'k Dacht bij mezelf, nog ne keer rap schrijven naar Marc, de zoon van de koster, om hem te laten weten hoe belangrijk hij wel was.
Zo was dat vroeger: de zoon van de commissaris, de zoon van de schoolmeester, de zoon van de huisdokter, de zoon van de koster, allemaal belangrijke mensen in de parochie, die allemaal eerbiedig, door de andere parochianen, ná gekeken werden. De eerste méér voor hun intellectuele kwaliteiten, de laatste uit respect, nadat ze die toen recente film hadden gezien: "O corcunda de Notre Dame".
Zijn verdriet was nog bijlange niet op, terwijl het mijne al bijna halverwege was. Kan men aan iets beters denken dan aan een doos vol met oude foto's, met de bedoeling de plezierigste ervan uit te pikken en de plooi om de lippen te laten glijden?
Méér dan een plooi om de lippen, een gekriebel in de onderbroek te voelen ontstaan? Vroeger waren we jonger, gezonder en aantrekkelijker. Zelfs de Braziliaanse geitjes verdachten er ons van Belgische "Alain Delon's" te zijn, op verlof in de Zuid-Amerikaanse oerwouden. Ze waren rapper bereid bepaalde daden toe te staan en ook uit te voeren, van pure liefde, zonder zelfs aan ene frank wisselgeld te denken. Ik weet niet waarom hij op het heetste moment gevlucht is, toen. 't Ging juist beginnen en hij zou de gelegenheid gehad hebben zijn gans meer dan ene keer te versmoren, want als het geil begint te vloeien is er geen stoppen nemeer aan. Ik bedoel, vroeger toen we jonger, gezonder en aantrekkelijker waren en ons niet lieten afleiden door oudere zusters en moeders die de toestand altijd wat "koeler" aanschouwden en magerder en bleker werden met de dag.
Dat was de inleiding.
Om te vervolgen, we hadden veel meer geiten gegeten kunnen hebben, hadden we geen tijd en goesting verspeeld met die verschillende en overbodige, voorbereidende, frieten met caipirinhas, die eerder, lang geleden al, de goesting werkelijk op, ik bedoel naar omhoog, stoomden, maar die nu, meer recenter, de gedachten geleidelijk doen afzwenken naar minder belangrijke issues, zoals hoe rap de slepende dagen eigenlijk wel voorbij schieten, de ene ná de andere, met altijd maar minder goed nieuws en met een duidelijke afschuw voor onverwachte telefoontjes, vooral 's nachts, terwijl ge juist goed in slaap geraakt zijt, na rap nog ne keer bedacht te hebben dat ze u vandaag niet kunnen pakken hebben, de smeerlappen, want ge waart juist één stapje rapper geweest, maar dat ge toch dat nieuw pijntje ne keer moet laten onderzoeken, daar beneden rond uw maagdelijk asshole (uitzondering gemaakt voor die paar uitdrukkelijke vingerstoten vanwege dienen onbeschaamde dokter), want ge had dat nog nooit eerder gevoeld en zou het misschien kanker zijn?? Rap nog enen binnen gieten vooraleer ge er slecht van slaapt...
Om te besluiten, morgen (vandaag) is het vaderkesdag. Als men zelf geen kinderen heeft denkt men gauw aan uw eigen vader. De vader van Marc was een bekende Koster die op het klavier te keer ging. Mijn vader ging op mij te keer. Daar bevond zich het grootste verschil. Mijn nieuwste dochter, hij had gelijk, was het dan al een beetje beu op mij de gehele dag te moeten blijven staren. Alle dagen. Ze had toen pas ontdekt dat ik een eigenaardige huidkleur bezat. Helemaal verschillend van haar eigen, eigenlijk. Een soort van "palido", van het blankwitte naar het bleke variërend. Niet bepaald schoon, of ongerept. Bovendien had ze opgemerkt dat alles zo groot was aan mij. Mijn buik, mijn tieten, mijn oren, mijn neus. Zonder van de rest te spreken. Verschillend van haar biologische vader, die een lekker bruintje was, mager en taai. Een werkloze visser. Arm, maar schoon. Terwijl haar nieuwste vadertje wel rijker was, maar lelijk als de pest. Ze was toen nog aan het beslissen wat het meest voordelige was. Later heeft ze dat dan wel ontdekt, maar op dat ogenblik, op het schoolfeestje ter gelegenheid van vaderkesdag, besloot ze juist ver genoeg van mij weg te gaan zitten, zodat de eventuele argwaan vanwege nieuwsgierige (andere) vaders meteen gekelderd kon worden... diene lelekoard doare, mien voader? Ge zie gie zot zekers?
't Herinnert mij aan diene mens in de Sint Petrus en Paulus Kerk in Rumbeke, op een zondagmorgen: hij bezat een gehaktballetje op zijn wang, zo groot als een kiekenei. Alhoewel de kerk vol gepropt zat van mensen, was de ruimte rond hem onverklaarbaar groot. Zijn eigen kinderen wilden niet, dicht bij hem, herkend worden en de kinderen van de andere mensen verkozen niet als zijn kinderen door te gaan...
Gelukkig dat ik geen gehaktbal op mijn neus heb...
Ik had, in mijn vorige post, beloofd dat het derde deel over mijn vrouw het laatste zou zijn, maar ik heb hier nog iets op mijn hart liggen dat niet wil zwijgen. Allez, ik hoop dat ge het mij vergeeft en ik zal proberen van dit kapittel het allerlaatste te maken over de eigenaardige karaktertrekken van mijn vrouw, maar het moet eruit. Verontschuldiging daarvoor.
Het geval gaat over Wc-papier.
Vroeger, toen ik nog alleen leefde (hoeveel jaren niet geleden??), voelde ik nooit gebrek aan papier, wanneer dat vereist werd door een samenloop van enkele speciale omstandigheden, vooral in mijn onderbuik.
Toen ik besliste nogmaals te trouwen oordeelde ik dat de zorg, het toezicht, de verantwoordelijkheid en andere toepasselijke maatregelen, met de bedoeling te vermijden dat er ooit gebrek aan Wc-papier zou ontstaan, in eender welk kot, uitsluitend getroffen moest worden door de afgevaardigde van het vrouwelijk geslacht die daar, met zo'n typische onbenulligheden, hun lege dagen zouden kunnen mee vullen.
Tegenover die uitdagende opdracht geplaatst besloot ze, Ligia dus, één enkele rol te voorzien, maar wel diezelfde dag nog. De volgende dag echter vergat ze na te gaan of die eenzame rol al volledig aan zijn doel had voldaan, zodat ik, vanaf die gelegenheid, praktisch alle dagen luid om papier moest schreeuwen, nadat ik tevreden de laatste bom uit mijn luik had laten vallen, terwijl de deur minimum openend om de verse lucht niet helemaal te laten ontsnappen.
Gealarmeerd besloot ze twee rollen te voorzien, vanaf dat ogenblik, één voor constant gebruik en de tweede als veilige "stand-by". Om de twee dagen, echter, werd ik verplicht terug mijn vrolijke omgeving bloot te geven, terwijl nijdig om papier hellend.
Gelukkig had ik, gedurende een bezoek aan België, in de badkamer van Hilde, mijn zuster, een "metallisch stel" opgemerkt dat plaats verschafte voor niet minder dan vijf rollen. Wat een belangrijk luxevoorwerp en heilige voorziening van de wetenschap. Onmiddellijk sprak ik over die moderne uitvinding met mijn vrouw die, eveneens enthousiast, het idee prachtig vond. Mijn brullende "papier"-herinneringen, gericht aan alle aanwezige vriendinnen van mijn vrouw, in de woonkamer verzameld, daalden naar een wekelijkse frequentie en ik besloot een kast te bestellen, in handbereik van de "stoel", waarin ik bekwaam was meer dan twintig rollen papier op te stapelen.
God zij dank, ik heb, gedurende drie lange weken, de nood niet meer gevoeld mijn stem te moeten verheffen om mijn dringende toestand duidelijk te maken, maar ongelukkig genoeg, juist toen dat terug nodig werd, was er niemand thuis, was de enige beschikbare voorraad, in mijn eigen badkamer, op nul geraakt, waren de andere Wc-koten, voordien, ook al leeg geplunderd geweest en was ik verplicht, met mijn broek rond mijn enkels, naar onze woonkamer te strompelen, mezelf daar bedienend met een goede oude (gemakkelijk glijdende) bladzijde couchê-papier die ik, kwaad, uit een "Burda"-magazine heb gescheurd, bestemd om alle valse sporen definitief uit te wissen..
Spijtig eigenlijk, maar sedertdien besef ik wat een beschaafde mens allemaal lijdt als hij op avontuur vertrekt in de oerwouden van Brazilië, op de flanken van het Himalaya-gebergte in Nepal en in die eenzame roeiboot in de Atlantische oceaan, wanneer de goesting zich oppropt een gezellig zacht papiertje bij de hand te hebben om er zijn vuile uitlaatbuis mee af te vegen.
Na vijfentwintig jaar getrouwd moet ik nu eindelijk bekennen dat mijn vrouw nooit nemeer zal bijleren, terwijl ik geregeld, met een grote badhanddoek van voren en een gewone handdoek vanachteren, tussen mijn bezoek in de woonkamer, moet passeren om de additionele voorraad, slim uitgedacht, in de verste hoek van het appartement te gaan opzoeken.
Ligia, de vrouw die ik bemin - Derde en laatste deel
Iets in diene zelfde aard van levenslange en ongeneesbare "onbezorgdheid", gebeurt geregeld met onze ijskast die alle weken ontvroren moet worden (ongelukkig genoeg, het is geen modern "frostfree" model). Ze vergeet gewoonweg daar aandacht aan te schenken en na twee maanden kan men nog amper een gehaktballetje (van die bekende tomatensoep) in de nog vrije ruimte, tussen het opgestapelde ijs wringen, zodat alle energie door het onnuttig ijs wordt opgeslorpt, terwijl de overige ruimten van de koelkast zich op kamertemperatuur bevinden. Alhoewel ze tien keren per dag de deur open zwaait, weigert ze die toestand te herkennen en word ik verplicht haar te herinneren aan de nodige ontdooiing, wanneer ze zich dan nijdig omdraait en met een duidelijke uitdrukking van afkeer en verontwaardiging, naar bed beent. Een uur later staat de gehele keuken onder water en moet ik twee dagen geduld hebben om de veroorzaakte ruzie bij te leggen.
Om de indruk niet te verwekken dat we voortdurend schermutselingen beleven, wat niet overeen komt met de werkelijkheid, zal ik, om niet te overdrijven, nog enkel en alleen maar twee additionele episodes (bij manier van spreken) verhullen, die een bron zijn van lichte "wrijving", maar onder controle gehouden worden (= in gezwolgen).
De eerste steen op onze weg is het geval van onze afval. Mijn vrouw verkiest duidelijk onze dagelijkse huisafval te sparen (zoals ik de Jacques-prentjes verzamelde) gedurende meerdere dagen, om het werk van de conciërge van ons gebouw minder lastig te maken en zal hem dus maar pas buiten zetten als hij al verschrikkelijk aan het stinken is. Ze houdt duidelijk niet van mijn tussenkomst in dat initiatief.
