HERDENKING PROF DR. ADRIAAN MARTENS IN "DE VLIER" TE SINT-AMANDSBERG OP ZATERDAG 7 NOVEMBER 2009

TOESPRAAK DOOR PROF. DR. EMERITUS ALEXANDER EVRARD

Vlaamse Vrienden,
Het zou ongeveer als een sprookje kunnen beginnen. Maar dan als een sprookje van de boze heks. Er was eens... (Zoals de meeste sprookjes beginnen).
Er was in 1830 op aanstoken vanuit Parijs, een Noord-Franse staat opgericht die men België heeft genoemd. Al het officiële in deze staat was Frans: hoger onderwijs, leger, gerecht, noem maar op.
Een aantal koene ridders, prinsen van het woord, namen dit niet. Een aantal Vlaamse intelectuelen pikten het niet, legden er zich niet bij neer. Om slechts een drietal namen te vermelden, een Gents trio: Jan Frans Willems, de taalgeleerde die men wel eens de vader der Vlaamse Beweging heeft genoemd; de sociaal bewogen dokter Snellaert; de gevoelvolle dichter der 3 Zustersteden Karel-Lodewijk Ledeganck. Uit rechtvaardigheidsgevoel kwamen ze op voor hun verdrukte volk, durfden ze de nek uitsteken, met alle risico's vandien, voor dit volk dat Pater Stracke "Arm Vlaanderen" heeft genoemd; waarvoor ook een priester Daens heeft geijverd die er ook zwaar voor getroffen werd.
Ze hadden er zelf niets bij te winnen, wel alles bij te verliezen, vanweg de boze heks, de stiefmoeder te Brussel.
Een volle eeuw, van 1830 tot 1930, heeft men een bittere strijd moeten voeren om het eerste hoger onderwijs in de eigen taal te kunnen bekomen, te kunnen afdwingen: een vervlaamste universiteit te Gent.
Gezien de Stomme van Portici zo lang doof bleef voor de elementaire verzuchtingen alhier, meenden een hele schaar intellectuelen die men activisten is gaan noemen, het dan maar met een buitenlandse macht, met de hulp van een fier-geknevelde keizer te gaan beproeven, tijdens de eerste wereldoorlog.
Op een zondag werd zelfs rond het standbeeld van Jakob van Artevelde op de oude Vrijdagmarkt door tienduizend aanwezigen de onafhankelijkheid van Vlaanderen uitgeroepen. Welke Vlaming zou daar zijn ziel niet voor verkocht hebben? (dit naar het woord van de onvergetelijke VTB-voorzitter Jozef van Overstraeten.
Minister van Justitie Em. Vandervelde gaf in 1920 voor de Kamer toe: "De activisten blijken niet te hebben gehandeld uit winstbejag, maar uit idealisme".
En toch hebben ze er zwaar moeten voor boeten. Het sprookje eindigde in mineur, eindigde tragisch. Hier toch. Want de Polen die in de 1e W.O. juist hetzelfde hadden gedaan, zijn ervoor bevestigd en beloond geworden; de Vlamingen zijn ervoor gestraft. De activisten zijn ervoor verjaagd en verbannen, veroordeeld, geknakt, gebroodroofd en tot den bedelstaf verwezen geworden. Velen zijn weer moeten gaan studeren, om een buitenlands diploma te kunnen behalen. Sommigen zijn in de gevangenis gestorven, als boeven (boeven die nu beter behandeld worden - of gewoon kunnen ontsnappen).
Het sprookje was bittere werkelijkheid. De Belgische vaudeville, de schertsstaat zegevierde, de onwettige constructie van 1830 trok aan het langste end.
In die bewogen periode van onze geschiedenis kunnen we Adriaan MARTENS situeren. In 1885 geboren in het Limburgse Bocholt, was hij de zoon van een sluismeester op het Kempisch Kanaal. Hij volgde Middelbaar Onderwijs aan het Antwerpse Atheneum en onderging invloed van o.a. Pol de Mont. Als klasgenoen had hij Antoon Jacob, Antoon Picard, Hendrik De Man, Eugeen de Bock (Antwerps letterkundige en uitgever).
