Moge Allah ‘azza wa djal onze kennis doen vermeerderen, Ameen. Moge Allah ons leiden naar de waarheid en ons weerhouden van het slechte, Ameen. Moge Allah ons sieren met de schoonheid van Imaan & Taqwa, Ameen.
Door Ali is overgeleverd dat de Heilig Profeet een droom had gehad
Assalamo alaikom warahmatu Allah wabarakatuh
Door Ali is overgeleverd dat de Heilig Profeet een droom had gehad, die hij na het fadjr gebed vertelde: "Twee engelen kwamen naar mij toe en hielden mij bij mijn schouders vast en namen mij zo mee naar de hel. Hier was een engel met een grote steen in zijn hand. Hij sloeg een man zo hard dat zijn hersenen en zijn kaak uit elkaar vielen. Toen de engel de steen weer ophief waren de hersenen en den kaak weer hersteld. Weer sloeg hij met de steen en het had hetzelfde resultaat. Ik vroeg de engelen die bij mij waren: "Wie is deze man?" Zij zeiden: "Laten wij verder gaan." Ik ging verder en zag een engel met een ijzeren staaf met een gebogen uiteinde. Voor hem stond een man. Hij stak de staaf aan de rechterkant in zijn mond en scheurde die tot het oor uit. Toen ging hij naar de linkerkant en scheurde die tot het oor uit. Ondertussen was de rechterkant van de mond genezen. Ik vroeg de engelen: "Wie is deze man?" Zij zeiden mij verder te gaan. Ik ging verder. Ik zag een snelstromend kanaal met bloed waarin mensen waren, naakt en aan de oevers van het kanaal waren engelen met stenen. Als zij naar de kant zwommen, sloegen zij hen hard en zo kwamen zij weer diep in het kanaal terecht, verder van de kant af. Ik vroeg wie dit waren. Zij zeiden: "Laten wij verder gaan." Ik liep door en zag een huis ruim aan de onderkant en smal aan de bovenkant, gevuld met vuur en een groep mannen, naakt, schreeuwend en stinkend. Ik vroeg: "Wie zijn dit?" Zij zeiden: "Later wij verder gaan" en zag een zwarte rots met daarbovenop mensen. Van beneden kwam een vuur dat helemaal oplaaide tot hun mond, neus, oren en ogen. Ik vroeg: "Wie zijn dit?" Zij zeiden: "Laten wij verder gaan." Ik liep door en ik zag van een grote afstand een groot vuur branden. Er was daar een angstaanjagende engel die alle vlammen verzamelde die naar buiten kwamen. Ik vroeg: "Wie is dit? "Zij zeiden: "Laten wij verder gaan." Ik ging verder en zag een heel groene tuin, daarin zat een uitzonderlijk mooie man met veel kinderen om hem heen. Er was een boom met bladeren als olifantsoren. Ik ging vaar boven zover als Allah wilde. Daar zag ik een prachtig huis, gemaakt van parels, goudsteen en robijn. Ik vroeg: "Wat is dit voor een huis?" Zij zeiden: "Laten wij verder gaan." Toen ik doorliep kwam ik bij een kanaal met twee bruggen van goud en zilver, met aan beide oevers paleizen, prachtig gemaakt van parels, groene chrysoliet en robijn, met kopjes en vaten op de oevers daarvan. Ik vroeg: "Wat is dit?" Zij zeiden: "Proef het maar." Ik ging naar de oever en nam een kop water uit het kanaal en dronk het op. Het was zoeter dan honing, witter dan melk en zachter dan boter en het was zuiver. Nu vroeg ik de engelen de vreemde zaken die ik vandaag had gezien voor mij te beschrijven. Zij antwoordden: "Degenen wiens hersenen en kaken kapot vielen, baden het Isja gebed niet en de rest van de gebeden op vreemde tijden. Dit zal hun straf zijn tot de Dag des Oordeels. Degenen wiens mond met een ijzeren staaf doorstoken werden, waren mensen die roddelden en leugens en ruzie onder de moslims verspreidden. Dit zal hun straf zijn tot de Dag des Oordeels. Degenen die in het kanaal vol bloed zwommen en die stenen in hun gezicht kregen gegooid, aten woeker op. De straf duurt tot de Dag des Oordeels. De blote vrouwen in het vuur waren overspelige en deze straf duurt tot de Dag des Oordeels. De mensen op de zwarte rots met vuur uit hun mond, neus, oren en ogen zijn de homoseksuelen die zich als de mensen van Lot gedroegen. Deze straf duurt tot de Dag des Oordeels. Het vuur dat hoog uit de verte brandt is de hel. De hele groene tuin is Djannate ul-Aden. De oude heer is Ibrahim, de vriend van Allah en de kinderen om hem heen, zijn de kinderen die jong overleden zijn. De boom is de Sidratoel-Moenthaa. De paleizen aan de oevers van het kanaal behoren toe aan de profeten en de goede gelovigen. En dat kanaal is Kauthar, dat Allah jou gegeven heeft. Het paleis behoort jou en je familie toe. De geleerden hebben met deze hadith het bewijs laten zien dat de bestraffing in het graf klopt. Iedere ziel zal afhankelijk zijn van zijn proeven van daden. De droom van een Profeet is een openbaring en is waar. Hij heeft gezegd dat deze bestraffing duurt tot de Dag des Oordeels.
