De titel is ontleend aan een pamflet dat JM Dedecker vandaag publiceert in De Standaard: 'als de identiteit afhangt van een lapje stof komen er vodden van.' Op de bladzijde rechts staan een filosoferende tekst van Patrick Loobuyck van UIA (Universiteit Antwerpen) en een ironiserende column van de onnavolgbare Rik Torfs. Ik had me voorgenomen over het onderwerp 'hoofddoek' niets meer te schrijven, maar deze drie teksten dwingen me ertoe. De basisstelling van Dedecker is dat de drie monotheïstische godsdiensten de seksualiteit onderdrukken en in het bijzonder de vrouwelijke seksualiteit. Dit is zonder meer juist. Dedecker eindigt zijn betoog met: 'Moslima's aller landen verenigt u.' Ik twijfel eraan of Dedecker hierin oprecht is: 'Moslima's aller landen bekeert u tot de enige juiste waarheid van Dedecker en andere rabiate vrijzinnigen' lijkt me correcter. Ik heb het al eerder gezegd: vrijheid impliceert de keuze om zich te onderwerpen. Iemand kan op religieuze gronden kiezen voor de maagdelijkheid - wat iets anders is als daartoe gedwongen worden door een machtsinstituut zoals de roomse kerk. We kunnen aantonen dat zo'n levenslange maagdelijkheid een dwaasheid is: niet alleen ontzegt de betrokkene zichzelf een belangrijke bron van genot en levensvreugde, de feiten bewijzen dat opgestapelde seksuele frustraties vaak ontploffen of sluipwegen zoeken die ziekelijk of zelfs misdadig zijn. Maar deze feiten zijn enkel een aansporing voor de wetgever en het gerecht om deze ontsporingen te bestrijden en te bestraffen, ze doen in wezen niets af aan de persoonlijke vrijheid van elk individu om ervoor te kiezen geen seks te hebben.
Patrick Loobuyck heeft het over de moeilijke omgang van een geseculariseerde samenleving met geloof en godsdienst: ook juist. Een groot aantal landgenoten kijkt met enige rancune, of zelfs intense haat, terug op zijn/haar godsdienstige opvoeding en wil hiermee afrekenen. En een aantal vrijzinnigen ziet overal uitbarstingen van godsdienstwaanzin die hen sterken in de overtuiging dat godsdiensten verderfelijk zijn. Het punt is dat ruim 90 % van de wereldbevolking een of andere godsdienst aanhangt en je zal er hoe dan ook nog enige tijd mee verder moeten. Eventueel tot in de eeuwigheid. De scheiding tussen kerk en staat is een noodzaak om te voorkomen dat het leven van iedereen door de regels van een godsdienst wordt gedicteerd, maar de even grondwettelijke vrijheid van godsdienst houdt in dat mensen het recht hebben om hun godsdienst te beleven, ook in de openbare ruimte. Godsdienst is immers, zoals Loobuyck terecht opmerkt, niet louter privézaak - een vrijzinnige overtuiging trouwens evenmin tenzij het gaat om vrijzinnigen die kiezen voor 'the splendid isolation' in hun superieure moraal en levenswijsheid. Ons dagelijks gedrag wordt door onze intieme overtuiging bepaald. Althans in de mate dat we enigzins oprecht blijven en consequent.
Rik Torfs vraagt zich schertsend af of we niet beter ook trouwringen zouden verbieden: iedere vrijgezel of gescheiden burger kan zich ergeren aan deze demonstratie van huwelijkstrouw. En zo kun je inderdaad bezig blijven: waar ligt de grens tussen de kenmerken waaraan iemand zich met reden mag storen en de ergernissen die op racisme of onverdraagzaamheid neerkomen? Burgemeester Termont heeft het simpel en overtuigend verwoord: 'Ik zit ruim 31 in het Gentse stadsbestuur en heb nooit één probleem met die hoofddoek meegemaakt.' Sommige zaken worden pas een probleem als je er een probleem van maakt. Dan kun je leerlingen de klas uit sturen omdat ze sportschoenen dragen of te lange haren of te korte rokken etc Of je kan mensen bespuwen die een keppeltje dragen, een kruisbeeld, een hanenkam.
