PROF. DR. EM. ALEXANDER-KAREL EVRARD
(Herdenking Prof. Dr. Vincent Evrard)
OP DE JAARLIJKSE DODENHULDE
Vlaamse vrienden,
Het is niet gemakkelijk om over zijn eigen familie te spreken, het ligt niet voor de hand, en het lijkt zelfs soms delicaat. Men heeft het mij uitdrukkelijk gevráágd. En aangezien het een sympathiek iemand als Dries De Mulder was die het vroeg, kon ik moeilijk weigeren.
Vader is in 1896 geboren in de Gentbrugse Sasstraat, in dezelfde huizenrij waar de populairste Vlaamse componist Emiel Hullebroeck in 1878 het levenslicht zag.
Oswald Van Ooteghem heeft me destijds gevraagd hoe het kwam dat iemand wiens vader - ons grootvader dus - uit een Waals dorp kwam, flamingant werd. Dat vraagt wel om een klein woordje uitleg.
Vader heeft zelf lang gedacht dat zijn vader een Waal was (van Deux Acren op de taalgrens met Henegouwen, voorbij Overboelare al over Geraardsbergen).
Reeds als student echter deed ik, waarschijnlijk onder invloed van Jozef van Overstraeten die een van mijn geestelijke vaders was, aan stamboomonderzoek; meermaals fietste ik op één namiddag over en weer tot in Henegouwen (ik zou het nu zeker niet meer kunnen), en ontdekte daar in oude parochieregisters (want de Burgerlijke Stand was vóór Napoleon nog niet uitgevonden) dat in 1784 - dus nog juist in het Ancien Régime, gezien 1789 het jaar der Franse Revolutie werd - de schrijfwijze der familie nog Everaert was, en het dorp Twee-Akkers noemde. (Het hing vroeger zelfs af niet van Lessines-Lessen maar van Oudenaarde en van Ronse. De taalgrens is altijd maar naar het Noorden opgeschoven).
Vanaf 1795 waren we niet alleen bezet maar ook aangehecht (we werden, verplicht Franse staatburgers; wat to de nederlaag van Napoleon te Waterloo in 1815 ging duren). In die periode (van 20 jaren dus) werd alles officiëel en grondig verfranst... En Everaert werd Evrard.
Mijn mannelijke voorouders zullen dus gewoon officiëel verfranste Vlamingen geweest zijn, zoals zovelen langs de taalgrens, in Wallonië en in Frans-Vlaanderen tot aan de Somme.
Mijn grootvader had, gezien er vele zonen waren, de aartsvaderlijke hoeve moeten verlaten waarop véle generaties blijken te hebben gewroet, en was bij de Spoorwegen gaan werken; op de trein geraakte hij in kennis met ons grootmoeder (een De Croock uit Gavere die als handelaarster in Gent was komen wonen en pendelde). Ze kregen niet minder dan 12 kinderen, waarvan mijn vader de langst overlevende is geweest (bijna 99 jaar).
Vooral in het Frans opgevoed, kwam mijn vader oorlogsvrijwilliger uit W.O. I terug als flamingant (zoals b.v. ook met Frans Daels het geval geweest is, die uit een Franstalige Antwerpse familie kwam).
Ze kwamen in opstand omdat ze erover verontwaardigd waren hoe de Vlaamse boerenjongens en arbeiderszonen in het Belgisch leger werden gekleineerd en de dood werden ingestuurd in een taal die ze niet verstonden.
Vader heeft wel op de Sint Coleta-parochie onder invloed gestaan van onderpastoor Wardje Poppe, die door kardinaal Mercier gekapitteld werd om zijn Vlaamsgezindheid en wiens zaligverklaring dan ook vanuit Mechelen en Brussel lang is afgeremd geweest.
Het was deze kardinaal die verkondigde dat het Nederlands (hij noemde het le flamand) ongeschikt was voor wetenschap en hoger onderwijs (hij zal dus nooit van de universiteiten van Leiden en Nijmegen gehoord hebben).
Het was ook deze aartsbisschop die aan Poppe blijkt te hebben gezegd: ik behoor tot een ras dat beveelt en gij tot een ras dat dient te gehoorzamen. Van racisme gesproken...
Vrij laattijdig is vader i.v.m. een zaligverklaring van Poppe op het bisdom ontboden geworden en als getuige verhoord.
Vroeg wees geworden (beide ouders verloren in 1902 en 1918), heeft mijn vader zich taai en met veel energie opgewerkt; hij volgde St. Gregorius, Sint Barbara-college, Nijverheidsschool en Universiteit, behaalde diploma's plantkunde, scheikunde en farmacie; als preparator begonnen, werd hij tenslotte hoogleraar aan de universiteit; hij doorliep dus gans de beroepsladder van technisch bediende tot uiteindelijk prof.