Waarom lezen wij de Heilige Koran, zelfs wanneer we geen enkel woord Arabisch begrijpen? Lees het verhaal voor het antwoord op deze vraag.
Er was eens een oude Amerikaanse Moslim die samen met zijn kleinzoon hoog in de bergen van Oost Kentucky op een boerderij leefde. Elke vroege morgen zat de oude man aan de keukentafel de Koran te reciteren. De kleinzoon wilde net als zijn opa zijn en probeerde hem op elke manier na te doen. Op een dag vroeg de kleinzoon aan zijn grootvader: ?Opa! Ik probeer net als u de Koran te reciteren, maar ik begrijp niets wat er in staat. Verder als ik iets wel begrijp dan vergeet ik het zodra ik de Koran weer dichtsla. Wat voor goeds brengt het mij wanneer ik de Koran reciteer?? De grootvader stopte meteen het vullen van de kachel met steenkool en zei: ?Neem deze steenkool mand mee naar de rivier en vul het met water en breng het vervolgens naar me toe.? De kleinzoon deed wat hem was opgedragen te doen, maar al het water was uit het mandje gelekt voordat hij terug bij zijn opa was. De grootvader lachte en zei: ?Je moet de volgende keer wat sneller zijn,? en stuurde hem vervolgens weer terug naar de rivier om hem het nogmaals te laten proberen. Deze keer rende de jongen wat sneller, maar het lukte hem weer niet het water bij zijn opa te brengen. Uitgeput vertelde hij zijn grootvader dat het onmogelijk was om het water te vervoeren in een mandje en haalde vervolgens een emmer.
De oude man zei: ?Ik wil geen emmer met water, maar ik wil een mandje met water. Je moet gewoon meer je best doen,? en ging vervolgens naar buiten om toe te kijken hoe de jongen het weer probeerde.
De jongen wist nu zeker dat het onmogelijk was om water te vervoeren in een mandje, maar hij wilde toch zijn grootvader laten zien dat zelfs wanneer hij zijn uiterste best deed, het toch geen zin had om het water te vervoeren in een mandje. De jongen probeerde dus voor de zoveelste keer het water in het mandje te krijgen en het thuis te krijgen. Echter wanneer de jongen zijn grootvader naderde was het mandje weer leeg. Uitgeput zei de jongen: ?Kijk opa, het is zinloos om het water te vervoeren in een mandje!?
De oude man zei: ?Dus jij denkt dat het zinloos is? Kijk naar het mandje o mijn kleinzoon.?
De jongen keek naar het mandje en realiseerde zich voor het eerst dat er iets was veranderd aan het mandje. Het mandje was eerst vies met resten van steenkool en dergelijke, maar was nu schoon en rein van binnen en buiten.
De grootvader zei: ?O mijn kleinzoon, dit is wat er met je gebeurt wanneer je de Koran leest. Misschien begrijp je niet alles wat er in de Koran staat, maar wanneer je de Koran leest, verander jij van binnen en buiten. Dit is het werk van Allah in ons leven.'