Reeds meermaals heb ik proberen duidelijk te maken dat het in essentie gaat om een discussie over doel en middelen. Het gemeenschappelijke doel is, hoop ik althans, een verdraagzame en veelkleurige samenleving. Is het verbod op de hoofddoek voor gemeentelijke ambtenaren een geschikt middel om dat doel te bereiken? De heisa in de media en onder het volk toont aan dat dit niet zo is: de tegenstellingen worden aangescherpt en de kans is zeer groot dat moslims en moslima's het voorbeeld volgen van de joden, namelijk zich terugtrekken in een getto en psychologisch in een 'egelstelling'. Het is zeer waarschijnlijk dat meisjes en vrouwen zullen kiezen voor hun geloof en tegen de openbare samenleving, en dat moslimjongens en -mannen juist door deze hetze gaan radicaliseren. De lekenstaat is geen dogma of exclusieve mogelijkheid: het voorbeeld is Frankrijk, de bakermat van de Verlichting, maar Engeland is niet minder verlicht en daar gaat men totaal anders om met deze problematiek; symbolen van culturen en godsdiensten zijn daar wel toegelaten in officiële functies. En bij mijn weten is de openbare dienstverlening in Engeland niet slechter dan in Frankrijk noch is daar de greep van de godsdiensten op de samenleving een grotere bedreiging voor het verdraagzaam samenleven. Tenzij men denkt aan de aanslagen maar die hebben duidelijk politieke en buitenlandse oorzaken. Dedecker argumenteert dat de hoofddoek in Turkije verboden is sedert de stichter van de moderne natie, Ataturk. Wat hij er niet bij zegt is dat het kemalisme, zoals de beweging van Ataturk wordt genoemd, als decennialang zorgt voor een ondemocratische invloed van het leger met alle uitwassen vandien: massamoord op de Koerden, folteringen in de gevangenis, muilkorven van de pers etc Onvrijheid blijft zelden beperkt tot één thema, we moeten niet van Turkije gaan leren hoe we met onze minderheden moeten omgaan. Tenslotte zal ik het tot in den treure blijven herhalen: mensen zijn nooit neutraal en wat mensen in wezen zijn, is niet altijd af te leiden uit hun uiterlijk. Het zit essentieel in en niet op of rond hun hoofd. Zoals Rik Torfs spits opmerkt: een das en een hemd worden gedragen door fatsoenlijke burgers maar net zo goed door regelrechte gangsters.
De beelden van het scholierenprotest in Nederland bewijzen dat men ten noorden van de Moerdijk met een ernstig pedagogisch probleem heeft te kampen.
Zelfs indien de contestatie gerechtvaardigd is, dan nog is de taal van het verzet alarmerend: we zien vernietigingen, gewelddaden louter voor het plezier van het vernietigen en voor de kick van het geweld. Heel wat op straat geïnterviewde relschoppers weten niet eens waarover het gaat of verklaren dat ze helemaal geen last hebben van te veel lesuren. Ze doen mee omdat ze het 'leuk' vinden.
Het lijkt me kras dat uitgerekend in Nederland de studiebelasting te zwaar zou wegen: wellicht is men nergens anders in Europa zo tolerant tegenover de jeugd als in de Nederlandse scholen.
De scholieren protesteren onder meer tegen 'zinloze uren' waarin geen les wordt gegeven bij gebrek aan leerkracht.
Maar waarom is er in vele scholen een tekort aan lesgevers? Precies omdat steeds meer leerkrachten er de brui aan geven: zij zien het niet meer zitten om te fungeren als oppasser, als dierentemmer. In heel wat Nederlandse secundaire scholen is de discipline totaal zoek en is het gewone lesgeven door wangedrag onmogelijk gemaakt.
Zo klagen de scholieren over een reëel probleem dat ze zelf hebben veroorzaakt.
In elk geval: als de beelden de juiste weergave zijn van de Nederlandse jeugd, dan is de tijd definitief voorbij dat we onze noorderburen als een gidsland konden beschouwen. Nederland met zijn verruwing in taal en zeden, met zijn onderwijsproblematiek en opvoedingsdeficiet in het algemeen lijkt eerder een waarschuwing te geven: laten we hier in Vlaanderen toch liever een minimum aan discipline en respect voor leerkrachten en opvoeders handhaven. En een rechtmatig respect voor de jongeren: je kan van hen inderdaad niet alles eisen en zeker niet alles tegelijk.