De tweede oorzaak van ongenoegen heeft te zien met de gewoonten van de Heiligen die alle dagen, hier in de radio, door de ene of de andere paster van de Katholieke Kerk, geloofd worden. Ik heb het vroeger al eens vermeld, maar hier in Recife hebben we te kempen met twee natuurrampen, de eerste: een chronisch overschot aan zeewater dat, bij hoog tij, de omgekeerde richting in slaat en in plaats van in de zee te blijven zwalpen, de stadsriolering instroomt en sommige laag gelegen straten onder water zet en de tweede en omgekeerd: het gebrek aan zoet water, wat ons verplicht water te bestellen, aangebracht met aangepaste tankwagens, uitgebuit, meestal, door experte Joden. In overweging genomen dat geen enkele van beide, het behandeld stadswater (afkomstig van artificiële meren) en het grondwater, drinkbaar zijn, worden we ook verplicht onszelf nog apart drinkwater aan te schaffen, in plastieken drums van 20 liters. Het is ongelooflijk, maar de Pasters hier beweren dat wijwater ook drinkbaar moet zijn voor de Heiligen, inclusief de Heilige Geest, die nogal dorstig zijn en waarvoor men een groot glas, vol met drinkbaar water, voor de radio moet plaatsen, waar men, op verschillende kanalen, de Pasters (en ook Pastoors) hoort preken. Daar alleen al, gaan twintig liter water in verloren, elke week. Omdat mijn vrouw verslaafd is aan dat soort programmas, die uren in beslag nemen (met, onder andere, ne hele hoop saaie muziekjes die ik al hartsgrondig beu ben) helpen de katholieken de dorstige heiligen in de hemel, die op hun beurt de hongerige Joden helpen op de aarde...
Ligia, de vrouw die ik bemin - Tweede deel (het verschil tussen Gegeneerd en Genegeerd)
Ligia is een enig overlevend exemplaar van dat speciaal type van mensen dat te verlegen is (gegeneerd) om prijzen te discuteren, in eender welke plaats en onder gelijk welke omstandigheden. Nochtans, de eerste dag dat ze in haar nieuw, pas ingehuldigd, papierwinkeltje stond, in Recife, toen er een klant binnen tuimelde en onmiddellijk voor stelde 0,10 cents te betalen voor een simpele kopie van één enkel document, in plaats van de aangemelde prijs van 0,15 stemde ze onmiddellijk, hartstochtelijk, toe. Hoezo, een afkorting van 33,33% zonder met uw ogen te knipperen van de verontwaardiging? Gelukkig stond ik dichtbij en heb die zelfmoordpoging onmiddellijk genegeerd. Betaal de prijs die op het venster staat of verdwijn uit mijn gezicht... uitbater van de onschuldige, om niet te zeggen, naïeve winkeluitbaatsters...
Ze beweert bovendien en voordurend dat ze een verschrikkelijke hekel koestert aan een bepaald uur (ze heeft niets speciaals tegen uurwerken) en bijgevolg aan "afspraken", alhoewel ze nooit nalaat te beloven dat ze zal proberen stipt te zijn. Daar kan ik van mee spreken. Na honderden pogingen heb ik mezelf beloofd dat ik in die val niet meer gelokt zou worden. Zonder succes, nochtans. Verschillende keren heb ik haar aangeraden een uur vroeger op te staan, om daarna te vermijden te moeten rennen, maar op het ogenblik dat de tijd aanbreekt, loopt ze nog eens rap van de woonkamer naar de keuken, dan van de keuken naar de slaapkamer, vervolgens van de slaapkamer naar de wasplaats, dan van de wasplaats terug naar de keuken en uiteindelijk van de keuken naar de gang, om dan nog eens uiterst snel terug te keren naar de slaapkamer, tot ik mijn geduld verlies en beneden in de auto beslis te wachten, maar ze zich dan pas herinnert een boodschap bij de portier achter te laten en als we dan eindelijk veilig de garage aan het uitrijden zijn, ze verwoed haar bril zoekt (eender welke eigenlijk; leesbril of zonnebril), of zowel haar kredietkaarten, haar documenten, of zelfs haar geld en we de gehele procedure opnieuw moeten herbeginnen en ik haar dringend aanraad nog een uur vroeger op te staan, wat ze in feite ook doet, maar zonder resultaat, want we komen toch een half uur te laat (als er geen ongelukken gebeuren) op onze bestemming, zodat ze tegenwoordig om drie uur, 's morgens, gaat slapen (ze speelt, zoals een tiener, op het internet) terwijl ze om vier uur terug wakker wordt en begint te rennen als een zot, van hier naar daar, zonder één enkele minuut te stoppen, maar toch te laat arriveert bij de dokter, die intussen beslist niet op haar te blijven wachten en zijn secretaresse instrueert haar consulte, enkele weken uit te stellen, want hij kent haar al..
Wanneer ze dan afspreekt met één van haar tientallen vriendinnen, in de Shopping bijvoorbeeld, dan ontmoeten ze elkaar praktisch nooit, want ze vergeet(?), niet opzettelijk natuurlijk, een bepaald uur en een bepaalde plaats te vermelden, zodat ze beiden, de plaats verschillende keren moeten af lopen, vooraleer ze toevallig op elkaar botsen, wanneer ze daar, gelukkig, in slagen.
Ze is er ook nooit gewend aan geraakt een regelmatig uur in acht te nemen voor onze dagelijkse maaltijden (alhoewel ze beseft dat ze daardoor haar eigen maag- en verteerproblemen heeft veroverd), zodat onze dochter daar het grootste slachtoffer van is geworden, want haar maag, in het speciaal, werkt net zoals een Zwitsers uurwerk en begint luider en luider te ronken vanaf haar "eetuur". Als ik dan die ronk niet meer uit kan staan en beslis het initiatief te nemen en bijvoorbeeld, het middagmaal alvast voor te bereiden, dan wordt mijn vrouw ineens zo ongelooflijk nijdig, terwijl ze met stijve armen en benen en met haar hoofd scheef tussen haar schouders, naar haar bed beent, waar ze zich zoals een verlamde mummie plat uitstrekt, met de deken over haar hoofd getrokken, verontwaardigd dat ze is dat we het geduld niet hebben gehad te wachten tot de goesting haar overmeesterde het eten gereed te maken..
Ze beweert dan, voor haar reden, dat ze anders is dan de anderen en als ik dan tegen pruttel, legt ze nog beter en didactisch uit: iemand is iemand; iemand anders is iemand anders net zoals onze leraar psychologie ook uiteen zette gedurende onze eerste les in de vakschool, in Roeselare nog...
k Zal beginnen met uit te leggen dat ik, in de titel, vermijd Ligia, MIJN vrouw te noemen, want zo'n uitspraken zijn gevaarlijk. Gisteren was ze niet, vandaag is ze (misschien) en morgen, wie weet..?? (hoe ouder ik word hoe meer ik besef dat niemand aan iemand toebehoort).
Vervolgens mag ik, gerust, beweren dat Ligia de meest positieve, maar ook de meest naïeve en onlogische (ignorante is juist een beetje té overdreven) vrouw is van de wereld en na langdurige overweging en analyse heb ik beslist de stier bij de horens te pakken en ze, zonder angst om gelukkig te zijn, in de commercie te plaatsen, zoals men de proef van negen aanwendt, om mij ervan te overtuigen dat iedereen, op den duur, bekwaam moet zijn toch iets bij te leren; dat nooit alles als "verloren" beschouwd mag worden en dat men de hoop niet mag verliezen.
Ik heb vroeger al nekeer vermeld dat ze de engelse taal al een kwart van een eeuw aan het studeren is (met bijbehorend huiswerk, uitstappen, examens en verder alles wat er met dat soort cursussen te pas komt), dat ze al twee keren tekens had verstrekt dat ze het uiteindelijk toch beu was geworden, maar wat ze daarna dan toch niet heeft bevestigd omdat ik, elke keer opnieuw, een riem onder haar hart had geschoven en beweerd had dat de aanhouder, op het laatste, wint en ze vermurwd, bezweek aan haar eigen wens zich vroeg of laat, in het engels, vloeiend te kunnen uitdrukken.
Komt ge haar toevallig eens tegen en vraagt ge haar onschuldig how are you?, dan zal ze zonder enige twijfel en zonder van onderwerp te proberen te veranderen, antwoorden met een luide: What?
Hier regent het niet dikwijls, zoals in België, maar als de wolken zich opstapelen in het zuidoosten, over de oceaan, dan moogt ge er zeker van zijn; daar komt de regen aan. Dan waarschuw ik haar beleefd, wanneer ze juist op dat moment van plan is een ritje met haar fiets te maken: neem de paraplu mee, maar dan antwoordt ze, zonder aarzelen en zonder er twee keren over na te denken, jamaar, t gaat toch niet regenen, hé en vertrekt ze opgewekt, overtuigd dat ze er van is, dat God haar dat niet zal aandoen. God heeft natuurlijk wel veel andere problemen op te lossen en dan begint het, onveranderlijk, pijpenstelen te regenen terwijl ze de straat aan het oversteken is en dan komt ze, een uur later, druipend en doordrenkt van het water, terug thuis.
Jawel, zulde zeggen, maar de volgende keer, dan zal ze dat zeker niet vergeten hebben en haar paraplu, zonder fout, meenemen. Daar vergist ge u natuurlijk vierkant in en de volgende keer gebeurt precies hetzelfde, opnieuw. Dan zulde zeggen, jamaar, op den duur zal ze dat wel leren. Dat hangt er dan van af wat ge bedoeld met op den duur, want we zijn nu al langer dan vijfentwintig jaar getrouwd en ze rekent nog altijd op God, terwijl ze opgewekt naar buiten wandelt.
Intussen zijn we, ne keer of twaalf, naar België gereisd. Iedere keer verwittig ik haar voorzichtig (want ze heeft een oprechte hekel aan waarschuwingen in het algemeen en raad in het bijzonder) haar warme kledij niet te vergeten en vooral haar botten en warme sokken, want dat het daar nogal koud kan worden, vooral op het einde van het jaar. Ik ben er nog niet gewoon aan geraakt haar bagage na te gaan, maar onveranderlijk, wanneer we arriveren op de luchthaven in Zaventem staat ze daar, met een fijn bloesje, hoge hakken en zonder kousen, te bibberen van de ellende.
De laatste keer waren we, samen met mijn jongste broer en zijn familie (de meest gezellige mensen die ik ken), naar Parijs gereisd en hadden mijn vrouw en dochter beslist de Eifeltoren, voor de zoveelste keer, te bezoeken (het was deze keer eigenlijk meer bestemd voor mijn liefste dochter, die nog nooit eerder die gelegenheid had gehad de lift naar boven te nemen). Aangezien ik enkele minuten daarvoor, vanaf de Lafayete, gratis, de gehele omgeving al had overschouwd, besloot ik hen in de rij achter te laten en ergens in een bistro, een lauw biertje geduldig op te zitten slurpen, maar ik was me wel wat ongerust aan het maken geweest, want ze had weeral haar schoenen (toen in de mode, speciaal om Parijs te bezoeken) met hoge hakken en zonder sokken, aan getrokken, terwijl de temperatuur rond het vriespunt schommelde. Gelukkig had ik ook mijn dochter gewaarschuwd en had zij haar laarzen, met kousen, wel degelijk mee gebracht.
Toen ik daar, met versnelde pas, terug arriveerde, stond ze nog altijd op diezelfde plaats in de bijna honderd meter lange rij (ze was, beweerde ze, er even uit gestapt om ergens, zittend, haar voeten op te warmen en was terug gekeerd op het einde van de rij, zoals het past voor beschaamde vrouwen) terwijl ze schokkend, zoals een kind, schreide, bang dat ze was haar tenen te verliezen, bevroren dat ze waren van de koude, alhoewel mijn dochter wel haar eigen laarzen had geleend en zij, mijn dochter dus, nu op de hoge hakken in de rij stond, ook gereed de tranen in overvloed te laten vloeien...