Het was maar een droom, maar het veranderde wel zijn leven!
Het was maar een droom, maar het veranderde wel zijn leven!
Bissmillahi rahmani rahiem
Al vanaf mijn jeugd kreeg ik het benauwd in krappe ruimtes en ik verliet schreeuwend zulke plaatsen. Op latere leeftijd kwam ik erachter dat dit een ziekte was, maar ik kwam er jammer genoeg niet van af. Helaas moest ik of ik het nu wilde of niet eindelijk in zo'n krappe ruimte komen......... Ze hadden mij helemaal ingepakt met doeken en me geplaatst in een lange doodskist. De stemmen van de mensen om me heen kon ik heel goed horen en ondanks het feit dat mijn ogen gesloten waren kon ik ze op de een of andere manier zien. Hij is gestorven op jonge leeftijd, zeiden ze. Terwijl hij nog zoveel wilde doen. Ik wilde inderdaad nog heel veel doen. Ik had bijvoorbeeld nog geen eigen zaak voor mijn zoon kunnen beginnen, het geld van de t.v. en de auto had ik nog niet afbetaald.Een groot bedrijf beginnen en al mijn vrienden uitnodigen was nu slechts een droom. Bovendien had ik nog geen kolen en hout kunnen kopen voor de naderende winter en ik had de lekkende plaatsen op de zolder nog niet kunnen repareren. Toen ik bezig was met het op een rijtje zetten van alles wat ik niet had afgekregen schrok ik van een luidruchtige stem. Alsof deze door een microfoon kwam weergalmde het in mijn hoofd. Het is voorbij, zei de stem. Was het maar nog niet voorbij, dacht ik bij mezelf. Hoe heeft zo'n ongeluk mij kunnen treffen? Terwijl ik zo goed auto kon rijden. Ik probeerde te herinneren wat er was gebeurd; mijn vrienden waren om me heen en probeerde de deksel van mijn doodskist te sluiten. Om ze te stoppen wilde ik zo hard mogelijk schreeuwen maar ik kon me niet bewegen nog iets fluisteren. Een poosje later bevond ik me in het donker en keek naar een lichtstraal, die door de planken van de kist scheen. Paniekerig zei ik: Mijn god, wat zal er nu van mij terecht komen? Ik kon niet nadenken uit angst. Ondertussen bevond ik me op de schouders van mijn vrienden en al schommelend werd ik voort gedragen. Door de geluiden die van buitenaf kwamen kon ik opmaken dat het regende. Het geluid van de druppels verenigde zich met het gekraak van mijn doodskist. We gingen hoogstwaarschijnlijk maar de moskee voor het Djanazagebed. Moskee , dat deed me aan iets denken, Hoewel het dichtbij huis was en ik vijf maal per dag werd uitgenodigd voor het gebed, maar steeds had ik geen tijd kunnen vinden om er heen te gaan. Zoals ik altijd al had gezegd zou ik na mijn vijftigste beginnen met bidden en al mijn slechte eigenschappen waar iedereen zich over ergerde verlaten. Inderdaad, als dit ongeluk niet was gebeurd zou ik in de toekomst een perfecte moslim zijn geweest. De stem die ik voor de tweede keer hoorde (maar niet wist waar hij vandaan kwam) zei weer: Het is voorbij. Alles is afgelopen. Iets later werd mijn gebed gebeden en ik werd weer op schouders gedragen. We kwamen langs het caf? waar we voorheen met vrienden dagelijks kaartten en ik hoorde ze vrolijk lachen en dacht: Waarschijnlijk hebben ze niet gehoord dat ik gestorven ben. Toen de stemmen bijna niet meer te horen waren, voelde ik dat ik op een schuine manier gedragen werd. Zo wist ik dat we de helling af gingen naar de begraafplaats. De druppels van de regen, die met bakken uit de hemel vielen druipten door de gaten van mijn doodskist en maakten de doek waarmee ik bedekt was nat. Ondanks dit luisterde ik naar de stemmen die van buiten kwamen. Sommige vrienden hadden het over de effectenbeurs die gedaald was en anderen verheerlijkten de laatst gespeelde wedstrijd van het nationale voetbalelftal. Een van de personen die mijn kist droeg, fluisterde in het oor