Van alle argumenten pro hoofddoekenverbod slaat dat van emeritus professor Etienne Vermeersch in De Standaard van vandaag werkelijk alles: goed geholpen worden door een moslima met hoofddoek betekent reclame voor haar godsdienst.
Ik ben als overtuigd atheïst reeds meermaals 'goed geholpen' door een eerwaarde moeder in een ziekenhuis: dit heeft bij mij nog geen bekering veroorzaakt. Wel kijk ik dan met respect naar deze religieuze vrouw en oordeel ik met meer mildheid over geloof en godsdienstigheid.
En precies deze mildheid lijkt me het grote struikelblok bij sommige vrijzinnigen. Zij argumenteren vanuit een bedreigde minderheidspositie en gedragen zich op de duur als een alternatieve sekte.
Laten we nogmaals herhalen: een verbod op godsdienstige en andere 'zichtbare' symbolen is niet in theorie maar wel in de feiten discriminerend. Het is in de praktijk immers alleen van toepassing op vrouwen met hoofddoek, chassidische joden met keppeltjes vinden werk in eigen milieu en niet bij de overheid.
Mag ik opmerken dat de tranen van Anne Maertens, die naar eigen zeggen tegen haar persoonlijke overtuiging in voor het verbod heeft gestemd, voor mij krokodillentranen zijn: als je jouw persoonlijk geweten het zwijgen oplegt voor de kadaverdiscipline van een partij dan ben je bezig met 'Befehl ist Befehl'. Morele vooruitgang is juist alleen mogelijk wanneer mensen hun eigen verantwoordelijkheid opnemen in heel concrete situaties.
Ten gronde: als men uiterlijke kenmerken van personen problematiseert, dan moet men niet verwonderd te zijn dat allerlei heethoofden deze afwijzing overnemen of zich in hun al dan niet racistische afwijzing gesterkt voelen. En dan krijg je bijvoorbeeld moslimpubers die met stenen gooien naar joodse scholieren met keppeltje of skinheads die een anders gekleurde medemens in elkaar slaan.
Aanvulling: Sommige vrijzinnigen zullen toch eens moeten leren aanvaarden dat ongeveer 90% van de wereldbevolking een of ander geloof of godsdienst aanhangt. Men kan dit vanuit rationele overwegingen betreuren, maar in deze eeuw gaat men dit niet meer veranderen en tot een mutatie van de menselijke soort evenmin. Iets anders is de scheiding tussen godsdiensten en staat inzake wetgeving: vermits wetten op iedereen van toepassing zijn moeten ze respect betonen voor ieders overtuiging en mogen ze nooit de uitdrukking zijn van één welbepaalde levensvisie die dan aan anderen met juridische dwang wordt opgelegd. En met 'levensvisie' is dan bedoeld een stelsel van waarheden en gedragsregels gebaseerd op metafysica. Een grondwet of universele conventie zoals die over de mensenrechten draagt ook een 'levensvisie' uit maar die is dan gebaseerd op controleerbare feiten.
De nieuwe SP.a-ondervoorzitter Dirk Vandermaelen is aan de weet gekomen dat vorig jaar bijna 34 000 bedrijven niet eens een belastingaangifte hebben ingediend.
Loontrekkenden en kleine zelfstandigen vallen hiervan toch achterover? Sommige vrije beroepen worden tot op de laatste eurocent gecontroleerd, grote bedrijven vaak slechts om de zoveel jaar terwijl precies bij hen de fraudebestrijding voor de schatkist veel zou kunnen opleveren.
Je hoort de fiscus dan voortdurend klagen over een tekort aan mensen en middelen, maar is dit geen politieke keuze: bewijst deze klacht niet, voor zover ze terecht is, dat fiscale fraude niet echt een topprioriteit kan worden genoemd?
Dit leidt tot de dubbelzinnige situatie dat België in Europa mee op kop staat inzake belastingtarieven en net zo goed inzake belastingontduiking. De vraag is: wat komt eerst, de aanslagvoeten of de ontduiking?
