Donderdag was het feest voor het Emiel Hullebroeckkoor. De wekelijkse repetitie moest
plaats maken voor een lekker feestmaal ter gelegenheid van ons jaarlijks Sint-Ceciliafeest.
Plaats van afspraak was ook dit jaar de "catacombe" van Eetcafé Uilenspiegel in de
Kortekruisstraat. Al zal dit café voor mij altijd het "Vlaams Huis Roeland" of kortweg
"De Roeland" blijven. Vlaams Huis waar ik als student aan de toenmalige RUG vier jaar
lang, van 1955 tot 1959, de innerlijke mens kwam versterken. Tenminste als het eetgeld
niet was "opgedaan" aan andere "aktiviteiten": een cinemaatje in de Plaza, de aankoop
van 't Pallieterke of Der Stern (omwille van de schone kinderen binnenin), en later het
dagelijks pakje Tigra (omwille van het schone kind op de voorzijde). En... Odil gaf geen
krediet. Het was ook het stamlokaal van KVHV en later van de Volksunie
Studentenafdeling (de latere VNSU) die ik samen met Paul Martens (toen voorzitter
van de Volksuniejongeren, stichtte). Eenmaal per jaar werd het zelfs een "rovershol"
waar de geroofde "tokken" van de Gé Catholique (de Gentse Franskiljonse
studentenvereniging) werden verzameld op de toen beruchte jaarlijkse
"dag van de tokkenroof", georganiseerd door het KVHV. Ik kwam voor de eerste
maal in deze "thuis van alle flaminganen" toen ik, in 1954, met een tiental
klasgenoten van de retorika van het O.L.V. van Halle Instiuut van de Broeders van de
Christelijke Scholen (les frères ignorants), naar Gent fietste om er in de Kathedraal het
Lam Gods te gaan bewonderen na een bezielende les van onze leraar kunstgeschiedenis.
En ja, onze toenmalige leraar geschiedenis, Bruggeling Jaak De Meester (+), betrokken
ook bij de uitgave van de Verzamelde Werken van Cyriel Verschaeve en tevens bij de
leiding van het ADJV, had ons een stille wenk gegeven betreffende een kort bij de
kathedraal gelegen "goed" café. Wat mij toen reeds opviel was de enorme stamtafel in
de rechterhoek van De Roeland, stamtafel waar zovele studenten samen met Filip
de Pillecyn, een Dort + Steinhaeger hebben leren drinken. Ik word er zowaar weemoedig
van. Hoeveel acties hebben we daar niet gepland (o.a. tegen de "Eentalig Franse
aktualiteiten van Belgavox" in de Gentse bioscopen), hoeveel plaktochten zijn van
daaruit niet gestart... Bovendien heb ik er op het karnavalbal in februari 1960
mijn Sonia ontmoet...
Laten we het verleden voor wat het is... maar wat missen we in Gent de oude Roeland,
waar alle flaminganten, niet altijd broeders, maar toch strijdgenoten waren.
Terug naar ons Sint-Ceciliafeest. De afwezigen hadden zoals steeds ongelijk. Om
iedereen te laten watertanden ziehier al het lekkers dat we voorgeschoteld kregen:
*
Menu
Kirr vergezeld van hapjes
Kervelsoep met broodcroutons
Varkenshaasje "Archeduc"
cresson en kroketjes
Profiterols met ijs
Koffie
*
Het feest begon met een welkomswoord door onze voorzitter Wilfried Van Gucht die
de leden, het bestuur, de dirigent en begeleider dankte voor een jaar van inzet voor
het koor. Speciaal ging zijn, en ook onze aandacht, naar onze "materiaalmeester"
Jan Driesen, die wegens ziekte afwezig moest blijven. Jan meldde ons telefonisch
hoe graag hij erbij was geweest en hoezeer het hem speet dat hij het feest en het
samenzijn met ons allen moest missen. Dank je Jan en spoedig herstel. We missen je.
En ja... er werd heelwat minder in het Limburgs gezongen...
En dan begon de smulpartij.
Elk jaar opnieuw mogen we ons ook verheugen in de aanwezigheid van ere-senator Oswald
Van Ooteghem. Telkenjare vergast hij ons op een beklijvende tafelrede. Dit jaar was het niet
anders. Hieronder een korte samenvatting
Vlamingen kennen hun eigen geschiedenis niet", zo begon Oswald zijn toespraak,
"Wij zijn de zogezegde separatisten terwijl de eigenlijk separatisten de Walen zijn
die zich in 1830 met de hulp van Franse huurlingen afscheurden van de zeventien
provinciën. Men kan een land dat door een staatsgreep tot stand is gekomen niet
democratisch heten"
"Wij Vlamingen, en ook de Gentenaars, zijn vergeten hoeveel we/ze te danken
hebben aan de periode 1815-1830 en aan Willem I: de Vlaamse universiteit, het
Kanaal Gent-Terneuzen, de normaalschool van Lier, de Société-Générale, e.a.
Zonder dit alles zouden Gent en Vlaanderen er vandaag totaal anders uit zien.
Wij hebben alles te danken aan die vijftien jaar."
