Joke Schauvliege: een ontsierende vlieg op de sierschouw van Kris Peeters?
Het eerste tv-optreden van kersvers minister van cultuur Joke Schauvliege heeft op de opiniebladzijden van de kranten voor nogal wat commotie gezorgd. De jonge moeder demonstreerde een onthutsend gebrek aan kennis van het aan haar toegewezen beleidsdomein.
Ze verklaarde achteraf dat ze eerlijk was geweest. Dat zal wel: een prille moeder die geen tijd heeft om een boek te lezen of een theater te bezoeken heeft blijkbaar wel de nodige tijd om een ministerspost te bekleden. Ze voegde eraan toe dat een minister vancultuur zelf geen kunstenaardient te zijn om dit departement behoorlijk te beheren.
In essentie roept de aanstelling van Joke Schauvliege op cultuur (nog meer dan die van Pascal Smet op onderwijs) twee vragen op.
Kan een minister zich volkomen verlaten op haar/zijn kabinetsmedewerkers, is het voldoende dat een minister een soort manager is? Je zou het kunnen vergelijken met een bedrijfsleider: Marc Coucke hoeft niet in staat te zijn om al de producten die zijn bedrijf op de markt brengt zelf te fabriceren, maar hij moet in elke geval kunnen evalueren welke producten het waard zijn om op de markt te worden gebracht.Idem dito voor cultuur: een minister hoeft geen schilder of dichter te zijn, maar hij of zij behoort wel te kunnen inschatten welke schilders of dichters ondersteuning verdienen. Wanneer de kabinetards daarover mogen beslissen, dan kan men net zo goed de kabinetschef tot minister bombarderen, dat zou zelfs goedkoper zijn.
Ten tweede heeft Schauvliege zich verontschuldigd door te wijzen op haar tijdsproblemen als jonge moeder. Dit roept vragen op over de emancipatie van de jonge moeders en vaders van deze tijd: moet het ouderschap noodzakelijkerwijze een opoffering zijn, een inlevering inzake levenskwaliteit en zelfontplooiing? Als we ervan uitgaan dat vruchtbaarheid noodzakelijk is voor de overleving van onze maatschappij dan mag het zeker niet zo zijn datoudersals het ware gestraft worden voor hun keuze. Er is met andere woorden nog heel wat te doen inzake kinderopvang en taakverdeling binnen het gezin. De kernvraag is of een jonge, vruchtbare vrouw het recht heeft om ambities te koesteren buiten het gezinsleven: dit lijkt in onze moderne samenleving een evidentie maar in de praktijk blijkt het niet altijd zo te zijn.
Blijkbaar sluiten carrière en gezinsvorming of vruchtbaarheid elkaar minstensten dele uit.
In die zin is de zaak Schauvliege een ontnuchterend signaal: het is met de emancipatie in ons land nogal pover gesteld en dat zegt ook wel iets over het bestaan vande moderne man die blijkbaar nog altijd de huiselijke taken afschuift op zijn vrouw.
Gisteren maakten we een heerlijke fietstocht door mijn geboortestreek in het gezelschap van onder meer een gewezen basketvedette. Het gesprek tijdens de après-vélo kwam uit op de makke Tour en uiteraard de doping. Een vriend stelde de vraag of het gebrek aan spektakel niet te maken had met de opgevoerde controles.
Ik refereerde aan het schitterend debat tussen de drie wielergoden van Steenbergen, van Looy en Merckx dat maandagavond werd heruitgezonden op Canvas plus. De oude van Steenbergen vertelde hoe het eraan toeging in zijn tijd. Ze kregen een doosje met drie pilletjes, het eerste namen ze op 60 km van de meet, het volgende op 40 km, en als ze inzagen dat ze niet meer konden winnen namen ze helemaal niets. Van Looy voegde eraan toe: zie ons hier eens alle drie zitten, wij mogen toch nog altijd gezien worden?
Beide heren van stand: Rik I en II zijn in blakende gezondheid oud geworden, wat zegt dit over hun dopinggebruik?
We moeten eerst een definitie proberen op te stellen om te weten waarover we eigenlijk bezig zijn: doping is voor mij een product dat tegelijk de prestatie verhoogt en schadelijk is voor de gezondheid beide aspecten moeten aanwezig zijn. En dan is het nog aan de wetenschappers om uit te maken vanaf welke dosis: wie bijvoorbeeld zelf al infiltraties met cortisone heeft gekregen die weet uit ondervinding dat je daar niet direct euforisch van wordt en dat je niet opeens in staat bent om over de kasseien te vliegen. Cortisone is een geneesmiddel, zeer efficiënt in de behandeling van peesontstekingen en pijn, en pas vanaf een bepaalde dosis heeft het de ongewenste effecten: alleen wetenschappers kunnen in hun onpartijdigheid vaststellen waar de grens ligt.
Ten tweede is er de repressie: topatleten moeten nu drie maanden van tevoren hun whereabouts meedelen en kunnen elke dag onverwacht gecontroleerd worden van 06 uur s morgens tot 22 uur s avonds. Laten we aannemen dat doping een vorm van fraude is: er zijn andere vormen van fraude die onze samenleving meer bedreigen, met name de fiscale fraude.
