5.9.2.4.
Astrid Willems: kernwoord:
- situatiebepaald: ontmaskering
- algemeen: geloof in God en Jezus; het maakt je tot een getuige.
16 november 1984.
In vorige verhalen ben ik maar terloops voorgekomen. In februari 1982 bijvoorbeeld als het lieve tienertje van zestien. Nou zeg
in mei werd ik al zeventien
nu ben ik negentien.
- Toen waren de gevaren, waaruit God verwacht werd mij te redden: een uit de hand gelopen schoolfeest.
- Toen waren de problemen nog zo in déze geest:
Mijn ouders wíllen mij weer naar de jeugdclub hebben. Ze hebben daarvoor reden gevonden in die verziekte schoolfuif
wat nu
- Toen moest Schreeuwschrik nog schrijven, dat de tegenkrachten in mijn leven-God en de engelen dus- toenamen.
- Toen kon Klankvol nog blij gestemd zijn over de beschermengel, die ik dan toch nog maar hád
Nu echter zijn én de gevaren én de problemen veel groter
nu ja: het zou gek zijn, als het anders was. Bijvoorbeeld
: de Jan en Ellen story
Tot hier in Noord-Friesland toe golfde de deining over de averij, die het huwelijk van Jan en Joke leed. Ik heb overigens ook zo te doen gehad met die Ellen, al kende ik ze niet
Toen later de berichten over haar beter, slechter en weer beter werden, ben ik blijven meeleven.
- Zij is negentien: net als ik.
- Zij verloor een heleboel: ik had ook veel verloren
mijn beschermengel in ieder geval.
- Ik stond met de rug tegen de muur
net als zij.
- Zij is al weer lós van die muur
ik ook.
- Zij loopt al weer naar Jezus toe
ik idem.
- Zij zegt al weer tegen Hem:
Met U heb ik alles te winnen
en de keus is niet moeilijk, want ik heb niets meer te verliezen.
ik net zo.
Iedereen is nu blij over haar en ook over Jan. Maar van mij weten ze niet, hoe erg ik er aan toe geweest ben. Daarom zijn ze over míj niet op díe manier blij. Nou ja
het geeft niet
Die Jan
getuigt al weer van zijn geloof. Pa zegt daarover zo nu en dan dunnetjes:
Hij is al wel weer een getuige, maar het zal nog lang duren, voor ík hem als een getróuwe getuige kan zien.
Tussen heit en mem aan de ene kant en Jan aan de andere is het ijs weer gesmolten na de poolwinter, die de betrekkingen een tijdlang heeft gekenmerkt. Heit heeft gezegd:
Jan, je hebt getoond te behoren tot Gods volk. Ik ben er nu van overtuigd, dat je diepe val toch een op-zichzelf-staand iets was en niet een uiting van je diepste wezen.
En Jan terug:
Ik kan nu weer blij enthousiast zingen:
God nam mijn zonden weg.
Ik blijf mogelijkheden zien om mij voor Jezus te ontplooien. Alle dingen
van succes en voorspoed en zo
acht ik nú schade
ze brachten mij tot deze verschrikkelijke zonde. Maar van nu af is het echt alleen Jezus in mijn leven.
Nou, dat remde heit dan wel goed af. Vertelde van Simeon en Levi, die zich misdroegen (Gen. 34:25). Hun kans om een vooraanstaande positie onder de stammen van Israël te krijgen, was toen verkeken (Gen. 49 :5-7).
Hij sloot:
Heb van je toekomstige positie temidden van Gods volk maar geen te hoge verwachtingen, jongen
Jan probeerde:
Maar Levi werd toch later in ere hersteld
(Deut. 18:1; Num. 3:12).
En heit:
Ja
goed
die stam onderscheidde zich zó in niets ontziende ijver (Ex. 32:26-28) dat God er, om zo te zeggen, niet meer omheen kon en er ook niet meer omheen wilde (Deut. 18:2). Wel
spiegel je aan Levi, je weet dan, wat je nog te doen hebt
natuurlijk vertaald naar deze tijd.
Maar
ik dwaal af. Welke streek had Jan uitgehaald. Wel
op een avond eind augustus 1973 belt Jo op. Mem en ik zijn alleen thuis. Ik luister mee
schrikken
!
Schrikken
!! Wat blijkt, nu ja, niet alleen uit dat telefoontje, maar ook uit wat we later hoorden
: die ouders van Ellen hebben het vreselijk druk gehad met het mee-organiseren van een campagne
maandenlang in touw. Krijgen eindelijk eens gelegenheid, met hun oudste kind te praten
Wat er toch aan schéélt
!... aan zulke alledaagse dingen als de gezinswas merk je al iets
haar gespannenheid en geringe eetlust
en nog van alles meer trekt de aandacht. Schreeuwt dat kind opeens.
