Als alles weer vol lust en leven, Vol kleurenpracht herboren wordt. En zephirs door de hagen zweven En zonneschijn weer weelde stort.
Wanneer uit vreemde, wilde streken, De zwaluw ’t oude nest hervindt. Voel ik mijn smachtend harte breken, En ‘k word weemoedig als een kind.
Dan dwaalt mijn geest in droomgedachten Terug naar ’t lieve landekijn Waar lentezon en zwoele nachten Een paradijs aan ’t scheppen zijn.
‘k Bereisde ’t Zuiden en het Noorden Doch vond op aard geen plekje grond Zoo schoon, zoo lief, als Vlaandrens oorden Daar was het dat mijn wiegje stond.
Waar we ook het schone zochten In kunstpaleizen rijk en fijn We vonden Vlaamse kunstgewrochten Waar vreemde naties fier op zijn.
Gij hadt reeds in de Middeleeuwen De hoogste trap der kunst gemaakt. O Vlaamse mannen, Vlaamse leeuwen, Gij hebt de wereld schoon gemaakt.
Ik zie, ik zie in ’t schemerduister, Van ’t lang verleden sterk en groot. Die trotse steden in hun luister Waaraan de wereld schatting bood.
Ik zie ’t Venetië van het Noorden ‘k Zie die van Gent ten strijde gaan Ik hoor de taal der Scheldeboorden En klokke Roeland storme slaan.
Er grijpt een eindeloze smarte De moegestreden balling aan Die met de wanhoop in het harte Zijn offer ziet verloren gaan.
Treft hem de dood, in vreemde gouwen Eer gij uw fierheid wedervindt O Vlaamse mannen, Vlaamse vrouwen Heeft hij u dan te veel bemind ?
Een
uil die werd verliefd van zin, oe, oe.
Hij droomde van een nachteling, oe, oe.
Hij sprak meteen zijn liefje aan.
Ik wil met jou door t leven gaan
Oe, oe, oe, oe , oe , oe.(bis)
Ze beet verlegen op haar poot, oe, oe.
Een blos die kleurd haar wangen rood, oe, oe.
Ze zei niet nee, ze zei niet ja.
Verwees hem naar haar eerpapa.
Oe, oe, oe , oe, oe, oe. (bis)
De vrijer was van zessen klaar, oe, oe.
Hij bood zich aan bij d uilenvaar, oe, oe.
Doch spottend met zijn zielsverdriet.
Sprak doude heer : ge krijgt ze niet.
Oe, oe, oe, oe ,oe, oe.(bis)
De eerste uil van mijn geslacht, oe, oe.
Is op een kerkmuur groot gebracht, oe, oe.
Mijn dochter is dus van natuur.
De fijn voor uilen uit de schuur,
Oe, oe, oe, oe, oe, oe.(bis)
Beiaardbespeling op 1 november om 9.30 u.?! Beiaardconcert op zondag 1 december om 11.30 u.!???
304 't Klooster
Kom vrienden luistert naar mijn lied.
Wat ik u zal gaan verhalen.
Wat er in Antwerpen is geschied.
Al over twintig jaren.
In het gas, in het gas
In het gasthuis viel van pas
Waar Chassé, waar Chassé, waar Chassé nog meester was.
Van joep, joep, joep tiralala (bis)
Waar Chassé, waar Chassé, waar Chassé nog meester was.
Er wierd in t gasthuis eens verteld.
Dat t ministerie ging expireeren
Al de nonnen heel ontsteld
Riepen : ze gaan bombardeeren
En van schrik, en van schrik.
En van schrik, zoo kregen zij
Allebei, allebei, allebei de schijterij
Van joep, joep, joep tiralala (bis)
Allebei, allebei, allebei de schijterij.
Kom vrienden luistert naar mijn lied.
Wat ik u zal gaan verhalen.
Wat er in Antwerpen is geschied.
Al over twintig jaren.