Kan iemand zich inbeelden dat boekhouders, accountants en bedrijfsleiders op een gelijkaardige manier zouden gecontroleerd worden? Of de werklozen of part-timers die potentiële zwartwerkers zijn?
Waarom vallen enkel de topatleten onder een systeem dat in mijn ogen puur fascisme is en een aanslag op de mensenrechten? Ik zie drie oorzaken: atleten zijn weinig georganiseerd en daardoor weinig weerbaar; de dopingschandalen zijn een onderdeel van de massahysterie die de topsport omgeeft; de bestuurders van onze samenlevingen kiezen de sport uit om de bevolking in de waan te brengen dat zij zuiverheid, eerlijkheid en deugdzaamheid ernstig nemen. De samenleving is door en door corrupt, maar desport moet een toonbeeld van fair play zijn, ze heeft een symbolische waarde en omgekeerd kan je zeggen dat de atleten behandeld worden als zondebokken: in hun persoon wordt het kwaad uitgedreven dat in ons allemaal aanwezig is. Ieder dopingschandaal is daarom een ritueel van zuivering enhypnose: de bevolking neemt dezelfde houding aan als ten tijde van de heksenvervolging; de zondigheid is in iedereen aanwezig maar het is de enkeling die moet boeten.
Het valt niet te verwachten dat dit systeem ten gronde zal veranderen: het bezit een enorm commercieel potentieel, de kijk- en verkoopcijfers gaan de hoogte in telkens een nieuw schandaaltje uitbreekt. En de sportliefhebber is bijzonder tegenstrijdig: hij kankert en foetert op de foefelaars maar nog geen dag later zit hij alweer in spanning voor de buis zelfs de kermiskoersen trekken nog altijd behoorlijk wat volk.De moralisten verwijzen graag naar de Festinatour, maar wie nog geenAlzheimer heeft, zal zich herinneren dat ook dat jaar er miljoenen toeschouwers waren langs het parcours en thuis voor de buis. En na zijn dood werd de eerst verguisde Marco Pantani een volksheld in Italië, bijna met het statuut van een patroonheilige.
Kortom de dopingrepressie wordt beheerst door machtsmisbruik, willekeur en schijnheiligheid. En door massahysterie: in de benadering van het fenomeen doping keren we terug naar de Middeleeuwen, we staan ons te vergapen aan een brandstapel met een mengsel van afschuw en bewondering.
Wat ik ooit hoop mee te maken is een nuchtere wetenschappelijke benadering die gevaarlijk gedrag weet te voorkomen en oprecht begaan is met de gezondheid en met de mensenrechten van de atleten. Maar deze zakelijke aanpak zal minder spectaculair en minder commercieel exploitabel zijn dan de huidige hysterie, daarom vrees ik dat de dwaasheid het zal blijven halen.
Het optreden van president Obama betekent een stijlbreuk met dat van zijn voorganger, maar zijn deinhoudelijke verschillen wel zo duidelijk?
Het lijdt geen twijfel dat Obama van een hoger intellectueel en moreel kaliber is als Bush, de vraag is alleen of de briljante retoriek ook gevolgd zal worden door hoopgevende daden.
Obama had onlangs een vriendschappelijk gesprek met zijn Russische collega Medvedev maar blijft vasthouden aan het plan om in Midden-Europa (wellicht Polen of Tsjechië) een rakettenschild te installeren, naar eigen zeggen om een eventuele aanval vanuit Iran te counteren. Een blik op de wereldkaart volstaat om te zien dat hier weinig logica in schuilt: al decennialang is Turkije een trouwe Natobondgenoot, zouhet dan niet veel logischer zijn om daar een afweersysteemte ontwikkelen in de veronderstelling dat zon systeem beantwoordt aan een noodzaak en niet een volgende stap is in een nieuwe wapenwedloop?
De voorbije dagen was Obama op bezoek in Ghana waar hij alweer een inspirerende toespraak hield. Maar wat zijn de feiten: Ghana gaat vanaf volgend jaar petroleum exporteren en wordt daardoor voor elke petroleumverspillende economie (ook de Chinese bijvoorbeeld) een felbegeerde bruid.Obama wil de militaire steun aan Ghana opvoeren: om welke reden, wordt Ghana soms omringd door potentiële vijanden? Wellicht zit de verklaring in het feit dat de Amerikanen daar de commandopost willen installeren voor hun operaties in Afrika: om welke operaties gaat het dan, met welke doelstelling?
Obama verschilt op dit punt dus niet zo erg veel van zijn voorganger en zo verwonderlijk is dat niet. De oorlogsindustrie in de VS investeert zwaar in de verkiezingscampagnes van beide partijen, zowel de democratische als de republikeinse. En deze investeringen moeten renderen. Dat is het meest deprimerende aan de Amerikaanse buitenlandse politiek: de macht van de militaire lobby blijft onaangetast.
Het is hoopgevend dat Obamade Afrikanen meer kansen wil geven om goederen en diensten te exporteren naar de rijke landen, al blijft de vraag open onder welke concurrentievoorwaarden dat dan zal moeten gebeuren. De meest efficiënte ontwikkelingshulp is Fair Trade: geef de boeren, arbeiders, ambachtslui en vissers uit Afrika een eerlijke kans om hun producten uit te voeren en stop ermee omAmerikaanse en Europese producten onder de kostprijs (of gesubsidieerd) te dumpen op de Afrikaanse markten.