van degene naast hem: Net iets voor hem om op zo'n ongelukkige dag te sterven, we zijn kletsnat geworden. Het was toch niet waar wat ik hoorde. Het waren toch mijn vrienden! Mijn reis was na een tijdje afgelopen en mijn doodskist werd op de grond gelegd. Een paar armen pakten mijn lichaam beet en legden mij in een kuil. Liggend bekeek ik mijn omgeving. Oh, mijn god, was dit niet het graf? Waarom had ik er nooit eerder bij stil gestaan dat ik hier ooit terecht zou komen. Mijn stille hulpkreten kon ik niemand laten horen en ik voelde dat mijn vrienden zich haastten met het bedekken van mijn graf. Weer bevond ik me in het donker en ik begon hulpeloos te bidden. Mijn god, krijg ik echt geen kans meer om te worden zoals u wilt en om mijn graf te veranderen in een hemelse tuin. Weer herhaalde dezelfde stem, nog luider dan eerst: Het is voorbij, alles is afgelopen. Met een laatste poging kwam ik van mijn plaats en deed mijn ogen open. Ik lag in mijn heerlijke warme bed. Ik had dus een vreselijke nachtmerrie gehad. De dokter die een deur verder woonde probeerde mij wakker te schudden. Het is voorbij, schreeuwde hij steeds. Kijk maar het is voorbij. Je hebt niets meer. Ik probeerde langzaam rechtop te zitten. Ik was nat van het zweten en het leek alsof ik twintig kilo was afgevallen. Het regende buiten pijpenstelen, de bliksem en onweer schudden als het ware het hele huis. Ik probeerde tot mezelf te komen terwijl verbaasde blikken me aankeken en zei: Mijn god, ik ben u dankbaar tot in het diepste van mijn hart. Wat als u me nu geen nieuwe kans had gegeven om een goed mens te worden........?
Wanneer de oude man de moskee betreedt ziet hij om zich heen mannen die met hun kinderen zijn meegekomen. Vaders en hun zonen. De Ramadan is bijna afgelopen dus de gebedsruimte is niet zo vol meer als aan het begin van de vastenmaand. De oude man heeft dit ook gemerkt tijdens het ochtendgebed. De laatste ochtenden nam het aantal mensen dat komt bidden snel af. De afgelopen dagen heeft hij zelfs alleen gebeden. Hij heeft zich voorgenomen alleen de komende ochtenden lfjar in de moskee te bidden. Na het suikerfeest zal hij God voortaan thuis dienen. Zoals voorheen. Afgezonderd neemt hij plaats en ziet in zijn herinnering zijn eigen zoon naar binnen lopen om naast hem te komen zitten. Zijn weggelopen zoon Amar. Ooit het toonbeeld voor zijn Marokkaanse leeftijdsgenoten. Al zijn vrienden keken tegen hem op. Atheneum met uitstekende punten, artistiek, veelbelovend op vele vlakken en bescheiden maar vol overgave in het belijden van de Islam. Een lieve zachtaardige jongen die iedereen zou wensen als zoon. Tot hij in aanraking kwam met de verkeerde jongens... Gezwind ging hij over van sigaret naar joint richting fles. Levend in de illusie om op die manier zijn doelloosheid te lenigen. Elke week raakte hij wel in aanvaring met de politie. De eens geprezen jongen in verval geraakt en zich nagenoeg elke dag afzettend tegen God en ouders. Weemoedig vervloekt de oude man de duivel, staat op en bidt twee rak3aat. De imam is nog niet binnen. Na de tarawie7 wil hij snel naar huis. Hij praat na het bidden niet meer met de andere mannen buiten de moskee. Het leven is anders dan vroeger. Hij voelt dat men het hem kwalijk neemt dat zijn zoon weg is. De oude man voelt dat hij met andere ogen wordt aangekeken. En niets is erger voor een mens dan van je medemens het gevoel te krijgen dat je minder bent. De regen zorgt ervoor dat hij haastig loopt. Bij binnenkomst kust zijn vrouw hem op zijn voorhoofd. 'Wil je thee maken, het water kookt,' vraagt ze hem waarop hij bevestigend antwoordt. Na de thee reciteert hij samen met zijn zoontje Lahcen soeraats uit de Koran.