Enfin, ik had het toch gezegd? En t was toch ook de eerste keer niet geweest, noch de tweede, noch de derde? En handschoenen had ze ook niet mee en een pull-over nog minder... en waarom leert ze niet van de tegenslag, de ondervinding en het onnuttig afzien? Men beweert dat verwittigde mensen er twee waard zijn, maar niet in haar geval natuurlijk en nog minder in Parijs, tussen Kerstmis en Nieuwjaar..
Als herinnering, hier beneden volgt een foto van Nonkel Marcel in zijn prille jeugdjaren, getrokken door wijle Tante G., die er daarna nooit ne meer bovenop is van gekomen. Deze foto heb ik toevallig gevonden in een versleten schoendoos van Tante D., achter de deur van die WC, dicht bij de keuken van Pépé, waar men de "plons" hoorde van wat er daar eventueel naar beneden viel.
Wat je schrijft over Nonkel M. en Tante G. doet ne mens treuren. Dat betekent dat die schone oude bloemisterij nu praktisch aan het verdwijnen is. Hoe is het mogelijk dat, na een eeuw van dagelijks werk en bekommernis, zo een monument van trots, zonder meer, afgebroken wordt, opgedoekt en in puin omvormd. Tot er alleen maar wat mager geld over blijft, dat in enkele weinige jaren gewoonweg in rook zal verdwijnen. Het is spijtig. Had ik het geld, ik kocht de gehele zaak op voor mezelf.
Bloemisterij Georges Baetens BVBA, Lange Meire 18, Laarne: ADEUS!
Ik besef maar al te goed hoe lang het duurt een nieuw bedrijf uit de grond te stampen, om dan uiteindelijk iets te bezitten dat fruit is van je eigen initiatief, inzet, dedicatie, werk en inspanning, meestal kampend tegen "de wind van voren", stroom opwaarts, hindernissen en tegenslagen van alle soorten bestrijdend, zonder ooit de aandacht te mogen verliezen, dag in, dag uit, jaar in, jaar uit, tot de ziekte en wat later, de dood, jezelf ook zo gemakkelijk overwint en je verplicht bent, levend nog, toe te zien hoe de mensen die alles hebben mee gemaakt, maar zonder interesse die glorievolle strijd voort te zetten, nauwelijks wachten tot je je ogen voor de laatste keer sluit, om alles rap te verkavelen, stop te zetten, te vernietigen en definitief te begraven, zodat ze eindelijk in staat zullen zijn dat gemakkelijk verdiend(??) fortuin om te toveren, in een oogwenk, in twee keren niets, vermenigvuldigd met niets.
De hel bestaat natuurlijk niet. Na het leven, bedoel ik. De hel is hier.
Wat Nonkel M. nog betreft, hij lijdt van de ziekte die (praktisch) eigen is aan bijna alle leden van de familie. Na de leeftijd van de wijsheid te hebben bereikt, maken ze eigenaardige bokkensprongen, draaien hun rug toe naar wie hen levenslang heeft vergezeld, in het welzijn en in de tegenslag en besluiten ze ineens, zonder boe noch ba, de tegenovergestelde richting in te slaan, zonder doel noch bestemming, zoals die fameuze kip zonder kop.
Hij herinnert mij aan ons eigen Vake, die na vijfentwintig jaar vereniging en na zes kinderen verwekt te hebben, besloot dat zijn vrouw hem niet seksueel bevredigde. Ewel, trek dan uzelf af, hé! Of zowel werkt ge uitsluitend in slow-motion of zowel zijde oerdom.
Ikzelf koester (zelden of soms?), twijfels of ik wel de juiste vrouw voor mezelf heb gevonden, maar nu, op dit moment van de gebeurtenissen, is het gewoonweg waanzin, onlogisch en onverstandig op een ander paard te willen gokken. Wie, in hemelsnaam, denkt dat hij nog de liefde zal ontdekken (of ontvangen), na de zestig overschreden te hebben? Avonturen bestaan niet meer op die leeftijd, tenware ge er absoluut zeker van zijt dat ge nog ne keer echt bedrogen wilt worden. t Is beter nog een paar jaartjes vol te houden met die oude kalle, daar thuis, dan op de rug te springen van een jong kalf, op de straat. Op diene gevaarlijke leeftijd, waar elke gewaagde sprong, onveranderlijk, naar een nieuwe val met gebroken benen leidt, moet men enkel en alleen maar op verdiende ontspanning peinzen en definitief ophouden met werken. Reizen, uitgaan (niet met die teef, nochtans) en de familie bezoeken. Dat is de rust die een mens verdient, op de leeftijd gepast om op pensioen te gaan..
Op een bepaalde dag, in de vroege jaren tachtig, was mijn geduld opeens teneinde geraakt. De toestand van het land was, op alle gebied, rap aan het aftakelen, sociaal, economisch en financieel en ik voelde dat de burgerlijke onrust heel waarschijnlijk nog meerdere jaren zou blijven aanslepen. Het zag er nochtans niet naar uit dat er een revolutie zou uitbreken. De militairen waren waakzaam en onderdrukten met virulent geweld alle sociale bewegingen en rellen. Maar de miserie vergrootte met de dag en werd bijgevolg vergezeld van alle soorten (geneesbare) ziekten, diefstallen, overvallen, martelingen, moorden en verder alles wat enigszins iets met lijden te maken had. t Was dagelijkse kost.
Ik geloofde toen al dat Rio de meest violente stad van de wereld was. Geweld gepleegd door mensen van alle sociale niveaus in het algemeen en door de politie, in het bijzonder. Ook door de militairen die niets anders te doen hadden dan aan hun kloten te scharten. Een mensenleven koste absoluut niets. Het was een waarlijke sneeuwbal en het maakte mij ziek. Weerloos.
Gedurende een weekeinde had ik, na veel piekeren, mijn beslissing genomen. Ik moest weg van dit land. Het had geen zin nemeer. Waarom nu niet? En zo diende ik, de volgende maandagmorgen, mijn ontslag in. Maar zoals de vorige keer werd het terug als een vals alarm van mijnentwege beschouwd. Argumenten van hier, overtuigingen van daar: het is aangeraden dat ge nog ne keer goed nadenkt, enzovoort en op den duur hebben ze mij er toch kunnen van overtuigen toch vol te blijven houden.
Hoe dan ook, het land oefende een enorme aantrekkingskracht op mij uit. Ik wist dat ik, in feite, de trein al lang geleden had gemist, dat ik enkele jaren eerder had moeten beslist hebben terug te keren naar mijn moederland. De toestand was onuitstaanbaar, maar zoals ik al eens heb laten blijken, ik was te zwak om met energie te reageren en tenslotte, ik hield van de firma en, van mijn werk.
Diezelfde maand nog ging de algemene manager (van Rio) op pensioen (68 jaar) en de directie weigerde een nieuwe te benoemen, of aan te werven. In zijn plaats werden de vier afdelingsverantwoordelijken uitgenodigd samen het filiaal (van Rio, dus) te beheren. Een invoerverantwoordelijke, een verkoopschef, een kantoorchef en ik (met een uiterst gespecialiseerde afdeling onder mijn rechtstreeks en exlusief toezicht). Het mag er op lijken dat ik een preutse mens ben, maar objectief gezien, als verantwoordelijke voor die speciale afdeling was ik de enige die de drie andere kon vervangen, gezamenlijk of afzonderlijk. De eerste had overigens geen enkele ambitie. De tweede (een Zweed) stond ook al op de (volgende) lijst, gereed om ontslagen te worden en de derde was nu precies ook de meest intelligente van de ploeg niet.
Door een samenloop van omstandigheden (de tweede was, gewaarschuwd, op vervroegd verlof vertrokken en de derde, onverwacht, geopereerd geworden van een maagzweer) werd ik opeens verantwoordelijk voor het gehele filiaal, gedurende de maanden juni en juli. Samen ongeveer 150 mensen en een zakencijfer van rond de driehonderd duizend dollars, maandelijks.
Toevallig was de invoer, op dat ogenblik, door restrictieve maatregelen getroffen vanwege de regering, ook praktisch onmogelijk geworden en dat hielp de zakencijfers te verlammen. De werklozen bedroegen toen 20% van de bevolking en in onze eigen firma waren er, enkele weken eerder, nogmaals twintig mensen ontslagen geworden.
Ik herinnerde mij met spijt dat, toen ik zelf aangeworven was geweest, in 1972, de firma over ongeveer 2000 bedienden beschikte, verspreid over het gehele land. Op dat moment waren er nog 600 over gebleven en ze spraken van dat getal te verminderen tot een kleine 300.
"Small is Beautyful" was de aangewende uitdrukking. Het Braziliaanse mirakel had zich omgevormd tot een "plof, van een lege zak". De inflatie, op dat moment, bereikte ongeveer 300% per jaar.
En om de psychologische druk op mij nog te verergeren kreeg ik, diezelfde maand, een vreemd telefoontje van mijn ex-huisbewaarder (die ik wat eerder had ontslagen). Ik had namelijk, samen met Guido, een huis gekocht aan de kust. Totaal afbetaald en volledig bewoonbaar. Wel, het was letterlijk in brand gestoken geweest. Dat was het besluit van de politie en de brandweermacht. Ik heb het zelfs niet meer willen bezichtigen, zo groot was de ontgoocheling. En zo gaat dan het resultaat van jarenlange inspanning, werk en zweet, in enkele minuten, in de vlammen op. Eerst had ik de helft van mijn bezittingen aan Hilma afgestaan en dan werd part van wat er nog over was gebleven, in brand gestoken. Niemand wist waarom en door wie. En dat zal wel een eeuwig vraagteken blijven.
In het leven moet men bereid (en voorbereid) zijn altijd opnieuw te herbeginnen, nooit op te geven, nooit te plooien, altijd te blijven voort ploegen. Ach Vlaamse boeren...!!
Ik geloof dat ik daar mijn deel wel van gekregen heb.
Terwijl ik dat allemaal aan het schrijven was hoorde ik op de radio een ontroerend muziekske en tussendoor, het gezang van een eenzame vogel, in de buurt. Dat deed er mij aan herinneren hoeveel ik wel aan vogels gehecht ben. Aan planten en aan dieren, in het algemeen. Aan de vrijheid, aan de natuur, aan het simpele, het schone. Daarom zorg ik voor zoveel planten thuis. Ik zou ook wel enkele vogels willen houden hier, maar dat zou niet eerlijk zijn. En een hond, of twee, maar dat mag nog minder, in een appartement..
En dan wendde ik mijn blik naar buiten: een oneindig ver gezicht over de oceaan van voren, maar beseffend dat men omringd is door betonnen gebouwen, vanachteren, waar de natuur praktisch geen kans heeft..
Zo is het nu eenmaal.
Misschien zou ik nog enkele andere kinderen gehad moeten hebben??
De Algemene Manager voor de afdeling Papier met watermerk (wat bedoeld dat dat bepaald papier, in rollen of in vellen, uitsluitend gebruikt moet worden voor het drukken van kranten, boeken en magazines, waarvoor er volledige vrijstelling van belastingen bestaat), van onze firma, over het gehele land, maar die in Rio de Janeiro leefde en werkte, was een Joodse Duits (weeral), Werner S., die werkelijk de meest sympathieke mens van de firma NIET was, maar wel behoorde, in compensatie, tot de meest ambetante.
Hij was er in geslaagd voor zijn zoon, die diezelfde karaktertrekken bezat, maar niet zodanig slim was, een tafeltje te veroveren waar hij geautoriseerd werd te verblijven gedurende het grootste part van de dag. Aangezien hij, de zoon dus, zichzelf een beetje zoals een kunstenaar voelde die nog moest ontdekt worden (ik ken een andere, gelijkaardige mens, in België) had hij van de vrije tijd gebruik gemaakt om wat schetsen te zitten maken van logotypes, voor gebruik op enveloppen, briefpapier en dergelijke, zodat hij uiteindelijk toch voor iets diende (hij was al over de dertig).