Dit vraagt een grondige verandering in de wereldhandel: dit zou de change moeten zijn die Obama heeft beloofd. Wapenleveranties komen de eigenoorlogsindustrie ten goede: ze betekenen meer van het zelfde enbieden geen enkel teken van hoop. Obama zou beter de octrooirechten van de farmareuzen aanpakken en van multinationale fabrikanten van meststoffen enzaden zodatlevensnoodzakelijke medicijnenbetaalbaar worden in Afrika en de boeren een menswaardig bestaan kunnen opbouwen. Daarvoor moet er meer gebeuren dan een toespraak vol ronkende woorden.
Het is duidelijk dat een bepaalde pers zich verkneukelt in de geruchten over een nakende defenestratie van aftredend minister Frank Vandenbroucke.
De aanleiding is al langer bekend: de man is een koppige eigenzinnigaard en daarin gelijkt hij op Karel de Gucht die eveneens irritatie opwekt binnen zijn eigen partij. Maar voor de Gucht heeft men een elegante uitweg gevonden: hij wordt weggepromoveerd naar de Europese commissie.
Als je echter dieper op het geval VDB ingaat dan begin je toch vragen te stellen bij de bezwaren die tegen hem worden geopperd. Vaak zeggen partijgenoten die anoniem wensen te blijven wat op zichzelf al niet erg moedig is: Frank heeft inhoudelijk meestal gelijk maar daarom moet hij nog niet altijd gelijk krijgen.
VDB wordt naar het schijnt verweten zich te sterk communautair te profileren, maar zijn oproep om een assertieve Vlaamse houding aan te nemen wordt opgenomen in het nieuwe regeerakkoord. Wat is er dan mis mee?
Tevens neemt men het VDB kwalijk dat hij in een televisiedebat heeft gezegd: Als ik de laatste weken naar Bart De Wever luister, dan hoor ik mezelf bezig.
Mag een politicus dan niet meer ruiterlijk toegeven dat er overeenstemming bestaat met de argumentatie van een concurrent?
Afgezien van zijn persoonlijke eigenaardigheden die inderdaad ergernis kunnen opwekken - wordt VDB door vriend en vijand geprezen om zijn intelligentie, visie en werkkracht: hij is een ware workaholic. En hij is bereid voor zijn principes te vechten, plat opportunisme is hem vreemd.
Dat karakters botsen hoeft niet te verwonderen, daarom is politiek ook mensenwerk.
Maar talent over boord kieperen doe je alleen als je er te veel van hebt. En of dat het geval is bij de huidige SP.a waag ik te betwijfelen.
Men zal het al hebben gemerkt dat ik uiterst kritisch sta tegenover de programmering en het journalistieke niveau van de VRT. De reden is simpel: ik verwacht van een openbare omroep zeer veel omdat hij de enige is die een tegengif zou kunnen zijn tegen al de commerciële rotzooi die op ons afkomt.
Gisterenavond heeft Canvas dit bewezen met opeenvolgend de Canvascrack, In de Schaduw van het Kruis, Cooking in the Danger Zone en The Story of India. Voor het babbelprogramma over de Tour in Barcelona ben ik overgeschakeld naar Nederland 1, al was het maar om dat liedje van Dalida nog eens te horen, de setting in de crypte van de Sagrada Familia was mooi meegenomen evenals de aanwezigheid van allesweter en orakel Johan Cruyf.
In elk geval was deze Canvasavond tegelijk ontspannend en leerzaam. The Story of India is een uitnodiging om het land eens zelf te gaan bezoeken want er zijn ervaringen die niet in beelden zijn vast te leggen, je moet ze met al je zintuigen dus ook je geurzin kunnen waarnemen.
Cooking in the Danger Zone bracht ons naar Zuid-Korea waar hondenvlees wordt geserveerd als nationale delicatesse. De Engelse kok en reporter wou er niet van eten uit persoonlijke weerzin en ook omdat hij politiek correct -een einde wou maken aan het fokken en slachten van honden voor de vleesconsumptie.
Je zit er als hondenliefhebber ook met gemengde gevoelens naar te kijken: waarom roept het eten van hondenvlees weerzin misschien zelfs verontwaardiging bij ons op en niet het eten van konijnen, geiten of kalveren wat toch net zo goed lieve dieren zijn. En in tegenstelling tot de Amerikanen eten wij Europeanen zelfs paardenvlees zonder aan dit intelligente en gevoelige dier te denken. Waarom?
Wellicht heeft het te maken met emotionele binding: honden en katten zijn bij ons huisdieren, we gaan er een emotionele relatie mee aan en we kennen deze dieren een intelligentie toe.
De emotionele binding kan twee richtingen uitgaan: die van genegenheid en die van walging.
