Om de gewoonte niet te verliezen ben ik gisteren weeral eens geniepig naar mijn huidige stamcafé geslopen met de bedoeling het stof door mijn keel te spoelen, mijn blik naar een onbepaald voorwerp in de verte te richten en gewoon te relaxen, zowel geestelijk als lichamelijk. In korte woorden: de rust mij te laten overwinnen en zelfs te laten overwelven en als het niet anders kan, wat later, enkele problemen te trachten te verteren, zodat ik s anderendaags, met pas hervulde tanks, mijn strijd opnieuw kan starten, of zowel, enkele dringende en nodige beslissingen nemen.
Mijn aandacht werd ineens afgeleid naar verscheidene opeenvolgende luide smakkende kusgeluiden dichtbij, die gewoonweg niet te negeren waren. Juist voor mijn tafel, praktisch in de richting van mijn blik dus, ontdekte ik drie mannen, terwijl ze gezellig zaten te babbelen. Op de knieën van de grootste ervan zat een jongetje van een jaar of zeven die niet stil wou blijven, terwijl de vader hem luidruchtig op de wang kuste, dan in de nek en vervolgens op zijn borst, zonder ooit het gesprek met de andere twee mannen te verbreken, maar af en toe wel zijn woorden inslikkend om tijd te vinden het kussen te herbeginnen, altijd vergezeld van luide smakken, zodat zelfs de aandacht van de andere aanwezige mensen er op getrokken werd en scheve commentaar veroorzaakte, zonder effect nochtans.
Niet alleen de smakken maar ook de voortdurende verplaatsing van het kind op zijn schoot en de stoel op zichzelf, hem altijd maar dichter en dichter bewegend, terwijl vooruit leunend, achteruit trekkend, omhelzend, kussend, bekijkend en vertroetelend deden het mij moeilijk worden mijn blik ervan af te wenden. Een ietwat vuilere geest kon zich misschien en waarschijnlijk andere toestanden hebben verbeeld, maar bij mij was het duidelijk: het betrof zich om de liefde die een vader aan zijn zoon en overigens aan iedereen aanwezig, wilde tonen, alhoewel de manier die hij daarvoor aanwendde niet helemaal normaal genoemd mocht worden. De liefde voor een kind mag niet op zo een geweldige manier uitgedrukt worden. Niet zodanig verpletterend en overheersend. Ik vermoedde dat hij gescheiden leefde van zijn vrouw en recht had op kinderbezoek, ene keer per week misschien, waarvoor hij dus plechtig zijn vrienden uitnodigde, om allemaal samen enkele pizzas op te gaan vreten, vergezeld van veelvuldige flessen, heet-hoofd-verfrissend-bier, terwijl hij hen perse wilde bewijzen hoeveel hij wel van zijn zoontje hield, zodat de bezen er van alle kanten af vlogen...
Ik moet eerlijk bekennen dat dat gedoe mij ernstig begon te vervelen en zelfs hinderde. Er passeerde gene minuut zonder op zijn minst twintig kussen, altijd luidruchtig, uit gedeeld te hebben, zodat ik overwoog recht te staan en hem er op te wijzen dat zoveel liefde van een vader naar een zoon homofiele gevoelens van dat jongetje bekwaam zou zijn op te wekken en daarna misschien levenslang met diene ambetante hindernis te kempen zou hebben. Van de andere kant, de man was zeker en vast een hoofd groter dan ik, woog over de 100 kilos zonder dik te zijn, en zag er uiterst flink en fris uit.
Ik heb dus, respectvol, mijn mond maar gehouden, voor alle zekerheid..
Terwijl ik mijn blik in een andere richting wrong ontdekte ik aan de aangrenzende tafel twee jongens, recht tegenover elkaar gezeten, met aan hun gemeenschappelijke zijde een meisje dat voortdurend op de tafel bonsde van het plezier, maar tegelijkertijd haar beide knieën in de richting van het bovenbeen van beide jongens knelde en wreef, terwijl op de tippen van haar voeten steunend, zodat daar zeker gene andere uitleg voor kon gegeven worden tenzij de bedoeling hen beiden op te hitsen, de ene niet wetend van de andere, zodat ze blijkbaar uit was op een toekomstig, complex, driehoeksgeval..
Ga met zo een gerucht in uw oren zorgvuldig een pintje gaan drinken om uit te rusten, uw gedachten in de juiste richting te persen en te proberen de problemen van morgen, vandaag nog, op te lossen..
Mijn eerste echte en eigen installatie heb ik verricht in de stad Niteroi, rechtover Rio, aan de andere kant van de Baai van Guanabara, waar ik zelf, eerder, de machine had verkocht aan een zekere meneer Alberto Torres, een oud heertje, eigenaar van een krant met de naam O Fluminense die mij blijkbaar echt beminde (ik heb last van oude heertjes die mij beminnen) en een eigenaardige karaktertrek bezat die compenseerde voor zijn gebrek aan technische kennis. Wanneer iemand geen kloten van iets verstaat moet men snugger genoeg zijn om niet voortdurend in de luren te worden gelegd. Zijn tactiek bestond erin tien keer dezelfde vraag te stellen, in andere woorden, gedurende tien verschillende gelegenheden. Indien uw antwoord verschilde van de ene naar de andere keer, dan waarde gij, in zijn opvatting, een dwaas die niet te vertrouwen was. Omdat ik altijd hetzelfde antwoord verstrekte, in dezelfde woorden, won ik langzamerhand zijn vertrouwen en alhoewel ik vier concurrenten moest bestrijden heb ik die zaak, met grote onderscheiding, gewonnen. Niet ene enkele keer alias, want hij heeft me daarna nog vier verdere machine-uitbreidingen besteld, over de loop van de jaren. Maar om de gang van de zaken niet in te lopen, keer ik dus terug naar mijn eerste installatie.
Ik had aan Mr. Alberto (ex-volksvertegenwoordiger en toen al dicht bij de tachtig, terwijl de echtgenoot van zijn dochter zijn belangrijkste afgevaardigde was in de krant, tot hij hem eens betrapt heeft in zijn kantoor, met zijn secretaresse op zijn schoot en zijn broek rond zijn enkels) beloofd dat de installatie gereed zou zijn vóór de verjaardag van de krant, toen al meer dan honderd jaar oud. Die belofte zou ik niet kunnen vervullen hebben indien ik besloot te wachten op onze Prima Dona, die een complex werkprogramma moest voldoen, tenzij ik besliste zelf het werk aan te pakken. En dat is het wat ik heb gedaan.
Ik besloot, wijs dat ik toen al was (zoals die oude aap die zijn hand niet in een donker gat steekt), een locale mechanieker, Delio genoemd, mij te doen vergezellen in mijn taak en die gespecialiseerd was in de installatie van Sheetfed offset presses, van het merk Solna (Zweeds), zodat ik op zijn minst over iemand zou kunnen beschikken voor de alledaagse simpele mechanische kwesties.
We beschikten over amper drie weken tijd om de installatie te voltooien, waar de configuratie en de grootte van de machine op zijn minst vijf weken vereiste, onder normale omstandigheden.
Ik besloot daarom geen sacrificies te meten en alle dagen van de week, inclusief zater- en zondagen, op te offeren om het mij mogelijk te maken die deadline te bereiken. Bovendien besloot ik ook alle dagen uit te rekken tot een gat in de nacht, zodat we meerdere keren later dan middernacht huiswaarts keerden. Diene bepaalde mechanieker was toen ook al rond de zestig en het waren natuurlijk zijn gloriejaren niet meer. Sinds hij aan de overkant van de stad woonde en om acht uur s morgens, terug aan het werk moest, besloot hij, op den duur, boven op de enorme papierrollen te slapen...
We zijn uiteindelijk geslaagd in ons objectief, hebben de krant, gedrukt in offset en met veel gekleurde fotos, ingehuldigd op de beloofde verjaardag, maar ongelukkig genoeg is die bewuste mechanieker, enkele dagen daarna, bezweken onder de druk, slachtoffer geworden van een eerste hartaanval..
Heel in het begin van mijn opleiding in de firma waarvoor ik nog steeds werk (allez, t is nu eindelijk bijna gedaan), hadden ze mij gevraagd de montering van een nieuwe web-fed, rotary offset drukmachine bij te wonen in een stad in het Zuiden van Brazilië, genaamd Curitiba, gekocht door de krant Diário Do Paraná. De monteur, een Braziliaan afkomstig van de stad van Itú (waarvan ze beweren dat alles daar dubbel zo groot is), in de Staat van São Paulo, werd toen al beschouwd als de Prima Dona van de firma, wat overeen komt met de Ster van de ploeg monteurs (we beschikten over meer dan dertig mannen, verspreidt over het gehele land), want hij was de enige mechanieker, in diene tijd (de vroege jaren zeventig) in staat deze opdracht succesvol te beëindigen. Hij had zelf de job geleerd van een Amerikaanse mechanieker, Fred Lunt, die echter en op den duur (hij hield, zoals ik, van een biertje, of twee) enkele serieuze fouten had begaan die daarna hersteld zijn geweest door zijn eigen leerling.
De allereerste montages van het eenvoudigste model van deze offset drukpers (Goss Community) uitsluitend bestemd voor kranten met een ietwat kleinere circulatie (rond de 10.000 exemplaren/dag, te wijten aan de beperkte capaciteit van de toen beschikbare aluminium offset platen), gebeurden in São Paulo (São Paulo Shimbum, een krant bestemd aan de Japanse gemeenschap, vooral geconcentreerd in een wijk genaamd Liberdade); in Brasilia (Correio Braziliense) en in Fortaleza (Correio Do Ceará en Tribuna do Ceará) in de jaren zestig/zeventig en duurden, gemiddeld, één maand.
Dat betekende dat onze enige monteur, voor die bepaalde machine, bereid moest zijn zolang, of nog langer, ver van zijn familie te leven, wat hijzelf en nog minder zijn familie, erg vonden, want hij was gewoonweg onuitstaanbaar. Dat (plus zijn technische bekwaamheid) was één van de redens van zijn uitstekend inkomen, want zijn verdiende wedde bleef praktisch onaangeraakt, terwijl zijn dagelijkse onkosten, zoals vervoer, maaltijden en hotel, logischerwijze, allemaal betaald werden door de klanten.
De eerder genoemde Fred Lunt, snugger wanneer nuchter, heeft enkele jaren later zijn eigen firma opgericht, heeft die bepaalde machine gewoonweg gekopieerd (met behulp van reverse engineering) en is tegenwoordig, samen met zijn zoon Chris, huidig President, eigenaar van één van de grootste fabrieken in de VSA (Daughin Graphic Systems) van dat soort drukpersen, gevestigd in de gemeente Elisabethville (t gelijkt een beetje op ons goed oud Rumbeekske), dicht bij Harrisburg.
Deze uiterst gespecialiseerde monteurs en vooral onze eigen technieker (Paulo Correa Dos Santos) weigerden resoluut hun professionele geheimen, aan eender wie, prijs te geven (om hun marktwaarde niet te verbrodden, natuurlijk) en mijn originele taak bestond erin die geheimpjes geduldig los te peuteren, zonder argwaan te verwekken. Mijn onschuldig, om niet te zeggen, onnozel uitzicht, gepaard(?) met mijn moeilijkheden me perfect uit te drukken in de Portugese taal (toen nog, tenminste), plus mijn onweerstaanbare uitnodiging, alle avonden, meerdere biertjes in te slikken om het stof uit onze keel weg te spoelen, deden zijn tong langzamerhand los geraken en vooraleer hij het besefte, leerde ik alle trucks en maatregelen nodig om zijn job, zonder gevaar, over te nemen. Hij is enkele jaren later, rijk, gestorven aan een hartkwaal en heeft zijn schatten achter moeten laten voor zijn vrouw, die hij, had hij mij tussen twee slokken bier toevertrouwd, oprecht haatte. Ik heb zijn taak niet alleen voort gezet maar, bovendien, nog ne hele hoop nieuwe techniekers opgeleid, zodat we ons van alle mogelijke en toekomstige "Prima Donas" definitief hebben verlost.
Samen met de executieve directeur van de firma waarvoor ik mijn leven lang gewerkt heb en een officiële afgevaardigde van de multinationale offset drukpersfabriek die we, met exclusiviteit, vertegenwoordigden in Brazilië, hadden we een lijnvliegtuig genomen naar de hoofdstad van de Staat van Minas Gerais, Belo Horizonte, vroeg in de morgen, waar we planden een vijf-miljoen-dollar-zaak af te handelen en het verkoopscontract te celebreren. Ge kent dat wel, zon type reizen zijn altijd plezant, want het ambetante werk (op technisch en economisch gebied, dat verscheidene jaren kan aanslepen) was toen reeds achter de rug en zelfs de totale prijs en de betalingsvoorwaarden, eerder genegotieerd, waren niet langer afhankelijk van ongelukkige verrassingen, zodat we praktisch niets anders te doen hadden dan plechtig te gaan middagmalen en daarna, tussen enkele champagneglazen door, elkaar proficiat te wensen en wat schone fotos te laten trekken, die de dag daarop in de krant zouden gepubliceerd worden, als levend bewijs dat hij, de krant dus, weeral zo spectaculair aan het groeien was, progressiviteit en modernheid vertegenwoordigend voor zijn aandachtige lezers.
