Jan en Joke: vervolg
Inhoud blog
  • 6.8.5.2.
  • 6.8.5.....6.8.5.1.
  • 6.8.4.4
  • 6.8.4.3.
  • 6.8.4.2
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    belevenissen van een groep personen
    12-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.4.4

    6.8.4.4. Henk Scholtens: de verschrikking vóór Ilona, die een verschrikking dóór Ilona werd

     

    Wat vooraf ging:

    Henk is ‘een oude gabber’ van Jan uit ‘café Pandorra’, waar ze samen in de jaren vóór 1980 hun ‘aksieplannen’ smeedden. Maar in 1980 en 1981 komt er een verandering. In Henks visie is het zo: Jan en zijn vriendin Joke lieten zich toen omturnen door het ‘Kristen Kollektief’. Dat nieuwe soort praatjes van hen beschouwde Henk aanvankelijk als ‘semikapitalistische smoesjes’. Maar later kwam hij er puur vijandig tegenover te staan. Toen vond hij:

    -         Jan-Joke ronduit: een verderfelijk koppel

    -         Hun woorden: gesis van een slang (2 Cor. 2:16).

    Bij een laatste oproep van Jan zei hij: “Nee”. En toen was er dat cruciale ogenblik: terwijl hij over het gesprek nog zat na te somberen, kwam Ilona Verhoeven binnen. Heel wonderlijk wist ze:

    -         Wat Jan net had gezegd.

    -         Hoe Henk zich op dat moment voelde.

    Jans woorden wist ze met listige redeneringen te ontkrachten. En Henk wist ze er toe te motiveren om haar te volgen op de weg, die zij al enige tijd ging…

     

    Wel lui; dat speelde zich dus allemaal af, zo van 1980 tot 1982. En nu is het 2003. Jullie zullen een enorme gedachtesprong moeten maken over 21 jaar heen. Maar ik help jullie wel. De raad van Ger heb ik niet nodig. Hij hoort tot de ‘onaanraakbaren’, ‘het laagste van het laagste’ en ‘het minste van het minste’. Er is geen contact tussen hem en mij.

     

    Goed dan: ik help mezelf wel.

    Jullie weten dus, dat Ilona mij inleidde in ‘die andere wereld’. Dat deed ze voortreffelijk.

    Uit onze geestelijke gemeenschap vloeide overigens later een lichamelijk één zijn voort. In die totaalsfeer heb ik mij een tijdlang uiterst behaaglijk gevoeld.

    Aan de zijde van Ilona heb ik veel christenen aan het wankelen gebracht. Láter evenwel was ik zó gegroeid, dat ik los van haar kon opereren. Nog later groeide ik haar voorbij, want zij had een handicap, waarover vlak hierna.

    Ik heb mijn intieme relatie met haar verbroken, toen ik in mijn promotie begon door te breken. Ik zal je vertellen waarom: Ilona was, ondanks haar enorme prestaties, in de hogere regionen verdacht aan het worden. We wisten allemaal, hoe dat kwam, hoe zij geleidelijk aan een risicofactor werd. Een van de zwaarste tegenstanders, een officier uit het leger van de vijandelijke generaal (naam van die officier: Gert), vuurde voortdurend zijn gebedsgranaten op haar af. Tussen die beiden had ooit een –nog platonische- liefdesrelatie bestaan. Die had hij –na het opbreken van die relatie- gesublimeerd tot ijzingwekkend gevaarlijke gebeden. Die vroegere relatie had bij haar een zwakke plek gelaten en juist op die plek werd zij door die verschrikkelijke aanval getroffen en voortduren geïnfecteerd. Ik verontschuldig haar houding niet: wij kunnen niet verhinderen, dat de weewitte vogels van het rijk van ‘het bleke licht’ boven ons hoofd hun bloedstollend, verlammend gekrijs laten horen. Maar we kunnen er wel voor zorgen, dat ze geen nesten in ons haar maken. Dat laatste was, wat ze naliet en wat haar schuldig stelde.