Laten we het erop houden dat beide factoren elkaar versterken. Als we een efficiënte en betaalbare dienstverlening van de overheid eisen (onderwijs, gezondheidszorg, ordehandhaving, wegennet etc) dan moet de overheid over voldoende middelen kunnen beschikken.
Wie de Belgische werkelijkheid niet door donkerblauwe contactlenzen bekijkt, kan niet anders dan vaststellen dat de huidige minister van financiën, Didier Reynders, hier een potje van gemaakt heeft.
Zijn triomfantelijke uitspraak: 'Een regering zonder socialisten is al een staatshervorming op zich' klinkt in het licht van deze vaststelling nogal vals.
De Waalse socialisten hebben de rekening betaald voor hun gesjoemel in Charleroi, maar een minister die weigert zijn opdracht te vervullen is niet minder corrupt. Een vertoon van onverantwoordelijkheid zoals het wanbeleid van Reynders wordt genoemd: 'schuldig verzuim'.
De glans op zijn gezicht is zeker niet de stralenkrans van politieke heiligheid.
In het maandaginterview met Vlaams minister van Leefmilieu Hilde Crevits in De Morgen staat dit opmerkelijk dialoogje:
'DM: Die neerbuigendheid merk je ook als het over de Vlaamse regering gaat.
H.C: We zijn verdorie bevoegd voor alles wat écht belangrijk is voor de mensen.'
Genadelozer kan je de communautaire hondsdolheid niet afschieten.
Ook het interview met de immer bevlogen Karel Van Miert in De Zevende Dag maakte weinig meer duidelijk dan zijn onbegrip voor de al maanden gevoerde strategie.
De term 'staatshervorming' - al dan niet voorafgegaan door het epiteton 'grote' - is een mantra geworden waarmee sommige omhooggevallen politieke tenoren zich in een trance chanten. Deze trance zou een vorm van boeddhistische onthechting kunnen zijn, mochten er minder persoonlijke en partijpolitieke belangen door versterkt worden.
De Vlaamse publieke opinie wordt door dit mantra gehypnotiseerd al weet de overgrote meerderheid niet wat ermee bedoeld wordt. Is het niet stilaan tijd dat de dames en heren uit hun extase weer afdalen naar de aarde, naar de dagelijkse werkelijkheid van 'de mensen' die zich door hun volksvertegenwoordigers steeds meer in de steek gelaten voelen?
De emopolitiek lijkt in deze tijd egopolitiek geworden te zijn. De prik van Hilde Crevits bewijst dat zelfs binnen het kartel aangevoeld wordt dat de opgeblazen ego's vooral veel wind bevatten.
Een greep uit de kranten van vandaag zaterdag 24 november. In Brazilië werd een 15-jarige straatdievegge opgesloten bij 20 mannelijke criminelen; men kan zich inbeelden wat zich daar heeft afgespeeld. In het vroegere Oost-Duitsland werd een 17-jarige tiener overvallen door 4 skinheads die een hakenkruis in haar heup tatoeëerden. In Burundi worden wekelijks 26 verkrachtingen gemeld, heel wat meer worden niet eens aangegeven uit schrik of omdat het toch niets uithaalt. Wie schreef alweer: 'Ich kann nie so viel fressen wie ich kotzen möchte'?
Het doet me denken aan al de jaren dat ik als leraar Nederlands mijn leerlingen van de derde graag aanspoorde, soms verplichtte, om het nieuws te volgen. Steeds met een ondertoon van zelfverwijt en schuldgevoelens: had ik wel het recht om deze 16-18-jarigen te confronteren met alle gruwel en smerigheden van deze wereld?
Deze ambivalentie is gebleven: enerzijds lijkt het me noodzakelijk om de actualiteit te volgen en zich te informeren om zo correcter te kunnen oordelen en bij de volgende stembusgang een meer verantwoorde keuze te maken. Anderzijds heb je geregeld een 'time out' nodig. Je moet af en toe op een 'geestelijk eiland' gaan zitten, in de natuur, tussen de kaft van een heerlijk boek, in de armen van een geliefde. Anders riskeer je compleet gek, cynisch of depressief te worden.