In het gas, in het gas
In het gasthuis viel van pas
Waar Chassé, waar Chassé, waar Chassé nog meester was.
Van joep, joep, joep tiralala (bis)
Waar Chassé, waar Chassé, waar Chassé nog meester was.
Er wierd in t gasthuis eens verteld.
Dat t ministerie ging expireeren
Al de nonnen heel ontsteld
Riepen : ze gaan bombardeeren
En van schrik, en van schrik.
En van schrik, zoo kregen zij
Allebei, allebei, allebei de schijterij
Van joep, joep, joep tiralala (bis)
Allebei, allebei, allebei de schijterij.
Van in den vroegsten tijd, zoo k meen
k Heb dat in boeken al gelezen
Sprak Adam, toen hij was alleen
Dat hij t niet langer meer kon wezen
Hij had in t geheel geen tijdverdrijf
En ging daarvan zijn nood gaan klagen
Hij wou bij hem een mollig wijf
En die ging hij den schepper vragen
Hij kreeg die en hij was getweeën !
Getweeën ! Getweeën !
Getweeën ! Getweeën !
Tot Adam met Eva mee
Getweeën ! Getweeën !
In den appel beet, zoals men zei
Getweeën ! Getweeën !
En zie ! Ik lieg er ook niet om
t Is ook bij mij lijk bij u allen.
Bij oud en jong, bij recht en krom
t Zijn al wonderlijke gevallen.
Vraag aan den Turk of Baviaan
Eene van t Noord of eene van t Zuiden
Of hij alleen zou kunnen bestaan
Hij zal zeggen in korte woorden
Geen vreugd vond men op d aarde dan
Getweeën ! Getweeën !
k Ben nooit gelukkiger dan als t kan.
Getweeën ! Getweeën !
Vraagt aan de vrouw en aan den man.
Getweeën ! Getweeën !
Had het huwelijk anders waarde dan
Getweeën ! Getweeën !
Ja, zelfs een dier is niet tevree
En zou ook niet lang blijven leven
Was t niet dat zij ook zijn getweeën
Om aan elkaar vriendschap te geven.
Van de grootste tot het kleinste beest
Van olifant tot vlieg genomen
Dat verheugt zich al om ter meest
En zijn voor elkaar ingenomen
Zie maar eens duiver en duivin
Getweeën ! Getweeën !
Trekken te zaam hun nestjen in
Getweeën ! Getweeën !
Liefkozend en heel blij van zin
Getweeën ! Getweeën !
Bieden zij elkaar de zoetste min
Getweeën ! Getweeën !
En ziet nu eens een minnend paar
Hoe t voor elkaar is ingenomen
Ze hebben niets dan van malkaar
Des nachts de zoetste dromen
Des avonds gaan z een wandeling doen
Zo arm in arm de twee beminden
..
t Genot der liefde te gaan vinden
Al zuchtend gaan zij ook ik meen
Getweeën ! Getweeën !
Des avonds in de maneschijn
Getweeën ! Getweeën !
In d eenzaamheid zoo gansch alleen
Getweeën ! Getweeën !
Hoe gelukkig moet dat ook niet zijn
Getweeën ! Getweeën !
Aan pa die den brief van de besteller aannam
Opende koortsig d enveloppe liep haastig naar binnen
En toen kwam den volgende brief voor de pinnen.
Mijnheer, in antwoord op uw schrijven,
Dient dat ik niet wil achterblijven,
In t vervullen van mijn plichten de eere,
En je dochter, door een huwelijk wil rehabiliteere,
U ziet dus dat ik niet het minste eergevoel mis..
Maar schrijf mij per omgaande welke dochter het is.
n Concert bij te wonen : dat
is geen kunst;
zich kunstenaar tonen :
n compositie schrijven :
Maar wakker kunnen blijven :zie
dat is een kunst.
n Kieken imiteren :dat
is geen kunst
Het kakelen afleren :
Rondlopen langs heggen :
Maar zelf eieren leggen :zie
datis een kunst.