Het is eigenaardig, maar zowel de vader, als de zoon, waren onbekwaam hartelijk te kunnen lachen. Het maximum dat ze konden produceren, allebei, na veel inspanning, was een min of meer scheve glimlach, maar echt niet besmettelijk.
We besloten daarom, op een zekere noen, een enorm lange, papieren, fel gekleurde, staart aan de broekriem van de zoon te hangen, zodat hij er praktisch de gehele namiddag mee rond heeft gelopen, tot algemeen jolijt van de tientallen collegas. Eens eraan gevestigd was het moeilijk hem er terug af te knopen en het gevreesde is gebeurd. Op den duur toogde hij het kantoor binnen, nog altijd zonder argwaan, van zijn vader, terwijl wij allemaal al krampen hadden gekregen in onze kaakspieren, van het zodanig lachen.
Het duurde maar enkele seconden vooraleer de vader naar buiten vloog en rechtstreeks op mijn kantoor afbeende, schuimend en wit van de woede.
Eerlijk, ik was de dader niet geweest van deze dagelijkse zonde maar wist wel wie het zou kunnen geweest zijn en hij wilde dat ik persé, als verantwoordelijke van de afdeling, mijn collega verraadde. Ik heb moedig aan zijn verschrikkelijk aanval weerstaan, hij heeft mij uitgedaagd en uitgescholden voor alles wat lelijk was, maar hij heeft geen enkel woord uit mijn mond kunnen trekken, tenzij mijn bod voor verontschuldiging en de dader heeft weeral eens, op het nippertje, kunnen ontsnappen van ontslag, met enkele muilperen erbij.
Een eender voorval is gebeurd met één van onze oudste verkopers, César, die dat ook niet goedkoop heeft ingeslikt. In tegenstelling met de Duitser, was hij wel sympathiek, had het uitzicht van een werkelijke Schipper (naast Mathilde) en was tot diene bepaalde dag erg vriendschappelijk met mij omgegaan. Ongelukkig genoeg is onze verhouding verzuurd met dat voorval en is hij gestorven zonder dat we ooit de vrede hebben hersteld. Spijtig, maar verrader ben ik nooit geweest. Beter medeplichtige dus, maar alleen maar in de dagelijkse zonden.
De maximum straf, hier in Brazilië, voor zon kleine misdaad, is alléén maar twee dagen gevang en een rappe en pijnloze verkrachting door de gevangenisbewaker, die zelfs niet alle dagen goesting heeft en veel spuug gebruikt..
Zou het toch waar zijn dat ik altijd een deugniet ben geweest??
PS: Nog iets in verband met diene (half dwaze) zoon van Strube. Hij had, toen ik eens van plan was geweest mijn eigen firma op te richten in Brazilië (Flamagraph), een logotype ontworpen met diezelfde naam en ik had hem de helft van de afgesproken prijs al overhandigd. Zijn kunstwerk, vertegenwoordigd door de final art van het logotype bestemd voor het briefpapier had ik bewaard onder een bundel oude gazetten, boven op mijn bureelkast. Enkele weken daarna schoof ik het plan van mijn eigen firma opzij en vroeg hem af te zien van het logotype bestemd voor mijn toekomstige enveloppen. Hij was duidelijk ontgoocheld met mijn beslissing en wilde van geen akkoord weten. Hij wilde, omdat hij wilde, zijn project voltooien om de andere helft van de afgesproken prijs ook te kunnen incasseren. Ik besloot zijn opinie niet in acht te nemen en weigerde.
Weette gij dat hij geniepig mijn bureel, s avonds laat, helemaal heeft uitgepluisd met de bedoeling het al afgeleverde (en betaalde) originele logotype terug te pakken?
Diene vreemde viado. Ik heb het wel opgemerkt, natuurlijk, maar heb vermeden hem publiek te beschuldigen...
Soms moet een mens de daad bij het woord voegen en tonen uit welk hout men is gesneden. Uitdagingen mogen niet naar huis worden genomen, om er dan slecht van te slapen. Meerdere keren in mijn leven ben ik tekeer gegaan zoals een storm in een glas water, om er geen twijfels over na te laten.
Er bestaan hier veel mensen die beweren dat ze niet met hun handen werken maar wel en uitsluitend met hun hoofd, wat een affront betekend voor mij. In compensatie, mensen die alleen maar hun lichamelijke gaven aanwenden, gebruiken hun hoofd niet om er het beste uit te halen op het gebied van krachtsinspanning, efficiency, tijd en kost. Het ideale dus is alle middelen over welke men beschikt te gebruiken om in het leven vooruit te streven. Dat is precies iets voor mij. Bovendien ben ik ook vrijwilliger voor alles wat in mijn bereik ligt.
Enkele weken geleden nog heb ik de playground van ons gebouw helemaal gedweild en opgekuist. De luie conciërge beweerde dat hij dat niet alleen áán kon en dat we een assistent voor hem moesten aanwerven om deze zware taak te kunnen voltooien. Wat hij bedoelde was dat hij iemand anders nodig had om gedurende langere tijd minder te verwezenlijken. Ne mens moet dat geen twee keren tegen mij zeggen en als een onbetaalde "vrijwilliger" heb ik me als een wervelwind over de porseleinen vloer bewogen. Ik heb hem zelfs verboden nog een hand uit te steken, terwijl hij verbijsterd naar mij stond te staren. Hij had helemaal niet verwacht dat er iemand over zulke enorme energie kon beschikken, diene onnozele dwazerik.
Enkele dagen voordien hadden we beiden nog staan kijken op een kilometer lange rij van mensen die aan het aanschuiven waren bij een hoteldeur waar een firma een tafeltje had gehuurd om enkele weinige mensen te selecteren voor een bepaalde tijdelijke parttime job. Die mensen daar, in die rij, waren zeker bereid alle speelkoeren van alle gebouwen in de buurt in één-twee-drie proper te dweilen, op te blinken en er nog op te ademen ook om dan hevig wrijvend de laatst vuiltjes er vanaf te vegen en hij, de conciërge, maar met vuur aan t spelen. 't Is altijd t zelfde geweest: wie een job heeft schenkt er geen belang aan en vervloekt zichzelf zo laag in het leven beland te zijn (want uiteraard, niemand wil werken, maar iedereen wil toch een job hebben). Wie over geen werk beschikt is zelfs bereid zijn broek tot over zijn knieën te laten zakken en néér te bukken, om zo zijn gleuf aan te bieden, gereed voor eender welke bijdrage.
Gisteren nog heb ik een kans gegeven aan een jongeman om aan zijn eerste job te beginnen. Hij heeft het maar één dag vol gehouden. Toen hij mij s avonds zijne lege portemonnee toonde en ik maar twee reais onderscheidde, bood ik hem bezorgd dertig reais aan, als voorschot op zijn wedde. De volgende morgen is hij niet meer opgedaagd. Hij heeft zijn pas-nog-niet-verdiend geld gaan tonen aan zijn moeder en hij is terug gaan spelen..
Ik moet er hier nog aan toevoegen, om af te sluiten, dat vrijwilligers voor zon taken hier niet echt gewaardeerd worden. Terwijl ik aan het dweilen was belde iemand van onze mede-eigenaars mijn vrouw op om haar te waarschuwen dat ik me niet zo erg moest vernederen en stoppen met dweilen. Dat dat mijn status aantastte.
Een tijdje geleden heeft N. jou gemaild met de vraag of je een vriendin van haar wat advies kon geven ivm vrijwilligerswerk. Die vriendin was ik.
Ondertussen zijn we enkele maanden verder. Ik heb de kans gekregen om in mijn huidige job te blijven en heb die dan ook met beide handen gegrepen, aangezien ik mijn job doe met hart en ziel. Vele dingen/mensen hebben me tot nu toe in België gehouden en het ziet er niet naar uit dat dit binnenkort zal veranderen. Integendeel.
Toch komen J., mijn vriend, en ik deze zomer naar Brazilië, zij het voor een reisje van een goeie drie weken. We landen in Sao Paulo op 20 juli en keren terug richting België op 13 augustus. We hebben enkel vliegtickets geboekt. De rest zien we wel. We huiveren allebei van het idee drie weken op hotel te zitten, dus net als vorig jaar, is het ook nu de bedoeling rond te trekken.
Je hoort zoveel verschillende dingen over Brazilië, dus ik dacht: waarom vraag ik het niet eens aan iemand die het land ongelooflijk goed kent.
Hoe groot zijn de risico's omtrent veiligheid?
Hoe zit het met malaria en andere ziektes die bescherming vooraf vereisen?
Hoe zit het met de binnenlandse vluchten in Brazilië (qua verbindingen en prijs)?
Drie weken is echter niet lang en Brazilië is gigantisch groot. Wat zou jij ons aanraden om in die drie weken te doen? Ik zou nog ontelbare vragen kunnen bedenken, maar ik weet ook dat jij niet ontelbaar veel tijd hebt om mijn mail te beantwoorden, dus ik zou je al heel dankbaar zijn met een antwoord op bovenstaanden.
Met vriendelijke groeten,
J."
Antwoord:
"Hallo J.,
Ik zal kort trachten te zijn met mijn antwoord. Eerst en vooral, uw vliegtuigtickets voor de binnenlandse vluchten, hier in Brazilië, moet ge vooraf in België bestellen. Daar wil ik geen enkele twijfel over laten. Hier kunnen ze ontzettend duur worden, vooral als ge ze op het laatste ogenblik moet kopen. Apart kunnen ze dan gemakkelijk veel hoger oplopen dan de prijs van de reis naar Brazilië zelf, heen en terug. Ook loopt ge dan dikwijls het risico lange uren op de luchthavens te moeten dóór brengen zonder precies te weten wát te doen (daarom zetten de overheden hier praktisch geen stoelen en zetels in de luchthavens). En een mens die in een luchthaven blijft rond sukkelen loopt gauw in de gaten van de uitbaters van onschuldige (vooral Belgische) toeristen.
Ge moet eens nazien of dat programma nog altijd bestaat, waarmee ge in België een ticket kunt kopen voor vijfhonderd dollars en dat u recht geeft naar vijf hoofdsteden te vliegen, gedurende een bepaald aantal dagen, eens in Brazilië.
Welke vijf hoofdsteden zijn nu belangrijk (dat is de belangrijkste vraag)? Met of zonder emotie?
Met emotie en zonder veel geld, moogt ge Manaus niet verliezen, om langs daar het Amazonas oerwoud binnen te dringen. Liefst met een roeibootje en twee levende kippen om ze onderweg, met lange tanden, óp te vreten. Mijn broer heeft dat gedaan en was er verschrikkelijk tevreden mee. Zijn vriend M. heeft echter een liter "cachaça" moeten binnen gieten om in een hangmat, tussen twee bomen, in slaap te kunnen geraken. Hij had wel gehoopt dat er naakte India's zouden opduiken om zijn eenzaamheid te verslaan, maar dat is niet gebeurd. Wel heeft hij geleden van tientallen muggenbeten en van andere beesten, maar dat was juist de emotie waar hij op zoek naar was. Zonder contact met de buitenwereld, zonder een gezellige WC om de krant te lezen, zonder de telefoon om met Mammie een langdurig praatje te kunnen slaan, airconditioning om het hevig zweten te vermijden en alle verdere comfort.