Wanneer iets plezierig is duurt dat natuurlijk langer dan origineel gepland en we werden meteen ook uitgenodigd hun bestaande industriële installaties te bezoeken, een half uurtje verder rijden, met de auto. Vooraleer we het beseften hadden we de laatste vlucht verloren naar Rio De Janeiro en bevonden we ons opeens voor een dilemma: overnachten in Belo Horizonte, of een "taxi-aereo" huren in de plaatselijke luchthaven. Aangezien we niet gerekend hadden met diene tegenslag(?), hadden we ook geen verse onderbroeken mee gebracht en nog minder alledaags was- en opkuisgerief en kleren, zodat we voor het tweede alternatief opteerden. Het enige beschikbaar vliegtuig echter, was een één schroefmotor/vierpersoon's/vliegtuigje dat meer op tenger speelgoed geleek dan op iets dat degelijk kon op stijgen en zweven in de lucht en het begon bovendien, ineens, verwoed te regenen...
Ge moet natuurlijk niet raden, maar eenmaal daar boven in de hemel(?), midden in de zware en laaghangende wolken, laat in de avond, zonder computers aan boord om de beste route, afhangende van de weersomstandigheden, uit te rekenen, zonder een Wc om ne keer goed te kunnen schijten van de benauwdheid en zonder airhostess die voor enkele moedverstrekkende whiskys, gratis, zou kunnen zorgen, werd het een pure kwestie van uwe laffe pisser heftig toe te kunnen knijpen en te hopen dat de flitsende bliksemstralen, de pletsende stortregen op de piepkleine raampjes en de hevige rukwinden waarmee het vliegtuigje over en 't were werd geslingerd, ergens anders verschrikkelijke gevolgen zouden veroorzaken, maar ik zweer het; ik dacht dat het zich om mijn laatste reis betrof, vooral toen we hevig begonnen te schudden, joggen, rollen en stampen en de motor af en toe bleek te haperen en zelfs uit te vallen.
Mijn beschaafd gezelschap zag er niet beter uit en ze klemden beiden, bleek, hun voeten strak tegen de houten wand voor hen aan, waarschijnlijk met de bedoeling de verwachte val te trachten te dempen, terwijl hun kneukels wit uitsloegen van de kramp, terwijl ze hun armleuningen stevig vast grepen..
Een andere keer was ik, zonder verradend gezelschap, van Belém aan het vliegen naar Manaus, in het noorden van Brazilië dus, letterlijk boven het Amazonia oerwoud, in een gewone commerciële vlucht, toen ik mij herinnerde hoe een piloot, enkele weken daarvoor, zijn bestemming verkeerd had ingetikt op de computer en op den duur verloren was geraakt boven de jungle en verplicht was geweest, zonder brandstof, voorzichtig op de boomtoppen te landen, waarbij de helft van de passagiers onmiddellijk omgekomen waren en de andere helft, waaronder veel gekwetsten, verschillende dagen op hulp hebben moeten blijven wachten en uiteindelijk toch gevonden zijn geweest dank zij een moedige ingenieur, die praktisch alleen, de omgeving te voet had verlaten, zijn bot zakmes gebruikend (oorspronkelijk bedoeld om zijn nagels te reinigen) om zijn weg door de brousse open te breken en hulp te zoeken, terwijl vermijdend op alle soorten slangen, kobben en puiten te terten. Feit is dat, gedurende mijn trip, het vliegtuig, aangetast door het zware stormweer, met donder en bliksem, gedurig bleef vallen, elke keer waarschijnlijk honderd meter dieper, terwijl de wijven vooral, maar ook enkele kinderen, voortdurend rauwe kreten slaakten van de wanhoop en er bijna paniek ontstond, vooral nadat een aanwezige Paster luid "Avé Maria" besloot te bidden..
In een nog andere vlucht waren die eendere, constante, duiken veroorzaakt door eigenaardige hittegolven, gedurende de benadering van de luchthaven in Las Vegas, boven de woestijn dus, terwijl de hemel zich absoluut helder en klaar bevond, maar die toch het zweet deed uitbreken van de nerveusheid, bij de grote meerderheid van de passagiers.
Het is eigenaardig, maar iedere keer dat ik in Zaventem arriveer en vast stel dat de mist, gedurende meerdere maanden per jaar, enkel een paar meters boven de landingsbaan zweeft, ben ik verwonderd dat er nooit accidenten gebeurd zijn daar...
Zijn vrouw is helemaal opgemaakt, met nieuwe lingerie, baby-doll, geperfumeerd en vliegt onmiddellijk rond zijn hals, terwijl ze zacht in zijn oor fluistert: och schat, ik ben zo verschrikkelijk heet vandaag. Goesting in een 69?
De man, kreunt: ik ben doodmoe lieverd en ik ben bang dat ik amper aan een 68 kan geraken.
Hoezo, een 68?? Hoe werkt dat?
Ewel, jij zuigt me af en ik blijf je er één schuldig..
Dit is de beste uitleg om mijn lage QI te verklaren
Surras (aframmelingen) diminuem (verminderen) o Q.I. (weet ge niet wat dat betekent?) de crianças (van kinderen), afirma estudo da New Scientist.
Uma boa surra pode deixar uma marca na criança que é pior do que o desenho vermelho das mãos. Palmadas e outras punições corporais atrasam a inteligência infantil, segundo demonstra um novo estudo.
O Q.I. (quociente de inteligência) de crianças entre 2 e 4 anos que receberam palmadas regulares de seus pais caiu mais de cinco pontos no decorrer de quatro anos, comparado com o de crianças que não levaram palmadas.
"O lado prático disso é que os pediatras e psicólogos precisam começar a fazer o que nenhum deles faz agora, e dizer, 'não batam, sob qualquer circunstância'", diz Murray Straus, sociólogo da Universidade de New Hampshire, em Durham, que capitaneou o estudo juntamente a Mallie Paschall, do Centro de Pesquisa e Prevenção em Berkeley, na Califórnia.
Essas não são as primeiras evidências de que bater em crianças traz um custo: muitos estudos prévios já sugeriam a associação, e um estudo recente a partir de tomografias do cérebro descobriu que crianças severamente castigadas com surra tiveram baixo desempenho cerebral na faixa "verde" --que inclui neurônios-- comparadas com outras crianças. Estresse, ansiedade e medo talvez expliquem por que surras tornam lento o desenvolvimento cognitivo.
No entanto, os novos pesquisadores fazem uma ligação mais forte no relacionamento de causa e efeito entre surras e inteligência do que outros estudos, afirma Elizabeth Gershoff, pesquisadora de desenvolvimento infantil da Universidade do Texas, que não está envolvida no novo trabalho. Isso porque ele examina crianças no decorrer de quatro anos, além de calcular muitas variáveis passíveis de confusão, como a etnia dos pais, educação e se eles faziam leituras para as crianças ou não.
Straus e Paschall analisaram dados coletados nos anos 1980 como parte de uma pesquisa nacional de saúde infantil. Em 1986, um estudo anterior mensurou o Q.I. de 1.510 crianças com idade entre 2 e 9 anos, e também observou a frequência suas mães as submetiam a punições corporais. Os pesquisadores repetiram os testes quatro anos depois.
Os pesquisadores separaram as crianças em dois grupos de idade --2 a 4 anos e 5 a 9-- porque alguns psicólogos infantis afirmam que surras ocasionais são aceitáveis em crianças mais novas, mas não em crianças mais velhas.
As projeções revelaram que 93% das mães que bateram em crianças de 2 a 4 anos ao menos uma vez por semana, e que 58% recorreram à disciplina física com crianças mais velhas. Quase metade das mães das crianças mais novas bateram em seus filhos três ou mais vezes por semana, apontaram Straus e Paschall.
Quatro anos depois, as crianças mais novas que jamais apanharam de suas mães tiveram um ganho de 5.5 pontos de Q.I., se comparadas com crianças que sofreram punições corporais, enquanto os mais velhos que não apanharam ganharam 2 pontos de Q.I. em relação aos que apanharam.
Estes resultados põem em dúvida a prática de surra apenas nas crianças mais novas, diz Straus. "Uma das ironias mais cruéis é que as crianças novas são mais propensas a risco porque seus cérebros têm partes de desenvolvimento ainda em formação".
Apesar da conclusão dos cientistas, a palmada não é uma garantia de mediocridade intelectual.
Nas crianças mais novas, o atributo que fez mais diferença para a pontuação do Q.I. era se as mães estimulavam ou não a capacidade cognitiva. Isto era mais importante do que qualquer outra coisa, incluindo o castigo corporal.
"Digamos que você tem uma criança que tem pais educados, que apoiam e dão estimulação cognitiva, mas que batem: estas crianças vão ficar bem de qualquer modo, talvez não tão bem se não apanhassem", afirma Strauss.
Entretanto, ele tem pouca paciência com o argumento de que a surra complementa aquilo que a disciplina não cobre. "A pesquisa simplesmente não mostra isso", diz ele. "Bater não funciona melhor com crianças pequenas".
"Eu bati nos meus filhos quando eles eram pequenos: desejo que não isso não aconteça, agora que sei a respeito".
Godverdommelingen, 't is daarom da'k zone uil benne!!
The Bitch (neenee, da's maar een flauw grapje, hé..)
Terugkerend naar mijn liefste vrouw, Ligia, die ik zo heel erg en uit de grond van mijn hart bemin en ook, tezelfdertijd, verwijzend naar het onderwerp rijen, waarover ik het vroeger al eens heb gehad, het is niet overdreven te bevestigen dat ze een werkelijke hekel koestert aan de nooit te vermijden noodzakelijkheid "in de rij te moeten gaan staan". Ze weigert systematisch haar plaats daar te gaan innemen. Eender welk type, voor eender welk doel en onafhankelijk van de lengte. Om enkele voorbeelden aan te halen: in de bank, in de supermarkt, in de cinema, op de luchthaven in Recife en zelfs in Parijs, terwijl ze ongeduldig wacht op één van de drie liften die naar het zelfmoord verdiep leiden van de Eifeltoren. Ik heb nooit begrepen hoe ze zich eigenlijk dat vooroordeel heeft aangeworven en wat daar de originele oorsprong van mag geweest zijn, maar het brengt alleen maar nadelen met zich mee, vind ik.
Stel u voor in de rij van één van de kassa's van de supermarkt: ze staat daar ergens in de omgeving, met haar mandje vol met kilozware producten zoals suiker, rijst, appelsienen en aardappelen, maar ze staat niet echt, of duidelijk, in de rij (voor iemand die deze toestand eventueel zou moeten beoordelen). Alhoewel ze, laat ons zeggen, ene meter verwijderd van de rij, ook af en toe en naargelang de rij vordert, een stapje naar voren zet, op het ogenblik dat het aan haar feitelijke beurt is doet ze, schuchter en zelfs aarzelend die laatste beweging vooruit, maar de vrouw die echt in de rij, naast haar, staat, trekt onmiddellijk aan haar elleboog en snauwt scherp: "ge moet wel de rij respecteren, hé". Oké, ze had met zo een weerstand niet gerekend en daarom besluit ze terug de laatste plaats in de rij te gaan innemen. Zoals men in Vlaanderen beweert en men hier niet kopieert, dat een ezel geen twee keren over dezelfde steen struikelt, weigert ze terug precies achter de voorafgaande mens te gaan staan, terwijl ze zich, praktisch onmiddellijk, zijlings beweegt en schijnbaar niet geïnteresseerd in de rij, in een andere richting staart. Geen wonder dat niemand aandacht aan haar schenkt en bijgevolg als "intruser" beschouwd eens ze, terug, aan de kassa arriveert.
Andere keren, na mijn lawaaierige reclamaties op dat gebied te hebben beklemtoond, wat ze verschrikkelijk saai vind, oordelen veel gehaaste mensen (hun schouders en ellebogen gebruikend als argumenten), terwijl prevelend explicerend dat ze zich toch niet veel goederen hebben aangeschaft, dat ze het niet belangrijk vindt dat ze voor haar in de rij gaan staan, zodat ik, na me even vlug verwijderd te hebben om iets belangrijks te gaan oppikken dat ik me op het laatste ogenblik had herinnerd, drie nieuwe mensen vóór ons in de rij ontdek, wanneer ik, ontgoocheld, terug keer.
Ze komt dan altijd nijdig thuis, zegt niets nemeer voor haar reden en gaat als een verlamde mummie in haar bed liggen, terwijl ze schokschouderend huilt van de ellende..