Zo zijn de meesten van ons niet geneigd om rattenvlees te eten al wordt de muskusrat in Klein-Brabant en Antwerpen opgediend als een delicatesse, weliswaar dan vermomd als waterkonijn. Evenmin zullen wij spontaan insecten en wormen naar binnen spelen al schijnen deze bijzonder voedzaam en zelfs lekker te zijn.
Toen de presentator al te opdringerig werd met zijn morele bedenkingen riep een Koreaan uit: laat ons toch met rust. Deze uitbarsting kan ons wat leren over de termen normen en waarden of zeden en gewoonten: mogen wij er altijd van uit gaan dat onze normen en gewoonten superieur zijn aan die van andere volkeren? Hoeveel is afhankelijk van lokale traditie en gewenning en kun je daar een waarde op kleven?
Welke drempel moet worden overschreden alvorens je de noodzaak voelt om in te grijpen: we hebben tenslotte toch een einde gemaakt aan het koppensnellen en het kannibalisme.
De drempel zal zijn alles wat aan de mensen raakt en wat dieren aangaat zal er een grens worden ervaren bij het opzettelijk toebrengen van onnodig leed: wij doden ook dieren om ze te consumeren, maar we zijn al zo ver gevorderd in onze waardebeleving dat het kweken en slachten diervriendelijk moet gebeuren al kun je vragen stellen bij deze vorm van vriendelijkheid. Principieel zouden we misschien allemaal vegetariër moeten worden en afzien van het doden vanwezens die gevoelig zijn voor pijn. Ons enige excuus is precies de traditie: we hebben het altijd gedaan, dus waarom zouden we er mee stoppen. Erg bevredigend is dit excuus niet in morele zin: de mens heeft ook sedert de oertijd gevochten, dat maakt de oorlog daarom nog niet moreel aanvaardbaar.
Kortom, een ethische benadering zal altijd een element van willekeur bevatten: we hebben geen voldoende grond om onze eetgewoonte te rechtvaardigen. We jagen, slachten en vissen omdat vlees en vis voedzaam zijn en lekker, en het lijden van de dieren nemen we er maar bij uit gewoonte. En van uit een ingebeelde of reële superioriteit van onze soort: onze superieure intelligentie en verbeelding geeft ons het recht om lagere soorten te doden, denken wij.
Terwijl we gewoon doen wat deze lagere soorten doen: de grote of sterkere vreten de kleinere of zwakkere op. We zijn dus zoogdieren onder de zoogdieren wat dat betreft.
Een ding lijkt me zeker: onze superieure vermogens zijn juist een reden om ons moreel superieur te gedragen, wat minstens moet inhouden het vermijden van onnodige pijn.
In concreto betekent dit: dieren fatsoenlijk behandelen en indien mogelijk - eerst verdoven alvorens ze te doden.
Het had een perfecte televisieavond kunnen zijn was daar niet die voortdurend herhaalde trailer geweest van Top Gear, het meest idiote en weerzinwekkende dat Canvas de laatste jaren heeft uitgezonden. Niet enkel is dit machoprogramma in deze tijden van milieudreigingen bijzonder politiek incorrect, mij stuit het tegen de borst dat sommige gozers hun stoerheid moeten bewijzen via een patserige machine: als je prestaties wil leveren doe het dan met je eigen lichaam of met je eigenhersenen, daar heb je geen lawaaimakend en vervuilend voertuig voor nodig.
Oud-premier Dehaene heeft ervoor gezorgd dat het Belgische bedrijf Talent &Visionde Congolese staatszender RTNC mag moderniseren. Mochten de bemoeienissen van lobbyist Dehaene zich daartoe beperken danwas er nog niet zoveel aan de hand.
Maarhet Vilvoordse trekpaard wil ook minister Michel van ontwikkelingssamenwerking bewerken net als zijn vader die voorlopig nog Europees commissaris is met dezelfde bevoegdheid en dan gaat het om de besteding van overheidsgeld.
Congo is door minister van buitenlandse zaken, Karel de Gucht, als meer dan eens aangeklaagd als a failed state: de regering Kabila kan niet instaan voor de veiligheid van haar burgers, soldaten en politieagenten worden ofwel te weinig of helemaal niet betaald zodat ze de neiging vertonen hun burgers af te persen en te terroriseren in plaats van ze te beschermen. Ook het onderwijs en de gezondheidzorg zijn in eenzelfde bedje ziek: onderbetaald enchaotisch werkend en verkommerd qua uitrusting. Is de modernisering van eenstaatszender dan wel de eerste prioriteit voor onze ontwikkelingssamenwerking?
De publieke omroep heeft nu de reputatie een propagandamachine te zijn: welke garanties kan de overeenkomst metTalent & Vision bieden dat de staatsomroep in de toekomst onafhankelijk zou kunnen werken en een noodzakelijke informatieve en pedagogische rol kan vervullen als aanvulling op een gebrekkig functionerend onderwijs en een even belabberde medische voorlichting? Een privéonderneming kan zoiets onmogelijk afdwingen, zullen Europa en België dit wel kunnen? Het lijkt me al verdacht dat volgens de Belgische ondernemer president Kabila meer dan warm loopt voor dit dossier: zou Kabila dan zon overtuigd democraat zijn?
Wat bij dit soort deals voorop moet staan is het belang van de bevolking en niet de groeikansen van een privébedrijf wat zou kunnen doen denken aan neokolonialisme.