Een ander doel is het "Pantanal", dat bereikt kan worden door naar de de stad "Campo Grande" of "Guiabá" te vliegen en daar dan de bus te nemen. Daar kunt ge ook dagenlang met een roeibootje rond plonsen, om alligators gade te slaan en foto's van papegaaien en arara's te trekken. Als ge dan op de rand van het bootje gaat zitten om een zeker "pakske" kwijt te geraken, moet ge oppassen dat ge geen doelwit wordt van de "piranha's" (diezelfde naam wordt ook gebruikt om de hoeren te benoemen, in alle hoofdsteden hier). In juli regent het niet veel in het Pantanal, zodat het droger is dan normaal en zo kunt ge ook af en toe eens uw benen uitstrekken. Ge loopt daar wel het risico op andere, verdwaasde, Belgen te stuiten.
Twee andere doelen zouden "Foz de Iguaçu" kunnen zijn, dat juist op de grens ligt van Paraguay en Argentinië (met die prachtige watervallen) en misschien dan ook, om de kuststreek niet te vergeten, Salvador, Natal of Fortaleza.
Recife en Rio zijn de meest vijandige steden, waar alle dagen, in elke stad, meer dan 100 mensen hun goedkoop leven verliezen, waaronder de bandieten het grootste aantal innemen, maar ook veel buitenlandse en binnenlandse toeristen, die hun neus altijd maar weer op de verkeerde plaats, op het verkeerde moment, willen steken. Toch is Rio één van de schoonste plaatsen van de wereld en alhoewel gevaarlijk, mag het niet gemist worden. Probeer echter nooit op het strand te gaan slapen en snuggerer en vriendelijker te zijn dan de "cariocas" (als ge overvallen wordt daar zullen ze u beleefd "tante" noemen - geef mij ne keer rap al uw geld, tante).
Zonder emotie kunt ge beter in Sao Paulo terecht zijn, of zowel in Florianopolis en in Brasilia.
Als ge Fortaleza tussen uw reisplannen foefelt kunt ge daar dichtbij uitgestrekte duinen bezoeken. Vooral in het binnenland van de staten "Maranhão" en "Piaui", met de bus.
Ook "Fernando de Noronha", een bijna nog ongerept eiland, ongeveer 500 km van de kust (vóór Natal), is een voltreffer. Alle vuilnis die ge daar produceert moet ge zelf terug méé brengen. Met de boot (drie dagen, heen en terug) of het vliegtuig.
Een aangepast reisplan zou dus zijn: Sao Paulo, Foz De Iguaçu, Guiaba, Manaus, Fortaleza, Rio, Sao Paulo.
Voor malaria, cholera en andere tropische ziekten moet ge wél óp passen en de nodige inentingen tijdig nemen. De eerste weken voor de buitenlandse toeristen, overal hier in Brazilië, gaan meestal (altijd) gepaard met "slappe afhang". Een extra voorraad WC papier doet nooit geen kwaad.
Voor de rest, breng uw drie ogen mee, doe nooit alsof ge verloren staat, dwing altijd de helft van de prijs af (niet in de supermarkt) van alles wat ze u aanbieden, zeg nooit dat ge een buitenlandse toeriste zijt (verberg uw accent), gebruik zoveel mogelijk uw kredietkaarten, heb geen medelijden met de duizenden bedelaars en de tien-jarige moeders, gebruik goedkope uurwerken, fototoestellen en andere apparaten en vertrouw op niemand (ze zeggen hier dat ge geen vijanden nodig hebt om bedrogen te worden. Enkele goede vrienden volstaan).
Allez, ik voel dat ge al begrijpt dat het een echt avontuur zal worden.
In alle geval, ik sta volledig ter beschikking. Ge moet het maar op tijd zeggen.
Mijn meest belangrijke professionele ontgoocheling is gebeurd gedurende mijn eerste twee jaren werk, in Rio De Janeiro nog.
Ik had een ietwat kleinere krant bezocht om machines en materiaal aan te bieden en werd gevraagd terug te keren s avonds, na de zessen, wanneer de verantwoordelijke mens mij beter en met meer tijd ter beschikking, zou kunnen ontvangen. Het betrof zich om Diário de Notícias (nu bestaat die krant niet meer) en werd toen nog gedrukt in typografie, op een oude Marinoni (Italiaanse) drukpers en tientallen Linotype zetmachines, gesmolten lood gebruikend, als "basis materiaal".
De krant was onlangs overgenomen geweest door een Pernambucaanse Volksvertegenwoordiger, Ricardo Fiúza en die verdedigde, met zijn volledige politieke en persoonlijke inzet en overtuiging, de militaire machtsgreep van 1964 en werd door hen, de militairen, vanzelfsprekend ook beschouwd als hun, bijna officiële stemdrager.
Ik werd dus, wat later, ontvangen door de pas gecontracteerde Industriële Directeur, Dr. José Do Rego Maciel, broer van Marco Maciel, nog altijd huidige Senator voor de Staat van Pernambuco en ooit eens Vice-president van het land geweest. Aangezien ze beiden weinig of niets van kranten verstonden en daar, zonder schaamte, voor uit kwamen (wat ik altijd geapprecieerd heb), kon die laatste, vooral, best wat van mijn technische kennis gebruik maken om zichzelf dieper in zijn zetel te wringen. Spijtig dat hij me meteen vroeg, alle dagen van de week, terug te keren, maar nooit vroeger dan zes uur s avonds, want daarvoor moest hij de dagelijkse problemen van de krant beheren, terwijl hij pas daarna de tijd zou vinden om zich bezig te houden met de toekomstplannen van de onderneming. En die plannen waren absoluut niet piepklein, zo bleek het.
Hun originele bedoeling was nog drie andere kranten in Brazilië over te nemen of in te huldigen, zijnde één in Brasilia (Diário De Brasília), een andere in Vitória en nog één in Recife, de laatste met de naam Diário Do Nordeste (het is er nooit van gekomen en een krant met diezelfde naam is jaren later geschapen geweest, in Fortaleza, door een andere megaondernemer, Edson Queiroz, met succes). De studies groeiden alle dagen in omvang en op den duur begonnen we zelfs middelen te onderhandelen om die vier kranten elektronisch te verbinden, met de bedoeling ze allemaal te drukken in offset en met behulp van moderne phototypesetting machines. Het idee was dat elke krant zijn eigen locale notities zou produceren, maar zich ook zou concentreren op bepaalde onderwerpen van algemene interesse om die dan te verspreiden aan elk van de drie overige kranten, daarvoor zelfs een satelliet aanwendend (let op, we zijn aan het spreken over kranten gelegen in vier verschillende Staten, duizenden kilometers van elkaar weg gelegen en we waren toen nog in de vroege jaren zeventig), zodat die vier onafhankelijke kranten enkele bladzijden gemeen zouden bezitten, zoals de krant van Brasilia, gespecialiseerd in de nationale politiek, de krant van Rio, in financiële onderwerpen, de krant van Recife over het nieuws van het Noordoosten van het land en de krant van Vitória over landbouw en industrie. De negatieve films van die gemeenschappelijke bladzijden zouden dan, met behulp van scanners en exclusieve telefoonlijnen, verzonden worden van de ene naar de andere plaats en daar, rechtstreeks, met aanwending van lasers, in aluminium platen omvormd worden.
Een indrukwekkend en modern industrieel project dus, waar niemand een puntje zou kunnen aan zuigen. In elke vergadering was er iets nieuws te bespreken en te evalueren. Het gehele project sloot dus ook een hele hoop nieuwe machines in, vooral voor de kranten in Rio en in Recife die op de eerste plaatsen werden geschoven in de voorrang van uitvoering. Een waarlijk enorme investering dat toen zeker de tien miljoen dollars, in het algemeen, zou doen overschrijden.
Alle dagen, stipt om zes uur stond ik daar, om mijzelf voor te bereiden op een succesvolle professionele start. En de weken en de maanden vlogen voorbij...
Op den duur vond ik het zelfs aangeraden er de Internationale verkoopsdirecteur van de drukpersfabriek GOSS bij te sleuren, want de nummers begonnen behoorlijk op te lopen en ik wilde niet alléén verantwoordelijk zijn voor de toegewezen contractprijzen. Gedurende één van zijn bezoeken was hij zichzelf zodanig aan het opwinden met de op de tafel dansende cijfers en plannen (zonder ooit een concurrent te hebben moeten bestrijden) dat hij zelfs sommige dwaasheden aan de klant begon te verkopen en dingen beloofde die onmogelijk, in de praktijk, te verwezelijken waren. Zijn naam was Harry Andree, waarover ik het vroeger al eens heb gehad, een Duitser die gevangen was genomen geweest door het Amerikaans leger, na de tweede wereldoorlog en niets liever deed dan bruine beren de hals over te snijden, nadat hij ze, vanuit een veilige plaats, omver had geschoten, terwijl hij ze in de ogen keek en die, hoop ik nu, allang aan het verrotten is. Mijn taak bestond erin zijn vleugels wat te knippen om met onze voeten op de grond te blijven steunen, want op het einde zou hij (gelukkig) naar huis terug keren en zou ik, alleen, de gevolgen van zijn valse beloften moeten ondergaan.
Enfin, de grote dag brak aan om de eerste fase van het project af te sluiten. De uiteindelijke cijfers, voor deze fase, met machines voor Recife en Rio, bedroegen over de zes miljoen dollars. Eindelijk kwam de dag naderbij voor de bekroning van praktisch zes maanden sacrificie en zweet.
Alle papieren, onder andere de Ordersheets en Proforma Invoices, alsook tientallen verklarende "drawings" werden zorgvuldig voorbereid en ontvangstbewijzen uitgeschreven en ik nodigde mijn directeur uit mij te vergezellen op die belangrijke gebeurtenis, terwijl hij, op zijn beurt, mij plaats liet nemen in zijn supergezellige en belangrijke auto, een Ford Landau, uitgerust met een acht cilinder motor, die bijna ene liter nafta inslikte om de drie kilometers, vooral als de airconditioning aangelegd was geworden en met zijn deftige chauffeur, van voren.
We waren plechtig ontvangen geweest door Ricardo Fiúza en zijn complete ploeg, onder andere de financiële en de administratieve Directeurs en ook de industriële Directeur, mijn intussen beste vriend geworden José do Rego Maciel, die vertrouwelijk een oogje wenkte, als wilde hij zeggen: eindelijk de beloning voor uw maandenlang achter-uren-werk, terwijl ik, gelukkig met mijn eerste belangrijkste verkoop, diep zuchtte van de bevrediging en alle handen uitbundig werden gedrukt en iedereen, iedereen proficiat wenste voor hun doorzettingskracht, initiatief en ondernemingsvermogen en op hun respectieve ruggen klopten en er zelfs een champagne fles werd geopend en ik gloeiend van de voldoening de papieren onder hun neus wreef en ze plechtig aanzette ze onmiddellijk te ondertekenen en ik, in de sequentie, ook voorzichtig voorstelde, zonder verder uitstel, de eerste afbetaling te realiseren en hij, Dr. Ricardo, ons respectvol de vergulde cheque overhandigde, in de waarde van tien percent, gerekend over zes miljoen dollars en we op den duur beleefd naar buiten geloodst zijn geworden, waar ze ons ontroerd hebben nagewuifd in de vertrekkende slede-wagen en waarna we allemaal gelukkig zijn gaan slapen, die avond, tot ik de volgende morgen, op het werk al en nog altijd niet helemaal nuchter van de emotie, tot de orde ben geroepen geweest door mijn directeur, die mij glimlachend mededeelde dat hij zopas een telefoontje had ontvangen van de secretaresse van Dr. Ricardo, hem beleefd smekend de uitgeschreven cheque toch niet aan de bank voor te leggen, want dat er op die rekening geen kloten van "funds" beschikbaar waren en dat ze besloten hadden van de gehele zaak af te zien, maar dat ze, in alle geval, toch uiterst tevreden waren geweest met mijn oneindige aandacht en mijn tientallen bezoeken en dat ze dat nooit nemeer zouden vergeten; dat ze ondertussen veel geleerd hadden en dat ze, vroeg of laat, die kennis zouden aanwenden voor een eender, project, ergens anders in de wereld, waar er een nieuwe machtsgreep door de militairen voor de boeg lag...
