De DODENHULDE van 2012 stond in het teken van de hulde aan Prof. Frans Daels en Prof. Léon Elaut. Ontroerd luisterden de aanwezigen vorig jaar naar de toespraak van de kleinzoon van Frans Daels, Lieven Bockaert. Wij ontvingen zaterdag de integrale tekst uit de handen van Lieven Bockaert zelf. Het is voor het Emiel Hullebroeck een grote eer de tekst op haar webstek te mogen plaatsen.
Beste vrienden,
Eerst en vooral wil ik de inrichters van deze middag danken
voor de hulde die zij brengen aan Professor Elaut en aan mijn grootvader. Want het zijn duidelijk twee namen die bij
elkaar passen. Zij waren beide
geneesheer, beide professor aan de universiteit van Gent, Elaut was student bij
mijn grootvader, samen hebben zij een rol gespeeld in de Vlaamse beweging, zoals
b.v. in de oprichting van de Vlaamse Academie voor Geneeskunde, beide hebben
met hun gezin in de Sint-Pietersnieuwstraat gewoond schuin tegenover
elkaar. Ik ben gelukkig dat ik Prof.
Elaut nog gekend heb, zowel in het IJzerbedevaartcomité als in de Volksunie.
Ik moet jullie ook danken namens mijn familie.
Mijn oom Luc Daels, het enige nog overlevende kind van Frans Daels heeft
mij uitdrukkelijk gevraagd hem hier te willen verontschuldigen, tot zijn grote
spijt is het voor hem, door andere verplichtingen, onmogelijk hier aanwezig te
zijn. Luc Daels is de zoon die de
traditie heeft voortgezet door professor te worden aan de Universiteit te Gent,
zij het dan in de aardrijkskunde.
Ik weet alleen niet of ik Oswald moet bedanken voor het feit
dat hij mij heeft gevraagd hier te spreken, want het is zeker geen gemakkelijke
taak in deze tijdspanne iets zinnig over mijn grootvader te zeggen.
In de eerste plaats omdat ik geen historicus ben zoals mijn
collega spreker.
Ten tweede omdat ik mijn grootvader persoonlijk niet zo lang heb gekend. Hij bracht mij wel op de wereld in het huis
van mijn ouders in de Sint-Pietersnieuwstraat dat paalde aan het zijne. Daar heb ik ook de eerste jaren van mijn
leven doorgebracht. Ik was nog geen vijf
jaar toen de oorlog eindigde, onze familie uiteen werd gerukt, onze woningen
geplunderd en bezet, mijn grootvader en vader verdwenen, en wij de vier
kinderen met ons moeder op de dool gingen.
Ik herinner mij nog wel dat, toen wij later in Berchem
woonden, ons grootmoeder een tijdje bij ons heeft verbleven. Ik herinner mij haar als een zeer lieve,
zachte maar droevige vrouw. Later heb ik
begrepen waarom, als gij uw huis hebt moeten verlaten, uw man, een zoon en een
schoonzoon ondergedoken zijn en twee andere zonen en een schoonzoon in de
gevangenis zitten geloof ik wel dat er redenen voor droefenis zijn.
Een tijd later zijn mijn grootouders naar Zwitserland
vertrokken en wij via Spanje naar Argentinië, waar wij vele jaren
verbleven. In die tijd bestond er nog
geen skype, geen g.s.m., geen e-mail; de vliegtuigreizen waren uitzonderlijk en
zeer duur, zelf de telefoonverbindingen waren moeilijk, het kon gemakkelijk
zeven uur duren voor men een verbinding tussen Argentinië en Vlaanderen kon tot
stand brengen.
Het enige contact gebeurde dus per post, met brieven en
fotos. Wij hebben vele brieven uit
Zwitserland ontvangen, bijna allemaal geschreven door ons grootmoeder, brieven
waaruit weemoed en heimwee spraken, maar ook liefde en hoop op betere
tijden. Later ontvingen wij ook geschenkjes,
zoals boeken, tijdschriften en kaartjes voor verjaardagen en naamfeesten. Ik herinner mij vooral de Zwitserse kalenders
die wij elk jaar voor Kerstmis ontvingen en waarvan men elke dag van de Advent
een deurtje moest openen; het was bij ons een wedstrijd om eerst op te staan om
het deurtje te kunnen openen. Vele jaren
hebben zij met hun twee in Zwitserland gewoond, eerst in Zurich daarna in
Genève. In die periode zijn in
Vlaanderen vijf van hun kinderen getrouwd en elf kleinkinderen geboren. Vanzelfsprekend vernamen wij in die tijd veel
over ons grootvader waarop wij zeer fier waren.