Het is niet uit te sluiten dat een degelijke openbare omroep de democratie in Congo kan bevorderen, alleen blijft het een open vraag of deze investering de meest dringende prioriteit is in een land waar nog dagelijks wordt gemoord en verkracht. De rebellen en soldaten gaan hun gedrag niet veranderen door naar andere beelden te kijken: een einde maken aan de straffeloosheid lijkt me een veel urgenter opdracht, samen met Kabila als het kan of desnoods afgedwongen door een internationale ordehandhaving onder de vleugels van de UNO.
Je kan je trouwens afvragen hoeveeltelevisie- en radiotoestellen er beschikbaar zijn in de Kivu en in het binnenland van Congo: is er wel een elektriciteitsnet om deze apparaten te laten werken?
Oscar van den Boogaard lardeert zijn opiniestuk in De Standaard van 6 juli met allerlei Arabische termen die de indruk moeten wekken dat hij een deskundige is in de Arabische cultuur. We kennen de etymologie niet van woorden zoals kijasai(onderhandelen?) en moeten dus op zijn gezag aannemendat zijn verklaring de juiste is.
Wel kunnen we zijn hypotheses en stellingen evalueren. Zo vraagt hij zich af of de boerka niet juist voor meer vrijheid zorgt dan onthullende kledij: de vrouw in boerka kan immers haar lichamelijke onvolkomenheden wegstoppen. Word je vrijer door iets weg te moffelen dat jijzelf als een gebrek ervaart of vooronderstelt de vrijheid niet in tegendeel dat men zichzelf aanvaardt met al zn imperfecties? Voor één keer ben ik het eens met een rechtse populist als JM Dedecker: de boerka is een draagbare gevangenis die de vrouw isoleert van haar omgeving.
Van den Boogaard haalt een sociologe uit Rabat aan, Fatima Mernissi, winnares van de Erasmusprijs, die betoogt dat de West-Europese cultuur een vervalst beeld van de seksualiteit in de Arabische wereld, in het bijzonder van de harems, heeft gecultiveerd. Dat zal wel kloppen, maar Mernissi en haar boodschapper van den Boogaard komen tot een merkwaardige conclusie:
Het Westen heeft haar (de Oosterse vrouw) het krachtigste erotische wapen ontnomen: haar noetk, het vermogen om in woorden te denken en het brein van een man te penetreren met zorgvuldig gekozen termen. De sociologe en de schrijver vragen zich vertwijfeld af wat er over blijft van het orgasme als de intelligentie van de vrouw wordt genegeerd.
Hoe kan men de intelligentie zien als een voorwaarde om tot seksuele ontlading te komen?
Is het niet een wezenlijk kenmerk van de intelligentie dat ze onderzoekend afstand neemt, terwijl de roes van het genot juist overgave veronderstelt?
Intelligente seks zou ons in de waan kunnen brengen dat grote denkers de grootste minnaars zijn, daar vinden we in de geschiedenis van de wetenschap en de filosofie geen bewijzen van wel integendeel: geniale mannen sukkelen meestal met hun potentie, juist omdat zij teveel nadenken.
Wel zijn er ars amatoria (handleidingen van liefdeskunst) entechnieken van lichaamsbeheersing zoals Tantra die het genot helpen verhogen door het uit te stellen: de erotiek is wel degelijk een kunstvorm als men zijn directe impulsen weet te onderwerpen aan de geest, maar dan niet zo zeer aan de zelfkritischereflectie als wel aan een verhoogd lichaamsbesef. In die zin gelijkt vrijen op dansen, en goeie dansers zijn veel betere minnaars als vernuftige denkers. Het komt erop aan door training meester te worden van het eigen lichaam en zijn kennis van het lichaam van de partner te verfijnen: daarin hebben Mernissi en van den Boogaard gelijk, erotiek is wel degelijk een taal, een vorm van communicatie. Een seksueel geslaagd koppel is een koppel dat over een gemeenschappelijke erotische taal beschikt. Men kan hierin spiritualiteit zien, maarzeker niet de intelligentie die ons in staat stelt tot filosofische beschouwingen en wetenschappelijk onderzoek.
Oscar van den Boogaard zegt dat hij niet weet of gesluierde of totaal verhulde vrouwen zich vrij voelen: Zolang ze zwijgen zullen we dat in ieder geval niet weten.
Is het wel waar dat deze vrouwen zwijgen of ligt het aan ons die weigeren te luisteren?
Eén ding lijkt me zeker: een vrouw die haar lichaam verbergt om op die manier te zware heupen of afzakkende borsten aan het oordeel van (mannelijke) toeschouwers te onttrekken, zo een vrouw heeft een kritische toeschouwer in haar eigen hoofd en die negatief oordelende instantie zal haar beletten om van zichzelf te genieten. Een genietende mens verdraagt het licht, die heeft geen verduisterde kamer nodig, enalleszins geen donkere kamer die men overal met zich meedraagt.
Er zijn theoretische vraagstukken die ik eerlijk gezegd niet goed kan volgen.