Enige uren later wordt hij wakker op bed. Hij merkt dat zijn vrouw niet naast hem ligt. De slaapkamerdeur staat op een kier en hij hoort haar stem stilletjes wenen vanuit de woonkamer. Sinds haar Amar weg is staat ze 's nachts vaak op, om in haar eentje de leegte in haar hart te laten spreken. Langzaam gaat hij de trap af en in de hal vallen ze elkaar in de armen. 'Waarom? Waarom moet ik zo lijden? Mijn God, waaraan heb ik dit verdiend? Waar is mijn Amar, ik wil mijn Amar...' De oude man probeert haar te troosten zoals hij de afgelopen twee jaar vrijwel elke nacht heeft gedaan. 'Het is de wil van God, en in Hem geloven wij,' zegt hij drie maal waarna ze weer trachten te slapen.
De laatste dag van de Ramadan is aangebroken. De vrouw van de oude man en zijn dochter Fatima staan de gehele dag in de keuken verschillende soorten koekjes te bakken voor morgen. Heel het huis ruikt naar rozenwater en gebakken koekjes. Die avond, tijdens de laatste tarawie7 voelt de oude man dat een gevoel van besluiteloosheid hem bespeelt. Hij voelt zich ondanks zijn leeftijd vrij goed als hij in de vroege ochtenduren de kou en wind trotseert om naar de moskee te komen. Toch weet hij dat de aanbrekende ochtend zijn laatste zal zijn waarin hij lfjar in de moskee zal bidden... Hij bedenkt dat als slechts een enkeling ook de moeite zou nemen om in de ochtend in het huis van God te verschijnen, hij zou blijven komen. 'Asalaam a3laykoum, asalaam a3laykoum,' hoort hij de imam de gebedsgroet ter afsluiting van het gebed luid uitspreken waarna de menigte in de moskee zijn woorden eensgezind herhaalt.
'Wees niet bang, wij zijn reine dienaren zoals u.' 'Wees niet bang, wij zijn hier voor u namens God, zoals u hier bent voor onze Heer.' 'Als u bidt, weet dan dat u nooit alleen bidt. Ook al bent u alleen.' 'Als u de gebedsgroet uitspreekt, weet dan dat u altijd wordt teruggegroet.'
'God, de Enige, de Vredelievende, de Barmhartige, de Rechtvaardige, verlos deze dienaar van zijn pijn. God, verlos deze broeder van zijn pijn.' 'Het derde gedeelte van de nacht is voor aanbidders die Uw Licht zoeken. Het derde gedeelte van de nacht is voor smeekbedes van Uw dienaren.' 'Het derde gedeelte van de nacht is voor verheerlijking van Uw Verhevenheid boven alles en iedereen. U bent alwetend, Heerser der werelden.' 'God, de Enige, de Vredelievende, de Barmhartige, de Rechtvaardige, verlos deze dienaar van zijn pijn.'
Na deze zinnen valt de oude man op de grond en begint zachtjes te huilen. Als hij vragen stelt aan de stem, krijgt hij geen antwoord. Opnieuw hoort hij koranverzen vanuit het midden van de ruimte... Snikkend neemt hij zich voor elke lfjar in de moskee te bidden. Slechts de dood zal hem in de ochtenden die hij nog te leven heeft tegenhouden, om de grond waarop hij loopt getuige te laten zijn van zijn bestemming. Plots ziet hij in een waanvoorstelling zijn zoon Amar de gebedsruimte betreden om naast hem te komen zitten. Het geroezemoes wordt steeds zachter en even later hoort de oude man enkel zijn hart bonken. Op de terugweg naar huis, dwalen vele vragen door zijn hoofd. Zal hij zijn vrouw vertellen over het licht of niet? Zal hij de imam raadplegen over de gebeurtenis in de moskee?