Ook de Vlamingen in Argentinië spraken met veel lof en bewondering over
hem.
In 1959 vernamen wij dan het heugelijke nieuws van hun
terugkeer naar Vlaanderen, eerst enkele maanden in Sint-Niklaas, daarna in
Bonheiden waar hij opnieuw aan de slag kon in het Imelda Ziekenhuis. Hij was toen 77 jaar.
Ik heb het geluk gehad hen daar nog te mogen weerzien toen
ik in 1966 terug naar Vlaanderen kwam.
Ik herinner mij nog hun villa met in het kleine bureel grootmoeder
achter haar schrijfmachine nog steeds werkend voor de administratie van haar
echtgenoot, zoals zij het al die jaren had gedaan, en dit ondanks haar 79
jaar. Zij was zeer gelukkig om mij, na
mijn oudere broer, ook te mogen terugzien.
Ik kreeg van haar een draagbare schrijfmachine als
welkomstgeschenk. Mijn grootvader zag ik
enkel bij de maaltijden, want ondanks zijn 84 jaar stond hij nog elke morgen om
zes uur op, om na zijn ontbijt te voet naar de kliniek te vertrekken. Ik werd s morgens wakker van het geluid van
zijn dagelijkse koude douche. Dat zijn
dingen die ik niet van mijn grootvader heb meegekregen.
Mijn grootmoeder is in 1967 overleden, 80 jaar oud. Ik zal nooit het beeld vergeten van mijn
grootvader, bewegingloos zittend naast haar ziekbed, haar hand in de
zijne. Zij hebben samen zoveel
meegemaakt. Dit mag o.a. blijken uit het
feit dat hij de vijf boekjes die hij na de oorlog schreef aan haar heeft
opgedragen. Ik lees de tekst van de
opdracht in het boekje Opvoeding dat hij schreef het jaar na haar
overlijden: Aan mijn beminde overleden
echtgenote, die vele zware beproevingen met moed en gelatenheid wist te dragen,
die een voorbeeld was van echtelijke en moederlijke toewijding, die mij blijft bijstaan
en bezielen met de herinnering aan haar grenzeloze offervaardigheid, wordt dit
boekje over opvoeding eerbiedig en dankbaar opgedragen.
Mijn grootvader bleef nog enkele jaren in Bonheiden wonen en
werken. In 1970 is hij naar Gent komen
wonen in het rusthuis van de kliniek Maria Middelares waar zijn zoon José
werkzaam was. Toen wij hem daar gingen
bezoeken was hij nog steeds bezig met lezen en schrijven en ging regelmatig
wandelen om in conditie te blijven. Ik
ben nog steeds gelukkig dat ik hem, in 1973, een jaar voor zijn overlijden, nog
naar Diksmuide heb mogen voeren, waar hij voor de eerste maal de nieuwe
IJzertoren zag. Ik herinner mij zeer
goed zijn diepe ontroering toen hij de Crypte bezocht en de graven van zijn
strijdmakkers ging groeten. Ik herinner
mij nog een huldeviering in Sint-Martens-Latem ter gelegenheid van zijn 90ste
verjaardag, ingericht door Broederband.
Een delegatie is hem dan gaan groeten in het rusthuis. Hij kreeg dat jaar ook de Albert
Schweitzerpenning van de Goethe stichting.
Hij overleed op 22 december 1974, 92 jaar oud.
Ik wil toch de tekst citeren die zijn zoon Paul voor zijn
doodsprentje opstelde:
In de
grimmige winter
Een heldere nacht
Toen is vader vertrokken
Heel rustig, heel zacht.
Hij
kreeg mateloos veel van het Leven,
De liefde, het onrecht,
Geluk en verdriet,
Alleen vragen en klagen
Dat kende hij niet.
Hij
heeft mateloos veel,
Aan zeer velen gegeven,
Zijn kinderen, zijn
zieken,
De moeders, zijn volk in
nood.
En de ganse mensheid
Zijn hart was zo groot!
Hij zal
nu het Kerstlicht
Van heel dichtbij zien,
Zijn woord was zijn leven:
ik dien.
In de derde plaats is het moeilijk want wat kan men niet
allemaal zeggen over een figuur als Frans Daels? Want wat kan men niet allemaal zeggen over
hem als wetenschapper, als sociaal bewogen man, als Vlaamse voorman, als
oud-strijder en jarenlang voorzitter van het IJzerbedevaartcomité. Ik moet mij dan ook beperken tot een beknopt
overzicht en veel onvermeld laten.