Zo verklaart een senior econoom vanING Belgium in De Standaard van 4 juli dat spaarders egoïsten zijn: ze zouden beter denken aan het algemeen belang en massaal beginnen te consumeren om zo onze economie uit het slop te halen. Hij voegt eraan toe dat deze gedragswijziging niet beperkt mag blijven tot België: om echt resultaat te halen zou heel Europa eraan mee moeten doen.
Dan denk ik aan twee zaken. Ik behoor nog tot de generatie die als kind heeft leren sparen bij de ASLK: iedereen van mijn leeftijd of ouder herinnert zich het embleem met de bijenkorf als symbool van voorbeeldige spaarzaamheid. Sparen was het gedrag van een goede huisvader.
Ten tweede werd in de evaluatie van de huidige bankencrisis meer dan eens verwezen naar de voorzichtigheid van de vroegere ASLK: dat was nog een traditionelebeheerder van spaargelden die zichver hield van roekeloosheid en speculatie.
In de USA is precies het omgekeerde gebeurd: een aantal banken zijn over kop gegaan of zijn in moeilijkheden gekomen door met het oog op snelle en spectaculaire winsten risicovolle leningen te verkopen, in het bijzonder hypothecaire leningen met flexibelerentevoeten. Toen deze rentevoetenwerden verhoogd of de ontleners hun job en inkomen verloren stortte het avontuur in elkaar. Iedereen kent de gevolgen: een olievlek van toxische bankproducten verspreidde zich over heel de Westerse wereld en zorgde voor een bancaire en daarna economische crisis die meer dan eens werd vergeleken met de ellende van de jaren 1930 na de beurscrash van 1929. De hebzucht en speculatiedrift van een minderheid heeft het leven van een grote meerderheid grondig aangetast. Wie is dan de egoïst: de speculant of de huisvaderlijke spaarder?
Het is inderdaad waar dat een bedrijf maar kan bloeien en personeel aanwerven als zijn producten worden verkocht. En het is economisch stabieler wanneer er wordt geconsumeerd metgeld dat men werkelijk bezit in plaats van met ontleend geld dat men ooit zal moeten terugbetalen. In die zin en onder die voorwaarden is het uitgeven van spaargeld een goeie zaak voor onze economie. Leven op krediet is soms te vergelijken met bouwen op drijfzand.
De vraag is echter wanneer spaarders bereid zullen zijn om te spenderen: de beslissende factor is vertrouwen. Wie ervan overtuigd is dat hij of zij morgen evenveel of meer zal verdienen als vandaag, die zal probleemloos geld uitgeven. Wie redenen heeft reële of ingebeelde om te vrezen voor inkomensverlies die zal eerder geneigd zijn om spaargeld op te potten en om een reserve aan te leggen voor de benarde toekomst: dat is toch de moraal van de Krekel en de mier?
We staan dus min of meer voor een Catch 22: er moet gespendeerd worden en alleen een omzichtig consumptiepatroon is op termijn goed voor een gezonde economie. Wellicht zit de oplossing daarin: kiest men voor de korte termijn van de onmiddellijke winst of voor de langere termijn van stabiele inkomsten?
Avonturiersworden gekenmerkt door kortetermijndenken en soms behalen ze daarmee indrukwekkende successen, althans voor zichzelf. Gisteren zagen we op Canvas nog een reportage over garnaalkwekerijen in Vietnam, Thailand en Bangladesh: daar worden fortuinen verdiend door ondernemers die zich gedragen als echte gangsters. Er wordt geknoeid met voedingsadditieven, grond van arme en weerloze boeren wordt wederrechtelijk in beslag genomen, arbeiders (vaak kinderen) moeten werken als slaven. De economische groei in deze sector en in dit deel van de wereld is spectaculair maar de voordelen zijn voor een heel beperkt aantal mensen, de nadelen voor de overgrote meerderheid van de bevolking.
Dit is maffia-economie. De moreel aanvaardbare economie zal er een zijn die vrede kan nemen met minder indrukwekkende winsten en groeicijfers; en om die economie op te starten of aan de gang te houden is inderdaad de investering nodig van zorgvuldige beleggers samen met het even zorgvuldig consumptiegedrag van de klanten.
Het ouderwetse model van de goede huisvader lijkt me nog altijd de veiligste weg om onze economie en onze samenleving in haar geheel in goede banen te leiden: avonturisme loopt vrijwel altijd uit op miserie, zo niet voor de avonturier zelf dan alleszins voor wie willens nillens in het avontuur wordt meegesleurd.
pensioenen aanpassen aan stijgende levensverwachting
Onder deze titel waarschuwt VBO-voorzitter Pieter Timmermans in De Morgen van 2 juli voor de onbetaalbaarheid van onze pensioenen gezien de vergrijzing.
Enige tegenspraak is hem niet vreemd. Zo beweert hij de pensioenen niet te willen verlagen en tegelijk wil hij een leeftijdscoëfficiënt invoeren die volgens hem een temperend effect zal hebben op de pensioenuitgaven.
Vergelijkend onderzoek heeft aangetoond dat de Belgische pensioenen tot de laagste behoren in heel de EU, sommige uitkeringen liggen zelfsduidelijk onder de Europese armoedegrens.