Hij behoorde tot het vrijzinnig flamingantisme, was als student bij de groepering "'t Zal wel gaan", waarvan hij ook driemaal voorzitter was; hij schreef artikels in de almanakken van dit genootschap "Klauwaert ende Geus". Na studies geneeskunde te Gent werd hij dokter in 1912. Hij was lid van de studentencommissie voor de vervlaamsing van de Gentse universiteit, met Julius Mac Leod, Hippoliet Meert, Lodewijk de Raet en Marcel Minnaert (sterrekundige en directeur van de Utrechtse sterrenwacht). Hij was medestichter van de vakantieleergangen te Leiden, en zocht toenadering tot Noord-Nederland. Hij sprak op volksvergaderingen, en ging zelfs te Luik bij Waalse studenten vernederlandsing van het hoger onderwijs in Vlaanderen bepleiten.
Eens gediplomeerd (in 1912 dus), ging Martens zich als huisarts vestigen te Deinze. Hij bleek wel reeds speciale voorliefde te hebben voor het vak inwendige ziekten, en bezocht op dit gebied congressen en ziekenhuizen in Duitsland en Frankrijk.
En toen kwam de eerste moerlemeie van W.O. I. In oktober 1916 werd Martens aan de voor het eerst vernederlandste universiteit van Gent professor in de interne ziektenleer. In 1917 werd hij lid van wat men de 2e Raad van Vlaanderen heeft genoemd. Maar dan werd 11 november 1918 niet alleen de datum van de wapenstilstand doch ook voor de Belgische staats-wraak. De Gentse universiteit werd weer franstalig.
Martens week uit naar Nederland. Zijn huis in Deinze werd geplunderd. Hij kreeg beroepsverbod. Hij schreef zich weer in als student te Leiden. In 1919 sprak de Brusselse krijgsraad de doodstraf over hem uit. In 1922 vestigde Martens zich als internist te Middelburg in Zeeland, waar hij ook een afdeling in het stadsziekenhuis ter beschikking kreeg; hij ontwikkelde daar een grote praktijk, ook uit het nabije Vlaanderen (soms was een extra bus nodig om de patiënten uit Vlaanderen aan te voeren). Hij werd bij onze Noorderburen, bij onze stamgenoten van over de schreve gewaardeerd.
Pas in 1929 kon Martens terugkeren, en vestigde zich te Astene aan de Leie. In 1931 opende hij er een interne polikliniek, en in 1935 een dieetkliniek. Hij woonde bij de Leie-rivieroever, waar zijn verblijf de (misschien) wel symbolische naam "Landing" droeg (de naam blijkt ontleend aan een verzenbundel van Wies Moens), ontworpen door de bekende architect Henry Van de Velde (die tussen haakjes gezegd ook activist was...). Het huis was een voorbeeld van vernieuwende Bauhaus-architectuur.
Toen eindelijk in 1938-39 een Vlaamse Akademie voor Geneeskunde werd opgericht, zou de zowel in Noord als in Zuid gewaardeerde internist Martens tot de eerste 15 leden gaan behoren; doch er kwam onverdraagzaam Brussels verzet, vooral van de liberalen, en door wat men "de zaak Martens" noemde, volgde zelfs de val van de toenmalige Belgische regering.
Op de dag van de daaropvolgende verkiezingen zelf, op 2 april 1939, na de sluiting der bureau's, nam Martens ontslag als Akademielid. Dit bleef een omstreden besluit, en wijst er misschien wel op dat de wetenschapsman Martens geen politieker was.
Het jaar daarop reeds, in mei 1940, ten tijde van de heksenjacht en de spooktreinen, werd Martens naar een Frans strafkamp te Le Vernet in de Pyreneeën overgebracht; in juli '40 kon hij terugkomen. Intussen was zijn woonst te Astene door Ardeense Jagers deerlijk gehavend.
Door het feit dat prof. H. de Stella de leeftijdsgrens had bereikt, kwam aan de Gentse universiteit de leerstoel voor inwendige ziekten vrij; door de secretaris-generaal M. Nijns (die als waarnemend minister optrad) en met uitdrukkelijke goedkeuring van staatsminister Maurice Lippens, werd Martens benoemd (we zouden ook kunnen zeggen her-benoemd).
Dit ging ook maar tot september '44 kunnen duren. Want dan kwam het spook van de repressie en de epuratie te voorschijn. Tot tweemaal toe hadden zoveel Vlamingen een staat verraden die nooit hun vaderland was geweest; (dit deden ook de Kroaten, de Slovaken de Oekraïeners, de baltische volkeren, enz.).
De periode '40-44 was voor Adriaan Martens wetenschappelijk heel vruchtbaar gebleken; politiek was hij toen eigenlijk niet aktief geweest. Begin '44 verscheen zijn standaardwerk "Medische Voedingsleer" (dat later in 1953 een tweede uitgave zou kennen).