Ik moet eerlijk bekennen dat er andere lijnen van conflict bestaan tussen ons, wat mijn liefde in geen enkel geval aantast en ik zal er niet verder blijven op aandringen, maar iets anders dat me hindert is dat ze alle soorten voorwerpen onschuldig verwijderd, maar die onmisbaar zijn in bepaalde omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de handdoek in mijn badkamer (jaja, we gebruiken aparte badkamers) en mijn pyjama, of het beddenlaken van ons gemeenschappelijk "kingsize"-bed in de slaapkamer. Ze is namelijk specialist in het verwijderen van belangrijke objecten maar voorziet niet in haar acties de respectievelijke vervanging, zodat, wanneer ik uit de badkuip stap, ik in de verste verre geen enkele handdoek kan bespeuren of, moe van de dag (geestelijk en lichamelijk) in de slaapkamer, ik zelf nog eerst mijn eigen bed moet gaan opmaken...
Vanwege mijn jongste broer: "London at CALYPSO-Speed"
Woensdagavond, daags voor Hemelvaart, aanvang van ons avontuur.
We liggen al enkele uren aan de wachtsteiger voor de Gravensluis op het kanaal van Plassendale, wachtend op hoog water om te kunnen schutten. Van de gelegenheid gebruik makend wandelen we naar de 10 Beaufort, om er onze maag wat bij te vullen. Om halftien is het zover, we mogen door de sluis. Zoals afgesproken ligt iedereen, verspreidt in zes boten, in de jachthaven van Nieuwpoort en in de avondschemering meren we aan met de hulp van onze vrienden medeavonturiers.
Het wordt een gezellig avondje (blijkt toevallig ook mijn verjaardag te zijn) en wilde verhalen doen de ronde. Niet iedereen is even enthousiast en sommige mannen laten zich nogmaals, door hun lieftallige vrouwen, overhalen de overtocht van het Noordzee kanaal toch te wagen, terwijl die er dan achterwaarts, op hun beurt, een vreselijke migraine aan overhouden. Maar kom, alles en iedereen wordt goed gebriefd en de VHF-kanalen worden afgesproken (die later heel goed van pas zullen komen om al onze miserie te kunnen uitwisselen). Ik vermoed dat niemand er spijt van heeft dat we nu over twee marifoons beschikken.
Een korte nacht scheidt ons nog van de ochtendstond en ik moet eerlijk bekennen, ik heb nog nooit zo weinig geslapen op wat, uiteindelijk, een deugddoende vakantie was bedoeld te worden (iedere morgen om zes uur opstaan; das echt niet aan mij besteed, als je weet dat ik er normaal nooit voor den drieën in zit). Maar ja, je moet er iets voor over hebben hé! London lokt en dat is wel een echt buitenkansje, een week in de chique jachthaven, vlakbij London Bridge, doorbrengen: dat is de natte droom van menig toervaarder.
Maar ons doel is nog ver. Eerst het kanaal overbruggen.
We vertrekken iets na zes uur (om het tij en de stroming mee te hebben) en ik ben al direct in de war (zeker niet lang genoeg geslapen) en vaar een ander stuk van de jachthaven binnen in plaats van uit te varen naar het zeegat. Ik ben sowieso al de traagste van alle boten (ik had hen nog gewaarschuwd dat ik niet mee wilde indien ik de oorzaak zou worden van de eventuele vertragingen van de andere boten, maar ze wilden daar niets over weten) en nu was ik nog het verkeerde gat in gelopen. Maar bon, even goed gas geven en we sleepten er toch nog zon acht knopen, of meer. uit.
Een tocht van acht uur voor de boeg en het weer zat goed mee. Een tweede schipper aan boord verstrekte de nodige rust en vertrouwen, zelfs al ging hij maar mee tot in Ramsgate.
Met de waypoints nauwkeurig ingetoetst in onze gloednieuwe GPS stevenden we in een praktisch rechte lijn af op Ramsgate.
Er werd mooi in konvooi gevaren, iedereen hield iedereen in de gaten en het tempo werd door ons bepaald. Wat kon er ons deren? De dieseltanks helemaal vol, de motoren in orde, proviand aan boord en een zalige crew (twee mannen en drie vrouwen).
Na een uur of drie begon het land uit zicht te raken en voelden we ons eindelijk echt op zee. We kruisten de autostrade van zeeschepen, en soms was het wel even slikken en maken dat je rap uit de voeten was als je zag met welke snelheid die mastodonten op je afraasden. Uitwijken doen die niet en stoppen al evenmin, dus je kan maar beter maken dat je even van je koers afwijkt en hen eerst laat passeren dan ze proberen vóór te zijn.
En dan begon het al een beetje. De grote golven die deze varende fabrieken veroorzaakten zorgden ervoor dat een van onze vrouwelijke crewmembers er een beetje bleekjes begon uit te zien. De andere had zich al in de kajuit te slapen gelegd en had blijkbaar nergens last van.
Toen Engeland in zicht kwam (oef, we zijn er bijna) begon de wind wat op te steken. De vier beaufort die als maatstaf had gediend om te besluiten te varen (of niet) werd al wat overschreden, maar wat wil je, eens op zee is daar niets ne meer aan te doen. Helaas kwam de wind en de bijhorende golven, knal van opzij, waardoor de boten begonnen te rollen en te stampen, tegelijkertijd. En je weet dat dat niet goed is voor de maag...
Ik zag Ines, bij de minuut, groener worden en ze vertrok ook naar binnen omdat ze veronderstelde dat het daar wat beter zou gaan (amaai).
Met nog een uur of twee voor de boeg, vraag ik aan mijn scheepsmaat de motorruimte na te gaan (niet teveel bilgewater en van dat soorten dingen) en ze meldt me dat ze stoom ziet... Ik verdenk dat het schroefaswater is dat op de uitlaatbuis terechtkomt en daar door de hitte verdampt, maar vraag haar het in de gaten te blijven houden. Na een kwartiertje verifieert ze nog eens en nu blijkt er een ganse waterstraal uit de uitlaat in de motorruimte te spuiten. Antonio probeert er nog een vod tegen te houden en verbrandt bijna zijn handen. Hij roept dat er een gat van praktisch twee vingers groot is, in de buis en Ines, die binnen ligt (zo ziek als een hond) vermoedt onmiddellijk het ergste (een gat in de boot) en vreest dat haar laatste uur geslagen is en we, in de kortste keren, met man en muis zullen vergaan.
Ik leg de bakboordmotor af en meld het probleem via de marifoon aan onze club. Als ik al de traagste was, dan ben ik het nu zeker. Op één motor haal ik nog maximum zes knopen. En het weer wordt er niet beter op.
Maar (en daarom apprecieer ik deze club zo erg) iedereen blijft bij ons en we varen samen naar Ramsgate. Ze hebben, naar het schijnt, onze onderkant volledig kunnen gadeslaan terwijl we aan het rollen waren, maar ons bootje blijkt toch zeewaardig genoeg om deze beproeving te doorstaan.
Tegen alle verwachting in blijkt Ramsgate een aangenaam haventje te bezitten. We meren er broederlijk aan en onmiddellijk buigen de technici van onze club zich over het probleem met het gat in de uitlaatdarm. Een nieuwe darm is de beste oplossing, maar het is Hemelvaart vandaag, en we vrezen dat er niets open zal zijn om aan ons gerief te geraken. Maar geen nood, in Engeland vieren ze dat niet en in een wip en een tel hebben we een boatshop gevonden waar ze precies beschikken over wat we nodig hebben. Op een uurtje is de klus geklaard met wat dreft als glijmiddel en de handige handen van Antonio en Cie (waarvoor dreft niet allemaal goed is, hé?). Nu kan het niet meer stuk (denken we) en we zijn vol goede moed klaar voor de invasie van London.
s Namiddags komen onze vrienden Hans en Sigried ons gezelschap verblijden met de bedoeling mee te varen tot in London. We bezochten samen een Belgische pub om de innerlijke mens te versterken en om dehydratatie tegen te gaan. Gezellig!
Vrijdagmorgen moeten we (weeral) vroeg uit de veren en tegen een uur of zeven varen we uit. Het eerste wat me opvalt als we even buitengaats zijn, is dat mijn bakboordtank al op reserve staat en de stuurboordtank nog bijna vol is. Eigenaardig! Ze waren beiden vol bij vertrek en goed voor een dag of twintig varen. Hoe kan dat nu? En hoe verder we varen, hoe leger de ene wordt en hoe voller de andere. Ik meld mijn probleem met de marifoon (godzijdank bestaan die dingen) aan de clubleden die me voorstellen me op sleeptouw te nemen, want als het zo verder gaat zullen mijn twee motoren stilvallen bij gebrek aan diesel. Ondertussen is de wind wat aangewakkerd en worden de golven alsmaar groter. Ines begint er weeral ongezond groen uit te zien. An laat het niet aan haar hart komen en stapt onverdroten en onvervaard met een bootshaak naar de boeg om het sleeptouw aan te nemen van de Savage die, evenals wij, ligt te botsen op het water. Na enkele pogingen lukt het en worden we voortgetrokken door onze redders in nood. We laten de motoren nog meedraaien om geen snelheid te verliezen (we hebben zo al rap genoeg de slechte naam dat we goedkoop willen varen) en eigenlijk liggen de twee boten nu stabieler op het water dan de anderen. Op naar Queenborough dus, weer of geen weer. Maar een beetje verder krijgen we verontrustend nieuws van de twee boten die een paar kilometer voorop zijn: de wind wordt almaar harder (tot een zes beaufort) en de golven maken putten van meer dan twee meter diep. We moeten terug want de omstandigheden worden slechter met de minuut. Enkele van de grotere boten verkiezen toch door te varen, maar onder het motto samen uit, samen thuis keren ze (zij het met enige tegenzin) ook hun kar. Op de terugweg naar Ramsgate, gebeurt wat ik verwacht had: beide motoren vallen, de een direct na de ander, uit. Nu betekenen we echt een speelbal voor de golven. Gelukkig is het varen nu iets aangenamer, met de wind in t gat. Even voor het binnenvaren van Ramsgate worden we langszij genomen door de Lady. De touwen spokken en kraken maar we liggen goed vast aan elkaar en dankzij de grote behendigheid van de kapitein van de Lady worden we mooi naar binnen geloodst en gaan we tanken, want die ene tank is dus helemaal leeg. Even de pompist opgeroepen en we worden bediend. Helaas is er alleen rode diesel! En ik die al twee jaar mijn best doe om alleen maar witte diesel te tanken! Maar soit, we moeten verder. Aan de steiger wordt het weer een werf. Freddy, de man die alles kan, vloekt voor de zoveelste keer op die stomme stoel van ons die veel te zwaar is en te moeilijk te verplaatsen om aan de motoren te kunnen geraken. Met man en macht vliegt heel het zootje gewoon op de kant. De filters worden gekuist, de leidingen ontlucht en met een blaaspomp voor de rubberboot slagen we er in de toevoer van de ene tank door te blazen. Door het rollen en stampen op zee is het slib onderaan de tank losgekomen en verstopte de toevoer (raad aan eenieder die voor de eerste keer op zee gaat: laat eerst uw tanks proper maken!) Omdat beide tanks in verbinding staan, namen de twee motoren diesel uit de bakboordtank, maar de overloop van de stuurboordmotor komt wel nog terecht in de stuurboordtank, waardoor die voller wordt en op den duur overloopt... Ik vrees dat ik wel een aantal liter diesel op die manier in zee heb laten lopen zonder het te beseffen. Maar bon, alles marcheert weer, dus wordt er weer volop gespeculeerd over onze bestemming voor morgen. London of niet, we moeten de weerberichten afwachten. We laten het nog maar een keer niet aan ons hart komen en maken dan maar de havenbuurt onveilig.
Ines zweert dat ze niet meer meevaart met ons. Ze heeft de schrik van haar leven opgedaan en neemt dan maar liever de trein naar London, of de ferry naar Calais.
Zaterdagmorgen, de zon kruipt ergens uit de zee omhoog, we slapen heel diep de slaap der onschuldigen, tot er ineens driftig op onze ruit geklopt wordt, met de kreet: laat ons vertrekken naar London!!!. Iedereen gelukkig (alhoewel uiterst moe, want het is weeral nog maar pas zes uur) want daarvoor doen we het toch, om London te zien per boot. De kapitein van de Spider loopt er maar sip bij. Naar London varen is iets, maar op tijd terug keren naar Nieuwpoort, dat is wat anders! En na een kwartiertje zien we hem ineens glunderend over de steiger flaneren. Dan worden we ingelicht dat we London beter kunnen vergeten. Een weerbericht dat uithangt bij de havenmeester voorspelt windrukken tot 6 beaufort en dat is echt niet te doen. Dan maar terug naar Calais. Het weer blijkt, in die richting, beter mee te vallen.
Ines is ondertussen met de ferry naar Calais vertrokken en van daar met de trein naar Rijsel. Zij houdt het voor bekeken. Hans en Sigried, wiens auto in Ramsgate staat, varen met ons mee en zullen later de ferry terugnemen, om dan met de auto op de ferry terug te keren. Van channel-hopping gesproken!
Wat we verdachten gebeurde natuurlijk: de ene motor die al dat slib te verwerken had gekregen begon te mankeren. Eerst viel hij om het half uur stil, waarna hij iedere keer na enkele pogingen wel terug startte, maar op den duur was het om de paar minuten miserie. En tegen de tijd dat we Calais in zicht hadden was er zelfs geen leven meer in te krijgen. Dan maar op één motor verder. Daar waren we ondertussen wel gewoon aan geraakt.