Reeds van vóór de 2de W.O. was hij te Gentbrugge gemeenteraadslid, nl. in een kartel van de toenmalige Katholieke Volkspartij samen met VNV en Rex Vlaanderen, in een rechtse alliantie dus tegenover het andere, linkse kartel van Socialisten, Liberalen en Kommunisten.
Gezien de socialistische burgemeester (Frans Toch) in mei 1940 naar Zuid-Frankrijk was weggevlucht, bevorderde gouverneur van Oost-Vlaanderen De Vos mijn vader tot burgemeester van Gentbrugge.
Als oudstrijder van W.O. 1 en zich herinnerend wat er met het activistisch avontuur was gebeurd, aarzelde hij wel, doch de Deken Van Bossuyt van Ledeberg (waarvan Gentbrugge afhing) kwam persoonlijk aandringen (omdat men anders, volgens zijn zeggen, iemand van De Vlag of SS Vlaanderen ging aanstellen).
Tijdens de economisch moeilijke oorlogsjaren spande hij zich in om de toen nog op de gemeente talrijk aanwezige landbouwers voldoende te doen leveren om de rantsoenen van de bevolking te verzekeren; zijn burgemeesterswedde stond hij af aan het sociale werk Winterhulp; daarin is hij misschien wel wat naïef geweest, want hij heeft er toch mar standk voor dank om gekregen.
Wegens de fusie tot Groot-Gent is vader slechts tot 1942 burgemeester van Gentbrugge geweest. Was hij tot het einde van de oorlog gebleven dan had hij misschien zoals Leo Vindevogel ook 12 kogels kunnen krijgen, want van alle gemeenten en steden hebben de Duitse overheden de lijsten van de werklozen geëist; en anneer opgeëiste werklozen in geallieerde bombardementen op Duitse steden omkwamen, werd dit op rekening van het gemeentebestuur geschoven dat van verklikking aan de vijand werd beschuldigd.
Vanuit Londen was dit natuurlijk allemaal gemakkelijk te beslissen en in nieuwe wetten met terugwerkende kracht te gieten
Zo had men dus evengoed álle oorlogsburgemeesters kunnen fusilleren; maar het was vanuit Ronse dat Vindevogels hoofd door franskiljonse katholieken werd geëist (Ik heb hem in de herfst van 1945 in de Nieuwe Wandeling naar de executiepaal zien gaan; het was flagrant een politieke moord, zoals op de oude Borms als laattijdige wraak voor W.O. I, en b.v. ook op Stefaan Laureys die omdat hij tot tweemaal toe het Bolsjewisme was gaan bestrijden, ook 12 Belgische kogels kreeg).
In september 44 werd vader (en dat was misschien wel typisch) opgehaald NIET door de Witte Brigade van Gentbrugge, maar door het Onafhankelijkheids Front van Ledeberg dat door de uit Frankrijk teruggekeerde vroegere burgemeester was gestuurd; op het kerkplein van Ledeberg werd hij door het kommunistische O.F. publiekelijk mishandeld.
Vele maanden lang verbleef hij in het hechteniskamp van Lokeren, waar hij o.a. de hongerwinter van 44-45 doormaakte; ter verstrooiing van de medegevangenen gaf hij er gratis lessen scheikunde. Meerdere gedetineerden dienden nadien voor tuberculose behandeld te worden; sommigen stierven er.
Bij het von Rundstedt-offensief rond Kerstmis en de aanvankelijke Duitse successen werden de weerstands-bewakers heel wat vriendelijker; maar dit duurde niet lang; het was waarschijnlijk de laatste grote stuiptrekking van de Wehrmacht.
Te Lokeren is er blijkbaar niets, maar dan ook NIETS dat aan het vroegere barakkenkamp mág herinneren.
Ondertussen bleef moeder met 11 minderjarige kinderen ten laste gebroodroofd achter (er was toen nog geen kindergeld; dat heeft men pas nadien van het Duitse nationaal-sócialisme overgenomen). Tot de spaarboekjes van alle kinderen toe moesten leeggehaald worden (In zover niet alle spaargeld door de operatie Gutt van de Joodse minister Guttenstein werd aangeslagen.
Toen moeder de Deken verzocht over zijn aandringen in 1940 te willen getuigen, beweerde hij zich daar niets meer van te kunnen herinneren. Dit heeft haar die zéér katholiek was, diep geschokt.