    Hoe ze overigens ook haar best deed… hoe ze zich ook uitsloofde… ze werd een ‘getekende’… ‘ze zong vals’; erger: ‘er net tegen aan’. En nu ik hoger en hoger klom, moest ik mij van haar distantiëren. Iedereen daar wist van onze privérelatie. Die werd hinderlijk. Ik kon er gemakkelijk vanaf. Ik werd niet gebombardeerd vanuit het vijandelijke kamp. Ik heb ook een andere voorgeschiedenis dan Ilona. Ik was niet –als zij- een zoeker naar de waarheid geweest. Ik had –kortom- minder ballast.

    Maar zij… de verliefdheid en de hartstocht tussen ons was –ook bij haar- allang weg. Maar de breuk tussen ons maakte haar nog meer onzeker dan ze al was.

     

    En toen kwam ‘de onmogelijke opdracht’: Joke omturnen. Een ‘paardenmiddel’ om Ilona via de ‘kamer van de ultieme verschrikking’ te elimineren en gelijk nog wat eindnut van haar te hebben. Ik heb als ‘waarnemer en rapporteur’ er met mijn neus bovenop gestaan, hoe ze uiteindelijk ‘down’ ging.

    De superbreinen vérder beneden’ gaven haar de indruk, dat ze een mooie taak tegemoet ging die haar –bij succesvolle voltooiing- zou zuiveren van alle verdenking…

    En van het ‘dodelijke stempel’ van die verdenking, was zij zich terdege bewust. Toen ik –al eerder- tegen haar zei:

    “Ilona… het is uit!”,

    was immers haar antwoord:

                “De ratten verlaten het zinkende schip.”

    Of ze het ook in de gaten had, die gisse tante. Wat doorzag ze elke situatie toch razendsnel.

     

    Wat een meesterstuk overigens van deze ontegenzeggelijke ‘vakvrouw’: die verleiding van Joke! Zo’n onbenul omvormen tot zo’n vlijmscherp wapen! Oké… ik wist…

    … en misschien wist Ilona het ook wel… wist ze zich al op weg ‘naar de kamer’, wilde ze ‘de deur hard achter zich dichtsmijten’, met een laatste ‘kwaliteitsoptreden’…

    … ik wist, dat het uiteindelijk niet zou lukken, deze ‘uitverkorene van de vijand-en-zijn-helpers- (de ‘vervaarlijke tegenstander’) te verleiden; dat de dagen van die verleiding voor Joke zouden worden ingekort (Matth. 24:22), omdat de ‘motor van de verleiding’-Ilona- zou gaan stuk draaien…

    ‘wij’ hadden dat liever nog wat uitgesteld, maar ’t zou er niet in zitten; in de kern was Ilona al stuk.

    Ik zag mijn gewezen minnares het ene succes op het andere stapelen, prima geholpen door ‘onze medestanders’. Ach, wat een eindnut, voor ze werd weggeworpen. Die vondsten: dat gescherm met ‘flauwekul woorden’: intuïtieve ontwikkeling, healing, kosmische energie waarnemen, patanjole-yoga:

    -         ‘Schaap’ Joke dronk die begrippen in.

    -         Ilona, in al haar gespannenheid, kon haar lachen bijna niet inhouden.

    Maar ik zag ook haar stuk gaan:

    -         Corries interventie; het misselijk gedoe van Helma

    … geassisteerd allebei door hun ‘medestanders’

    … evenals Jokes broer Michiel.

    -         Ook het standhouden van Jan: het beukte haar, tot dat de haarscheurtjes echte scheuren waren geworden.

    -         Nog weer die Corrie, daarna Fréd Donker, Diana van Dalen, Margó Donker.

    Pfff… zelfs als waarnemer/rapporteur kreeg ik het er warm van. ‘Het andere rijk’ deed er dan ook álles aan.