Het geluk was ons toch nog gunstig gezind, want we werden bijna direct toegelaten de jachthaven van Calais binnen te varen en die enkel opengaat als het tij hoog genoeg is. Maar ja, iedereen die al lang ligt te wachten wil tegelijk binnen en daar ligt het nu bomvol. Bij overmaat van ramp is er maar één ligplaats voor onze zes boten, dus moeten we allemaal tegen elkaar en wij omdat we bijna de kleinste zijn, als voorlaatste aanmeren. Dat betekent: dobberen en poteren en ondertussen is er wind en veel stroming en veel bootjes en ja, natuurlijk, valt de tweede motor nu ook uit...
Helemaal stuurloos dobberen we rond en botsen gelukkig nergens tegen (hoewel het niet veel scheelt) en proberen die ene motor terug aan de praat te krijgen, wat ons ook lukt, maar na enkele ogenblikken is het weer van dat. Een tweede poging en hop, we kunnen ons als vijfde op een rij eindelijk vastleggen. Oef...
Van moeite en miserie kruipt iedereen in bed voor een siesta en in de late namiddag leggen we de motorruimte nog maar eens open. Ondertussen kan ik het zo al een beetje zelf, filters kuisen, leidingen ontluchten en maar aan dat opvoerpompje zitten snokken tot ge er blauwe vingers en een tennisarm van krijgt. Maar het lukt toch.
Calais blijkt niet zon aangenaam stadje te zijn. We besluiten wat te eten en proberen op tijd in ons nest te kruipen om er s anderendaags terug tegen te kunnen.
Hop en weeral vroeg op, de zondagmorgen en weg zijn we, richting Duinkerke. We zijn nog maar pas vertrokken of ik voel al nattigheid (nee nee, geen regen, die hebben we de hele reis niet gehad, alhoewel ik alle dagen mijn ruitenwissers nodig had, maar dat was voor de overspattende golven), de ene motor blijft haperen en moet ik telkens weer opstarten en de andere voel ik maar op beperkte kracht lopen. Waarschijnlijk zit die leiding ook een beetje verstopt. Dus ja, weeral eens over de marifoon hulp geroepen en de Savage, wiens touw toch al wat versleten was door de vorige trekbeurt, neemt ons opnieuw op sleeptouw, voor alle zekerheid. We genieten van een tocht langs de kust totdat de wind weer wat begint op te steken. Voordien vraagt de Neptunus ons laconiek weg (op zijn olstsj) of we meedoen aan een race met de rappe boten. Ik vraag beleefd of we onze roeispanen mogen gebruiken...
En racen doen ze, eindelijk al die pks eens de vrije loop laten. Maar achteraf blijkt er toch één met een probleempje te kampen. Over de marifoon horen we: djudedju, mijn motorruim spuit vol met diesel! Dus ook maar even op één motor verder. En een ander die laat weten dat zijn keerkoppeling niet meer naar behoren werkt. En wij die dachten dat we de enige met miserie waren...
Enfin, we komen behouden aan in Duinkerke. Op het laatste moment krijg ik toch weer één motor op gang en kunnen we op eigen kracht de haven binnen varen (ze zullen wel beweren dat ik me heb laten slepen voor het profijt en ja laat ze dat maar zeggen; misschien hebben ze wel gelijk?).
De helft van de bemanningen keren huiswaarts om nog een beetje te werken voor een week, tot het volgend weekend. Duinkerke is aangenamer dan Calais: er valt nog iets te beleven daar. Vooral voor ons, want we hebben een firma ingeschakeld om onze tanks te komen kuisen. En die kunnen dat natuurlijk alleen in de voormiddag van s morgens vroeg. Weeral niet uitslapen! En twee dagen na elkaar natuurlijk van hetzelfde. En spijtig genoeg kunnen ze alleen het eerste compartiment van de tanks echt goed schoonmaken, want er zitten schotten in (nee geen Schotten). Dus eigenlijk een hoop weggesmeten geld. Maar ja, wat doet ge er aan...
Ik zweer dat ik over de kanalen terug keer naar huis, langs Veurne om, enzo. Kwestie van die woelige zee te vermijden die al dat slib opwoelt in mijn tanks. Maar als puntje bij paaltje komt en de kapiteins terug zijn, overtuigen ze me om toch maar mee over zee, tot in Nieuwpoort, te varen. Ge gaat toch niet alleen over die kanalen gaan! Die sluizen gaan maar drie keer per dag open en bovendien, als ge weeral panne hebt, zullen we u niet kunnen helpen. Allez, mee met ons!
Wat doe je dan? Volgen hé! En hup, subiet al weer redelijk wat golven en hoe verder we geraken, hoe meer. En wij tevreden, als Nieuwpoort in zicht kwam! De rest vaarde verder, richting Blankenberge, maar wij, blij dat we binnen waren (op eigen kracht voor één keer) en door gevaren tot we in de gravensluis mochten (weeral drie uur wachten) en het kanaal van Plassendale op. Voor een stuk weer op één motor, want het probleem was natuurlijk nog niet helemaal opgelost. En de anderen, wel, die hadden eigenlijk ook allemaal goesting om binnen te lopen in Nieuwpoort omwille van het ruige weer, maar geen een die dat wilde toegeven aan de ander, en dus voeren ze allemaal naar Blankenberge. En de dag erna wilden ze langs Zeebrugge naar Brugge, maar het was zondag en de zeesluis ging niet open en dus maar terug langs Oostende. En daar bij toeval kwamen we ze terug tegen. Wij op één motor (eens je dat gewoon bent is dat geen probleem) en zij vollen bak naar Brugge en toch bleven we samen.
Aan de Coupure in Brugge kregen we van madame van de havenmeester onder ons voeten: als t u nie aanstaat moete maar voort goan, we goan sebiet t brugske weer opendoen, als ge nie wilt luisteren moedet moar weten. En wij lekker walking diner houden op de steiger, prachtig gewoon.
Eén ding hebben we ook geleerd: als er traag moet worden gevaren (zodat een voetganger u met gemak voorbijsteekt) dan roepen ze over de marifoon: vanaf nu iedereen op Calypso-speed!!!
Calypso II en crew
PS: alle gebeurtenissen zijn toevallig echt (alhoewel misschien nog straffer) en alle gelijkenissen met bestaande personen zijn ook zo bedoeld.
'k Dacht bij mezelf, nog ne keer rap schrijven naar Marc, de zoon van de koster, om hem te laten weten hoe belangrijk hij wel was.
Zo was dat vroeger: de zoon van de commissaris, de zoon van de schoolmeester, de zoon van de huisdokter, de zoon van de koster, allemaal belangrijke mensen in de parochie, die allemaal eerbiedig, door de andere parochianen, ná gekeken werden. De eerste méér voor hun intellectuele kwaliteiten, de laatste uit respect, nadat ze die toen recente film hadden gezien: "O corcunda de Notre Dame".
Zijn verdriet was nog bijlange niet op, terwijl het mijne al bijna halverwege was. Kan men aan iets beters denken dan aan een doos vol met oude foto's, met de bedoeling de plezierigste ervan uit te pikken en de plooi om de lippen te laten glijden?
Méér dan een plooi om de lippen, een gekriebel in de onderbroek te voelen ontstaan? Vroeger waren we jonger, gezonder en aantrekkelijker. Zelfs de Braziliaanse geitjes verdachten er ons van Belgische "Alain Delon's" te zijn, op verlof in de Zuid-Amerikaanse oerwouden. Ze waren rapper bereid bepaalde daden toe te staan en ook uit te voeren, van pure liefde, zonder zelfs aan ene frank wisselgeld te denken. Ik weet niet waarom hij op het heetste moment gevlucht is, toen. 't Ging juist beginnen en hij zou de gelegenheid gehad hebben zijn gans meer dan ene keer te versmoren, want als het geil begint te vloeien is er geen stoppen nemeer aan. Ik bedoel, vroeger toen we jonger, gezonder en aantrekkelijker waren en ons niet lieten afleiden door oudere zusters en moeders die de toestand altijd wat "koeler" aanschouwden en magerder en bleker werden met de dag.
Dat was de inleiding.
Om te vervolgen, we hadden veel meer geiten gegeten kunnen hebben, hadden we geen tijd en goesting verspeeld met die verschillende en overbodige, voorbereidende, frieten met caipirinhas, die eerder, lang geleden al, de goesting werkelijk op, ik bedoel naar omhoog, stoomden, maar die nu, meer recenter, de gedachten geleidelijk doen afzwenken naar minder belangrijke issues, zoals hoe rap de slepende dagen eigenlijk wel voorbij schieten, de ene ná de andere, met altijd maar minder goed nieuws en met een duidelijke afschuw voor onverwachte telefoontjes, vooral 's nachts, terwijl ge juist goed in slaap geraakt zijt, na rap nog ne keer bedacht te hebben dat ze u vandaag niet kunnen pakken hebben, de smeerlappen, want ge waart juist één stapje rapper geweest, maar dat ge toch dat nieuw pijntje ne keer moet laten onderzoeken, daar beneden rond uw maagdelijk asshole (uitzondering gemaakt voor die paar uitdrukkelijke vingerstoten vanwege dienen onbeschaamde dokter), want ge had dat nog nooit eerder gevoeld en zou het misschien kanker zijn?? Rap nog enen binnen gieten vooraleer ge er slecht van slaapt...
Om te besluiten, morgen (vandaag) is het vaderkesdag. Als men zelf geen kinderen heeft denkt men gauw aan uw eigen vader. De vader van Marc was een bekende Koster die op het klavier te keer ging. Mijn vader ging op mij te keer. Daar bevond zich het grootste verschil. Mijn nieuwste dochter, hij had gelijk, was het dan al een beetje beu op mij de gehele dag te moeten blijven staren. Alle dagen. Ze had toen pas ontdekt dat ik een eigenaardige huidkleur bezat. Helemaal verschillend van haar eigen, eigenlijk. Een soort van "palido", van het blankwitte naar het bleke variërend. Niet bepaald schoon, of ongerept. Bovendien had ze opgemerkt dat alles zo groot was aan mij. Mijn buik, mijn tieten, mijn oren, mijn neus. Zonder van de rest te spreken. Verschillend van haar biologische vader, die een lekker bruintje was, mager en taai. Een werkloze visser. Arm, maar schoon. Terwijl haar nieuwste vadertje wel rijker was, maar lelijk als de pest. Ze was toen nog aan het beslissen wat het meest voordelige was. Later heeft ze dat dan wel ontdekt, maar op dat ogenblik, op het schoolfeestje ter gelegenheid van vaderkesdag, besloot ze juist ver genoeg van mij weg te gaan zitten, zodat de eventuele argwaan vanwege nieuwsgierige (andere) vaders meteen gekelderd kon worden... diene lelekoard doare, mien voader? Ge zie gie zot zekers?
't Herinnert mij aan diene mens in de Sint Petrus en Paulus Kerk in Rumbeke, op een zondagmorgen: hij bezat een gehaktballetje op zijn wang, zo groot als een kiekenei. Alhoewel de kerk vol gepropt zat van mensen, was de ruimte rond hem onverklaarbaar groot. Zijn eigen kinderen wilden niet, dicht bij hem, herkend worden en de kinderen van de andere mensen verkozen niet als zijn kinderen door te gaan...
Gelukkig dat ik geen gehaktbal op mijn neus heb...
Ik had, in mijn vorige post, beloofd dat het derde deel over mijn vrouw het laatste zou zijn, maar ik heb hier nog iets op mijn hart liggen dat niet wil zwijgen. Allez, ik hoop dat ge het mij vergeeft en ik zal proberen van dit kapittel het allerlaatste te maken over de eigenaardige karaktertrekken van mijn vrouw, maar het moet eruit. Verontschuldiging daarvoor.
Het geval gaat over Wc-papier.
Vroeger, toen ik nog alleen leefde (hoeveel jaren niet geleden??), voelde ik nooit gebrek aan papier, wanneer dat vereist werd door een samenloop van enkele speciale omstandigheden, vooral in mijn onderbuik.
Toen ik besliste nogmaals te trouwen oordeelde ik dat de zorg, het toezicht, de verantwoordelijkheid en andere toepasselijke maatregelen, met de bedoeling te vermijden dat er ooit gebrek aan Wc-papier zou ontstaan, in eender welk kot, uitsluitend getroffen moest worden door de afgevaardigde van het vrouwelijk geslacht die daar, met zo'n typische onbenulligheden, hun lege dagen zouden kunnen mee vullen.
Tegenover die uitdagende opdracht geplaatst besloot ze, Ligia dus, één enkele rol te voorzien, maar wel diezelfde dag nog. De volgende dag echter vergat ze na te gaan of die eenzame rol al volledig aan zijn doel had voldaan, zodat ik, vanaf die gelegenheid, praktisch alle dagen luid om papier moest schreeuwen, nadat ik tevreden de laatste bom uit mijn luik had laten vallen, terwijl de deur minimum openend om de verse lucht niet helemaal te laten ontsnappen.