Ik ben in verwachting van Jan Donker
!
Het moet geweest zijn, of er een bom ontplofte. Verwezen zitten ze elkaar een poosje aan te kijken
de luidkeels haar ellende uitgillende dochter tussen zich in
de twee andere dochters dodelijk verschrikt om hen heen staand
op dat moment gaat de telefoon
Of ze wel weten, dat de hele gemeente en de hele ruimere kring daarom heen gonst van de verhalen!
geruchten over hun dochter en de koorleider
Ze hoeven geen plannen meer te beramen om de boel stil te houden
Dochter vér weg uit logeren sturen
iedereen weet ervan
overal staan telefoons gloeiend.
Familie Vonk weet niet beter te doen dan de Donkers op te bellen. Treffen Joke
die is al overstuur. Bij haar rinkelt de telefoon ook al de hele avond
Allemaal over die nu plotseling doorbrekende zweer.
Daar komt nu dit beslissende bericht van die paniekerig krijsende ouders van Ellen nog bij. Joke belt ons
je kunt wel begrijpen in wat voor gemoedsgesteldheid. Zeven maanden in verwachting en dan zon hel van een avond
Plotseling wordt ze vreemd kalm
zegt:
Ik hoor Jan beneden
ik hang maar op
God sta ons bij.
Ma en ik zitten volkomen ontdaan een paar minuten tegenover elkaar voor wij onze gedachten althans enigszins geordend hebben. Het is mem, die het initiatief neemt
:
Die laatste woorden
God sta ons bij
maakten mij koud van angst. Zullen wij voor hen bidden.
Dat doet ze
en ze vraagt mij ook ook te bidden
Dat móet dan wel. Daar kan ik gewoon niet onderuit. Maar wat ik te overwinnen heb, voor ik mijn mond open doe
! Ik kan haar moeilijk op dit ogenblik gaan vertellen, dat ik niets meer van het geloof in God verwacht. Zoiets zou nú toch echt te véél zijn. Ik ben het zo totaal kwijt
er is zoveel gebeurd
:
- Een jongen, die mij grof behandelde.
- Vriendinnen die mij beroddelden.
- Iemand, die met heel andere inzichten kwam, van reïncarnatie en zo: gedachten, die op dat moment beter leken te troosten dan het geloof in Jezus.
Die Ellen
ik hoorde later, dat zij die avond haar maandenlang opgespaarde ontreddering in éénmaal uitgegild heeft. Alle echtparen van de oudstenraad zijn opgetrommeld geweest tot één uur s nachts. Toen bedaarde zij pas
En ik
toen Mem zei:
Bid jíj nú
!
had ik óók wel willen gillen
in de toestand, waarin ík verkeerde. Maar ik moest wel
ik wílde ook eigenlijk wel
toen ik bezig was, zág ik als het ware dit meisje van mijn leeftijd. Ik bad vurig
en terwijl ik bezig was voor háár
genas Jezus míj
!
Mijn rug raakte los van de muur
- Ik zag mijzelf, in vodden gekleed
de vodden van een filosofie, die niet wezenlijk troost. Jezus stond klaar met prachtige kleren, die voor mij bestemd waren.
- Maar voor Hij die aan mij gaf, genas Hij eerst de wond
de wond, die geslagen was door die jongen, die mij belachelijk maakte voor zijn vrienden
voor dat hij mij alleen liet om met hen te gaan drinken
-
en Jezus genas de wond, die vriendinnen me sloegen, vijandinnen, die aan iedereen, die het maar horen wilde, vertelden, dat ik een hoer was en er was niets aan de hand
ik merkte, dat ook die zwaardhouw geheeld werd
dat de mensenschuwheid, die er door veroorzaakt was, wegebde.
Zo dankbaar werd ik, dat ik mijn hart opnieuw voor God openstelde. Het geloof in Jezus stroomde direct naar binnen
Water, dat door een geopende sluis een schutkolk binnenschiet, vult die snel
de schepen daarbinnen rijzen in korte tijd tot het goede niveau
Zo voelde ik mij
en het was ook net of mijn engel terugkeerde. Ik besloot met:
Lieve Heer Jezus
nú dempt u de ruzie tussen Jan en Joke af
nú al begint u te herstellen, wat overal in puin ligt
ik zie het
ik ben er getuige van
dank U
Toen ik klaar was met bidden, lachte Mem door haar tranen heen. Ze zei:
Kind
je hebt me getroost door dit gebed
ik wíst, dat je Jezus liefhad
maar dat je Hem zó liefhad
dat het geloof in God en Jezus je zó tot een getuige maakte
een ooggetuige, die daarover weer tegen anderen getuigt
Wat wéten ouders soms weinig hè.
|