    En toen was er het slotoffensief van ‘hen’. Niet via Joke, maar rechtstreeks op Ilona. Ik ben weggevlucht voor de tot het uiterste samengebalde laserstraal van Gerts gebed, kon ‘beneden’ alleen maar stamelen:

                “Doe Mud weg!... nú!!”

    (want ‘daar’ gebruik ik Ilona’s codenaam).

    Bij de open deur van ‘de kamer’…

                Daar, waar je het gegil al kunt horen

    … heb ik als laatste ‘vaarwelzegger’ haar toegegrijnsd:

                “Dag Mu…ud!... heb het maar fijn daar.”

    En toen ging de deur dicht…

     

    Buiten de deur wachtten wij…

                Die zó dichtbij ‘the inner circle’ zijn

    … op het sein, dat ze dood was. Zelfs van die ‘inner circle’ was er een afvaardiging. Zó belangrijk is Ilona geweest.

    Maar het duurde en duurde daarbinnen. Hoe was dat toch mogelijk?! Boven de rang van Ilona hebben wij állen ‘de kamer’ gekend, niet in zijn volle zwaarte: wij hoefden alleen maar gelouterd en schoongebrand te worden. En dat was al zo gruwelijk!

    Maar zij… de verraadster… de uiterst kwetsbare ‘lager in rang zijnde’: ze had al na heel korte tijd…

                Net genoeg om grondeloos diep te lijden naar geest, ziel en lichaam

    … dood moeten zijn. Waarom ging de deur nu niet open om het lichaam naar buiten te schuiven?!

     

    En toen de deur open gíng: toen schreed Ilona naar buiten. Haar gezicht straalde zó, dat het niet was om aan te zien.

    Ze zei zulke vreselijke dingen. Buiten ‘de kamer’ zijnde, beleefden wij ‘de kwellingen’.

     

    En wat zei ze dan?

    ........................
    Daarbinnen was het ontzettender dan ontzettend. Jullie weten van ‘de halve’ … ik nu van ‘de hele kracht’. Maar op het ergst van de helse pijn…

    Ik schreeuwde in radeloze verbijstering de longen uit mijn geteisterde lijf

    … was daar opeens Iemand, die díngen tegen me zei… o… dingen…!! Ik wist, dat het Jezus was. Ik hoorde Hem zeggen:

     

    “Ilona… in deze vlam heb je je dan toch eindelijk bekeerd. Toen de pijn op het onverdraaglijkst was, ben je verder gegaan. Je hebt het uitgeroepen:

    “Jezus… ik wil heel dicht bij U komen…

    In Uw nabijheid wil ‘k zijn…”

    God is genadig. Jij… uit het vuur gerukt brandhout (Amos 4:11)… je bent ín Mij, met Mij ben je levend gemaakt (Ef. 2:5). Je hebt je in je uiterste nood aan Mij gehecht. Je bent een onvernietigbare geest met Mij (1 Cor. 6:17).

    Ilona, ik had zo graag tegen je gezegd:

    “Wat ben je mooi… Ik zoek jouw liefde… die geestelijke liefde van jou… het hoogste, wat Ik mij kan voorstellen.” (Hoogl. 4:10).

    Maar dat haal je nu niet meer. Láter zal ‘de helende bomenrij’ je zó genezen (Op. 22:2), dat Ik het alsnog kan zeggen.

    De korrel van jouw levensstijl kon door je daden niet voltooid en voldragen worden (1 Cor. 15:36, 37). Ik kan je niet belonen, zoals Ik zou willen (:38). Maar… Ik réd je!

    Straks, na je dood…

                die nu aanstaande is

    … zul je ‘in Abrahams schoot’ zijn (Luc. 16:22).

     

    Verwonder je niet, mijn kind, dat er genade is voor iemand met jouw verleden. Ik ben nog steeds dezelfde Jezus (Hebr. 13:8) van tóen: samen met de moordenaar aan het kruis (Luc. 23:43). Jij, met jouw verschrikkelijke verleden: je hebt een heerlijke toekomst.