De Aalsterse auteur Louis Van Roy heeft in een ontluisterend boek, dat wel een titel als "Jaccuse" van Emile Zola had kunnen dragen, aangetoond dat op de talloze smeekschriften van zwaar getroffen repressiegezinnen aan de kardinaal geen énkel antwoord is gekomen of gevolg is gegeven.
De meeste VNV-burgemeesters en schepenen die tijdens de oorlog de ondankbare taak op zich hadden menen te moeten nemen de bevolking te kunnen bevoorraden, hadden een uitgesproken katholieke stempel.
Aartsbisschop Van Roey, die zich met kanselbrieven en Leopold III-kwesties had gecompromitteerd, diende zijn eigen vel te redden, en zweeg dus in alle talen.
Hij zal zich ook niet meer kunnen herinneren hebben dat duizenden kajotters en kajotsters te Mechelen voor hem en Mgr. Cardijn met hooggestrekte arm defileerden, dat de kerk ten tijde van de Spaanse burgeroorlog vierkantig achter generaal Franco stond, en hoe wij rond de Fins-Russische oorlog van 39 door Jezuïeten en Dominikanen klaargestoomd werden voor een "heilige kruistocht tegen het goddeloze bolsjewisme".
Was het dan eigenlijk wel zodanig te verwonderen dat b.v. de helft van de Faculteit Geneeskunde van de Gentse Universiteit eerder gekozen heeft voor de Europese as Rome-Berlijn dan voor de alliantie Amerika-Sovjetunie ?
Tenslotte werd vader met een zgn. "non-lieu" ontslagen; "niets strafbaars in het dossier" concludeerde de krijgsauditeur; maar hij mocht niet naar Gentbrugge terugkeren, alsof hij een gevaar betekende; hij moest elders gaan verblijven, onder huisarrest, waar hij regelmatig door de politie werd gecontroleerd (Wat voor hem die als burgemeester ook automatisch hoofd van de politie was geweest toch wel vernederend zal zijn overgekomen).
En ondertussen was hij ook (spijts de "non-lieu": wat dus betekende dat er niets plaatsgegrepen had, dat er niets was gebeurd) zijn plaats aan de universiteit kwijt.
Men moest toegeven dat hij niets strafbaars had bedreven. Maar hij was reeds van vóór de oorlog betrokken geweest in het Taal-Aktie Comité van Florimond Grammens ("de man van de daad"), in het Vlaamse Kruis als tegenhanger van het Croix Rouge de Belgique, in Vlaamse Kinderzegen als alternatief voor de toen Belgische Bond der Kroostrijke Gezinnen, enz. Hij stond dus allang op de zwarte lijst van Gand français en allicht van de geheime loge. Hij was voortaan ongewenst.
Hij ging tenslotte als scheikundige in het laboratorium van de apothekerscoöperatieve Flandria werken, die onder directeur Vekeman een toevluchtsoord voor repressieslachtoffers werd. (Ik denk aan families als van Wilfried Aers, Clem Sleurs, Vaast Van Oost, Maurits Van Coppenolle, Mr. Mareen, Mr. Groenvinck, e.a.).
Daar heeft hij dan nog jarenlang gewerkt, tot hij in pensioen diende te gaan; maar daarna heeft hij ook in de periode die men op-rust-gaan noemt, nog niet stil kunnen zitten; hij was altijd gehaast; zo zullen we b.v. nooit weten hoeveel bomen hij in de damvallei heeft geplant; tot een stuk in de nacht zat hij boeken over geschiedenis te lezen of moeilijke kruiswoordraadsels in te vullen; hij nam deel aan de marsen op Brussel, en zelfs nog op hoge leeftijd aan tumultueuze Tak-wandelingen in de Voer, met Piet De Pauw en Eric Crommelinck.
Na zijn overlijden in 1995 greep de uitvaart in een stampvolle Sint-Eligiuskerk te Gentbrugge plaats; zijn oud-medewerker aan de universiteit apotheker Leo Vandewiele, die burgemeester van Waarschoot was geweest en met hem in het hechteniskamp Lokeren had verbleven sprak de afscheidsrede uit. Zijn stoffelijk overschot werd in de Gentbrugse familiekelder bijgezet, vlakbij de honderden burgerslachtoffers van de geallieerde bombardementen.
Gezien alle gewezen burgemeesters een straatnaam te Gentbrugge kregen, werd ook Vincent Evrard ertoe voorgedragen, wat eerst werd afgewimpeld. Vele jaren na de oorlog was hij lid en zelfs voorzitter van het plaatselijke OCMW geworden wat hij dan toch als een soort locaal eerherstel aanzag (zoals Leo Elaut met een tweede hoger aggregaat aan de universiteit terugkeerde; men kon hem niet negeren).