Gealarmeerd besloot ze twee rollen te voorzien, vanaf dat ogenblik, één voor constant gebruik en de tweede als veilige "stand-by". Om de twee dagen, echter, werd ik verplicht terug mijn vrolijke omgeving bloot te geven, terwijl nijdig om papier hellend.
Gelukkig had ik, gedurende een bezoek aan België, in de badkamer van Hilde, mijn zuster, een "metallisch stel" opgemerkt dat plaats verschafte voor niet minder dan vijf rollen. Wat een belangrijk luxevoorwerp en heilige voorziening van de wetenschap. Onmiddellijk sprak ik over die moderne uitvinding met mijn vrouw die, eveneens enthousiast, het idee prachtig vond. Mijn brullende "papier"-herinneringen, gericht aan alle aanwezige vriendinnen van mijn vrouw, in de woonkamer verzameld, daalden naar een wekelijkse frequentie en ik besloot een kast te bestellen, in handbereik van de "stoel", waarin ik bekwaam was meer dan twintig rollen papier op te stapelen.
God zij dank, ik heb, gedurende drie lange weken, de nood niet meer gevoeld mijn stem te moeten verheffen om mijn dringende toestand duidelijk te maken, maar ongelukkig genoeg, juist toen dat terug nodig werd, was er niemand thuis, was de enige beschikbare voorraad, in mijn eigen badkamer, op nul geraakt, waren de andere Wc-koten, voordien, ook al leeg geplunderd geweest en was ik verplicht, met mijn broek rond mijn enkels, naar onze woonkamer te strompelen, mezelf daar bedienend met een goede oude (gemakkelijk glijdende) bladzijde couchê-papier die ik, kwaad, uit een "Burda"-magazine heb gescheurd, bestemd om alle valse sporen definitief uit te wissen..
Spijtig eigenlijk, maar sedertdien besef ik wat een beschaafde mens allemaal lijdt als hij op avontuur vertrekt in de oerwouden van Brazilië, op de flanken van het Himalaya-gebergte in Nepal en in die eenzame roeiboot in de Atlantische oceaan, wanneer de goesting zich oppropt een gezellig zacht papiertje bij de hand te hebben om er zijn vuile uitlaatbuis mee af te vegen.
Na vijfentwintig jaar getrouwd moet ik nu eindelijk bekennen dat mijn vrouw nooit nemeer zal bijleren, terwijl ik geregeld, met een grote badhanddoek van voren en een gewone handdoek vanachteren, tussen mijn bezoek in de woonkamer, moet passeren om de additionele voorraad, slim uitgedacht, in de verste hoek van het appartement te gaan opzoeken.
Ligia, de vrouw die ik bemin - Derde en laatste deel
Iets in diene zelfde aard van levenslange en ongeneesbare "onbezorgdheid", gebeurt geregeld met onze ijskast die alle weken ontvroren moet worden (ongelukkig genoeg, het is geen modern "frostfree" model). Ze vergeet gewoonweg daar aandacht aan te schenken en na twee maanden kan men nog amper een gehaktballetje (van die bekende tomatensoep) in de nog vrije ruimte, tussen het opgestapelde ijs wringen, zodat alle energie door het onnuttig ijs wordt opgeslorpt, terwijl de overige ruimten van de koelkast zich op kamertemperatuur bevinden. Alhoewel ze tien keren per dag de deur open zwaait, weigert ze die toestand te herkennen en word ik verplicht haar te herinneren aan de nodige ontdooiing, wanneer ze zich dan nijdig omdraait en met een duidelijke uitdrukking van afkeer en verontwaardiging, naar bed beent. Een uur later staat de gehele keuken onder water en moet ik twee dagen geduld hebben om de veroorzaakte ruzie bij te leggen.
Om de indruk niet te verwekken dat we voortdurend schermutselingen beleven, wat niet overeen komt met de werkelijkheid, zal ik, om niet te overdrijven, nog enkel en alleen maar twee additionele episodes (bij manier van spreken) verhullen, die een bron zijn van lichte "wrijving", maar onder controle gehouden worden (= in gezwolgen).
De eerste steen op onze weg is het geval van onze afval. Mijn vrouw verkiest duidelijk onze dagelijkse huisafval te sparen (zoals ik de Jacques-prentjes verzamelde) gedurende meerdere dagen, om het werk van de conciërge van ons gebouw minder lastig te maken en zal hem dus maar pas buiten zetten als hij al verschrikkelijk aan het stinken is. Ze houdt duidelijk niet van mijn tussenkomst in dat initiatief.
De tweede oorzaak van ongenoegen heeft te zien met de gewoonten van de Heiligen die alle dagen, hier in de radio, door de ene of de andere paster van de Katholieke Kerk, geloofd worden. Ik heb het vroeger al eens vermeld, maar hier in Recife hebben we te kempen met twee natuurrampen, de eerste: een chronisch overschot aan zeewater dat, bij hoog tij, de omgekeerde richting in slaat en in plaats van in de zee te blijven zwalpen, de stadsriolering instroomt en sommige laag gelegen straten onder water zet en de tweede en omgekeerd: het gebrek aan zoet water, wat ons verplicht water te bestellen, aangebracht met aangepaste tankwagens, uitgebuit, meestal, door experte Joden. In overweging genomen dat geen enkele van beide, het behandeld stadswater (afkomstig van artificiële meren) en het grondwater, drinkbaar zijn, worden we ook verplicht onszelf nog apart drinkwater aan te schaffen, in plastieken drums van 20 liters. Het is ongelooflijk, maar de Pasters hier beweren dat wijwater ook drinkbaar moet zijn voor de Heiligen, inclusief de Heilige Geest, die nogal dorstig zijn en waarvoor men een groot glas, vol met drinkbaar water, voor de radio moet plaatsen, waar men, op verschillende kanalen, de Pasters (en ook Pastoors) hoort preken. Daar alleen al, gaan twintig liter water in verloren, elke week. Omdat mijn vrouw verslaafd is aan dat soort programmas, die uren in beslag nemen (met, onder andere, ne hele hoop saaie muziekjes die ik al hartsgrondig beu ben) helpen de katholieken de dorstige heiligen in de hemel, die op hun beurt de hongerige Joden helpen op de aarde...
Ligia, de vrouw die ik bemin - Tweede deel (het verschil tussen Gegeneerd en Genegeerd)
Ligia is een enig overlevend exemplaar van dat speciaal type van mensen dat te verlegen is (gegeneerd) om prijzen te discuteren, in eender welke plaats en onder gelijk welke omstandigheden. Nochtans, de eerste dag dat ze in haar nieuw, pas ingehuldigd, papierwinkeltje stond, in Recife, toen er een klant binnen tuimelde en onmiddellijk voor stelde 0,10 cents te betalen voor een simpele kopie van één enkel document, in plaats van de aangemelde prijs van 0,15 stemde ze onmiddellijk, hartstochtelijk, toe. Hoezo, een afkorting van 33,33% zonder met uw ogen te knipperen van de verontwaardiging? Gelukkig stond ik dichtbij en heb die zelfmoordpoging onmiddellijk genegeerd. Betaal de prijs die op het venster staat of verdwijn uit mijn gezicht... uitbater van de onschuldige, om niet te zeggen, naïeve winkeluitbaatsters...
Ze beweert bovendien en voordurend dat ze een verschrikkelijke hekel koestert aan een bepaald uur (ze heeft niets speciaals tegen uurwerken) en bijgevolg aan "afspraken", alhoewel ze nooit nalaat te beloven dat ze zal proberen stipt te zijn. Daar kan ik van mee spreken. Na honderden pogingen heb ik mezelf beloofd dat ik in die val niet meer gelokt zou worden. Zonder succes, nochtans. Verschillende keren heb ik haar aangeraden een uur vroeger op te staan, om daarna te vermijden te moeten rennen, maar op het ogenblik dat de tijd aanbreekt, loopt ze nog eens rap van de woonkamer naar de keuken, dan van de keuken naar de slaapkamer, vervolgens van de slaapkamer naar de wasplaats, dan van de wasplaats terug naar de keuken en uiteindelijk van de keuken naar de gang, om dan nog eens uiterst snel terug te keren naar de slaapkamer, tot ik mijn geduld verlies en beneden in de auto beslis te wachten, maar ze zich dan pas herinnert een boodschap bij de portier achter te laten en als we dan eindelijk veilig de garage aan het uitrijden zijn, ze verwoed haar bril zoekt (eender welke eigenlijk; leesbril of zonnebril), of zowel haar kredietkaarten, haar documenten, of zelfs haar geld en we de gehele procedure opnieuw moeten herbeginnen en ik haar dringend aanraad nog een uur vroeger op te staan, wat ze in feite ook doet, maar zonder resultaat, want we komen toch een half uur te laat (als er geen ongelukken gebeuren) op onze bestemming, zodat ze tegenwoordig om drie uur, 's morgens, gaat slapen (ze speelt, zoals een tiener, op het internet) terwijl ze om vier uur terug wakker wordt en begint te rennen als een zot, van hier naar daar, zonder één enkele minuut te stoppen, maar toch te laat arriveert bij de dokter, die intussen beslist niet op haar te blijven wachten en zijn secretaresse instrueert haar consulte, enkele weken uit te stellen, want hij kent haar al..
Wanneer ze dan afspreekt met één van haar tientallen vriendinnen, in de Shopping bijvoorbeeld, dan ontmoeten ze elkaar praktisch nooit, want ze vergeet(?), niet opzettelijk natuurlijk, een bepaald uur en een bepaalde plaats te vermelden, zodat ze beiden, de plaats verschillende keren moeten af lopen, vooraleer ze toevallig op elkaar botsen, wanneer ze daar, gelukkig, in slagen.
Ze is er ook nooit gewend aan geraakt een regelmatig uur in acht te nemen voor onze dagelijkse maaltijden (alhoewel ze beseft dat ze daardoor haar eigen maag- en verteerproblemen heeft veroverd), zodat onze dochter daar het grootste slachtoffer van is geworden, want haar maag, in het speciaal, werkt net zoals een Zwitsers uurwerk en begint luider en luider te ronken vanaf haar "eetuur". Als ik dan die ronk niet meer uit kan staan en beslis het initiatief te nemen en bijvoorbeeld, het middagmaal alvast voor te bereiden, dan wordt mijn vrouw ineens zo ongelooflijk nijdig, terwijl ze met stijve armen en benen en met haar hoofd scheef tussen haar schouders, naar haar bed beent, waar ze zich zoals een verlamde mummie plat uitstrekt, met de deken over haar hoofd getrokken, verontwaardigd dat ze is dat we het geduld niet hebben gehad te wachten tot de goesting haar overmeesterde het eten gereed te maken..
Ze beweert dan, voor haar reden, dat ze anders is dan de anderen en als ik dan tegen pruttel, legt ze nog beter en didactisch uit: iemand is iemand; iemand anders is iemand anders net zoals onze leraar psychologie ook uiteen zette gedurende onze eerste les in de vakschool, in Roeselare nog...
k Zal beginnen met uit te leggen dat ik, in de titel, vermijd Ligia, MIJN vrouw te noemen, want zo'n uitspraken zijn gevaarlijk. Gisteren was ze niet, vandaag is ze (misschien) en morgen, wie weet..?? (hoe ouder ik word hoe meer ik besef dat niemand aan iemand toebehoort).
Vervolgens mag ik, gerust, beweren dat Ligia de meest positieve, maar ook de meest naïeve en onlogische (ignorante is juist een beetje té overdreven) vrouw is van de wereld en na langdurige overweging en analyse heb ik beslist de stier bij de horens te pakken en ze, zonder angst om gelukkig te zijn, in de commercie te plaatsen, zoals men de proef van negen aanwendt, om mij ervan te overtuigen dat iedereen, op den duur, bekwaam moet zijn toch iets bij te leren; dat nooit alles als "verloren" beschouwd mag worden en dat men de hoop niet mag verliezen.
Ik heb vroeger al nekeer vermeld dat ze de engelse taal al een kwart van een eeuw aan het studeren is (met bijbehorend huiswerk, uitstappen, examens en verder alles wat er met dat soort cursussen te pas komt), dat ze al twee keren tekens had verstrekt dat ze het uiteindelijk toch beu was geworden, maar wat ze daarna dan toch niet heeft bevestigd omdat ik, elke keer opnieuw, een riem onder haar hart had geschoven en beweerd had dat de aanhouder, op het laatste, wint en ze vermurwd, bezweek aan haar eigen wens zich vroeg of laat, in het engels, vloeiend te kunnen uitdrukken.
Komt ge haar toevallig eens tegen en vraagt ge haar onschuldig how are you?, dan zal ze zonder enige twijfel en zonder van onderwerp te proberen te veranderen, antwoorden met een luide: What?