Frans Daels werd geboren in een apothekersgezin in het
havenkwartier van Antwerpen in 1882. Hij
studeerde geneeskunde aan de universiteiten van Leuven en Gent. Hij studeerde af in 1906 met grote
onderscheiding. Reeds in 1907, een jaar
later verscheen zijn eerste artikel in het Nederlands Tijdschrift voor
Geneeskunde; hetzelfde jaar hield hij toespraken in Berlijn, Parijs en de
Verenigde Staten over tuberculose. Een
jaar later vertrok hij naar Sint-Petersburg met een voordracht over de
keizersnede (ik vraag mij af in welke taal dit allemaal gebeurde). Hij was meermaals laureaat in verschillende
universitaire wedstrijden. Hij werd
assistent bij Prof. Heymans, vader van de latere Nobelprijswinnaar. Hij werkte van 1907 tot 1908 in de kliniek
Charité in Berlijn. In die periode
trouwde hij met ons grootmoeder.
In 1911, 29 jaar oud, kreeg hij de leiding over de
verloskundige klinieken van de universiteit en richtte de eerste raadplegingen
in voor moeders en zuigelingen. Hij
stichtte ook beroepsverenigingen voor vroedvrouwen en begon met het Vroedvrouwentijdschrift,
hij organiseerde ook een tweetal vroedvrouwencongressen. Hij ijverde ook om aan zijn kliniek een
laboratorium toe te voegen, een nieuwigheid in die tijd. Hij nam actief deel aan vele geneeskundige
activiteiten.
Op de oorlogsperiode kom ik nog terug.
Na de oorlog hervatte Daels zijn activiteiten en nam zijn
ambt aan de universiteit weer op. In
1920 werd hij gewoon hoogleraar. Naast
zijn universitair en medisch werk waren zijn activiteiten zeer talrijk en
uiteenlopend. Zo werd hij in 1920
voorzitter van de redactieraad van het Vlaams Geneeskundig Tijdschrift wat hij
heeft volgehouden tot in 1944. Hij was
ook voorzitter van de Vlaams Wetenschappelijk Congressen. Hij richtte samen met Jef Goossenaerts het
tijdschrift Wetenschappelijke Tijdingen op.
Tijdschrift dat inmiddels reeds 78 jaar verschijnt.
Hij heeft op zijn naam meer dan 125 publicaties in het
Nederlands, Engels, Frans en Duits. Tot
aan zijn vijftigste verjaardag behaalde hij meer dan dertig wetenschappelijke
titels. Hij gaf spreekbeurten in
Amsterdam, Leiden, Groningen, Keulen, Hamburg, Londen, Genève, Lausanne. Hij werd doctor honoris causa aan de
universiteit van Budapest.
Hij publiceerde een aantal medische boeken zoals Bakersboek,
Beginselen der Praktische Geneeskunde in drie delen en het zeer bekende Moeder
en Zuigeling waarvan meer dan acht herdrukken verschenen met tekeningen van
Joe English. Ik bezit een vijfde uitgave
die is opgedragen aan mijn moeder als volgt:
Aan mij oudste dochter en met haar aan alle Vlaamse moederkens.
Vanaf de vierde druk werden er ook fotos van kinderen in opgenomen (In de
negende druk, verschenen in 1950, staat er zelfs een foto van mij als
baby!). Prof. Elaut zegde over dit werk
Voor dit werk alleen verdient Daels den eregroet van alwie in ons gezegend
vaderland de verdienstelijk mensch dient te huldigen.
Ook tijdens zijn ballingschap en met de zeer beperkte
middelen die hij toen had publiceerde hij nog een medisch boek en wel in Genève,
dit werk draagt de titel Le problème du cancer. Voor dit werk kreeg hij een prijs van de
Académie Française de Médecine.
Naast zijn wetenschappelijk werk zette Daels zich volledig
in voor het tot stand komen van de Vlaamse Academiën , wat na een lange strijd
eindelijk lukte met in 1938 de oprichting van de Academie voor Geneeskunde, dit
werd in De Standaard bekendgemaakt door Prof. Elaut op 6 december 1938. Daels en Elaut werden er stichtend lid van.