     

    Maar nu ga je naar buiten. Je zult nog één daad stellen van hoog belang voor mijn rijk.”

     

     

    En nu sta ik hier en ik ken mijn taak. Ik voel me als Simson:

    -         Na een aanvankelijk geslaagd, maar later verbroddeld leven kwam voor hem toch nog een schitterende herkansing (Richt. 16:28).

    -         In het centrum van de vijandelijke macht van toen kon hij die macht erger beschadigen dan dat hij dat ooit eerder had gedaan (: 29, 30).

    -         En ik… na een verbroddeld leven krijg ok ik een schitterende herkansing.

    -         Ik sta in het centrum van de vijandelijke macht van nú en ik mag aan jullie de ondergang van dit rijk aanzeggen. Jullie hoeven niet meer onder te gaan: KIES.

     ......................................

    Maar wij!...

    O… wat hadden wij tijdens haar toespraak geleden. Op onze tongen hadden wij gekauwd van pijn. (Op. 16:10).

    Wij knarsten onze tanden tegen haar, stopten onze oren toe (Hand. 7:54). Als één man lieten wij onze verzengende stralen op haar los (: 57).

    Wat ‘in de kamer’ had moeten gelukken, dat gelukte nu!: eindelijk was ze dan toch dood.

     

    Later kreeg ik als opdracht:

    “Handel met dat lichaam zó, dat er bij ‘het klootjesvolk’ geen argwaan ontstaat.”

    En te zijner tijd begrijp je dan wel uit de nog komende verhalen, hoe ik die opdracht prima heb uitgevoerd… nou ja, prima… maar goed… het is voorbij… en alles is opgelost. 

     

     

    12-08-2010, 20:09 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    23-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.4.3.

    6.8.4.3. Helma Huijgen: redding voor Jeroen; waarschuwing voor Joke

     

    Wat vooraf ging:

    Wanneer we in 1981 Helma voor het eerst ontmoeten, is ze zwaarmoedig. Van binnen is ze vol ‘grijze, voortgejaagde wolkenflarden’, zoals ze dat omschrijft. Tijdens een vakantie aan de Costa Blanca, met ál z’n zon, blauwe lucht, felle kleuren, voelt zij zich bijvoorbeeld extra ongelukkig, hoewel zij dat onder knap toneelspel weet te verbergen. Ze probeert het ook eens met ‘het geloof’.  Dat wordt ook niets, hoewel die mensen best aardig zijn.

     

    Ze hernieuwt de kennis met Jeroen, één uit haar ‘wilde groep’, die in ‘character toys’ is gaan handelen. Ze gaat met hem samenwonen. De neerslachtigheid evenwel gaat er niet mee weg. Wanneer Jan en Joke echter van hun ‘nieuwe geloof’ vertellen, ziet ze haar depressiviteit als een vreemd element, wel vast in haar wezen verankerd, maar toch:

    Niet daartoe behorend (Rom. 7:17). Ze ontdekt:

    -         Dat haar eigenlijke karakter is: kind van het licht.

    -         … en haar verlangen: dat metterdaad te mogen zijn (1 Thess. 5:5).

    O, wat wil je graag verlicht zijn door Jezus, de zon (Mal. 4:2).

     

    En dan duurt het nog een jaar, voordat ze bovenaan ‘de put’ licht ziet. En geleidelijk aan dringt het tot haar door, dat ze zelf iets moet doen:

    -         Dat God haar ziel wel uit de put wil trekken, uit modder, diep en zwart.

    -         … maar dat ze ook haar zelf willen moet tónen, door zelf omhoog te klauteren met behulp van het ‘touw’, dat God haar toewerpt.