Ik heb naar diene dwaze uitleg staan luisteren, bij manier van spreken natuurlijk, met mijne mond vol tanden en het heeft mij een volle dag en een gehele nacht gekost, om op iets anders te kunnen beginnen denken, daarna.
Die smerige gataflekkers van die verdomde machtsvergrijpers!
We hadden een enorme en moderne doublewidth, offset press verkocht aan onze uistekende klant Diário De Pernambuco, in Recife en de installatie moest voorbereid worden. Aangezien de montage van sommige drukpersen maanden, soms zelfs een jaar lang, in beslag kan nemen, bestaan er, buiten de verscheidene mechanische, elektrische en elektronische erectors, algemeen gespecialiseerde coördinators voor deze mensen (field engineers genoemd), die meestal in de fabriek in de VSA vertoeven, maar die ook, somtijds, naar de plaats van installatie gestuurd worden met de bedoeling de nodige maatregelen te treffen eventueel opduikende problemen te analyseren en voor bevredigende oplossingen te zorgen.
Één daarvan was Ron(ald) Stewart. Een goeie en bekwame mens eigenlijk (van Ierse oorsprong), alhoewel nogal Amerikaans gezind en die we direct de nodige aandacht hadden verstrekt, professioneel gezien en waarmee we op den duur zelfs een vriendschappelijke verhouding wisten op te bouwen. Ik wist dat hij geen vast vrouwelijk gezelschap bezat en dat hij al een beetje over de dertig draaide. Zijn vele reizen en een ietwat beschaamd karakter betekenden voor hem hindernissen op liefdesgebied. Ik vermoedde, bijgevolg, dat hij met zijn broek vol goesting zat en besloot wat te helpen.
Mijn vrouw had, enkele weken voordien, toevallig, een nog niet eerder gekende buur ontmoet op het strand voor ons gebouw en vanaf dat moment was het mij onmogelijk geworden dat vervelend vrouwmens terug kwijt te spelen.
t Was op het strand s morgens; samen bij het middagmaal; s namiddags in de shopping en s avonds, in een cafeetje, met een lauw biertje erbij, terwijl ze verleidelijk naar de voorbij passerende mannen knipoogde, want niemand is van steen gemaakt. En alle dagen was het diezelfde muziek.
Ze leefde gescheiden van haar eerste man (wat nooit een goed teken is), had geen enkele (andere) vriendin (wat nog minder, een voordeel vertegenwoordigt), was een valse blonde (had ik vastgesteld aan de kleur van de uitpuilende schaamharen aan de rand van haar spannende bikini (wat een mens zijn wenkbrauwen doet optrekken), had al tientallen verschillende beroepen geprobeerd, maar was op dat moment werkloos (wat nog meer rimpels in uw voorhoofd veroorzaakt) en kon onmogelijk haar eigen tong bedwingen (wat een mens doet betwijfelen of men eigenlijk wel zulke vriendin nodig heeft).
In alle geval ze had mijn vrouw verzekerd dat ze zich wat verwaarloosd bevond in haar seksuele behoeften en dat ze uitdagingen voor uitspattingen van ongetemde lust niet zou afslaan en dat ze zelfs helemaal gereed stond om eender welke buitenlandse dwaas aan de haak te slaan, indien Ligia zo iemand kende.
Ik overwoog (waarom niet?) hem aan haar te verkopen (en vice-versa), zodat ze beiden hun lichamelijke achterstand onmiddellijk zouden kunnen voldoen en ik had hem nog verwittigd en er speciaal zijn aandacht op getrokken dat ze, in geen enkel geval, diende om ermee te trouwen en dat het zuiver een kwestie was van er gebruik van te maken zijn verlangende gans in haar overstromend rijp kanaal te versmoren, maar nee, ze hadden niet enkel ene keer gezellig gevogeld, maar ze hadden beslist het gehele weekeinde in zijn tweepersoonsbed, in het vijf sterren hotel, door te brengen, zodat hij er later van klaagde dat zijne piemel helemaal ontveld was geweest vanwege het toegepaste geweld en dat hij nog nooit in zijn leven zoveel keren had gepoept, in één rij.
Niettegenstaande mijn ernstige waarschuwing heeft ze hem, na sentimentele chantage, verplicht haar mee te loodsen naar de VSA, diezelfde reis nog en hun echtelijk geluk heeft maar amper twee weken geduurd, vooraleer hij vast heeft gesteld dat zij de limiet van zijn kredietkaart al had bereikt, zijn telefoonrekening de helling van een steile berg had op gereden, hij de seks waar hij op rekende niet meer kreeg wanneer hij wilde, ze kleren had gekocht, niet alleen voor haarzelf, maar ook voor haar broers, moeder, vader, tantes en nonkels (die in Brazilië ongeduldig achter waren gebleven, maar ook al aanstalten maakten definitief uit te wijken naar dat wonderland, waar diene uil niet wist wat allemaal te doen met zijn eerlijk verdiend geld), niet ingerekend haar eerste man, die ze in de grond van haar hart nog altijd beminde, terwijl ze ook niet had na gelaten ruzie te stoken en te zaaien tussen al zijn jarenlange buren.
Ze heeft dan nog rap voor een kind gezorgd om een levenslang pensioen te garanderen en nu leeft hij zonder vrouw en zonder kind, maar wel met ne hele hoop schulden en met ne hele hoop boze buren en zijn salaris is nu ook aangetast door een rechterlijk besliste afkorting van dertig percent.
Hij zweert dat hij niet kwaad is op mij, maar ik ben, integendeel, wel boos op hem, want hij heeft de markt verbrodt en het regent hier nu, bij wijze van spreken, van verstandige meisjes die mijn vrouw voortdurend lastig vallen om te weten of ze nog één van die exemplaren kent!!
PS: hij beweert dat hij al gewend is geraakt aan één van haar broers die daar blijven plakken is en die beloofd heeft, binnen enkele maanden, te verhuizen..
Avé Maria en te weten dat men hier, voor vijftig dollars, zoveel kan vogelen en poepen als men lust heeft en dan nog recht heeft op een voorgerecht, wanneer ze persé willen bewijzen hoe goed ze wel kunnen zingen aan de microfoon...
Statistieken vrijgegeven door de Braziliaanse Overheden
35% van de mannen zijn vroeger wel eens verliefd geraakt op één van hun leraressen.
40% van de mannen weigeren hun vrouw te helpen gedurende de grote kuis, op de vrijdagen.
46% van de vrouwen praktijken de anale seks, zonder tegen te pruttelen, met hun eventuele partners.
56% van de vrouwen slapen, af en toe, naakt.
70% van de vrouwen verkiezen seks in de ochtend.
90% van de vrouwen verlangen te vogelen in de vrije natuur.
99% van de vrouwen durven de seks niet bedrijven in het kantoor waar ze werken.
Conclusie:
Er bestaat een grotere kans, voor ons mannen, anale seks te bedrijven met een vrouw in het bos, 's morgens vroeg, dan vaginale seks, 's avonds laat, in het kantoor.
Moraal van deze statistiek:
Blijf niet werken tot een gat in de nacht, want zo zul je waarschijnlijk nooit iemand heerlijk kunnen poepen!
Rudolfo de Bresil schrijft over de beginfase in zijn carrière rijdend met een onopvallend autootje dat past bij de standing van bedienden. Later vervangen door een Alfa Romeo, maar ik weet niet welk type, en een Dodge Dart of was het zijn evenbeeld de Plumouth Vaillant? Het schijnt dat die op water rijdt met zijn V8, en zonder water valt hij stil en uitgekookt voor de villa van zijn baas.
Antwoord:
Helaba, sedertdien heb ik mezelf al verschillende nieuwe modellen gekocht hé! Zie beneden de volgorde:
- een supersnelle velô, merk "Caloi", model Caloi 10, uitgerust met een cross-stuur en met tien (weliswaar mechanische) versnellingen, zijnde twee van voren en niet minder dan VIJF vanachteren, maar toch al uitgerust met een snelheidsindicator, nu ongeveer 30 jaar oud en nog altijd in constant gebruik (amper ene keer geverfd);
- een uiterst moderne, ergonmetrische fiets (op een standje dus), merk "Caloi", model Magnetic C-504, met hartslagindicator, inlichtingen over calorieverbruik, aantal kilometers gereden, plus nog andere, nog veel ingewikkelder informatie (buiten mijn begrijpcapaciteit). Uitgerust met de nog originele banden en ketting. Volgens mijn rekening, heb ik er ongeveer (vijf dagen per week/één uur per dag/40 km per uur/35 jaar lang) 360.000 km (gedeeld door twee, om niet te overdrijven) mee áf gereden = 180.000 km, zonder één enkele platte band te hebben gehad (wat overeen komt met meer dan 4 keren de omtrek van de aarde);
- een automatische, elektronische geopereerde loopband, merk "Athletic", model Advanced, met nog meer indicatielichten dan in een Amerikaanse straaljager, die ik alleen maar gebruik op zon-en feestdagen en als ik het beu ben op mijn fiets,
allemaal zelf betaald, met mijn eigen verdiend geld, alhoewel origineel gefinancierd door mijn bezorgde broer D.
Ik denk dat het past hier eens te vermelden dat ik gedurende het jaar 1980 het roken, na een lange periode van verslaving, definitief heb verlaten. Zonder pijp, geen sigaretten en niks van sigaren... absoluut niks. Die beslissing heb ik genomen op een morgen, toen ik wakker werd en mijn keel eigenaardig pijnlijk aanvoelde. Ze was droog en ik ondervond ernstige moeilijkheden in te slikken. Ik verdacht meteen de kanker ervan mij in zijn klauwen gegrepen te hebben en ik heb er onmiddellijk mee gestopt. Zonder daarvoor ooit schuld- of spijtgevoelens, gekoesterd te hebben. Later bleek het dan toch niet zo ernstig geweest te zijn, maar toen was de kogel al door de kerk en heb ik niet meer op mijn beslissing terug willen keren. Gedaan is gedaan en het heeft me zelfs niet oneindig veel moeite gekost. Gedurende ettelijke jaren heb ik het half opgerookte pakske sigaretten, op ooghoogte, in mijn bureau, nog bewaard, om mezelf te bewijzen dat ik aan een zon flauwe uitdaging gemakkelijk weerstand kon bieden en geen enkele keer heeft de goesting mij terug beet gepakt. Gelukkig ben ik er definitief vanaf geraakt. Die pest, die nergens voor deugd, tenware mijn gewicht onder de tachtig kilos te houden, heb ik overwonnen.
Het was natuurlijk toevallig, maar enkele maanden daarna en toen ik al ongeveer tien jaar bij mijn, nog altijd huidige, firma aan het werken was geweest, heb ik, gedurende een avondmaal in een restaurant in Copacabana, waar het toen al verboden was te roken, een persoonlijke (en geheimzinnige) uitnodiging ontvangen van een directeur van mijn grootste concurrent Harris Corporation, van de VSA, om van "ploeg" te veranderen en bekoorde hij mij met een vaste, gegarandeerde, wedde van een aanlokkelijke 50.000,00 dollars per jaar, plus commissies en dekking van alle onkosten, om verantwoordelijk te zijn voor de verkoop van hun drukmachines in Brazilië en later, indien succesvol, in geheel Zuid-Amerika. Deze informatie heb ik dan natuurlijk, wijs, doorgespeeld aan mijn eigen directeurs en ze hebben, in een oogwenk, mijn wedde op hetzelfde peil gebracht. Het is een kwestie geweest van voordeel te halen uit een gegeven toestand. Het zou me nochtans verplicht hebben mijn professionele carrière opnieuw te herbeginnen, veel te reizen en op zijn minst twee keren per jaar de VSA te bezoeken om alle soorten rapporten in te dienen en eerlijk gezegd, dat begon mij toen al te vervelen. Mijn hoofd stond er ook niet naar..
