' t Was vandaag zo één van die dagen dat het snuffelgeluk mij toelachte. Ik kon voor een "zacht prijsje" een pareltje van een liederboek op de kop tikken. Eigenlijk zijn het twee liederboeken. Het gaat immers om het "historische" liederboek in twee delen van het Willemsfonds: "Nederlandsch Liederboek uitgegeven door het Willems-Fonds onder het toezicht van Fl. Van Duyse". Deel I: "Vaderlandsche en Plaatselijke Liederen" (vierde druk) en Deel II: "Balladen en Verhalende Liederen, enz." (eveneens de vierde druk). Uitgegeven door Van Rysselberghe en Rombaut, Kouter 1 te Gent, respectievelijk in 1928 en 1929.
De eerste uitgave van Deel I dateert van 1890. De tweede uitgave verscheen in 1896 en de derde in 1914. De eerste uitgave van Deel II kwam in 1892 van de pers en werd in 1898 en in 1919 herdrukt.
Beide liederboeken waren de opvolgers van het het in 1852 door het Willemsfonds uitgegeven bundel "Oude en nieuwe Liedjes", verzameld door Dr. F. A. Snellaert. Daarin stonden 93 liederen. In 1862 gaf het Willemsfonds een tweede vermeerderde uitgave van die "Oude en nieuwe Liedjes" uit, nogmaals verzameld door Snellaert. Zij bevatte 125 liederen.
Beide uitgaven waren sinds lang uitverkocht toe in de zomer van 1886 door Julius Sabbe en Paul Fredericq een lijst opgemaakt werd van liederen die in een nieuw "Nederlandsch Liederboek" konden opgenomen worden.
Op de jaarlijkse Algemene Vergadering van het Willemsfonds, te Gent op 31 October 1886, legde Arthur Cornette een voorstel van de Antwerpse Afdeling neer "strekkende om een vernieuwde en verbeterde uitgave van Snellaert's bundel door onze vereeniging te laten bezorgen."
In juli 1887 nam het Algemeen Bestuur van het Willemsfonds "het grondbeginsel dier uitgave aan en verzocht de heeren Sabbe en Fredericq hun ontwerp te willen mededeelen, waaraan zij gaarne voldeden."
In april 1888 werd de zaak "in handen gesteld van het "Comiteit ter bevordering van den Nederlandschen Zang", dat door de zorgen van het Algemeen Bestuur van het Willemsfonds was tot stand gekomen.
Een voorlopige lijst van liederen werd opgemaakt en diende tot grondslag voor de besprekingen van een commissie, die te Antwerpen in de "Vlaamsche Muziekschool" op 11 november 1888 vergaderde. Die commissie bestond uit: R. Hol, W.F.G. Nicolaï en J.C.M. van Riemsdijk voor Noord Nederland; Peter Benoit, A.Cornette, P. Fredericq, J. Sabbe en Fl. van Duyse voor Vlaanderen. Deze commissie duidde "na rijp overleg" een honderdtal oude en nieuwe Nederlandsche liederen aan als geschikt om in het Liederboek opgenomen te worden.
De samenstelling van het handschrift was het werk van Fl. Van Duyse.
Hierop volgden langdurige onderhandelingen met de eigenaars van de moderne melodieën. Een drietal uitgevers stelden eisen die niet konden ingewilligd worden waardoor men "toe ieders spijt, sommige liederen moet missen."
In maart 1890 kon tenslotte met het drukken worden begonnen.
Het eerste deel bevat 43 liederen (de meesten met begeleiding): 33 Vaderlandsche liederen en 10 Plaatselijke liederen.
Het tweede deel bevat 50 liederen (de meesten eveneens met begeleiding): 16 Balladen en Verhalende liederen, 14 Minneliederen, 8 Luimige liederen, 2 Studentenliederen, 8 kinderliederen en 2 Wandel- en Matrozenliederen.
Beide delen bevatten eveneens een afzonderlijk "Tekstboekje".
Beide delen bevatten bovendien volgende schriftelijk opdracht van Carol(y) Hoste aan Frida, gedateerd "Midwinter 1944": "Misschien mogen de lieve liekens, de zoete vooiskens je boeien, je hart ontroeren, een stukje van jezelf worden. En misschien zal je ze dan eens, samen met me, Vlaanderen toezingen." (deel I) en "Ik zing van de Lente, de jeugd en de min..." (deel II).
Vooral uit het eerste deel blijkt overduidelijk dat het Willemsfonds toen nog orangistisch en flamingant was.
De eerste elf liederen zijn orangistische liederen: 1.Wilhelmus Van Nassouwe (oude wijs), 2. Help nu U zelf (De Tiende Penning, 1570), 3. Strijdzang der Geuzen, 4. Wilhelmus Van Nassouwen (nieuwe wijs), 5. Vive, Vive Le Geus, 6. Slaet op den trommel van dirre-domdeyne (1570), 7. Hoe groot, O Heer, 8. Maximiljanus De Bossu, 9. O Nederland let op U Saeck, 10. Het Standbeeld van Alva, 11. Nederlands Volkslied (1814).
't Kan verkeren zei Bredero en hij liep van de kerk naar het ... (je weet wel).