Met n auto rijden :dat
is geen kunst
De koeien te weien :
In de stad te promineren :
Maar een vlooi goed scheren :zie
dat is een kunst
Van een meisje houwen :dat
is geen kunst
Daarna met haar trouwen :
Zich als vader te prijzen :
Maar dat te bewijzen :zie
dat is een kunst.
n Klein land binnen rukken :dat
is geen kunst
Dit volk dan verdrukken :
In parade marcheren :
Maar het kanaal dan passeren :zie
dat is een kunst.
n Vat bier ineens afdrinken :dat is geen kunst
Naar den drank te stinken :
Zijn vrouw dan doen kijven :
Maar nog nuchter kunnen blijven :zie
dat is een kunst
Honderd kilos te drukken :dat
is geen kunst
Een hoefijzer krom rukken :
Met gewichten jongleren :
Maar uw schoonmoeder dresseren :zie dat
is een kunst.
Verleden zondag na de noen
Toen Jan zijn dutje wou gaan doen
Sprak moeder vrouwe ;
Ons huisje is hoog tijd gewit,
De muren zijn zo zwart als git
t Ziet al zoo grauwe.
En Jan,als ne perfecte vent
Dat is door heel de buurt gekend,
Sprak : op mijn rugge
Haal k morgenvroeg, voor dag en dauw
Een emmer kalk, naar t dorpje gauw
Zoo vliegensvlugge.
Doch s morgens vroeg, t was naar de maan
Van al de kraaien, van den haan
Hoort hij geen ziere.
En toen hij eindelijk wakker schoot,
Dan sloeg de huisklok, kalm en stout
Reeds tweemaal viere.
Hakkelt die ros, of slaat ze goed
Zegt onze Jan en springt met spoed
In broek en blokken.
De fiets op en naar t dorpje heen
In alle haast, zoo rap als geen,
Is hij vertrokken.
Doch Jan-man wikt, en God beschikt
Hij komt in t dorp bijna verstikt
Door stof en hitte
Springt gauw een ijzerwinkel in,
En roept , maakt spoed , tot de bazin
Ik moet gaan witte.
Doch blond van Moortgat is zo fijn
Een kameraad, die er mag zijn,
Kwam ondertusschen
t Werd noen en t werd avond laat,
Toen leek Jan, als hij kwam op straat,
Een schrik der musschen.
Hoe hij het t huis heeft klaargespeeld
Dat heeft de brave nooit verteld.
En moeder vrouwe
Die is zo goed, dat van t geval
Zij nimmer iets verhalen zal,
Das echte trouwe.
Maar sinds heeft Jan een vroomen schrik
Van blond, Pallieter en lambik
Zelfs met dees hitte,
Drinkt hij geen bier en antwoordt stil
Aan die hem iets betalen wil
Ik moet gaan witte. Jef Lettens
De jongen Haarmann.-doet de ontdekking dat er in hem een
Übermensch steekt.
Zulks gebeurt in een weide van Baetens kort tegen de groote laan.Hij heeft niet opgemerkt dat een oude herder,
wiens schapen het mager gras langs de kasseien afgrazen , achter een struik te
rusten zit en zonder het te willen alles heeft afgeluisterd.
Deze herder ..;
Gij die voor anderen, ongenadig zede preekt
Vergeet waar t ezelsoor door al de mazen steekt.
Weet wel, als eenen aap wil klimmen in het spriet
t is dan alleen dat men zijn naakte billen ziet
Ik voel in mij een gloed, een licht, een vuur ontsteken.
k Zie alles helder klaar, geen menselijke gebreken
hebben nog vat op mij, uit mijn verlicht gemoed
Straalt heldere wetenschap. k Breng het mijn volk te goed.
Een leven vol genoegens slaat.
Uw driften bot kunt vieren.