Het leven is altijd een strijd geweest, maar als men de tijd, de tijd geeft om (bijna) alles, zonder veel lawaai en opschudding, op te lossen, dan blijft er eigenlijk (bijna) niets meer op te lossen.
Zonder roken, maar met oneindig veel biertjes, zodat de tijd rapper passeert!
Já, ´t is waar en ik beken het, ik ben altijd min of meer een halve luiaard geweest en daarom, vermoed ik, heb ik een voortdurende neiging mezelf te laten ontspannen en in rust en vrede, met mezelf en met mijn naaste familie, te trachten te leven. Ik zou eigenlijk ook wat meer moeten lezen, of herlezen, vooral die Vlaamse boeken die ik meegebracht heb vanuit België, zoals De Witte (is die nog altijd in de mode?), maar ook andere, zoals Dom Quixote, die me zo aangenaam, in de tijd, verrast en veroverd hebben, terwijl hopend mijn bloeddruk daardoor, vanzelf en zonder geneesmiddelen, wat te zien dalen.
Ik woon vlak aan het strand maar frequenteer het zelden en toch voel ik, somtijds, behoefte me daar te verwennen gedurende meerdere uren, zoals de bloemen zich naar de zon wenden, om hun leven daaruit te snuiven. Maar dan herinner ik mij de blakende hittestromen, de duizenden verkopers van alles wat min of meer gedragen of versleept kan worden, het vuile zand besmet met de uitwerpselen van kakkerlakken, honden, ratten en zelfs mensen die het strand en het zeewater uitsluitend gebruiken om ne keer goed te pissen en te kakken, alle dagen, zonder daarvoor het dure wc-papier te moeten verspillen, terwijl ook niet vergetend hun stinkende voeten daar ene keer per maand af te wassen, zodat ge er alle soorten huidziekten van opraapt, terwijl de spelende kinderen het zand overal in de wind gooien, niet in overweging genomen de honderden voorbij passerende poepen van alle soorten smaken, modellen en formaten, die ne gezonde mens allemaal niet kan nalaten te bekijken, bewonderen, vergelijken of te keuren en evalueren, waardoor de bijna veroverde rust, in een oogwenk, wordt verslonden door die opflakkerende nieuwsgierigheid en ge, zonder het goed te beseffen ineens in de ogen staart van die alledaagse bedelaar die er gebruik van maakt u nogmaals lastig te vallen, hopend dat ge vandaag wat beter gezind zult zijn, wat absoluut niet overeen komt met de werkelijkheid en ge dan automatisch uw blik afwendt tot hij op die andere figuur rust, ook ongewild, van een afstotelijk, blank, pezig en verslenst wijf dat, met zwaaiende armen, denkt dat ze lichaamsoefeningen aan het uitvoeren is, uitgerust met witte korte sokken en ook met splinternieuwe tennisschoenen, midden in het zand en zich in het krakend zand beweegt, net zoals een soldaat die zopas afgekeurd is geweest van zijn dienst en bovendien uitgerust is met een luie, enorme, Mexicaanse strooihoed, waarvoor ge ook nooit behoefte hebt gevoeld daar belangstelling voor te vertonen, maar aangezien er zodanig veel exemplaren van datzelfde type bestaan, ge er gewoonweg niet naast kunt kijken en ge plotseling beslist rap terug te keren naar uw veilig appartement waar ge weet dat ge daar niet, met de minuut, onrustiger zult worden en ge ernstig overweegt een lange zeereis te ondernemen, vooraleer ge een oude vrek wordt en een ongeneesbare eenzaat, terwijl ge beseft dat ge behoefte hebt aan gekke lachbuien, tot ge er de krampen van krijgt in uw kaken, zoals ge vroeger alle dagen deed, vooral als ge een mens had ontmoet die precies begreep hoe juist een grap te vertellen en wanneer men tot het besluit kwam dat het leven niet zo slecht is als het eruit ziet en het de moeite waard is diene zelfde mens nog ne keer terug op te zoeken om weeral eens goed te kunnen schaterlachen en alle, heersende, ellende te vergeten..
Enfin, ge stelt vast dat de laatste jaren moeilijker zijn geweest dan ooit tevoren (of hebt ge immer diene indruk?). Ze zijn, tenandere, ook nog altijd niet voorbij en ge vreest dat ze nooit nemeer voorbij zullen geraken, maar ge hoopt toch uw eigen karakter aan te kunnen passen, contact te kunnen maken met andere, eerlijke, mensen en misschien zelfs het geluk terug te ontmoeten, kinderen te verwekken, zoals ge vroeger altijd gedroomd had te doen en ze nu steeds maar verder en verder aan de horizon ziet verdwijnen, alsof ge niet hard genoeg hebt getracht, met eender welk vrouwke, mulatje of zelfs zwartje, want misschien zijt ge een beetje te trouw geweest, te veel gehecht geweest aan te weinig personen.
Die behoefte aan meer kinderen en de wroeging die geregeld terug op komt duiken, dat ge, alhoewel hij een buitengewone en excellente ziel is geweest, zelf, uw eigen zoon niet goed genoeg hebt kunnen opvoeden, raad geven en een veilige steun te vertegenwoordigen..
Hij had veel van mijn karakter, mijn gewezen zoon, maar nu vind ik dat hij te weinig keren zijn weekeindes bij mij heeft door gebracht.
Ik herinner mij hoe een bepaalde gebeurtenis mij diep heeft getroffen. Hilma, zijn moeder, had hem voor een paar uur aan mijn zorgen toevertrouwd en ik had hem meegenomen naar een private club waar hij aan het spelen was geweest met enkele andere aanwezige kindjes. Op een zeker moment dook er een kat op. Ik houd niet van katten, maar ik houd nog minder van wreedheid. De andere kinderen liepen dadelijk naar die kat toe met de duidelijke bedoeling ze een schop in haar asshole te verkopen. Hij begon onmiddellijk zelf achter die kinderen te rennen, terwijl zachtjes roepend laten we de kat alleen maar strelen...
Toen voelde ik hoe ontzettend goed hij eigenlijk wel was. Hoe hij niemand, of niets, kwaad wilde doen en ik terstond medelijden met hem kreeg. Hij was te jong nog, toen, om weerstand te kunnen bieden aan slecht gezinde mensen en ik besefte dat hij nog veel zou lijden vooraleer succes te veroveren in zijn intentie de wereld te verbeteren. Daarom ook begreep ik meteen hoeveel hij me wel nodig heeft gehad, een werkelijke steun voor hem betekenend, moed verstrekkend om vol te houden en nooit op te geven..
En daardoor is de wroeging gekomen. Hoe kon ik in enkele weinige ontmoetingen genoeg tijd hebben gevonden dat karakter verder te ontwikkelen en te verzekeren?
Enkele toeristische inlichtingen over Ilha Grande en Angra dos Reis, in Brazilië
De gemeenten Ilha Grande en Angra Dos Reis zijn dicht bij elkaar gelegen en kunnen samen in één of twee dagen bezichtigd worden. Alias, Ilha Grande is een redelijk groot eiland dat praktisch juist voor Angra ligt (aan het vasteland) en Angra is ongeveer twee uren weg, met de bus, naar het zuiden op, van Rio De Janeiro.
In Ilha Grande is er één van de grootste gevangenissen van Brazilië gevestigd, met de meest gevaarlijke en belangrijkste bandieten van de streek. Toeristen worden daar dikwijls onderhandeld om, met een mes op (of door) hun keel, een vluchtpoging te wagen. Gelukkig dat de gevangenisdirecteurs meer belang hechten aan het vermijden van het vluchten van die wreedaardige misdadigers dan aan het leven van een paar onnozele gijzelaars (die ze toch niet kennen), zodat er weinig veroordeelden in slagen het eiland achter zich te laten (zwemmend is ietwat ongemakkelijk). Men kan daar een nacht (in Angra, bijvoorbeeld) blijven slapen of zowel terugkeren naar Rio, om dan, de volgende dag, een andere bus te pakken naar "Parati", een derde beroemde gemeente, nog ne keer een uur verder weg, vanuit Angra, naar het zuiden op. Daar, nota bene, bevindt zich de enige atoomcentrale van Brazilië.
Af en toe worden er kleine ongelukjes gerapporteerd, met onbelangrijke ontsnappingen van radioactief materiaal, maar de burgerwacht heeft de inwoners al verschillende keren degelijk voorbereid en getraind om efficiënt te kunnen vluchten op die eventuele gelegenheden. Toevallig aanwezige toeristen, op deze enge ogenblikken, worden dan vriendelijk uitgenodigd de grote mensenstromen te volgen, die uiterst rap en een beetje verward naar de busstations rennen, om ook te trachten te ontsnappen. Misschien zullen de laatst gerangschikte atleten dan wat langer moeten wachten op de volgende bus, maar voor de rest zijn er geen aanzienlijke problemen te bespeuren. Men moet, in alle geval, kalm trachten te blijken en te blijven en vooral niet panikeren. De burgerwacht raadt aan uw adem zolang mogelijk in te houden.
Iedereen weet dat er duizenden bussen bestaan in Brazilië, zodat ge daar niet teveel moet over treuren. Als de nood het hoogst is, is de laatste bus eigenlijk misschien nog een beetje ver weg, maar dat betekend nu ook weeral precies het einde van de wereld niet...
Afgesproken dus: ziet ge veel mensen in één richting lopen, begin er dan rustig achter te rennen. Gedurende de laatste kilometers raad men aan een goede spurt te proberen om te trachten te ontdekken of ze niet een sambaschool aan het volgen zijn. Ik denk trouwens dat ge op zon gelegenheden niet bekommerd moet zijn met beleefdheid! Tenandere, hier in Brazilië is iedereen er aan gewend rap te lopen zonder te ademen (vooral de dieven), zodat uw spurt misschien alleen maar zal helpen om de oudste wijven achter te laten. Herinner u dan de wijze woorden van Nonkel Fons: voeten opheffen, want die oude wijfkes zullen daar naar mikken... om zich eraan vast te klampen en nooit nemeer los te laten.
In Parati kunt ge dan ook nog eens een nachtje slapen. Ik tracht mij de naam te herinneren van dat hotelleke daar, dat door een Belg wordt uitgebuit, zonder succes nochtans. Ik bedoel: zonder mij de naam te herinneren. In alle geval het kost niks het ene of het andere hotel binnen te springen met de volgende uitroep eu Belgicano e tu? Als ze niks antwoorden wil dat zeggen dat ze niet verstaan hebben wat ge bedoeld en dan kunt ge beter het volgende hotelleke proberen. Als ge dan toch eindelijk die wereldberoemde Belg ontdekt zal hij zeker een gat in het dak springen van het geluk en u uitbundig begroeten met de volgende vertrouwelijke inlichting: "eindelijk eens een Belg die absoluut gene afslag zal vragen.."