Een nog hardere strijd heeft Daels gevoerd voor de
vernederlandsing van de Universiteit van Gent en in zijn verzet tegen de
zogenaamde Nolf-Barak; hier is hij ook in geslaagd. Hij was toen o.a. voorzitter van de
Hogeschool commissie. Het gebeurde
eindelijk in 1930, daarna heeft hij zich nog ingezet voor de gelijke behandeling
met de universiteit van Luik, wat zeker nodig was als met weet dat in 1935 de
universiteit van Luik 20 miljoen frank kreeg en Gent slechts 3.200.000
frank. Luik bezat ook al 59 jaar een Academisch
Ziekenhuis zoals alle beschaafde landen,
maar Gent had er nog geen? Dat werd een
nieuwe lange en harde strijd voor Daels die uiteindelijk ook met succes
bekroond werd. Voor de oorlog werden de
eerste gebouwen reeds opgetrokken maar het zou nog jaren duren, om vele
redenen, onder ander politieke, voor deze gebouwen in gebruik werden genomen. Dit gebeurde in de jaren vijftig door de
afdeling kindergeneeskunde onder leiding van Prof. Hooft, leerling, assistent
en vriend van Daels. Nog lang zal men in
de volksmond spreken over de kliniek Daels.
Ook in die jaren waren de vroedvrouwen een van zijn grote
bekommernissen. Hij beschouwde hun rol
van zeer groot belang en zou zich volledig inzetten voor hun opleiding en
begeleiding. Zo was hij o.a. secretaris
van het Internationale Verbond van Vroedvrouwenverenigingen.
Naast de medische werken schreef Daels ook nog verschillend
andere boeken, die vooral een sociaal en opvoedkundig karakter hadden. Hij deed dit tijdens de eerste wereldoorlog,
in het interbellum en tot op zeer hoge leeftijd. Wij moeten maar denken aan werken zoals Voor
onze jongens, Ik dien, Voor mijn volk in nood, Acht voordrachten voor
onze studenten, Mijn jongen nu wordt gij man (met meer dan 100.000
exemplaren) en alles onder het motto Supreme lex est salus populi. Er waren ook uitgaven van zijn toespraken. Zijn rijke levenservaring bood hem stof tot
rijke reflectie en zo kon hij op het einde van zijn leven naar voor treden als
levensfilosoof. In 1964 publiceerde hij
Mens Sana; daarop volgden nog Levenswijsheid, Opvoeding, Leven en
Mensen.
Maar natuurlijk is de eerste wereldoorlog de belangrijkste,
de meest ingrijpende periode in het leven van mijn grootvader.
Vanuit zijn diepe sociale en medische bewogenheid was het
ergens vanzelfsprekend da t hij
zich bij het begin van de oorlog als vrijwilliger aanbood samen met zijn
assistenten en dienstjongens. Hij zou er
vier lange jaren blijven. Zijn oudste
zoon zou hij pas zien toen die reeds vier jaar oud was. Hij zou al die jaren aan het front blijven
met wat hij zijn jongens noemde. Hij
deelde hun leven, hun lijden; verzorgde hen wanneer zij gewond waren, stond hen
bij wanneer zij stierven. Hij deelde hun
leed, hun verdriet, hun heimwee. Hij
bleef bij hen ook toen hij was achtergebleven in bezet gebied en toelating
kreeg van de vijand om hen te vervoegen in de vuurlinies. Tot tweemaal toe probeerde men hem te
verwijderen van het front, eenmaal als promotie, een andere keer als
straf. Maar in beide gevallen weigerde
hij en bleef om voor zijn jongens te blijven zorgen. Maar hij beperkte zich niet tot de medische
zorgen, wel integendeel. Hij zag de
noden van zijn jongens. Zijn diepe
sociale zin verplichtten hem er iets aan te doen. Hij was een van de initiatiefnemers van het
Secretariaat der Katholieke Vlaamse Hoogstudenten dat 700.000 sluitzegels
verspreidde met teksten zoals Houdt U fier, houdt U rein, Zedelijk volk,
groot volk, Credo en Ik dien en hij schreef een aantal brochures in
dezelfde trant. Hij hield lezingen voor
brancardiers en moedigde het werk van de studiekringen aan. Hij steunde ook de bibliotheek die over een
5000 boeken beschikte, waaronder ook een aantal Franstalige. Hij vertaalde trouwens ook een van zijn
brochures voor de Waalse studenten. Hij
gaf lessen aan de medische studenten o.a. in de kapelanij van Cyriel Verschaeve
in Alveringem en nam examens af o.a. van de latere nobelprijs Korneel
Heymans. Hij stond nauw in contact met
de leiders van de frontbeweging zoals Adiel De Beuckelare, Rik Borginon, Filip
De Pillecijn. Hij verzamelde trouwringen
van gesneuvelde soldaten om ze na de oorlog aan hun weduwe te kunnen
overhandigen. Van dichtbij werd Daels
geconfronteerd met de miskenning, belediging en discriminatie van de Vlaamse
soldaten. Deze en andere wraakroepende
maatregelen zoals het verbieden van de studiekringen dwongen Daels tot een meer
uitgesproken Vlaams gezindheid. Het
waren deze belevenissen die hem rechtstreeks in de strijdende Vlaamse beweging
deden postvatten en deden meewerken met de acties van de Frontbeweging die tot
5.000 leden zou hebben geteld. De leden
van de Frontbeweging eisten gelijkberechtiging voor Vlamingen en Walen, de
oprichting van een Vlaamse Universiteit en gesplitste Waalse en Vlaamse
regimenten.