De epuratie-comissie van de universiteit, onder leiding van de kommunistische wetsdokter Frédéric Thoma, bleef wel onverbiddelijk; zoals U weet is België het laatste land dat hardnekkig amnestie is blijven weigeren: een triestig record voor het Guiness-boek. Men ziet voor vensters in de stad het opschrift "Straat zonder haat"; aan de grenzen van dit land zou men borden kunnen plaatsen "Staat MET haat".
In de gemeenteraad diende Frank Beke dan toch tenslotte toe te geven dat Evrard een voorbeeldig burgemeester was geweest. Het lag voor de hand een nieuw deel van de Gentbrugse Braemstraat naar hem te noemen, maar dat kon niet en de keuze ging dan naar een zekere Mathilde Pede die blijkbaar niets met Gentbrugge te maken had en als enige verdienste had de laatste toevallige overlevende te zijn van de Titanic-scheepsramp. Uiteindelijk is er dan toch een nieuwe strook op het terrein van de vroegere "Puntfabriek" bij Gentbrugge-brug naar hem genoemd.
Vlaamse vrienden,
Ik besef wel heel goed dat er vele repressiefamilies nog veel zwaarder door de Belgische epuratie-woede zijn
Getroffen en diep getekend zijn geweest, maar ik kon hier dus maar in het kort verslag uitbrengen van wat we zelf thuis hebben meegemaakt. Sommige gezinnen kúnnen er zelfs niet meer over getuigen.
Wat zie me de zo katholieke Prof. Raf. De Brabandere: "Men zegt dat we moeten kunnen vergeven en vergeten; maar vergeten kan ik niet en vergeven doe ik alleen met de ratten en de muizen". En hij voegde er aan toe: "Ze zullen ons blijven vervolgen tot in ons graf".
Hoevelen zijn er nu reeds van het toneel verdwenen zonder dat ze één woord excuse hebben mogen vernemen (Tussen haakjes: ik heb ook 2 jaren van mijn leven erdoor verloren en nooit enige verontschuldiging, verre van een vergoeding).
Wellicht het ergste van al zal wel geweest zijn wat zoveel moeders en vrouwen in die grauwe tijd hebben moeten doorstaan; dat blijft nauwelijks te beschrijven. Hoevelen zijn er toen niet moeten gaan leuren met lakens en fluwijnen, met boeken of met sigaren. Hoevelen hebben er dan niet het brood uit hun mond gespaard om met veel moeite een pakje naar Lokeren te kunnen gaan dragen waar ze door weerstands-bewakers werden uitgescholden.
Wat zijn nakomelingschap betreft, zal ik heel kort zijn, want daar gaat het hier eigenlijk niet om.
We waren dus met 11 kinderen thuis. De jongens gingen naar het Sint-Barbara college van de Jezuïeten in de Savaanstraat (misschien uit traditie omdat vader daar ook geweest was), de meisjes naar Sint-Bavo naast de kathedraal (Biezekapelstraat Klein en Groot Sint-Bavo) en aan de Reep, instelling die nog maar pas opgericht was als een soort tegenhanger van de Franstalige Nouveau-Bois en Institut Saint-Pierre.
We zijn wel heel streng opgevoed geweest, zowel door vader als door de Jezuïeten. Een paar voorbeelden: Godsdienst, hoofdvak op het college, werd in mijn tijd (dat was nog vóór de tweede W.O. aangezien ik van 1923 ben) uitsluitend in het Frans gegeven door pater Claeys Bouart. We hebben er geen Engels of Duits, geen fysica of scheikunde gehad, verre van biologie, want dat woord was zelfs heidens en laag bij de grond.
Als we na de klas naar tram 2 aan de Vogelmarkt moesten, mochten we niet langs de Kortedagsteeg aan cinema Savoy passeren want daar hingen film-fotos uit; daar stond dan ook vaak een controlerende surveillant. De mentaliteit is dus sedertdien wel iets veranderd.
Ik ben er meer dan eens gestraft geweest omdat ik als koppige Gentenaar bovenaan mijn huiswerk AVV-VVK bleef schrijven i.p.v. de verplichte Jezuïeten-leuze AMDG (ad maiorem Dei gloriam).
2 broers werden priester (een seculiere en een reguliere, waarvan de laatste Jozefiet; de eerste Daniël was rechterarm van de Spekpater in Oostpriesterhulp en Bouworde).