Hier regent het niet dikwijls, zoals in België, maar als de wolken zich opstapelen in het zuidoosten, over de oceaan, dan moogt ge er zeker van zijn; daar komt de regen aan. Dan waarschuw ik haar beleefd, wanneer ze juist op dat moment van plan is een ritje met haar fiets te maken: neem de paraplu mee, maar dan antwoordt ze, zonder aarzelen en zonder er twee keren over na te denken, jamaar, t gaat toch niet regenen, hé en vertrekt ze opgewekt, overtuigd dat ze er van is, dat God haar dat niet zal aandoen. God heeft natuurlijk wel veel andere problemen op te lossen en dan begint het, onveranderlijk, pijpenstelen te regenen terwijl ze de straat aan het oversteken is en dan komt ze, een uur later, druipend en doordrenkt van het water, terug thuis.
Jawel, zulde zeggen, maar de volgende keer, dan zal ze dat zeker niet vergeten hebben en haar paraplu, zonder fout, meenemen. Daar vergist ge u natuurlijk vierkant in en de volgende keer gebeurt precies hetzelfde, opnieuw. Dan zulde zeggen, jamaar, op den duur zal ze dat wel leren. Dat hangt er dan van af wat ge bedoeld met op den duur, want we zijn nu al langer dan vijfentwintig jaar getrouwd en ze rekent nog altijd op God, terwijl ze opgewekt naar buiten wandelt.
Intussen zijn we, ne keer of twaalf, naar België gereisd. Iedere keer verwittig ik haar voorzichtig (want ze heeft een oprechte hekel aan waarschuwingen in het algemeen en raad in het bijzonder) haar warme kledij niet te vergeten en vooral haar botten en warme sokken, want dat het daar nogal koud kan worden, vooral op het einde van het jaar. Ik ben er nog niet gewoon aan geraakt haar bagage na te gaan, maar onveranderlijk, wanneer we arriveren op de luchthaven in Zaventem staat ze daar, met een fijn bloesje, hoge hakken en zonder kousen, te bibberen van de ellende.
De laatste keer waren we, samen met mijn jongste broer en zijn familie (de meest gezellige mensen die ik ken), naar Parijs gereisd en hadden mijn vrouw en dochter beslist de Eifeltoren, voor de zoveelste keer, te bezoeken (het was deze keer eigenlijk meer bestemd voor mijn liefste dochter, die nog nooit eerder die gelegenheid had gehad de lift naar boven te nemen). Aangezien ik enkele minuten daarvoor, vanaf de Lafayete, gratis, de gehele omgeving al had overschouwd, besloot ik hen in de rij achter te laten en ergens in een bistro, een lauw biertje geduldig op te zitten slurpen, maar ik was me wel wat ongerust aan het maken geweest, want ze had weeral haar schoenen (toen in de mode, speciaal om Parijs te bezoeken) met hoge hakken en zonder sokken, aan getrokken, terwijl de temperatuur rond het vriespunt schommelde. Gelukkig had ik ook mijn dochter gewaarschuwd en had zij haar laarzen, met kousen, wel degelijk mee gebracht.
Toen ik daar, met versnelde pas, terug arriveerde, stond ze nog altijd op diezelfde plaats in de bijna honderd meter lange rij (ze was, beweerde ze, er even uit gestapt om ergens, zittend, haar voeten op te warmen en was terug gekeerd op het einde van de rij, zoals het past voor beschaamde vrouwen) terwijl ze schokkend, zoals een kind, schreide, bang dat ze was haar tenen te verliezen, bevroren dat ze waren van de koude, alhoewel mijn dochter wel haar eigen laarzen had geleend en zij, mijn dochter dus, nu op de hoge hakken in de rij stond, ook gereed de tranen in overvloed te laten vloeien...
Enfin, ik had het toch gezegd? En t was toch ook de eerste keer niet geweest, noch de tweede, noch de derde? En handschoenen had ze ook niet mee en een pull-over nog minder... en waarom leert ze niet van de tegenslag, de ondervinding en het onnuttig afzien? Men beweert dat verwittigde mensen er twee waard zijn, maar niet in haar geval natuurlijk en nog minder in Parijs, tussen Kerstmis en Nieuwjaar..
Als herinnering, hier beneden volgt een foto van Nonkel Marcel in zijn prille jeugdjaren, getrokken door wijle Tante G., die er daarna nooit ne meer bovenop is van gekomen. Deze foto heb ik toevallig gevonden in een versleten schoendoos van Tante D., achter de deur van die WC, dicht bij de keuken van Pépé, waar men de "plons" hoorde van wat er daar eventueel naar beneden viel.
Wat je schrijft over Nonkel M. en Tante G. doet ne mens treuren. Dat betekent dat die schone oude bloemisterij nu praktisch aan het verdwijnen is. Hoe is het mogelijk dat, na een eeuw van dagelijks werk en bekommernis, zo een monument van trots, zonder meer, afgebroken wordt, opgedoekt en in puin omvormd. Tot er alleen maar wat mager geld over blijft, dat in enkele weinige jaren gewoonweg in rook zal verdwijnen. Het is spijtig. Had ik het geld, ik kocht de gehele zaak op voor mezelf.
Bloemisterij Georges Baetens BVBA, Lange Meire 18, Laarne: ADEUS!
Ik besef maar al te goed hoe lang het duurt een nieuw bedrijf uit de grond te stampen, om dan uiteindelijk iets te bezitten dat fruit is van je eigen initiatief, inzet, dedicatie, werk en inspanning, meestal kampend tegen "de wind van voren", stroom opwaarts, hindernissen en tegenslagen van alle soorten bestrijdend, zonder ooit de aandacht te mogen verliezen, dag in, dag uit, jaar in, jaar uit, tot de ziekte en wat later, de dood, jezelf ook zo gemakkelijk overwint en je verplicht bent, levend nog, toe te zien hoe de mensen die alles hebben mee gemaakt, maar zonder interesse die glorievolle strijd voort te zetten, nauwelijks wachten tot je je ogen voor de laatste keer sluit, om alles rap te verkavelen, stop te zetten, te vernietigen en definitief te begraven, zodat ze eindelijk in staat zullen zijn dat gemakkelijk verdiend(??) fortuin om te toveren, in een oogwenk, in twee keren niets, vermenigvuldigd met niets.
De hel bestaat natuurlijk niet. Na het leven, bedoel ik. De hel is hier.
Wat Nonkel M. nog betreft, hij lijdt van de ziekte die (praktisch) eigen is aan bijna alle leden van de familie. Na de leeftijd van de wijsheid te hebben bereikt, maken ze eigenaardige bokkensprongen, draaien hun rug toe naar wie hen levenslang heeft vergezeld, in het welzijn en in de tegenslag en besluiten ze ineens, zonder boe noch ba, de tegenovergestelde richting in te slaan, zonder doel noch bestemming, zoals die fameuze kip zonder kop.
Hij herinnert mij aan ons eigen Vake, die na vijfentwintig jaar vereniging en na zes kinderen verwekt te hebben, besloot dat zijn vrouw hem niet seksueel bevredigde. Ewel, trek dan uzelf af, hé! Of zowel werkt ge uitsluitend in slow-motion of zowel zijde oerdom.
Ikzelf koester (zelden of soms?), twijfels of ik wel de juiste vrouw voor mezelf heb gevonden, maar nu, op dit moment van de gebeurtenissen, is het gewoonweg waanzin, onlogisch en onverstandig op een ander paard te willen gokken. Wie, in hemelsnaam, denkt dat hij nog de liefde zal ontdekken (of ontvangen), na de zestig overschreden te hebben? Avonturen bestaan niet meer op die leeftijd, tenware ge er absoluut zeker van zijt dat ge nog ne keer echt bedrogen wilt worden. t Is beter nog een paar jaartjes vol te houden met die oude kalle, daar thuis, dan op de rug te springen van een jong kalf, op de straat. Op diene gevaarlijke leeftijd, waar elke gewaagde sprong, onveranderlijk, naar een nieuwe val met gebroken benen leidt, moet men enkel en alleen maar op verdiende ontspanning peinzen en definitief ophouden met werken. Reizen, uitgaan (niet met die teef, nochtans) en de familie bezoeken. Dat is de rust die een mens verdient, op de leeftijd gepast om op pensioen te gaan..
Op een bepaalde dag, in de vroege jaren tachtig, was mijn geduld opeens teneinde geraakt. De toestand van het land was, op alle gebied, rap aan het aftakelen, sociaal, economisch en financieel en ik voelde dat de burgerlijke onrust heel waarschijnlijk nog meerdere jaren zou blijven aanslepen. Het zag er nochtans niet naar uit dat er een revolutie zou uitbreken. De militairen waren waakzaam en onderdrukten met virulent geweld alle sociale bewegingen en rellen. Maar de miserie vergrootte met de dag en werd bijgevolg vergezeld van alle soorten (geneesbare) ziekten, diefstallen, overvallen, martelingen, moorden en verder alles wat enigszins iets met lijden te maken had. t Was dagelijkse kost.
Ik geloofde toen al dat Rio de meest violente stad van de wereld was. Geweld gepleegd door mensen van alle sociale niveaus in het algemeen en door de politie, in het bijzonder. Ook door de militairen die niets anders te doen hadden dan aan hun kloten te scharten. Een mensenleven koste absoluut niets. Het was een waarlijke sneeuwbal en het maakte mij ziek. Weerloos.
Gedurende een weekeinde had ik, na veel piekeren, mijn beslissing genomen. Ik moest weg van dit land. Het had geen zin nemeer. Waarom nu niet? En zo diende ik, de volgende maandagmorgen, mijn ontslag in. Maar zoals de vorige keer werd het terug als een vals alarm van mijnentwege beschouwd. Argumenten van hier, overtuigingen van daar: het is aangeraden dat ge nog ne keer goed nadenkt, enzovoort en op den duur hebben ze mij er toch kunnen van overtuigen toch vol te blijven houden.
Hoe dan ook, het land oefende een enorme aantrekkingskracht op mij uit. Ik wist dat ik, in feite, de trein al lang geleden had gemist, dat ik enkele jaren eerder had moeten beslist hebben terug te keren naar mijn moederland. De toestand was onuitstaanbaar, maar zoals ik al eens heb laten blijken, ik was te zwak om met energie te reageren en tenslotte, ik hield van de firma en, van mijn werk.
Diezelfde maand nog ging de algemene manager (van Rio) op pensioen (68 jaar) en de directie weigerde een nieuwe te benoemen, of aan te werven. In zijn plaats werden de vier afdelingsverantwoordelijken uitgenodigd samen het filiaal (van Rio, dus) te beheren. Een invoerverantwoordelijke, een verkoopschef, een kantoorchef en ik (met een uiterst gespecialiseerde afdeling onder mijn rechtstreeks en exlusief toezicht). Het mag er op lijken dat ik een preutse mens ben, maar objectief gezien, als verantwoordelijke voor die speciale afdeling was ik de enige die de drie andere kon vervangen, gezamenlijk of afzonderlijk. De eerste had overigens geen enkele ambitie. De tweede (een Zweed) stond ook al op de (volgende) lijst, gereed om ontslagen te worden en de derde was nu precies ook de meest intelligente van de ploeg niet.
Door een samenloop van omstandigheden (de tweede was, gewaarschuwd, op vervroegd verlof vertrokken en de derde, onverwacht, geopereerd geworden van een maagzweer) werd ik opeens verantwoordelijk voor het gehele filiaal, gedurende de maanden juni en juli. Samen ongeveer 150 mensen en een zakencijfer van rond de driehonderd duizend dollars, maandelijks.
Toevallig was de invoer, op dat ogenblik, door restrictieve maatregelen getroffen vanwege de regering, ook praktisch onmogelijk geworden en dat hielp de zakencijfers te verlammen. De werklozen bedroegen toen 20% van de bevolking en in onze eigen firma waren er, enkele weken eerder, nogmaals twintig mensen ontslagen geworden.
Ik herinnerde mij met spijt dat, toen ik zelf aangeworven was geweest, in 1972, de firma over ongeveer 2000 bedienden beschikte, verspreid over het gehele land. Op dat moment waren er nog 600 over gebleven en ze spraken van dat getal te verminderen tot een kleine 300.
"Small is Beautyful" was de aangewende uitdrukking. Het Braziliaanse mirakel had zich omgevormd tot een "plof, van een lege zak". De inflatie, op dat moment, bereikte ongeveer 300% per jaar.
En om de psychologische druk op mij nog te verergeren kreeg ik, diezelfde maand, een vreemd telefoontje van mijn ex-huisbewaarder (die ik wat eerder had ontslagen). Ik had namelijk, samen met Guido, een huis gekocht aan de kust. Totaal afbetaald en volledig bewoonbaar. Wel, het was letterlijk in brand gestoken geweest. Dat was het besluit van de politie en de brandweermacht. Ik heb het zelfs niet meer willen bezichtigen, zo groot was de ontgoocheling. En zo gaat dan het resultaat van jarenlange inspanning, werk en zweet, in enkele minuten, in de vlammen op. Eerst had ik de helft van mijn bezittingen aan Hilma afgestaan en dan werd part van wat er nog over was gebleven, in brand gestoken. Niemand wist waarom en door wie. En dat zal wel een eeuwig vraagteken blijven.