Als de oude man in de buurt van zijn huis staat ziet hij wederom licht in zijn huis branden. Hij opent de voordeur en ziet in de keuken zijn vrouw staan met een betraand gezicht. De glimlach op haar gezicht vertelt hem dat de tranen tranen van vreugde zijn. 'Kijk eens in de huiskamer,' zegt ze zachtjes. Wanneer hij in de woonkamer kijkt ziet hij Amar op de bank slapen. Doorvoeld en vol blijdschap loopt hij naar binnen en gaat in tranen uitbarstend op zijn knieën zitten om zijn zoon te kussen.
'Mijn zoon, ik heb je zo gemist. Als ik ooit iets verkeerds heb gezegd of gedaan, weet dan dat mijn bedoeling altijd goed is geweest. 'God is mijn getuige, mijn zoon. Iets waar ik alleen van dromen kon, is echt! God is groot, God is groot, God is groot.'
De oude man en zijn vrouw hebben Amar heel de ochtend vastgehouden. De familie had een onvergetelijk suikerfeest. Drie dagen later overleed de oude man. Zijn plotselinge dood werd door iedereen in zijn omgeving betreurd. Amar was maandenlang ontroostbaar. Voor veel mensen werd snel duidelijk dat de oude man een grote plaats achter had gelaten. Een eenvoudige, bescheiden en vrome man die iedereen zachtaardig bejegende is heengegaan en laat een vrouw en drie kinderen achter...
Dit zijn de tekenen van Allah. Wij dragen ze u voor naar waarheid.
In Naam van Allah de Barmhartige de Genadevolle,
Dit zijn de tekenen van Allah. Wij dragen ze u voor naar waarheid.
In een grote stad waren de filosoof Badra en imam Mahdoeb niet alleen naaste buren maar ook elkaars beste vrienden. Op een dag zaten ze beide in de achtertuin en zoals gewoonlijk bespraken ze elkaars gebeurtenissen. Op een gegeven moment zei Badra: Imam zoals je weet, twijfel ik aan het bestaande en ik koester twijfels over hun ontstaan. Mogelijk kun jij enig licht werpen in deze duisternis. Laat maar horen, dan kan ik zien of ik een antwoord weet. Daarop stelde Badra de volgende drie vragen: 1_ Als God onzichtbaar is, hoe weet je dan dat Hij bestaat? Als God regeert en voor alles verantwoordelijk is, waarom zou de mens dan gestraft kunnen worden? 3_ Satan is uit vuur geschapen, hoe kan het vuur hem dan pijnigen? Wat wil je: abstracte of concrete antwoorden? Liefst concrete; zei Badra Mahdoeb zei niets, bukte, raapte een stevige aardkluit van de grond en sloeg er zijn vriend mee op het hoofd. De wond bloedde en er groeide een bult op zijn hoofd. Hij was zo kwaad dat hij besloot om naar de rechter te stappen om een klacht in te dienen wegens mishandeling. De rechter vroeg aan de Imam: heb jij Badra geslagen met een aardkluit?. Ja, dat heb ik gedaan. En waarom?, vroeg de rechter. Hij wilde antwoord hebben op zijn drie vragen, en die heb ik hem gegeven. En wel op zijn verzoek, want hij wilde concrete antwoorden!. De rechter vroeg aan Badra; heb jij drie vragen gesteld en een concreet antwoord verlangd?. Ja, dat heb ik maar ik heb hem niet gevraagd om mij te mishandelen!.
De rechter vroeg aan de Imam, U zegt dat u met een slag al zijn antwoorden hebt beantwoord, terwijl niemand U om slaag heeftgevraagd! Dan wil ik nu graag weten welke vragen je hebt beantwoord met die harde kluit. Hierop antwoordde de Imam, Deze manier was de enige juiste reactie op zijn stomme vragen. Hij zegt, dat ik hem pijn heb gedaan. Ziet hij die pijn, of heeft hij hem gezien?. De rechter vroeg Badra of hij de pijn heeft gezien? Nee, maar ik heb hem gevoeld !, antwoordde Badra. Dat is het antwoord op de eerste vraag. We hoeven onze God niet te zien, want wij voelen zijn aanwezigheid. En de tweede vraag: als Allah voor alles verantwoordelijk is, waarom beschuldigt Hij dan mij?. En omgekeerd: waarom Allah verantwoordelijk stellen voor de ellende die we zelf aanrichten. Het is juist Zijn wens dat wij ons van de ellende bevrijden. Met andere woorden: wij zijn niet geschapen om te lijden maar om in vrij en blijheid te leven en wij moeten geen ongewenste problemen over ons heen halen. En nu de derde vraag. Uit aarde is de mens geschapen en met een aardkluit sloeg ik hem. Hoe kan hij dan pijn voelen als aarde, aarde slaat. Zo zal Satan de pijn voelen van het hellevuur. Alles is mij duidelijk geworden; antwoordde Badra. Ik trek mijn klacht in.