Timmermans wil meer 55-plussers aan het werk houden en tegelijk is hij van oordeel dat aan het systeem van het brugpensioen niet geraakt kan worden omdat dit thema dermate gevoelig ligt. Is het niet zo dat de meeste werkgevers niet erg happig zijn om 55-plussers in dienst te nemen vanwege te duur en te weinig productief?
Timmermans zwijgt over de kern van de zaak: onze sociale zekerheid wordt voor ruim 70% betaald met belastingen op arbeid en zon systeem moet ooit imploderen, met of zonder toenemende vergrijzing. Een alternatieve financiering dringt zich dus op maar daarover wenst het VBO niet te praten omdat zon alternatief als te links wordt ervaren. Maatregelen als een hogere aanslag op vermogens en financiële transacties (Tobintaks), op energieverbruik en milieuvervuiling worden gezien als fantasieën van ecologisten en rode extremisten.
En voor een meer doeltreffende fiscale fraudebestrijding zal je het VBO ook nog niet zo gauw horen pleiten.
Belastingen zijn evenwel niet meer dan een middel: het doel is aan voldoende overheidsinkomsten te komen om een sociaal en ecologisch verantwoord beleid te kunnen voeren. Als een lastenverlaging efficiënter blijkt dan een lastenverhoging, dan moet daartoe worden overgegaan: in deze kwestie hebben we pragmatici nodig en geen Prinzipienreiter, geen hardliners van een of andere ideologie.
Wie spreekt over langer werken moet in overweging nemen dat de meeste gepensioneerden nu al langer werken, maar dan onbezoldigd: in de mantelzorg en allerlei vormen van vrijwilligerswerk. Hun statuut is te vergelijken met de ouders (meestal de moeders) die thuis blijven voor de opvoeding van hun kinderen en zo geen pensioenrechten opbouwen.
Het antwoord zou kunnen zijn aan iedereen die maatschappelijk relevant werk leverteen inkomen te bezorgen zodat zij allemaal kunnen bijdragen aan het sociaal stelsel.
Als men dieper op het probleem ingaat, kan men zich de vraag stellen of mensen alleen door het verrichten van loonarbeid rechten kunnen opbouwen: in een beschaafde samenleving zou je reeds recht moeten hebben op een menswaardig inkomen gewoon omdat je een mens bent, werkend of niet. En nogmaals: werken staat niet gelijk aan het verrichten van loonarbeid; er zijn bijvoorbeeld heel wat hardwerkende kunstenaars die aan hun arbeid nog minder dan een aalmoes overhouden.
De vergrijzing doet niets anders dan de noodzaak van een fundamenteel debat versnellen: wat voor samenleving willen wij en hoe gaan we die betaalbaar houden? Het zal erop aan komen dit debat te voeren zonder taboes of ideologische vooroordelen. Men kan bijvoorbeeld in overweging nemen of onze cultus van de eeuwige jeugd wel zo lovenswaardig is. Moet men in de gezondheidszorg niet eens definitief komaf maken met behandelingen die enkel getuigen van therapeutische hardnekkigheid, behandelingen die wel het leven verlengen maar geen enkele levenskwaliteit garanderen. En het grootste taboe van allemaal: mogen mensen die hun leven als afgerond ervaren, eindelijk eens de kans krijgen weliswaar na grondig overlegmet de begeleidende artsen om er op een waardige wijze een punt achter te zetten.
Niet om te bezuinigen maar vanuit een mentale hygiëne die een ander woord is voor respect.
In De Morgen van donderdag 2 juli vergelijkt arbeidsmarktdeskundige Jan Denys de rol van imam Noredin Talhaoui met die van onze priesters in de jaren 1950 toen die arbeiders probeerden te overtuigen om hun kinderen te laten verder studeren. Deze vergelijking toont twee dingen aan: Denys heeft De Zevende Dag niet gezien en weet dus niet dat de imamdaarin compleet het tegenovergestelde heeft beweerd van wat hij eerder in het veelbesproken Antwerpse atheneum had verkondigd.
En ten tweedeverzwijgt Denys de ware bedoelingen van de toenmalige Vlaamse priesters die zich vrijwel uitsluitend bekommerden om begaafde jongens en er vaak aan dachten van deze talenten priesters of missionarissen te maken. Hun optreden was niet echt ingegeven door een streven naar emancipatie.
Zelf behoor ik tot die generatie en ik ben de zoon van een fabrieksarbeider. Daarom meen ik toch in enige mate te kunnen oordelen over wat kinderen kan afremmen en omgekeerd wat kinderen kan stimuleren om op school hun best te doen.
Om te beginnen heb je ouders nodig die de schoolprestaties opvolgen enbereid zijnnaar de oudercontacten te komen die door de school worden georganiseerd. Dit vooronderstelt ook een intact gebleven ouderlijk gezag en waar dit ontbreekt moet men zich de vraag stellen waarom het is weggevallen: wellicht volgt het fenomeen uit het verlies aan prestige van een langdurig werkloze vader: zeker in een machocultuur is het prestige van de vader van doorslaggevend belang.