In het leven moet men bereid (en voorbereid) zijn altijd opnieuw te herbeginnen, nooit op te geven, nooit te plooien, altijd te blijven voort ploegen. Ach Vlaamse boeren...!!
Ik geloof dat ik daar mijn deel wel van gekregen heb.
Terwijl ik dat allemaal aan het schrijven was hoorde ik op de radio een ontroerend muziekske en tussendoor, het gezang van een eenzame vogel, in de buurt. Dat deed er mij aan herinneren hoeveel ik wel aan vogels gehecht ben. Aan planten en aan dieren, in het algemeen. Aan de vrijheid, aan de natuur, aan het simpele, het schone. Daarom zorg ik voor zoveel planten thuis. Ik zou ook wel enkele vogels willen houden hier, maar dat zou niet eerlijk zijn. En een hond, of twee, maar dat mag nog minder, in een appartement..
En dan wendde ik mijn blik naar buiten: een oneindig ver gezicht over de oceaan van voren, maar beseffend dat men omringd is door betonnen gebouwen, vanachteren, waar de natuur praktisch geen kans heeft..
Zo is het nu eenmaal.
Misschien zou ik nog enkele andere kinderen gehad moeten hebben??
De Algemene Manager voor de afdeling Papier met watermerk (wat bedoeld dat dat bepaald papier, in rollen of in vellen, uitsluitend gebruikt moet worden voor het drukken van kranten, boeken en magazines, waarvoor er volledige vrijstelling van belastingen bestaat), van onze firma, over het gehele land, maar die in Rio de Janeiro leefde en werkte, was een Joodse Duits (weeral), Werner S., die werkelijk de meest sympathieke mens van de firma NIET was, maar wel behoorde, in compensatie, tot de meest ambetante.
Hij was er in geslaagd voor zijn zoon, die diezelfde karaktertrekken bezat, maar niet zodanig slim was, een tafeltje te veroveren waar hij geautoriseerd werd te verblijven gedurende het grootste part van de dag. Aangezien hij, de zoon dus, zichzelf een beetje zoals een kunstenaar voelde die nog moest ontdekt worden (ik ken een andere, gelijkaardige mens, in België) had hij van de vrije tijd gebruik gemaakt om wat schetsen te zitten maken van logotypes, voor gebruik op enveloppen, briefpapier en dergelijke, zodat hij uiteindelijk toch voor iets diende (hij was al over de dertig).
Het is eigenaardig, maar zowel de vader, als de zoon, waren onbekwaam hartelijk te kunnen lachen. Het maximum dat ze konden produceren, allebei, na veel inspanning, was een min of meer scheve glimlach, maar echt niet besmettelijk.
We besloten daarom, op een zekere noen, een enorm lange, papieren, fel gekleurde, staart aan de broekriem van de zoon te hangen, zodat hij er praktisch de gehele namiddag mee rond heeft gelopen, tot algemeen jolijt van de tientallen collegas. Eens eraan gevestigd was het moeilijk hem er terug af te knopen en het gevreesde is gebeurd. Op den duur toogde hij het kantoor binnen, nog altijd zonder argwaan, van zijn vader, terwijl wij allemaal al krampen hadden gekregen in onze kaakspieren, van het zodanig lachen.
Het duurde maar enkele seconden vooraleer de vader naar buiten vloog en rechtstreeks op mijn kantoor afbeende, schuimend en wit van de woede.
Eerlijk, ik was de dader niet geweest van deze dagelijkse zonde maar wist wel wie het zou kunnen geweest zijn en hij wilde dat ik persé, als verantwoordelijke van de afdeling, mijn collega verraadde. Ik heb moedig aan zijn verschrikkelijk aanval weerstaan, hij heeft mij uitgedaagd en uitgescholden voor alles wat lelijk was, maar hij heeft geen enkel woord uit mijn mond kunnen trekken, tenzij mijn bod voor verontschuldiging en de dader heeft weeral eens, op het nippertje, kunnen ontsnappen van ontslag, met enkele muilperen erbij.
Een eender voorval is gebeurd met één van onze oudste verkopers, César, die dat ook niet goedkoop heeft ingeslikt. In tegenstelling met de Duitser, was hij wel sympathiek, had het uitzicht van een werkelijke Schipper (naast Mathilde) en was tot diene bepaalde dag erg vriendschappelijk met mij omgegaan. Ongelukkig genoeg is onze verhouding verzuurd met dat voorval en is hij gestorven zonder dat we ooit de vrede hebben hersteld. Spijtig, maar verrader ben ik nooit geweest. Beter medeplichtige dus, maar alleen maar in de dagelijkse zonden.
De maximum straf, hier in Brazilië, voor zon kleine misdaad, is alléén maar twee dagen gevang en een rappe en pijnloze verkrachting door de gevangenisbewaker, die zelfs niet alle dagen goesting heeft en veel spuug gebruikt..
Zou het toch waar zijn dat ik altijd een deugniet ben geweest??
PS: Nog iets in verband met diene (half dwaze) zoon van Strube. Hij had, toen ik eens van plan was geweest mijn eigen firma op te richten in Brazilië (Flamagraph), een logotype ontworpen met diezelfde naam en ik had hem de helft van de afgesproken prijs al overhandigd. Zijn kunstwerk, vertegenwoordigd door de final art van het logotype bestemd voor het briefpapier had ik bewaard onder een bundel oude gazetten, boven op mijn bureelkast. Enkele weken daarna schoof ik het plan van mijn eigen firma opzij en vroeg hem af te zien van het logotype bestemd voor mijn toekomstige enveloppen. Hij was duidelijk ontgoocheld met mijn beslissing en wilde van geen akkoord weten. Hij wilde, omdat hij wilde, zijn project voltooien om de andere helft van de afgesproken prijs ook te kunnen incasseren. Ik besloot zijn opinie niet in acht te nemen en weigerde.
Weette gij dat hij geniepig mijn bureel, s avonds laat, helemaal heeft uitgepluisd met de bedoeling het al afgeleverde (en betaalde) originele logotype terug te pakken?
Diene vreemde viado. Ik heb het wel opgemerkt, natuurlijk, maar heb vermeden hem publiek te beschuldigen...
Soms moet een mens de daad bij het woord voegen en tonen uit welk hout men is gesneden. Uitdagingen mogen niet naar huis worden genomen, om er dan slecht van te slapen. Meerdere keren in mijn leven ben ik tekeer gegaan zoals een storm in een glas water, om er geen twijfels over na te laten.
Er bestaan hier veel mensen die beweren dat ze niet met hun handen werken maar wel en uitsluitend met hun hoofd, wat een affront betekend voor mij. In compensatie, mensen die alleen maar hun lichamelijke gaven aanwenden, gebruiken hun hoofd niet om er het beste uit te halen op het gebied van krachtsinspanning, efficiency, tijd en kost. Het ideale dus is alle middelen over welke men beschikt te gebruiken om in het leven vooruit te streven. Dat is precies iets voor mij. Bovendien ben ik ook vrijwilliger voor alles wat in mijn bereik ligt.
Enkele weken geleden nog heb ik de playground van ons gebouw helemaal gedweild en opgekuist. De luie conciërge beweerde dat hij dat niet alleen áán kon en dat we een assistent voor hem moesten aanwerven om deze zware taak te kunnen voltooien. Wat hij bedoelde was dat hij iemand anders nodig had om gedurende langere tijd minder te verwezenlijken. Ne mens moet dat geen twee keren tegen mij zeggen en als een onbetaalde "vrijwilliger" heb ik me als een wervelwind over de porseleinen vloer bewogen. Ik heb hem zelfs verboden nog een hand uit te steken, terwijl hij verbijsterd naar mij stond te staren. Hij had helemaal niet verwacht dat er iemand over zulke enorme energie kon beschikken, diene onnozele dwazerik.
Enkele dagen voordien hadden we beiden nog staan kijken op een kilometer lange rij van mensen die aan het aanschuiven waren bij een hoteldeur waar een firma een tafeltje had gehuurd om enkele weinige mensen te selecteren voor een bepaalde tijdelijke parttime job. Die mensen daar, in die rij, waren zeker bereid alle speelkoeren van alle gebouwen in de buurt in één-twee-drie proper te dweilen, op te blinken en er nog op te ademen ook om dan hevig wrijvend de laatst vuiltjes er vanaf te vegen en hij, de conciërge, maar met vuur aan t spelen. 't Is altijd t zelfde geweest: wie een job heeft schenkt er geen belang aan en vervloekt zichzelf zo laag in het leven beland te zijn (want uiteraard, niemand wil werken, maar iedereen wil toch een job hebben). Wie over geen werk beschikt is zelfs bereid zijn broek tot over zijn knieën te laten zakken en néér te bukken, om zo zijn gleuf aan te bieden, gereed voor eender welke bijdrage.
Gisteren nog heb ik een kans gegeven aan een jongeman om aan zijn eerste job te beginnen. Hij heeft het maar één dag vol gehouden. Toen hij mij s avonds zijne lege portemonnee toonde en ik maar twee reais onderscheidde, bood ik hem bezorgd dertig reais aan, als voorschot op zijn wedde. De volgende morgen is hij niet meer opgedaagd. Hij heeft zijn pas-nog-niet-verdiend geld gaan tonen aan zijn moeder en hij is terug gaan spelen..
Ik moet er hier nog aan toevoegen, om af te sluiten, dat vrijwilligers voor zon taken hier niet echt gewaardeerd worden. Terwijl ik aan het dweilen was belde iemand van onze mede-eigenaars mijn vrouw op om haar te waarschuwen dat ik me niet zo erg moest vernederen en stoppen met dweilen. Dat dat mijn status aantastte.
Een tijdje geleden heeft N. jou gemaild met de vraag of je een vriendin van haar wat advies kon geven ivm vrijwilligerswerk. Die vriendin was ik.
Ondertussen zijn we enkele maanden verder. Ik heb de kans gekregen om in mijn huidige job te blijven en heb die dan ook met beide handen gegrepen, aangezien ik mijn job doe met hart en ziel. Vele dingen/mensen hebben me tot nu toe in België gehouden en het ziet er niet naar uit dat dit binnenkort zal veranderen. Integendeel.
Toch komen J., mijn vriend, en ik deze zomer naar Brazilië, zij het voor een reisje van een goeie drie weken. We landen in Sao Paulo op 20 juli en keren terug richting België op 13 augustus. We hebben enkel vliegtickets geboekt. De rest zien we wel. We huiveren allebei van het idee drie weken op hotel te zitten, dus net als vorig jaar, is het ook nu de bedoeling rond te trekken.
Je hoort zoveel verschillende dingen over Brazilië, dus ik dacht: waarom vraag ik het niet eens aan iemand die het land ongelooflijk goed kent.
Hoe groot zijn de risico's omtrent veiligheid?
Hoe zit het met malaria en andere ziektes die bescherming vooraf vereisen?
Hoe zit het met de binnenlandse vluchten in Brazilië (qua verbindingen en prijs)?
Drie weken is echter niet lang en Brazilië is gigantisch groot. Wat zou jij ons aanraden om in die drie weken te doen? Ik zou nog ontelbare vragen kunnen bedenken, maar ik weet ook dat jij niet ontelbaar veel tijd hebt om mijn mail te beantwoorden, dus ik zou je al heel dankbaar zijn met een antwoord op bovenstaanden.
Met vriendelijke groeten,
J."
Antwoord:
"Hallo J.,
Ik zal kort trachten te zijn met mijn antwoord. Eerst en vooral, uw vliegtuigtickets voor de binnenlandse vluchten, hier in Brazilië, moet ge vooraf in België bestellen. Daar wil ik geen enkele twijfel over laten. Hier kunnen ze ontzettend duur worden, vooral als ge ze op het laatste ogenblik moet kopen. Apart kunnen ze dan gemakkelijk veel hoger oplopen dan de prijs van de reis naar Brazilië zelf, heen en terug. Ook loopt ge dan dikwijls het risico lange uren op de luchthavens te moeten dóór brengen zonder precies te weten wát te doen (daarom zetten de overheden hier praktisch geen stoelen en zetels in de luchthavens). En een mens die in een luchthaven blijft rond sukkelen loopt gauw in de gaten van de uitbaters van onschuldige (vooral Belgische) toeristen.
Ge moet eens nazien of dat programma nog altijd bestaat, waarmee ge in België een ticket kunt kopen voor vijfhonderd dollars en dat u recht geeft naar vijf hoofdsteden te vliegen, gedurende een bepaald aantal dagen, eens in Brazilië.
Welke vijf hoofdsteden zijn nu belangrijk (dat is de belangrijkste vraag)? Met of zonder emotie?