Vooral in die oorlogsperiode heb ik Martens persoonlijk gekend; ik was toen nog maar student; prof. Martens was een eminent geleerde, een figuur naar wie men opkeek. Gaston Verdonck was zijn medewerker. Gezien hij zich dus tijdens die oorlogsjaren alleen op wetenschap had toegelegd, kon de Gentse krijgsauditeur geen reden tot aanhouding vinden. Maar de boze heks waakte; in juni '45 kwam vanuit Brussel een aanhoudingsbevel, en moest Martens voor de Brusselse Krijgsraad verschijnen (Substituut was de beruchte Marc de Smedt). Hij werd tot 10 jaar gevang en 3 miljoen frank boete veroordeeld. God weet waarom. Wat zegde minister Pholien zelf op een bepaald moment: "une justice de rois-nègres"; op grond van nieuwe, Londense wetten met terugwerkende kracht, waarvan niemand hier iets afwist. Het ging eigenlijk om een afrekening i.v.m. de 1e W.O. waar ook August Borms slachtoffer van werd.
In juli 1948 kwam de afgezette professor Martens voorwaardelijk vrij, doch met verplicht verblijf in het gesticht Sint-Jozef te Sleidinge, alsof deze wetenschapsman een publiek gevaar zou betekend hebben... Pas in de lente van 1950 kon hij naar Astene terugkeren.
Martens was terug, en ditmaal voorgoed, van het onderwijs, van de universiteit verwijderd. Brussel kon tevreden zijn. Op 15 december 1962 werd in het Osterriet-huis te Antwerpen zijn gouden doktersjubileum gevierd; daar spraken toen o.a. Corneel Heymans en Leon Elaut; er werd een hulde-album tot stand gebracht. Op 26 september 1968, op 83-jarige leeftijd, stierf Martens te Astene aan een beroerte. Op 7 oktober '68 werd de urne met zijn asse en deze van zijn echtgenote (dochter van de Vlaamse taalkundige Prof. Joz. Vercoullie), op het Campo Santo van Sint-Amandsberg bijgezet.
Hun huwelijk was kinderloos gebleven. Hun kunstverzameling, waaronder verscheidene werken van de Latemse school, ging naar hun huispersoneel als dank en vergoeding voor hun trouwe dienst. De woonst werd heringericht als restaurant.
Wanneer we de grote betekenis van een Martens willen zien, dan rest ons niet beter dan wat Prof. Elaut over hem in het Nationaal Biografisch Woordenboek heeft geschreven: "Hij was de uitbouwer van de interne geneeskunde, de baanbreker van de dieetleer, die hij tot een wetenschappelijk vak verhief". En Elaut voegt er ook nog op een bittere toon aan toe: "Het was niet te verwonderen dat Martens door tegenstrevers en mededingers vanf 1910, over 1919 en tot in 1945 als vijand nummer één werd beschouwd, en dat van elke gelegenheid gebruik werd gemaakt om hem te kraken en te ruïneren". Einde citaat. In het Frans heeft men daar een paar uitdrukkingen voor: "par jalousie de métier", en "ôte-toi de là pour que moi je m'y mette" (het gevecht voor de leerstoel).
We hebben er verleden jaar, bij de Heymans-herdenking, reeds aan herinnerd dat door repressie en epuratie de helft van de Faculteit Geneeskunde te Gent werd uitgeschakeld; om nog slechts een 10-tal namen te noemen: Frans Daels, Leon Elaut, Leopold van Houtegem, Roger Soenen, Rafaël Debrabandere, Raymond Speleers, Adriaan Martens, Vincent Evrard; Carlos Hooft en Corneel Heymans werden "slechts" tijdelijk geschorst.
Door deze halvering heeft de Faculteit zich zelf serieus, om niet te zeggen schromelijk verarmd.