Dat wordt blijkbaar bewezen door de cijfers van gisteren: ongeveer 17% van onze volwassenen lijdt aan depressies. Een psychiater stemde in met mijn vermoeden dat dit te maken heeft met de dagelijkse lawine aan negatieve sensaties: ongevallen, rampen, criminaliteit, aanslagen en oorlogsbeelden. Dit overbeklemtoonde negativisme moet onvermijdelijk een weerslag hebben op de psyche van onze bevolking. Ten tweede is er de toenemende druk op de werkvloer, een gevolg van de moderne leuzes 'flexibiliteit' en 'verhoogde productiviteit'. Het is al vaker gezegd, onder meer door Frank Vandenbroucke en Mieke Vogels: 'je kan de mensen niet blijven uitpersen als citroenen.' Mensen zijn geen machines die je bij panne kan vervangen door een even goeie of nog betere.
Ten derde vrees ik dat het ritme van de arbeidsmarkt is overgeslagen op dat van de vrijetijdsbesteding: bijna iedereen heeft het druk, druk, druk. Bij elkaar binnen lopen zonder aankondiging kan niet vanwege een overvolle agenda. Toch weet deze hyperindividualistische dichter dat de mens wezenlijk een sociaal dier is: je hebt niet enkel behoefte aan samenzijn, maar aan kwalitatief samenzijn met mensen die je vertrouwt, tegenover wie je echt kan zeggen wat je denkt en voelt.
Kortom, ik vrees dat we in een zieke en ziekmakende tijd leven. De overvloed van onze consumptiemaatschappij - althans voor wie er aan mag deelnemen - kan deze aanslagen op het welzijn niet compenseren. De depressieven onder ons vervullen de functie van de kanaries in de vroegere steenkoolmijnen: zij signaleren ontploffingsgevaar. Niet alleen zij moeten worden behandeld, maar in de eerste plaats deze zichzelf beschadigende maatschappij.
Vandaag lezen we in Visie, het weekblad van het ACW, een interview met ene Pol van Camp, gepensioneerd vakbondsman en vredesactivist. Hij is pas terug uit Afghanistan en spreekt over de Afghaanse hongerstakers in Brussel: 'De hongerstakers hebben nu via een ongeoorloofd middel gekregen waar ze recht op hebben. Wat onrechtvaardig is, is dat ze daarvoor hun leven moesten riskeren.' De kop boven het artikel luidt: 'Hongerstaking is een wanhoopsdaad'. Het mededogen van deze man staat in schril contrast met de verklaringen van de blauwe excellentie van binnenlandse zaken, Patrick Dewael, en de Dienst Vreemdelingenzaken die bij herhaling de hongerstaking 'chantage' hebben genoemd en : 'Op chantage gaan wij niet in, we laten ons niet chanteren.' De woorden 'chantage, chanteren' worden dan uitgesproken met een diep misprijzen door ongetwijfeld zeer eerzame burgers en democraten. Terecht: volgens het wetboek is chantage, in de betekenis van afpersing, een misdrijf. Maar een terugblik op de geschiedenis kan ons wat anders leren. Was niet de beroemdste aller hongerstakers in de voorbije eeuw Mahatma Gandhi? Voelt iemand zich geroepen om Gandhi een crimineel te noemen? Verkiest men een verzetsleider (tegen de toenmalige Britse overheersing in India) die terreuraanslagen organiseert of een burgeroorlog op touw zet? Als er iets crimineel is aan de hongerstaking, dan wel de situatie van uitzichtloosheid die iemand naar dit wapen van de machteloze doet grijpen. Er zijn toch rare dingen aan de hand met de morele verontwaardiging: aan de ene kant stuurt men soldaten naar Afghanistan en aan de andere kant vindt men dat de slachtoffers van Taliban en 'war lords' maar in eigen land moeten blijven - Afghanistan is veilig genoeg volgens de experten van Vreemdelingenzaken. Idem dito voor Iran: telkens weer schreeuwen Westerse politici hun verontwaardiging uit over dit theocratische dictatoriale regime, maar opnieuw mogen Iraanse vluchtelingen door dit regime vervolgd hier niet binnen. Vluchtelingen moeten kunnen bewijzen dat zij persoonlijk het slachtoffer geweest zijn van vervolging: hoe doe je zoiets? De sporen tonen van foltering, wat impliceert dat je in de dictatuur moet blijven