"Jaajaat, bijna 53 jaar hé. We worden oude zakken gelijk dat ze zeggen. 't Haar op onzen kop begint al goed uit te dunnen (maar J. is daar al een hele tijd mee bezig - ter compensatie laat hij het groeien ter hoogte van zijn boven- en onderlip - tevens kwestie dat men niet zou zien dat er al fakken uit zijn neus groeien), onze buik begint lichtjes uit te zwalken zodat we, als we gaan pissen, pas kunnen beginnen mikken als we al den helft op onze schoenen gesturt hebben. De oren gaan ook al achteruit bij wijze van spreken en bij wijle hebt ge het gevoel dat ge uwen bril niet op hebt terwijl hij dus pal op dat voorwerp staat dat men gemeenlijk "neus" noemt maar dat meer en meer begint te gelijken op een mislukte patat. Jaja, vroeger waren we schoon en arm, en nu zijn we alleen nog arm...
Natuurlijk niet degenen die boten en zo kopen alwaarop ze hopen jonge bronstige wijvekes te kunnen lokken in de verwachting dat ze dan ook nog gewillig zullen zijn.
Dromen is ons niet vreemd, en het doet dan ook geen zeer. Hoewel dat ontwaken uit den droom nogal eens durft tegenvallen. Ge gaat u dus samen met J. wagen op de wilde baren der stormachtige zeeën? Zorg maar dat ge plastiek zakskes bij de hand hebt. Wellicht herinnert ge u nog dat ons vader van die papieren zakken meehad toen wij met ons zessen vanachter in de Chevrolet geplooid zaten en den enen na den andere moest spugen... allemaal in diezelfde zak natuurlijk (vader was nogal profijtig), die dan nog juist zijnen bodem verloor als het mijne toer was. Ik heb altijd de bescheten commissies aan mijn kloten gehad. Ik verdenk er trouwens F. van dat hij, toen hij zijn bijdrage had geleverd en de zak doorgaf, nog rap eens met zijn scherpe nagels een trek heeft gegeven aan het gat van diene zak in de hoop dat hij zou scheuren op het ogenblik dat hij over H. haren schoot passeerde. Dedju, neejhé! Altijd juist als het aan mij was!
't Was hetzelfde toen dat we eens blaasorkest speelden: we moesten met zijn achten (eerst vader, dan mama, dan F. en zo verder tot het piepscheetse van G.) elk op toer een scheet laten op de gewenste toonhoogte zodat er een melodij ontstond. Vader eerst, en ge weet nog wel dat die niet alleen geweldig stonken, maar dat ze meestal ook hééél lang duurden, en intussen trouwens heel den tijd van toon veranderden. Toen was het aan mama, die ook flinke scheten kan laten, weliswaar met een beetje meer geniepige reuk. Bref, tegen dat F. en H. hun beste scheetje hadden voorgezet (of achtergelaten), en dat het mijne toer zou zijn, had ik al zo hevig mijne prot opgehouden dat mijn darmen dachten dat het niet een scheet was die zat te steken, maar een regelrechte kak. Deze dus zonder veel lawaai in mijne broek. Ik van niets gebaren, ge kent mij, maar de geur heeft mij verraden en vader heeft mij daar een pak voor mijne broek verkocht dat de stront bijna weer langs mijn oren er uit kwam. 'k Ben altijd voor de malchance geboren geweest...
Maar nu genoeg gelachen met mij. Ik wens u een prettige verjaardag, en ik hoop dat de beneveling niet van dien aard zal zijn dat ge er u 's anderendaags niets meer van herinnert. Mama heeft een briefke geschreven en een gedicht gevonden die ik ingescand heb in de hoop dat ge ze kunt lezen. De groeten alvast van het thuisfront, R. incluis."
Maandag 28 november:
"Mama zegt dat ge morgen 57 wordt. Ik zegge tegen haar: maar allez da kan niet: hij heeft nog een vrouwke van 35 en een verse dochter van 8. Toettoet zegt mama, ik herinner het mij nog goed. Ik moest nog zjust een scheet laten toen hij al zijn hoofd uitstak, vandaar dat hij al die sproeten heeft. E 'k zegge tegen mama: da was Rudo nie zulle, da was F.! Ehbenjeenet zeise, F. is verlost van een veearts, daarmee heeft hij een peirdemuile. En daar wist ik geen antwoord ne meer op hé. Ik kon toch moeilijk zeggen dat dat ik was, van die schete....
Alze kik van u was, ik zou er morgen een grote bruine Leffe op drinken, en een caparina of twee (één in uw linker neusgat, en één in uw ander).
Geef er daar nog ne lap op en als ge goesting hebt (pakt dan een koude douche zou ik zeggen), dan moet ge maar afkomen: mama vindt dat het weeral hogen tijd is..."
Why is the space between a woman's breasts and her hips called a "waist?" Because one could fit another pair of tits there.
Harry goes up to a whore and says, "How much for a blow job?" She says, "A hundred bucks." He says, "Okay," and he starts to jack off. She says, "What are you doing that for?" He says, "For a hundred bucks, you don't think I'm gonna give you the easy one, do you?"
Monica Lewinsky's lawyer hands a picture of her to Bill Clinton and says, "Mr. President, do you recognize this woman?" Clinton says, "I think I've come across her face a couple of times."
A guy reaches out of his apartment window to see if it's raining, and a glass eye falls into his hand. He looks up and sees a woman looking down. He yells, "Is this yours?" She says, "Yes... could you please bring it up?" He goes up, walks into her apartment, hands her the eye, and she says, "I'm about to have dinner. Please join me." After dinner, she says, "Want to go to bed?" He says, "Are you this friendly to every guy you meet?" She says, "No. Only the ones who catch my eye."
Hillary Clinton says, "Bill, now the press is saying you lent money to that Monica Lewinsky for plastic surgery." He says, "You see how they twist things? What I said was that I blew a wad on her face.
What's worse than a male chauvinist pig? A woman that won't do what she's told.
Why do women have smaller feet than men? So they can stand closer to the sink.
Women are like guns. Keep one around long enough and you're going to want to shoot it.
Er zit iets in het bloed (DNA) van de Van Leuven's dat vanzelfsprekend geërfd is geweest van ons braaf (toen ze nog jonger was dan negentig, in alle geval) moederke en bijgevolg van de tak van de familie Baetens afkomstig is in onze stamboom, met name de onweerstaanbare voorkeur voor goed gemoed, algemene opgewektheid (zelfs wanneer men met tijdelijke tegenslag aan het kampen is) en waarom niet, ook een beetje op spot is afgestemd en nog meer zelfs, aan zelfspot grenst. Ik heb dat voor het eerst opgemerkt en pas later bewust de overtuigende verbinding geklonken, bij Pépé, de vader van mijn moeder die ik me, eigenaardig genoeg altijd als een oude mens herinner, alhoewel hij toen, een halve eeuw geleden, waarschijnlijk nog rond de zestig was. Ik bedoel: hij scheen mij al een oude mens te zijn vooraleer hij echt oud is beginnen te worden. In compensatie, toen ik nog een snotneus was vond ik mensen van achttien al redelijk getemd en overmeesterd door het dictatoriaal reglement van de maatschappij.
Toen ik zelf achttien werd en eindelijk toegelaten werd in de Ciné Rex in Roeselare en andere sekscinema's in Izegem (waarvoor er, in mijn onschuldige ogen, expliciete advertenties gedrukt werden op de voorlaatste bladzijde van de weekkrant De Weekbode) en die ik, tussen haakjes, heimelijk frequenteerde, gewoon om me daar scheel te zitten staren op al die blote billen en borsten van de toen heersende seksgodinnen, zonder ooit aan mijne opstandige piemel aandacht te hebben geschonken, daar in de cinema, op zijn minst, tenware om hem in een minder ambetante positie te wringen, oordeelde ik dat mensen over de dertig al praktisch afgeschreven waren voor avonturen, enzovoort, tot ik tegenwoordig begin te vermoeden dat een oude mens overeen komt met diegene die al een paar jaar in zijn graf aan het verteren is.
Tot daar de inleiding over Pépé.
Zoals het in diene tijd paste is hij gestorven zonder dat iemand mij ooit heeft ingelicht (ik beken dat ik daar eigenlijk ook nooit de minste interesse voor heb gekoesterd) van wat precies. Ik denk nu, misschien aan de ziekte van Parkingston (of was het Alzheimer?) die dus waarschijnlijk ook in mijn bloed zit, net zoals de zelfspot, ook eigen aan Mama, die niet aarzelde met zichzelf en haar toeren schouderschuddend ná te zitten lachen. Hij, Pépé dus, beefde zo constant en verontrustend, terwijl hij zich kwijlend (t zal niet van de goesting geweest zijn, verdenk ik), voort sleepte, somtijds bijna struikelend, tot hij niet alleen nemeer recht kon staan, zich niet alleen naar het WC-kot kon begeven en nog minder aan zijn eigen achterkant kon krabbelen. Volledig afhankelijk dus van vrijwilligers, iets wat iedereen, uit de grond van hun hart, haat, zwerend nooit daarvan af te willen hangen en liever verkiezen te sterven vooraleer zover te geraken, tot het zover geraakt en men die woorden terug moet inslikken, want de dood komt nooit zonder moeite en als het puntje bij paaltje komt vinden ze de moed niet uit het venster te springen, al ligt het venster op het gelijkvloers en men, op den duur, beslist toch alle schaamte te verliezen en zonder aarzelen bloot in de bassin te gaan stappen, gelukkig dat ge nu toch eigenlijk ne keer verlost zult worden van diene jeuk daar beneden, langs achteren, die onverdraaglijk is geworden, de gehele dag lang en sinds gisteren, want niemand kuist beter zijn eigen uitlaatbuis dan de persoon hemzelf en dat het daar is, waar het het een mens meest ambeteert...
Ik kan me nu zo oneindig goed voorstellen dat dat laatste, waarschijnlijk, de grootste ergernis is van de zieken en die de meeste geheime jeuk veroorzaakt, wat me automatisch doet herinneren aan het spreekwoord van Mama dat wie het eerste riekt, zijn nolleke piekt...
Zijn oudste dochter, mijn tante, heeft het op haar schouders genomen zijn lijden, zo goed als mogelijk, te verzachten, want ze kampte met haar eigen remmen en grenzen, in overweging genomen haar maagdelijke toestand, zelfs na ook dicht bij de negentig te zijn geraakt. Het was toch opmerkelijk hoe gemakkelijk hij zijn eigen drama en teneergeslagenheid bekwaam was te overmeesteren wanneer hij zichzelf iets leutigs herinnerde, zoals de muizen die over en t were rond zijn aangezicht en borst wriemelden, ´s nachts en ´s morgens vroeg en hij over de kracht niet beschikte om ze, beslist, weg te jagen...
Datzelfde is daarna eender gebeurd met Mama, toen ze ineens snel begon af te takelen en waarschijnlijk beïnvloed door die herinnering, zichzelf ook begon voor te stellen dat het, in haar woon-en slaapkamer, krioelde van de muizen die er echt niet waren en waarover ze zich eerder nooit ongerust had gemaakt. We hebben zelfs verschillende muizenvallen moeten verspreiden in haar appartement, op het tweede verdiep, zodat ze zich wat geruster voelde. Dan nog, zweerde ze, dat ze de muizen hoorde ritselen onder en in haar bed, vooral dicht bij haar voeten, terwijl ze verontwaardigd rond loerde en zich halvelings oprichtte, tot ze, moe en uitgeput, in slaap viel. Maar dan ´s anderendaags morgens zat ze er zelf wat mee te schaterlachen.
Gelijkwaardige gebeurtenissen hebben zich af gespeeld, zijn zich tegenwoordig aan het afspelen, of zullen zich zeker afspelen in de toekomst, met ons, de kinderen en de kleinkinderen en toch ben ik er absoluut van overtuigd dat we, in de meest verontrustende toestanden, nooit ongevoelig zullen blijven voor grappige of lollige anekdotes, wanneer ze voorgesteld worden.