Zoals in de wetenschappelijke is het trouwens ook in de kunstwereld op een verlijkbare wijze gegaan: prinsen van onze letteren b.v. als Filip de Pillecijn, Ernest Claes, Felix Timmermans, Valeer De Pauw en zovele anderen heeft men in de gevangenis geworden; onze reus Streuvels, zo bewonderd tot in de Scandinavische landen, heeft door belgisch toedoen nooit de Nobelprijs mógen krijgen. Het was duidelijk: de repressie is vooral tegen de Vlaamse emancipatie gericht geweest. Bijna gans de Vlaamse intelligensia zat achter de tralies. Intellectuelen werden het scherpst geviseerd. En economische collaborateurs werden ontzien, of kochten zich vrij. Ik kan het ook zelf getuigen: nadat we Vindevogel in de herfst van 1945 hadden zien fusiljeren, hebben we ook groot-industiëlen die actief aan de Duitse oorlogsvoering hadden meegeholpen, en zich rijk hadden gespeeld, tussen hun advokaten gewoon naar buiten zien wandelen uit de Nieuwe Wandeling. Twee maten en twee gewichten.
Tot tweemaal toe hebben activiten zich in de ogen van het establishment tot zgn. incivisme geleend. Koppen van franstalige bladen noemden in blokletters naar het einde van W.O. II: le docteur Borms récidiviste et champion de la trahison. Activisten hebben inderdaad tot tweemaal toe een staat verraden die nooit hun vaderland was geweest. Een staat die op aanstoking en organisering vanuit Parijs door een Brussels straatoproer was ontstaan, oproer waaraan b.v. Vlaanderen's oude hoofdstad Gent nooit heeft deelgenomen.
Bewuste Vlamingen aanzagen koning Willem I als de laatste wettige vorst. Gewetensvolle en zeer katholieke intellectuelen als August Borms, Lod. Dosfel en Desid. Stracke hebben zich in het activisme begeven; met zulke heiligen was men toch wel zeker in goed gezelschap; pater Stracke heeft zelfs het activisme op MORELE gronden verdedigd. Zoals b.v. ook een vrijzinnige Roza de Guchtenaere na advocaten te hebben geweigerd, zich zelf op schitterende wijze verdedigd heeft.
De definitieve geschiedenis is wel nog niet geschreven. Daarbij kan men zich natuurlijk de vraag stellen: Is het nog te vroeg? De Oude Romeinen wisten het reeds toen ze zegden Vae victis, wee de overwonnenen. Het zijn altijd de overwinnaars die (een eenzijdige, en wellicht voorlopige) geschiedenis schrijven, met opzet oogkleppen opzettend, allesbehalve objektief maar partijdig en vooringenomen. Pas wanneer men zal toegeven dat er in een oorlog beiderzijds onrecht en wreedheden worden begaan, zal men geschiedenis weer een wetenschap kunnen noemen. Pas wanneer men zoals Pius XII misdrijven aan beide kanten zal veroordelen. Pas wanneer men niet alleen kampen oorlogsmisdaad zal noemen, maar ook fosforbombardementen op open steden, en atoomaanvallen op burgerbevolking; om niet van blinde wraak op miljoenen verkrachte vrouwen te spreken.
Wanneer men zich ook zal afgevraagd hebben wat er met het krijgsgevangen Duitse 6e leger gebeurd is na Stalingrad. Wat er met het Kozakken-leger van generaal Vlassov gebeurd is dat kost wat kost in Westerse handen wou vallen.
Pas wanneer men oorlog in het algemeen met misdaad zal gelijkstellen. Misschien zal de geschiedenis toch wel ooit wat meer genuandeerd voorgoed oordelen... Misschien komt er toch nog aan het tragische sprookje ooit een min of meer bevredigend einde, al was het maar in de zin van een berustende afsluiting of een begrijpende verzoening; welke echter ten onzent wordt verhinderd door de boze stiefmoeder die op hardnekkige wijze als laatste ter wereld het amnestie-gebaar blijft weigeren; een record dat kan tellen om de Belgische staat in het Guiness-boek te krijgen. Misschien zou hij ook na het uiteenvallen van Joegoslavië en Tjecho-Slowakije er als laatste artificiële staat in kunnen staan.
Kinderen en kleinkinderen opperen vaak "Is het nodig steeds op dat verleden terug te komen, het steeds opnieuw op te rakelen ?". Wij zijn er in onze jeugd door getekend, wij dragen het mee, wij geraken er niet van af... En de jonge generatie is onwetend, misleid en slachtoffer van eenzijdige desinformatie.
Het is toch allemaal reeds 65 jaar leden. Maar ja, wie heeft er ook weer gezegd: "Pas wanneer de laatste die het bewust heeft meebeleefd, zal overleden zijn, pas dan zal de oorlog misschien helemaal beëindigd zijn...".
(Met dank aan Prof. Evrard voor zijn toestemming de tekst van zijn toespraak te mogen opnemen op onze webstek).
|