leven tot je inderdaad gefolterd wordt? Moet een vrouw de littekens van een verkrachting kunnen tonen? Hoe leg je de eigendomsbewijzen voor van een huis dat is onteigend of weg gebombardeerd? Hoe kom je aan documenten als je halsoverkop bent weggevlucht of halfnaakt uit een bootje of vrachtwagen wordt gehaald? Kortom, eens te meer staan we voor het gezegde van Léo Ferré: 'La morale c'est la morale des autres.' Wij mogen ons wentelen in de luxe, dat is ons onvervreemdbare geboorterecht, de schooiers die hier aanspoelen moeten terug naar hun mesthoop en/of gevangenis met martelkamer. Uit Hertoginnedal noch uit de Wetstraat hebben we al een signaal opgevangen dat de onderhandelaars erg in hun maag zitten met dit probleem, zeker de communautaire scherpslijpers niet. We leven in een land met een toenemend egocentrisme en groepsegoïsme, in de vele varianten op de kreet: 'Eigen Volk Eerst'. Wat gewoon een uitbreiding is van: 'ik eerst'. Gandhi was niet gelukkig met de splitsing van India na de oprichting van de islamitische staat Pakistan - later heeft ook Bangladesh zich afgesplitst. En in India zelf bleven de gewelddadige conflicten tussen moslims, hindoes en sikhs voort duren. Het is niet met opruiende taal dat je mensen tot bedaren brengt en coëxistentie mogelijk maakt. Vluchtelingen zouden moeten gezien worden als getuigen: hun ellende is een getuigenis van wat fanatisme aanricht, om het even over welk fanatisme het gaat.
Onder deze titel op de frontpagina van De Standaard van 21 november verklaart Koen Peeters, medewerker van Flanders DC - what's in a name? - :'Wanneer in de klas een probleem wordt besproken dan geeft de leraar maar één oplossing. Dat staat haaks op de creativiteit van de ondernemer.'
Tot mijn grote verwondering wordt deze bewering kritiekloos herhaald in het opiniestuk van hoofdredacteur Guy Tegenbos.
Naar welke school zijn deze heren geweest? Zelfs in de autoritaire oertijd van de vroege jaren 1960 aanvaardde onze leraar wiskunde dat je langs meer dan één redenering tot eenzelfde oplossing kunt komen. Er zijn nu eenmaal vakken waarin de exactitude onvermijdelijk een doelstelling moet zijn; ook in een goed gedicht kan maar één woord op één specifieke plaats staan, maar zijn dichters daarom niet creatief?
Trouwens, als ons onderwijs zo schadelijk is voor de creativiteit, waarom komen vrijwel alle creatieve Vlamingen dan uit datzelfde onderwijs? En sommige onder hen blijven er als leerkracht.
Er zijn intussen allerlei leervormen bij gekomen die juist het persoonlijk initiatief van de leerling aanmoedigen: een bezoek aan om het even welke secundaire school zou je daarvan kunnen overtuigen.
De meest waarschijnlijke reden waarom er in Vlaanderen te weinig ondernemers zouden bijkomen - wat op zich al een vreemde vaststelling is: gaat Vlaanderen er immers niet voortdurend prat op dat het zoveel ondernemender is dan Wallonië? - wordt in het editoriaal van Tegenbos aangegeven: het beroep van zelfstandige is uiterst precair en heeft diverse statutaire nadelen. Dit geldt niet enkel voor bedrijfsleiders, maar net zo goed voor de meeste vrije beroepen.
Wil men meer jonge mensen laten kiezen voor het zelfstandig ondernemen dan zal men de huidige risico's moeten milderen en de statutaire bescherming verbeteren.
Vergelijk maar even de wettelijk gewaarborgde pensioenen, het aantal werkuren en je weet al voldoende. Om nog te zwijgen over de moordende concurrentie: wie kan vandaag als beginnende bakker nog op tegen de grote ketens en warenhuizen?
Het is natuurlijk heel modieus om het onderwijs van alles wat er mis loopt of zou lopen, de schuld te geven. Het hedendaagse onderwijs in Vlaanderen initiatiefdodend noemen is naar mijn mening - en ik spreek vanuit meer dan 30 jaar beroepservaring - een belediging voor alle leerkrachten die zich precies voor zelfstandig initiatief, creativiteit en vindingrijkheid engageren.