Gij die van in uw kindsche jeugd.
Slechts kende ongestoorde vreugd.
En immer feeste vieren.
Gij die van ramp en tegenspoed.
Op s levens paden bleeft behoed.
Bevrijd van leed en smarte.
Gij die vol ongevoeligheid.
Voor t lijden van uw naaste zijt.
Als was een steen uw harte.
Gij magistraten die in naam.
Van de rechtvaardigheid, bekwaam.
Zijt elk misdrijf te plegen
Die in de weegschaal van t gerecht
Al zijn uw grillen, nog zoo slecht
Ze toch het zwaarst doet wegen.
Gij Diplomaten, die met t lot
Van al de volken speelt en spot.
Vernietigd troon en staten
Die enkel groot zijt als gij liegt
En land, en vorst en volk bedriegt
Met uw geheim tractaten
Van al de deugden die op aarde
Den mensch een weinigje verheft
Is er toch , ééne die in waarde
Al d andere, ver overtreft.
Het waren Christus eerste woorden
t Was heel zijn leering gansch zijn wensch
Hij sprak tot hen die hem aanhoorden.
Wees goed , voor uwen evenmensch.
Of t noodlot u ongunstig weze
Uw onderneming, gansch mislukt
Of gij ook jaren onder deze
Of gene kwaal het noodlot bukt.
Wat boozen u op aard doen lijden
Of gij met ramp en tegenspoed,
Moet kampen en aanhoudend strijden
Blijf voor uw naaste even goed.
Laat nimmer u, door weerwraak leiden,
Hoe g ook vervolgd, door nijd en haat
Van valschen laster, hebt te lijden
Of t u in eer of zaken schaadt.
Blijf kalm en rustig, moedig tevens
Of leed of smart, U t hart doorvroet
Het blijve steeds, de leus des levens
Wees immer goed, wees immer goed !
Al ziet gij wet en recht verkrachten
Of men u in het onheil stort
Het zal uw levenslot verzachten
Ofschoon gij gansch vernietigd wordt.
Eenmaal zult gij toch gelukkig wezen
Wat of gij ook verdragen moet
Zoo men steeds in uw werk kan lezen
Hij bleef voor zijnen naaste goed
Ginder langs de molenvliet.
In het ranke ruischend riet.
Staat een hut, een huisje.
Daar, daar wonen Griet en Klaas.
Daar, daar zijn ze beiden baas
In hun nedrig kluisje.
Daar heerscht op den troon der deugd
Liefde, bron van alle vreugd
In des menschen leven
Daar was nimmer overvloed,
Vaak heel aangenaam is het, goed
Is t er steeds gebleven.
Daar is alles krakend net
Zorgvol, op zijn plaats gezet
Reinheid, uitgenomen
Kindren zijn er met de vleet
En er is géén mensch die weet
hoeveel er nog komen.
s Morgends vroeg voor dag en dauw
Ziet men Klaas van kind en vrouw
Hartelijk afscheid nemen.
Gode dankend. Welgemoed
Stapt hij dan met lichte voeten
Naar zijn werkplaats henen.
Wen de dag ten einde snelt
Langs de wegel
door het veld
Loopt de heele bende
Want t is t uur dat wederkeert
Vader lief, zoozeer begeert
Blijdschap zonder ende.
In de hut van Klaas en Griet
Liggen voor wie t wel beziet
Levenslust en krachten
Vast genoeg voor het begin
Van een heele wereld in
oorsprong van geslachten.
Gisteren regende het tijdens het beiaardconcert. We konden eindelijk plaats nemen in de pastorij en luisteren via de open ramen. Spijtig dat we de spelende beiaardier nog niet konden zien op het TV-scherm.
Zondag 25 augustus
11.15 u.
Eddy Mariën
Slotconcert Muziek van Franz Schubert.
Het liedje van de maalder
Een maalder op zijn molen,
die zong den helen dag.
