4.8.4.4. Jan Donker: " en gij zult mijn getuigen zijn" (Hand. 1:8)
14 december 1982: wel, jullie zíjn al bijgepraat merk ik, ook voor wat betreft Paul en Marian. Ja- ik doe maar door- met een brief aan die broer van mij en een gesprek met die gehaaide vriendin van hem. En altijd dít getuigenis, dat ikzelf zo diep beleefd heb: - word toch eens vol met Gods gezindheid (Ef. 5:18) en níeuw door zíjn beïnvloeding (Ez. 11:19). - Verander nu eens niet je maniertjes en je voorkomen - zo onrealistisch toch- maar verander door zíjn kracht wezenlijk in je dénken (Rom. 12:2) en in je daden (Op. 19:8). - Kom uit je ' dwars gebakken zijn'. Laat je door God boven-die-dwarsheid-uit verhógen, omhóóg tillen (1 Cor. 12:31). Doe het gauw, doe het nu. De dag, waarop je toch echt kláár moet zijn, komt onverhoeds. Nu kun je nog werken, dán gaat het niet meer (Joh. 9:4). Dan kun je niet meer roepen: "Joehoe, ik kom eraan", dan moet je kunnen zeggen: "Hier bén ik".
Zo doe ik in al mijn gesprekken. Laatst zelfs nog in dat heel zware gesprek met Ilona. Het was of zij me wégspoelde. Maar ik kon toch nog waarschuwen, dat zij haar eigen belang moest prijsgeven, de ballast moest wégdoen. Toch was ze anders dan ieder ander. Ze zei: " Ik heb geen eigen belang meer. Ik héb geen ballast" . Ik probeerde nog: "Maar ik heb altijd gedacht, dat je diepste wezen in het teken van het verlangen stond". En zij weer: " Ja, maar niet naar Jezus" Een náár gesprek. Geen enkele weerklank voor mijn gevoelens, alleen maar disharmonie. Maar goed, dat is er ook maar één. Lotty bijvoorbeeld - ik ken ze, net als Ilona, via Joke- is zó aanspreekbaar. Zij is een beetje uit die ivoren toren van " wij in de Foyer". Ze ziet toch meer, dat we ook wel allemaal samen een belevenis met God moeten hebben (Ef. 3:18).
En Henk: ach, hij is hard, maar ánders, minder hopeloos-ver-weg dan Ilona, dacht ik. Maar: - je wilt geen preekjes over dood werk zónder en levend werk mét toekomst - je wilt geen bespiegelingen over een oude jas, die in de vodden gaat en een nieuwe, waar je helemaal wég van bent: " die coupe ; dat dessin" - je wilt geen gejuich horen over de bezem, die ik door de troep gehaald heb en de vlag, die nú boven mijn leven wappert ! o.k., o.k., jij je zin, ander verhaal:
Ik leid nu het gemeentekoor, er zítten toch talenten bij! Dat dochtertje van Vonk, een leuk, aanhalig ding, hééft me toch een stemmetje. Ze draagt de hele groep. We oefenen druk voor de kerst.
Ik zou in november examen doen voor SPD één. Maar door die computerstudie is dat weer uitgesteld. Ik zit er wat mee, moet ik dat tóch weer oppakken? Weet je, ik zal ook hierin de stem van de Heer dienen te horen. Typisch, op dit gebied zitten er zoveel stoorzenders. God komt er nog níet door.
Maar, zul je zeggen: " We horen je nooit over Marcel; je wou zo graag een kind; je wilde een groot gezin". Dat is waar ook, sorry hoor. Marcel werd vrij moeizaam geboren. Joke heeft er nog heel wat van geweten. In het allereerste begin hebben wij even gedacht, dat er iets niet goed met hem was. Joke was zó bang, dat die infectie, die sief - o, wat een beschamende rotherinnering (Rom. 6:21)- hem kwaad had gedaan. Maar nú is alles goed. De praktijk is zo anders dan de theorie. Ik wou graag jochies met borstelkuifjes. Ik wou lekker aanhalige meidjes, weet je nog? Maar toen Marcel zich aankondigde, hád ik het niet meer. En nou wás hij er en zei ma Willems, dat er wel zéven konden komen. Moet je je voorstellen: - Joke lag zich daar - met vuurrode konen van de koorts- een beetje óp te schroeven - Met Marcel zat op dat moment alles echt niet helemaal kits Toen heb ik wél gezegd: " Ma; alsjeblieft: Joke en ik zijn toch geen twintig!" Maar nu kan ik ook aan dát idee weer wennen. Wat zegt Joke?: " Ik ga in deeltijd werken. En wat meer kinderen betreft: ik doe er niets tegen". Dat van die deeltijd is wel jofel. Komen we van die crèche af. Maar zeg: ik geef je Jo.
|