Toen kwam het einde van de oorlog en Daels keerde naar huis
met een reeks zeer hoge militaire onderscheidingen maar als een overtuigd
flamingant. Mijn moeder vertelde steeds
dat toen zij, als zevenjarige samen met haar moeder en jongere broer, haar
vader opwachtte in de woning in de Sint-Pietersnieuwstraat de gevel versierd
was met een tricolore vlag en zij een Belgische strik in haar haar droeg. Toen mijn grootvader toekwam was het eerste
wat hij gezegd zou hebben: Doe die vod weg en verplichtte haar de strik af te
doen, dit tot haar grote spijt want toen vond zij hem nog mooi.
Tenslotte moeten wij vanzelfsprekend nog iets zeggen over
Daels en de Bedevaarten.
Het begon allemaal op 5 september 1920 te Steenkerke bij
Veurne. Daar werd Joe English
herdacht. De Vlaams-Ierse kunstenaar,
die zijn beschermeling en vriend was geweest.
Deze herdenking mogen wij gerust de eerste IJzerbedevaart noemen, nu dus
93 jaar geleden.
De tweede had in september 1921 plaats in Steenstrate om de gebroeders Van
Raemdonck te eren.
Daar beschuldigde Daels de schaamteloze politiekers en militairen die hun slachtoffers
tot in hun graf beledigen.
Weer een jaar later sprak Daels in Westvleteren tot zijn
Vlaamse vrienden over het leven en het offer van Renaat De Rudder.
De vierde IJzerbedevaart trekt naar Oeren-Alveringem om er eerherstel te
brengen aan geschonden heldenhuldezerken.
Hier spreekt Daels reeds als Voorzitter van het IJzerbedevaartcomité en
hij betrekt Cyriel Verschaeve in de hulde.
Van 1924 af gaan de IJzerbedevaarten door in Diksmuide en
tot na de tweede wereldoorlog met Daels als hoofdspreker. Wij hebben de tijd niet om in te gaan op elk
van die toespraken en zeker niet op die van tijdens de tweede
wereldoorlog. Wij willen nog vermelden
dat in 1930 de IJzertoren werd ingehuldigd; die dag moesten er 32 extra treinen
en 16 extra trams worden ingelegd. De
verdere geschiedenis kennis jullie ongetwijfeld allemaal.
Ik wil besluiten met het citeren uit de toespraak van de 17de
IJzerbedevaart in 1936 omdat de tekst nu, na 76 jaar, nog zo actueel lijkt:
Gij Vlaamse doden, bezielt het volksverbonden Vlaanderen,
en dit volksverbonden Vlaanderen heeft al zijn kinderen lief, haat geen mensen,
haat geen klassen, maar haat alle wantoestanden, die tot mensenhaat of
klassenhaat aanleiding geven. Deze
volksverbondenheid is noch blok van rechts, noch blok van links, maar een blok
van nationale eerlijke mensen.
Ook het reuzekruis waaronder gij rust, Vlaamse doden, in geen kruis van rechts
of geen kruis van links, maar het kruis van alle mensen, doden en levenden,
vijanden en vrienden, verenigd in God en in de eeuwigheid.
Deze tekst doet mij denken aan een tekst die ik enige tijd
geleden las op de muur van een kerkje in Cadzand in Zeeuws Vlaanderen:
Wanneer wij alleen dromen blijft het bij een droom
wanneer wij samen dromen wordt het werkelijkheid.
Laat ons de dromen van Frans Daels ook dromen want dan
zullen zij werkelijkheid worden.
Tenslotte wil ik jullie zeggen dat ik dankbaar en fier ben
dat Frans Daels mijn grootvader is.
Ik dank U.
|