in Tervuren. Juvenaten waren destijds
instellingen die aan een klooster waren verbonden en de bedoeling hadden de
jongens op te leiden tot geestelijken. Ward was vanzelfsprekend lid van de KSA,
de Katholieke Studenten Actie. Daar kreeg hij het anticommunisme dagelijks ingepompt.
Het is dan ook niet te verwonderen dat die romantisch en avontuurlijk
aangelegde christelijke jongen gevolg gaf aan de oproep om het goddeloze
bolsjewisme te gaan bestrijden.
Samen met 500 anderen vertrok hij op 6 augustus
1941, met het 1ste contingent van het Vlaams Legioen, vanuit Brussel
naar Debica in Polen. Van de belofte van een Vlaamse aalmoezenier kwam niets in
huis en Ward voelde zich bedrogen. Hij was geen gemakkelijke, hij had een
bikkelharde stijfkop en hij zou zich dan ook later aansluiten bij de groep
zogenoemde Rebellen, die zich verzetten tegen de pogingen van sommigen om de
Vlamingen te verduitsen. In het Legioen volgde hij rijschool onder de leiding
van de legendarische Bert De Bruycker uit Gentbrugge. Gedurende heel de oorlog
bleef hij chauffeur, eerst van vrachtwagens en nadien van zijn compagniechef
Obersturmführer (1ste luitenant) Dethier. Vanzelfsprekend werd hij
ook als munitiedrager ingeschakeld als er gebrek was aan manschappen. In die
hoedanigheid maakte hij ook de winterveldslag van Weshky-Semptisy mee bij
temperaturen van -35°. Met zijn chef, die veel respect had voor de Vlamingen,
had hij een zeer goede band. Na de oorlog bleven ze contact houden en Dethier
kwam bij Ward op bezoek. Ward werd niet gewond, maar hij kreeg wel de Wolhynis,
de moeraskoorts, die destijds in de moerassen van de Wolchow veel soldaten
heeft getroffen.
Toen de Sturmbrigade Langemarck in Milowitz, (in
Tsjechië) werd opgericht bestond er in dat stadje een Vlaams Huis. Daar werd Ward
natuurlijk lid van Groot-Ajuinegem, een club van Legionairs uit de streek van
Aalst die de oorlog vanuit een ludieke en vochtige kant bekeken. Andere
oud-leden van Sneyssens, zoals Marcel Van Cauwenberghe, Luc De Meyer en Ortair
Uyttersprot waren daar zijn kompanen.
Tijdens de septemberdagen van 1944 was Ward thuis
met verlof. Hij slaagde er niet in naar zijn eenheid in Duitsland terug te
keren. Hij wou thuis onderduiken, maar hij werd ontdekt en gearresteerd. In
Vilvoorde ondernam hij nog een mislukte ontsnappingspoging. Hij maakte kennis
met de Belgische interneringscentra te Teralfene, Liedekerke, Aalst, Asse, het
Klein Kasteeltje en Beverlo. In 1946 verscheen hij voor de krijgsraad en werd
hij veroordeeld tot 8 jaar hechtenis. Eind oktober 1948 kwam hij vervroegd
vrij. De familie De Schrijver was goed vertegenwoordigd in de repressie. Zijn
vader, zijn twee ooms en zijn oudere broer kregen allemaal gratis kost en
logies bij de Belgische Staat.
Na zijn vrijlating bouwde Ward een eigen bestaan
op, eerst als zelfstandige, later als bediende. Hij huwde met Theodorine
Haentjens, een kleine, maar dappere vrouw, die op 17 april 2007 overleed. Zij
schonk hem twee flinke kinderen, Veerle en Guido, een lerares en een
beroepsmilitair, die intussen allebei gepensioneerd zijn. Guido schopte het in
het Belgisch leger tot majoor. Ward was fier op hem en zei hem: Je hebt het
verder gebracht dan je vader. Ik was maar een Rottenführer, een korporaal-chef.
Veerle had twee kinderen. Haar dochter, Karen,
overleed op 36-jarige leeftijd aan kanker. Het was voor Ward en zeer harde
slag, waaronder hij zwaar heeft geleden. Haar zoon, Hans, werd chauffeur bij de
Gentse brandweer. Guido heeft twee kinderen, Wolfgang studeert filosofie en
Sigrid is zopas tot onderluitenant in het Belgisch leger bevorderd. Ward heeft
het nog trots en glunderend beleefd.
Ward is ongeveer zestig jaar lid geweest van
Vriendenkring Sneyssens. Hij was ook gedurende dertig jaar een geestdriftig
zingend lid van Het Emiel Hullebroeckkoor en hij werd uiteraard ook een Vlaamse
Actieve Senior. Zijn eer was trouw, trouw aan zijn Vlaams nationaal ideaal. Bij
het afscheid hebben we elkaar heel lang en vast de hand gedrukt. Hij vergezelde
me tot aan de lift. Ik kreeg een krop in de keel en ik wist niet goed wat ik
moest zeggen. Ik had bewondering voor zijn moedige beslissing en zijn
manhaftige houding. Het klinkt wellicht romantisch en bombastisch, maar ik vond
geen andere woorden dan het citaat van Albrecht Rodenbach: Kameraad, weer u
scherp en eind als een soldaat! Hij nam een stramme houding aan, keek me recht
in de ogen en antwoordde luid en duidelijk: Dat zal ik doen! Bomen sterven
staande. Hij was een onbuigzame Vlaamse nationalist en een trouwe, zorgzame
echtgenoot. Veerle en Guido, Sigrid, Hans, en Wolfgang, jullie kunnen trots
zijn op jullie vader en grootvader. Wij zullen hem nooit vergeten.
Crematorium
Westlede
Lochristi
15.07.2013
Stormvogels
http://www.youtube.com/watch?v=EZJ_UKBtSHc
Het Vlaams Legioen http://www.youtube.com/watch?v=dRy3lnX1fjI&bpctr=1374849321
http://www.youtube.com/watch?v=dRy3lnX1fjI&bpctr=1374849922
|