En ten tweede zou ieder kind thuis over een ruimte moeten kunnen beschikken die uitnodigt tot studeren. Vandaar het gegeven dat mislukkingenin het onderwijs bij alle kansarmen voorkomen, niet enkel bij allochtonen: de behuizing is meestal krap envooral kansarmen ontvluchten hun dagelijkse problemen door een hele dag het televisietoestel of de radiote laten spelen wat niet bepaald de concentratie van studerende kinderen bevordert: zij moeten al over een bijzondere wilskracht beschikken om zich te onttrekken aan het rumoer in huis.
Wat Virginia Woolf heeft geschreven over de vrouwen, geldt ook voor de schoolgaande jeugd, ze moeten zich kunnen afzonderen in a room of their own.
Om die reden hangt het succes op school in sterke mate af van sociale promotie in de ruimste zin:het heeft ook te maken met een betere huisvesting. De scholen kunnen zelf studiezalen ter beschikking stellen, maar om echtdoor te stoten naar het hoger onderwijs zal dit niet volstaan.
Geestelijke leiders kunnen een positieve invloed uitoefenen, maar als we het probleem nuchter bekijken dan zullen we vaststellen dat de remmende factoren doorgaans van materiële aard zijn en weinig te maken hebben met godsdienst of cultuur, wat al bewezen wordt door het feit dat allochtone meisjes het doorgaans beter doen dan hun broers of neven die eerder uit hun huis worden weggelokt om zich te mengen in het machogebeuren op straat.
Ten slotte is het bedenkelijk dat Denys schermt met een eigen enquête die aantoont dat 60 procent van de werknemers in Belgische bedrijven problemen hebben met het dragen van de hoofddoek op het werk. Vervang hoofddoek door donkere of zwarte huidskleur en je zal gelijkaardige resultaten bekomen maar dan wordt het overduidelijk dat je met racisme te maken hebt.
Succes op school hangt af van liefdevolle zorg en van materiële stimuli en even materiële sancties: de overheid zou bijvoorbeeld het kindergeld kunnen laten afhangen van de inspanningen die ouders leveren om de studieprestatiesvan hun kinderen te bevorderen. Mij lijkt het evident dat je de kansarmoede in zijn geheel bekijkt en geen opsplitsing maakt tussen autochtoon en allochtoon: er zijn in deze problematiek meer overeenkomsten dan verschillen.
En er zijn al voldoende objectieve problemenom ons ervan te weerhouden om van de hoofddoek een extra probleem te maken. de haan 2 jul. 09
Omdat ik zelf nog maar een jaar of tien rook en decennialang dus een passief roker ben geweest, meen ik beide kanten van het verhaal over roken op café te kunnen evalueren.
Ik herinner me de nachtelijke gesprekken met collega-wielertoeristen die tegen elkaar stonden op te scheppen over hun verovering van de Col du Galibier en andere Alpenreuzen: veel last van de tabaksrook hadden onze longen blijkbaar niet, al stonden we er uren in.
Maar goed, de wetenschap heeft het uitgezocht: er sterven jaarlijks honderden mensen aan passief roken al vraag ik me af of deze slachtoffers van de tabak wel voldoende aan sport hebben gedaan om hun longen op te frissen met buitenlucht.
Naar mijn mening wordt het tijd dat de overheid eens en voorgoed een definitieve keuze maakt: als je er zo sterk van overtuigd bent dat roken dodelijk is, dan moet je tabak op de zelfde manier behandelen als de harddrugs en een totaalverbod invoeren op de productie en de verkoop. Dit is tenminste duidelijk als signaal aan de potentiële verslaafden onder de jeugd: begin er niet aan want je maakt je schuldig aan illegaal gedrag.
Alle tussenoplossingenzoals een verbod in gesloten ruimtes binnenkort ook in privéwoningen in aanwezigheid van kinderen? zijn halfslachtig en hypocriet: de overheid gedraagt zich tegelijk als een drugtrafikant die gigantische sommenincasseert aan taksen, en tegelijk als een moralist die zijn gezicht van fatsoensrakker probeert te redden door het opleggen van allerlei pestmaatregelen die de rokers stigmatiseren als maatschappelijk onverantwoordelijke om niet te zeggen misdadige individuen.
Wees eindelijk eens consequent en verbied de consumptie van giftige stoffen.
Al zal ik met weemoed terugdenken aan mijn pijprokende grootvader die voor mij symbool staat voor de gezelligheid in huis: de rook zal om onze hoofden verdwenen zijn, maar ook de atmosfeer, vrees ik. Een klinisch zuivere lucht is al te helder, om het leven door te komen heb je wel eens behoefte aan een troebel beeld. Zoals betegelde muren ongetwijfeld de meest hygiënische zijn maar niet de meestsfeerscheppende: niemand van ons gaat in de badkamer wonen.
De wereld die de gezondheidfreaks willen tot stand brengen zou in weerwil van alle medische argumenten wel eens heel kaal en killig kunnen zijn: zouden we niet beter ook na elke handdruk onze handen wassen en bij elk gesprek een mondmaskertje dragen? Ik vraag me in alle ernst af of de fysieke gezondheidsobsessie wel zo gezond is voor ons psychisch leven: mensen met smetvrees zijn niet echt de aangenaamste in de omgang, zelfs niet voor zichzelf.