Hasan had 3 zoons: Faroeq, Abdoellah en Qasim. Hij hield veel van ze. Hij wilde graag dat ze goede moslims zouden worden. Hasan was zelf een goede moslim. Hij deed zijn best om alle bevelen van Allah te volgen.
Op een dag wilde Hasan zijn 3 zonen testen. Hij gaf ze elk een beetje snoep en zei: Eet jullie snoep op een plaats waar je denkt dat niemand je kan zien, en als je dat hebt gedaan moet je terugkomen.
Faroeq nam zijn snoepjes en ging naar zijn kamer. Hij deed zijn kamer van binnen op slot en ging zijn snoepjes opeten, terwijl hij dacht dat niemand hem daar kon zien.
Abdoellah ging naar de kelder van het huis en hij was zeker dat niemand daar was. Hij at zijn snoepjes in het donker.
Qasim dacht steeds over een plek waar hij zijn snoepjes kon eten zonder dat iemand hem kon zien. Hij kon niet zon plek bedenken. Elke keer als hij een plek had bedacht, herinnerde hij zich dat Allah hem kon zien. Qasim at zijn snoepjes dus niet op.
Faroeq en Abdoellah gingen terug naar hun vader en vertelden wat ze hadden gedaan. Qasim kwam ook terug en gaf de snoepjes terug aan zijn vader. Hij zei: Er is geen plaats die geheim is voor Allah, dus ik heb de snoepjes niet opgegeten.
Hasan was erg blij met Qasim. Hij zei tegen Faroeq en Abdoellah dat ze van hun broer Qasim moesten leren. Hasan zei ook: Lieve zoons van me, bedenk altijd dat Allah alles weet en dat Hij alles ziet. Hij is altijd met ons. Dus we mogen nooit iets slechts doen, ook niet stiekem!
Ik wil jullie een waar gebeurd (Allahoe a3laam) verhaal vertellen,
Salaamoe Alaikoem broeders en zusters,
Ik wil jullie een waar gebeurd (Allahoe a3laam) verhaal vertellen, waardoor insha Allah iedereen bewuster wordt van keuzes die die maakt.
Er was eens een oude Man die in zichzelf dacht ik ga nu eens een goede moslim worden, dus hoe hij dacht, ging hij hoog in een berg helemaal alleen wonen om alleen Allah swt te aanbidden. De duivels (shitaans) die probeerden alles en nog wat om hem af te leiden, maar het lukt gewoon niet want die man had een sterke Imaan. De duivels die kregen hem niet van zijn plaats. De duivels die gingen naar de grootse 'duivelkoning' (Ibliss) en zeiden over die man. Ibliss zei ik zal jullie laten zien hoe het echt moet. De Ibliss die vermomde zich ook in een oude man en die kwam bij de man langs. Hij klopte aan en zei: Mag ik aub bij jou komen logeren want ik ben op reis en weet niet waar ik kan slapen? De man met een open hart die zei Marhaba je bent welkom kom binnen mijn vriend. Ze dronken samen thee en baden samen. De volgende dag vroeg de man (Ibliss) weer: zou ik aub nog een dag bij jou kunnen slapen, want ik vind het echt gezellig bij jou. De man die was blij en zei: ik heb zo lang geen bezoek gehad blijf maar tot jij weg wilt gaan. De man (Ibliss) die zei jij bent echt een goede man ik denk doordat jij zo gelovig bent dat jij mensen beter kunt maken met de hulp van Allah