Zijn stemme klonk zo helder
bij iedren tremelslag.
Hij zong zo blij
van tokke, tokke, tok,
Hij zong zo vrij
van kloppe, kloppe klop.
Het klonk zo lustig dan,
het liedje van de witten man.
Een meisje op haar kamer,
die had het lied gehoord.
Haar hartje ging aan t jagen,
bij s maalders aardig woord.
Het ging zo snel
van tokke, tokke, tok
Het ging zo fel,
Van kloppe, kloppe, klop.
Het klonk zo teder dan,
Het liedje van gebuur Orbaan.zoon van de maalder uit Imde (huis ?)
Ach maalder van hierover,
Leer mij dat schone lied.
Joseetje, k zal t u leren,Mars schuins over de nieuwe molen
als gij mij gaarne ziet.
Kom zing met mij,
van tokke, tokke, tok,
Kom zing met mij
van kloppe, kloppe, klop.
Wij zingen samen dan,
Het liedje van vrouw en man.
José is nu zijn vrouwtje
Orbaan haar beste man,
en kleuters zullen komen
daar ben ik zeker van
Die zingen allen mede
Het lied van tokke tok
Het lied van liefde en vrede
Bij t wakend oog van God.
Beiaardrecitals : Geen op 15.8 (vandaag pas bericht!?)
Zondag 18 augustus 11.15 u. Kenneth Theunissen Opera-arias We hebben de eer de winnaar van de vorige befaamde beiaardwedstrijd Koningin Fabiola editie te ontvangen. U hoort arias uit operas van Mozart, Verdi en Bizet.
Terug naar 't zonnige veld
Mij dreef de weemoed naar de stad.
Mijn geest was moe en afgemat
Mijn ziele zwaar en teer.
k Dacht in die woelge menschenzee
Daar vindt mijn treurend hart alree
Zijn gulle blijheid weer.
Ik had er vrienden. Welbekend
Met veel vermaken zonder end.
Al wat in deugd en eer
Een streling was voor t zingenot,
Bleek voor die makkers een gebod.
Soms deden zij nog meer.
k Heb alles, alles meegemaakt.
En dan alleen, heb ik gestaakt.
Wen ik bevonden had.
Dat in zon rusteloos gezwier
Een leven vol van schijnplezier
geen zielevrede zat.
Als om t gevolg ervan beducht
Ben ik het wild gewoel ontvlucht.
Naar stille eenzaamheid.
En tussen planten en gebloem.
Zeer ver van wat men menschen noemt
Mij zachtjes neer gevleid.
Daar vond ik weer naar hartelust.
Die vredevolle stille rust.
Die weemoed ondermijnd.
Die hopeloze zielen sterkt.
En op t gemoed zo zalvend werkt.
Dat alle leed verdwijnt.
Al wat me lief is vond ik weer.
De bloemen die zo zacht en teer.
Hun balsemenden geur.
Alom verspreiden en daarbij
Versieren bos , veld en wei
Met schatten van hun kleur.
Ik vond zoo donzig als altijd.
Het milde groene grastapijt.
Bepereld met een dauw.
Waarbij t saphier niet halen kon
Zoo schitterend in de morgenzon.
En in t azuren blauw.
Daar voelt de mensch die s levens leed
Met mannenmoed te dragen weet
Zich dichter bij zijn God.
292 Ten tijde dat de lente bloeit Dat rozeknop en haagdoorn groeit.
Ten tijde dat de nachtegaal
laat klinken zijne wondre taal
Ten tijde dat natuur haar schoon
In volle rijkdom spreidt ten toon
Ten tijde van de lieve mei
Hebt gij dan ooit bij morgentij
t Zien breken, deerste zonnestraal
Door t mistig oosten heen
En hebt ge dan ook niet bemerkt
Hoe alomvattend onbeperkt
Die straal, der milde zon
op eenmaal heel de wereld won
Hoe licht en warme levenslust
Al wat op aard is wakker sust
Concert : zondag 4 augustus om 11.15 u. Joey Brink(VS) jong talent dat vorig jaar met grootste onderscheiding afstudeerde aan de Koninklijke Beiaardschool in Mechelen.