Een andere broer had een loopbaan bij de Kredietbank. Ikzelf deed geneeskunde (te Gent en te Leiden). De jongste broer werd actief natuurgids.
2 zussen werden apotheker (de oudste en de jongste; de eerste stond ook aan het hoofd van de Gentse Gebuurtedekenijen). 2 anderen weren licentiaat filologie en licentiaat opvoedkunde. Een zus bleef thuis voor de ouders zorgen.
Een oudere broer van vader, Nonkel Abel, die kommandant van de Rijkswacht was geweest en wegens een rol in VOJO (voor onze jongens aan het Oostfront) zwaar door de repressie was getroffen met plundering, lange opsluiting en een periode van dwangarbeid, waarna hij als vertegenwoordiger moest gaan leuren, kwam alles tenslotte te boven met de hardnekkige slogan "Olie drijft boven".
Men kan zich natuurlijk afvragen waarom zoveel Vlamingen en daaronder ook zoveel intellectuelen en zelfs universiteitsprofessoren in een collaboratie met onze Oostburen zijn gestapt, tot tweemaal toe, tijdens de twee wereldoorlogen.
Daar was natuurlijk een politieke achtergrond voor, en wel in de eerste plaats de Belgische voorgeschiedenis.
Voor de Walen lag dat ongetwijfeld anders, zij hadden als bevoorrechten geen reden om zich over de situatie sinds 1830 te beklagen, in een staat die onze zware druk uit Parijs als Noord-Franse entiteit was ontstaan, met alles wat officieel was, zowel hoger onderwijs als leger en gerecht uitsluitend in het Frans de taal van de minderheid.
Toch is er (alhoewel dit minder bekend is) ook een Waals activisme geweest met als hoofdstad Namen; daar wordt nauwelijks over gesproken.
Wanneer Degrelle en zijn Légion Wallonie voor openlijke deelname aan het tweede Europees conflict kozen, zal dit wel vooral uit liefde voor de Nieuwe Orde en afkeer van het bolsjewisme geweest zijn, samen met zijn hoop Gauleiter van België te worden.
De economische collaboratie is in Wallonië duidelijk uitgesprokener geweest; metaal- en wapenindustrie in de bekkens van Samber en Maas draaiden op volle toeren.
Bij de Vlamingen lag dat wel enigszins anders. Natuurlij was er ook wel de rechtse geneigdheid sinds de Spaanse burgerloorlog, de Fins-Russische oorlog en de invloed van VNV van Staf De Clercq en Verdinaso Maar bij de Vlamingen was er meer. Zij hebben gecollaboreerd wij hebben gecollaboreerd zoals de Kroaten, de Slowaken, de Oekraïners, de Balten, de Don-Kozakken, zelfs de Kalmukken en noem maar op zoals zovele kleine volkeren die zich in de bestaande staatsstructuren niet thuis voelden, die blijvend achteruitgesteld waren, die dan voor vage beloften van Duitse sirenenzang zijn bezweken.
Reeds de Vlaamse activisten van de eerste W.O. waarvan minister van justitie Emile Vandervelde in 1920 voor de Kamer zegde "zij blijken niet te hebben gehandeld uit winstbejag maar uit idealisme", hebben slechts een staat verraden die nooit hun vaderland is geweest.
Zij aanzagen Willem I als de laatste wettige vorst, en hebben zich nooit bij de Brussels-Luikse straatmuiterij neergelegd die vanuit Frankrijk was georganiseerd en betaald.
Het klaarste bewijs dat er geen Belgische natie bestaat is dat er ook geen Belgische taal bestaat; de Belgische constructie was artificieel zoals ook Joegoslavië en Tjechoslowakije; België is de laatste onnatuurlijke staat.
De collaboratie in ons gewest is (buiten de economische dan; dus de culturele, de politieke en de militaire) vooral te zien in het kader van de Vlaamse Beweging. Talloze Vlamingen zijn er niet voor teruggeschrokken, mede onder invloed van de Eenheidsbeweging die een versmelting van VNV, Verdinaso en Rex Vlaanderen was, de Belgische staat de rug toe te keren en het kunstmatig juk van 1830 af te schudden.
Wat in 1917 rond het standbeeld van Artevelde op de Gentse Vrijdagsmarkt tenslotte mislukte omdat het onder oorlogsomstandigheden was, moet nu toch na zoveel onrechtvaardigheid en gesukkel eindelijk werkelijkheid kunnen worden: Vlaanderens volledige zelfstandigheid in Europa.
(Met dank aan Prof. Dr. Alexander Evrard voor de verleende toestemming tot publikatie van zijn rede op deze webstek).