Met emotie en zonder veel geld, moogt ge Manaus niet verliezen, om langs daar het Amazonas oerwoud binnen te dringen. Liefst met een roeibootje en twee levende kippen om ze onderweg, met lange tanden, óp te vreten. Mijn broer heeft dat gedaan en was er verschrikkelijk tevreden mee. Zijn vriend M. heeft echter een liter "cachaça" moeten binnen gieten om in een hangmat, tussen twee bomen, in slaap te kunnen geraken. Hij had wel gehoopt dat er naakte India's zouden opduiken om zijn eenzaamheid te verslaan, maar dat is niet gebeurd. Wel heeft hij geleden van tientallen muggenbeten en van andere beesten, maar dat was juist de emotie waar hij op zoek naar was. Zonder contact met de buitenwereld, zonder een gezellige WC om de krant te lezen, zonder de telefoon om met Mammie een langdurig praatje te kunnen slaan, airconditioning om het hevig zweten te vermijden en alle verdere comfort.
Een ander doel is het "Pantanal", dat bereikt kan worden door naar de de stad "Campo Grande" of "Guiabá" te vliegen en daar dan de bus te nemen. Daar kunt ge ook dagenlang met een roeibootje rond plonsen, om alligators gade te slaan en foto's van papegaaien en arara's te trekken. Als ge dan op de rand van het bootje gaat zitten om een zeker "pakske" kwijt te geraken, moet ge oppassen dat ge geen doelwit wordt van de "piranha's" (diezelfde naam wordt ook gebruikt om de hoeren te benoemen, in alle hoofdsteden hier). In juli regent het niet veel in het Pantanal, zodat het droger is dan normaal en zo kunt ge ook af en toe eens uw benen uitstrekken. Ge loopt daar wel het risico op andere, verdwaasde, Belgen te stuiten.
Twee andere doelen zouden "Foz de Iguaçu" kunnen zijn, dat juist op de grens ligt van Paraguay en Argentinië (met die prachtige watervallen) en misschien dan ook, om de kuststreek niet te vergeten, Salvador, Natal of Fortaleza.
Recife en Rio zijn de meest vijandige steden, waar alle dagen, in elke stad, meer dan 100 mensen hun goedkoop leven verliezen, waaronder de bandieten het grootste aantal innemen, maar ook veel buitenlandse en binnenlandse toeristen, die hun neus altijd maar weer op de verkeerde plaats, op het verkeerde moment, willen steken. Toch is Rio één van de schoonste plaatsen van de wereld en alhoewel gevaarlijk, mag het niet gemist worden. Probeer echter nooit op het strand te gaan slapen en snuggerer en vriendelijker te zijn dan de "cariocas" (als ge overvallen wordt daar zullen ze u beleefd "tante" noemen - geef mij ne keer rap al uw geld, tante).
Zonder emotie kunt ge beter in Sao Paulo terecht zijn, of zowel in Florianopolis en in Brasilia.
Als ge Fortaleza tussen uw reisplannen foefelt kunt ge daar dichtbij uitgestrekte duinen bezoeken. Vooral in het binnenland van de staten "Maranhão" en "Piaui", met de bus.
Ook "Fernando de Noronha", een bijna nog ongerept eiland, ongeveer 500 km van de kust (vóór Natal), is een voltreffer. Alle vuilnis die ge daar produceert moet ge zelf terug méé brengen. Met de boot (drie dagen, heen en terug) of het vliegtuig.
Een aangepast reisplan zou dus zijn: Sao Paulo, Foz De Iguaçu, Guiaba, Manaus, Fortaleza, Rio, Sao Paulo.
Voor malaria, cholera en andere tropische ziekten moet ge wél óp passen en de nodige inentingen tijdig nemen. De eerste weken voor de buitenlandse toeristen, overal hier in Brazilië, gaan meestal (altijd) gepaard met "slappe afhang". Een extra voorraad WC papier doet nooit geen kwaad.
Voor de rest, breng uw drie ogen mee, doe nooit alsof ge verloren staat, dwing altijd de helft van de prijs af (niet in de supermarkt) van alles wat ze u aanbieden, zeg nooit dat ge een buitenlandse toeriste zijt (verberg uw accent), gebruik zoveel mogelijk uw kredietkaarten, heb geen medelijden met de duizenden bedelaars en de tien-jarige moeders, gebruik goedkope uurwerken, fototoestellen en andere apparaten en vertrouw op niemand (ze zeggen hier dat ge geen vijanden nodig hebt om bedrogen te worden. Enkele goede vrienden volstaan).
Allez, ik voel dat ge al begrijpt dat het een echt avontuur zal worden.
In alle geval, ik sta volledig ter beschikking. Ge moet het maar op tijd zeggen.
Mijn meest belangrijke professionele ontgoocheling is gebeurd gedurende mijn eerste twee jaren werk, in Rio De Janeiro nog.
Ik had een ietwat kleinere krant bezocht om machines en materiaal aan te bieden en werd gevraagd terug te keren s avonds, na de zessen, wanneer de verantwoordelijke mens mij beter en met meer tijd ter beschikking, zou kunnen ontvangen. Het betrof zich om Diário de Notícias (nu bestaat die krant niet meer) en werd toen nog gedrukt in typografie, op een oude Marinoni (Italiaanse) drukpers en tientallen Linotype zetmachines, gesmolten lood gebruikend, als "basis materiaal".
De krant was onlangs overgenomen geweest door een Pernambucaanse Volksvertegenwoordiger, Ricardo Fiúza en die verdedigde, met zijn volledige politieke en persoonlijke inzet en overtuiging, de militaire machtsgreep van 1964 en werd door hen, de militairen, vanzelfsprekend ook beschouwd als hun, bijna officiële stemdrager.
Ik werd dus, wat later, ontvangen door de pas gecontracteerde Industriële Directeur, Dr. José Do Rego Maciel, broer van Marco Maciel, nog altijd huidige Senator voor de Staat van Pernambuco en ooit eens Vice-president van het land geweest. Aangezien ze beiden weinig of niets van kranten verstonden en daar, zonder schaamte, voor uit kwamen (wat ik altijd geapprecieerd heb), kon die laatste, vooral, best wat van mijn technische kennis gebruik maken om zichzelf dieper in zijn zetel te wringen. Spijtig dat hij me meteen vroeg, alle dagen van de week, terug te keren, maar nooit vroeger dan zes uur s avonds, want daarvoor moest hij de dagelijkse problemen van de krant beheren, terwijl hij pas daarna de tijd zou vinden om zich bezig te houden met de toekomstplannen van de onderneming. En die plannen waren absoluut niet piepklein, zo bleek het.
Hun originele bedoeling was nog drie andere kranten in Brazilië over te nemen of in te huldigen, zijnde één in Brasilia (Diário De Brasília), een andere in Vitória en nog één in Recife, de laatste met de naam Diário Do Nordeste (het is er nooit van gekomen en een krant met diezelfde naam is jaren later geschapen geweest, in Fortaleza, door een andere megaondernemer, Edson Queiroz, met succes). De studies groeiden alle dagen in omvang en op den duur begonnen we zelfs middelen te onderhandelen om die vier kranten elektronisch te verbinden, met de bedoeling ze allemaal te drukken in offset en met behulp van moderne phototypesetting machines. Het idee was dat elke krant zijn eigen locale notities zou produceren, maar zich ook zou concentreren op bepaalde onderwerpen van algemene interesse om die dan te verspreiden aan elk van de drie overige kranten, daarvoor zelfs een satelliet aanwendend (let op, we zijn aan het spreken over kranten gelegen in vier verschillende Staten, duizenden kilometers van elkaar weg gelegen en we waren toen nog in de vroege jaren zeventig), zodat die vier onafhankelijke kranten enkele bladzijden gemeen zouden bezitten, zoals de krant van Brasilia, gespecialiseerd in de nationale politiek, de krant van Rio, in financiële onderwerpen, de krant van Recife over het nieuws van het Noordoosten van het land en de krant van Vitória over landbouw en industrie. De negatieve films van die gemeenschappelijke bladzijden zouden dan, met behulp van scanners en exclusieve telefoonlijnen, verzonden worden van de ene naar de andere plaats en daar, rechtstreeks, met aanwending van lasers, in aluminium platen omvormd worden.
Een indrukwekkend en modern industrieel project dus, waar niemand een puntje zou kunnen aan zuigen. In elke vergadering was er iets nieuws te bespreken en te evalueren. Het gehele project sloot dus ook een hele hoop nieuwe machines in, vooral voor de kranten in Rio en in Recife die op de eerste plaatsen werden geschoven in de voorrang van uitvoering. Een waarlijk enorme investering dat toen zeker de tien miljoen dollars, in het algemeen, zou doen overschrijden.
Alle dagen, stipt om zes uur stond ik daar, om mijzelf voor te bereiden op een succesvolle professionele start. En de weken en de maanden vlogen voorbij...
Op den duur vond ik het zelfs aangeraden er de Internationale verkoopsdirecteur van de drukpersfabriek GOSS bij te sleuren, want de nummers begonnen behoorlijk op te lopen en ik wilde niet alléén verantwoordelijk zijn voor de toegewezen contractprijzen. Gedurende één van zijn bezoeken was hij zichzelf zodanig aan het opwinden met de op de tafel dansende cijfers en plannen (zonder ooit een concurrent te hebben moeten bestrijden) dat hij zelfs sommige dwaasheden aan de klant begon te verkopen en dingen beloofde die onmogelijk, in de praktijk, te verwezelijken waren. Zijn naam was Harry Andree, waarover ik het vroeger al eens heb gehad, een Duitser die gevangen was genomen geweest door het Amerikaans leger, na de tweede wereldoorlog en niets liever deed dan bruine beren de hals over te snijden, nadat hij ze, vanuit een veilige plaats, omver had geschoten, terwijl hij ze in de ogen keek en die, hoop ik nu, allang aan het verrotten is. Mijn taak bestond erin zijn vleugels wat te knippen om met onze voeten op de grond te blijven steunen, want op het einde zou hij (gelukkig) naar huis terug keren en zou ik, alleen, de gevolgen van zijn valse beloften moeten ondergaan.
Enfin, de grote dag brak aan om de eerste fase van het project af te sluiten. De uiteindelijke cijfers, voor deze fase, met machines voor Recife en Rio, bedroegen over de zes miljoen dollars. Eindelijk kwam de dag naderbij voor de bekroning van praktisch zes maanden sacrificie en zweet.
Alle papieren, onder andere de Ordersheets en Proforma Invoices, alsook tientallen verklarende "drawings" werden zorgvuldig voorbereid en ontvangstbewijzen uitgeschreven en ik nodigde mijn directeur uit mij te vergezellen op die belangrijke gebeurtenis, terwijl hij, op zijn beurt, mij plaats liet nemen in zijn supergezellige en belangrijke auto, een Ford Landau, uitgerust met een acht cilinder motor, die bijna ene liter nafta inslikte om de drie kilometers, vooral als de airconditioning aangelegd was geworden en met zijn deftige chauffeur, van voren.
We waren plechtig ontvangen geweest door Ricardo Fiúza en zijn complete ploeg, onder andere de financiële en de administratieve Directeurs en ook de industriële Directeur, mijn intussen beste vriend geworden José do Rego Maciel, die vertrouwelijk een oogje wenkte, als wilde hij zeggen: eindelijk de beloning voor uw maandenlang achter-uren-werk, terwijl ik, gelukkig met mijn eerste belangrijkste verkoop, diep zuchtte van de bevrediging en alle handen uitbundig werden gedrukt en iedereen, iedereen proficiat wenste voor hun doorzettingskracht, initiatief en ondernemingsvermogen en op hun respectieve ruggen klopten en er zelfs een champagne fles werd geopend en ik gloeiend van de voldoening de papieren onder hun neus wreef en ze plechtig aanzette ze onmiddellijk te ondertekenen en ik, in de sequentie, ook voorzichtig voorstelde, zonder verder uitstel, de eerste afbetaling te realiseren en hij, Dr. Ricardo, ons respectvol de vergulde cheque overhandigde, in de waarde van tien percent, gerekend over zes miljoen dollars en we op den duur beleefd naar buiten geloodst zijn geworden, waar ze ons ontroerd hebben nagewuifd in de vertrekkende slede-wagen en waarna we allemaal gelukkig zijn gaan slapen, die avond, tot ik de volgende morgen, op het werk al en nog altijd niet helemaal nuchter van de emotie, tot de orde ben geroepen geweest door mijn directeur, die mij glimlachend mededeelde dat hij zopas een telefoontje had ontvangen van de secretaresse van Dr. Ricardo, hem beleefd smekend de uitgeschreven cheque toch niet aan de bank voor te leggen, want dat er op die rekening geen kloten van "funds" beschikbaar waren en dat ze besloten hadden van de gehele zaak af te zien, maar dat ze, in alle geval, toch uiterst tevreden waren geweest met mijn oneindige aandacht en mijn tientallen bezoeken en dat ze dat nooit nemeer zouden vergeten; dat ze ondertussen veel geleerd hadden en dat ze, vroeg of laat, die kennis zouden aanwenden voor een eender, project, ergens anders in de wereld, waar er een nieuwe machtsgreep door de militairen voor de boeg lag...
Ik heb naar diene dwaze uitleg staan luisteren, bij manier van spreken natuurlijk, met mijne mond vol tanden en het heeft mij een volle dag en een gehele nacht gekost, om op iets anders te kunnen beginnen denken, daarna.
Die smerige gataflekkers van die verdomde machtsvergrijpers!