Voor de grenzeloze goedheid,
Voor de grootheid van de Heer,
Buigen wij ootmoedig neer,
Wij danken hem en loven,
met hart en ziel naar boven.
Jongen of u t later leven
Voor- of tegenspoed mag geven,
Zo in wonne als in rouw.
Blijf steeds aan de Heer getrouw.
Flink vooruit, steeds hoger op.
Onbevreesd, het kruis in top.
Nooit vraagt God u wat ge waart,
maar wel wat gij deedt op aard ;
Weze uw staat hier nog zo klein,
Houdt u in het leven rein.
En gij blijft in elk geval,
Steeds van Godes liefgetal.
De sneeuw stoof voor de wind
t Werdt avond. - - Wee den onverlaat
Die verre van zijn haardstee vuur
Zich nog op straat bevindt.
En erger nog wanneer de man
Vergat bij pot en pint.
Dat na een goede zuippartij
Men soms wel verdolen kan
Dat men zijn weg niet vindt.
Doch driemaal wee ! - - met zulk een weer
Wanneer de goede maat.
Zich zoo vergeet, dat hij verkiest
Het effen vlak van vaart of meer
Spiegel voor t hobbelig pad der straat
Zoo, ging het Jan de Leugenaar.
Toen hij zich in de stad
Bij vrienden had zo goed gedaan
Aan t lekker biertje t welk men daar
voor hem geschonken had.
t Was sprokkelmaand en koud en guur
t Was ijselijk weer dien dag
t Werd avond, en daar lag hij nu
door d onverwachte waterkuur
ontnuchterd op den slag.
Hij riep en schreeuwde uit alle kracht
En kletste in het rond
Doch wat hij zich ook roeren mocht
Hij zou toch niet door eigen krachten
terug op vasten grond.
Dat voelde Jan, en t klamme zweet
brak ondanks kou en wind
Langs al zijn ledematen uit
Het zwoele water had hem beet
Hij dacht aan vrouw en kind
Doch onverwijld was eene schaar
van menschen op den boord
vergaderd, die het droef geval
bespraken met een breed gebaar
en zeer luidruchtig woord
Zeg brave lieden, op den boord
Schreeuwde Jan, zoo gij wist
Wie dat gij hier verdrinken laat.
Ge zoudt het u beklagen want
Ik ben een alcoholist
Hij zonk maar toch niet zo rap
Want eer hij gansch verdween
grepen hem twintig handen vast
en sleurden hem langs t donker pad
naar de politie heen.
Klaas een letterkundig mens, zou een studie schrijven
Waarin hij ook spreken zou over zekre wijven.
Was t uit louter tijdverdrijf, of om aan te tonen,
Dat er achter Charel nog, veel vulgairs kan komen ?
Neen, maar t Belgisch parlement eindelijk bewogen
Met den toestand in het land, zou heldhaftig pogen.
Aan het volk in plaats van brood veel vermaak te geven.
Volgens oud Romeins gebruik : Feesten dat is leven.
Klaas op zoek naar t fijnst plezier, in de goede stede
Nam als practisch man met zich, vier ,vijf vrienden mede.
Erg is t er niet toegegaan, k zweer het op mijn leven.
Bij een vriendelijk onderhoud is het er gebleven.
Doch helaas ! Des anderendaags...was het erg om horen.
Klaas had in gezelligheid een manchet verloren!
Groot misbaar in t parlement, wetsvoorstel en boeken.
Alles werd van kant gezet. Iedereen wou zoeken
t Volk zal moeten wachten nu, want dank aan die manchet.
Zijn al d huizen van plezier, door t parlement bezet.