"Wij Vlamingen vergeten zelfs onze grote voormannen. Corneel Heymans,
Nobelprijswinnaar, begraven op Campo Santo. Op zijn graf ligt nooit een bloem..."
"Wie de begraafplaats Pére Lachaise te Parijs bezoekt kan vaststellen dat
de Fransen hun grote kunstenaars niet vergeten. Op de graven van Edith Piaf,
van Gilbert Becaud liggen dagelijks verse bloemen. Wij vergeten onze grote
kunstenaars. Op het graf van Emiel Hullebroeck, op het kerkhof van Gentbrugge,
ligt nooit een bloem... Gelukkig is er het Emiel Hullebroeckkoor, anders was
deze grote meester totaal vergeten."
"Rij door Frankrijk, zet de radio aan, en je hoort Franse liederen, ook volksmuziek.
De Hongaren zijn fier op hun zigeunermuziek... Luister naar de VRT en je hoort enkel,
vaak onbegrijpelijke, Engelse "muziek". Je zal er nooit een lied van Emiel Hullebroeck
horen..."
"Wij zijn geen volk maar een bevolking", klinkt het wat bitter.
Oswald Van Ooteghem geeft dan een kort overzicht van leven en werk van Emiel
Hullebroeck: zijn directeurschap van verschillende Gentse muziekverenigingen,
de talrijke prijzen behaald in het buitenland, de meer dan 2000 muziekvoordrachten
die hij gaf voor talrijke vereniging met als bedoeling een dam op te werpen tegen
de lichte Franse muziek die "bon ton" was en onze eigen volksmuziek bedreigde.
Emiel Hullebroeck heeft het Vlaamse lied uitgedragen over de hele wereld:
1915-1916 in Nederlands Indië, 1920 in Zuid-Afrika, 1923 in de VSA, gedurende
de eerste wereldoorlog in Nederland.
Daar steunde hij het werk van de Vlaamse Oorlogsmeters die pakjes stuurden naar
de Vlaamse frontsoldaten. België beschouwde dit als spionage zodat hij in
"moeilijkheden" kwam na de eerste wereldoorlog. Hij componeerde enkele
operettes waarvan de bekendste zijn: Seppe en Het meisje van Zaventem.
Van 1902-1938 was hij muziekleraar aan de Rijksnormaalschool (in de
Ledeganckstraat) te Gent en nadien inspecteur muziekonderwijs.
Belangrijk is ook de oprichting van NAVEA (het latere SABAM) als tegenhanger
van een gelijkaardige Franstalige vereniging.
In 1938 is hij sekretaris van de Internationale Vereniging van Componisten onder
het voorzitterschap van ... Richard Strauss.
Na WO II wordt hij (vanzelfsprekend) beschuldigd van collaboratie wegens deelname
aan een Vlaams Nationaal Zangfeest. In 1947 wordt hij buiten vervolging gesteld en
in 1950 in eer hersteld. Hij werd dan erevoorzitter van Sabam, Franstalig letterwoord
voor de vereniging voor auteursrechten (NAVEA klonk te Vlaams).
Voor ons is Emiel Hullebroeck toch vooral de dichter van een hele reeks populaire
liederen als:Tineke van Heule, De Gilde Viert, De Blauwvoet, Hemelhuis, enz. enz.
Emiel Hullebroeck is van zeer grote betekenis geweest niet enkel voor de
liederenbeweging in Vlaanderen maar ook voor het bekomen van sociale rechten
voor de auteurs.
Oswald besluit zijn toespraak als volgt: "Ik feliciteer het Emiel Hullebroeckkoor
voor het blijven zingen van zijn liederen, op een niveau dat stijgende is, dank
zij de dirigent, de begeleider en de koorleden. Doe zo voort".
Moet ik er bij vertellen dat Oswald kon rekenen op een dankbaar applaus
en wij allen... zo fier als een gieter.
En... toen werd er verder getafeld. Doch, langzamerhand begon het te kriebelen.
Donderdagnamiddag wordt er "gerepeteerd" door ons koor. Dat moesten we
vandaag missen. Een Sint-Ceciliafeest zonder zang dat kan echter niet door de beugel.
De laatste hap nog maar pas doorgeslikt nam onze Jan (Janssens) zijn trekzak,
Hendrik (Swinnen) zijn dirigeerstokje en gedurende anderhalfuur klonken onze
"welluidende gezangen" door de "catacombe" en aanpalende vertrekken van
De Roeland, enfin eetcafé Uilenspiegel.
Verzadigd, moe van het zingen en van het "chatten" (= kletsen) maar vooral gelukkig
om het geslaagde feest gingen we, rond het uur van vijven (in de namiddag wel te
verstaan), naar ons "Hutje bij de zee", "Ons eenzaam huisje", "Ons Hemelhuis"
of je kan het zo schoon niet bedenken.
Mag ik er nog aan herinneren dat bij handgeklap een voorstel werd aanvaard
om ter gelegenheid van ons Sint-Ceciliafeest volgend jaar (en dat elk jaar
opnieuw) het graf van Emiel Hullebroeck met bloemen te bedekken. Wij
verwachten dan niet enkel de koorleden maar allen die hulde willen brengen
aan onze grote Vlaamse meester.
Plant en zaai al maar...
Paul Bl.