     

    Ze probeert daarnaast door gebed…

    Want voor het rechtstreeks de demonen bestraffen in de naam van Jezus voelt ze zich –en is ze ook nog- ‘een maatje te klein’

    .....vrij te komen van de nare beschadigingen, die occult gedoe haar heeft toegebracht. Joke is daarbij zó’n heerlijke hulp.

    Maar Jeroen schrikt zich steeds meer lam om haar. Hij hoont al eens:

    “Je bent net als dat hondje in die reclame van vroeger: ‘His masters voice’, weet je wel. Wanneer Joke vóórjankt, dan jank jij ná!”

     

    Ook uit Jeroens verhaal onlangs (6.8.3.1.) is nog wel wat te halen: in 1983 of zo zijn Helma en hij uit elkaar gegaan. Het had ook niet langer door kunnen gaan.

    -         Hij was door de B.V. min of meer aan Amsterdam en ‘het westen’ gebonden.

    -         Zij kon lerares worden aan een christelijke lagere school in Hoogeveen.

    Nu ja… afsluitend: het boek van hun relatie ging dicht.

    Nu gaat Helma verder… in 2004!

                (noot auteur: let wel: dit wordt geschreven in oktober 2000).

    Mijn bewondering voor jullie allemaal:

    -           Voor Helma, als ze er in slaagt, met een vlot praatje over ruim twintig jaar ‘heen te springen’, naar datgene, wat ik eigenlijk alleen nodig heb voor mijn verhaal: haar ‘Joke ervaringen’.

    -           Voor jullie, als je het op kunt brengen, de wederwaardigheden te beluisteren van iemand, die je in 1981 en 1982 heel vluchtig hebt ontmoet.

    Helma… gelijk in ‘het diepe’!!

     

    Nou, daar ben ik dan: twee kernpunten in mijn verhaal: 2000 en 2004.

    Ik ben van 1955. Toen ik ‘met Jeroen was’, was ik zo tussen 25 en 27. Met mijn 28ste vertrok ik naar Hoogeveen. Je weet het: ik had me al naar god toegekeerd. In Hoogeveen vond ik een fijne gemeente, bruisend van leven; ik raakte daar al mijn depressies kwijt en werd diep genezen in mijn herinnering. In die gemeente vond ik ook mijn man, met wie in in 1986 trouwde. En toen… ja hoor… jaaaaa… ‘kwamen er kindertjes’.

     

    Ik weid daar niet over uit; weet hoe jullie…

                Hoe aardig je ook allemaal bent

    … er op zitten te loeren om maar nieuw bewijs te hebben voor jullie gesmaal:

                “In die Jan Joke verhalen draait het altijd om ‘trouwen en kindertjes krijgen’.

    Hè… dat is niet lief van mij. Misschien waren jullie niets van plan en breng ik jullie op een idee. En dan zou het echt zijn:

                “Wat ik ducht, dat treft mij en wat ik vrees, dat overvalt mij” (Job. 3:25).

     

    Goed dan: met de oudste van mijn drie schatten ging ik, toen ze dertien was, een keer naar Amsterdam om ze van alles te laten zien…

    Dat was een tijdlang een gewoonte van mijn man en mij: eens een keer met één kind een uitje; alle aandacht van één of twee ouders, net naar het uitkwam, voor die ene.

    ’t Zal in 2000 geweest zijn. We deden in Amsterdam de gezellige dingen, die je als moeder op zo’n dag met een leuke tienerdochter doet…; je kent het hele rijtje: Madame Tussaud… boottocht… och, laat verder maar. ’s Middags ook even naar het Rijksmuseum om ‘de Nachtwacht’ te zien.

    En wie zit er stil in een van die zalen op zo’n bank in het midden: Jeroen Westhoven!

    Eerst herkende ik hem niet: hij was van 1948, nu dus 52. Maar toen ik hem twijfelend aankeek, was daar zijn kreet “Helma!” en was er geen twijfel meer mogelijk.

    Ik word nu even heel ‘schetsmatig’. Samen vertrokken wij nar het museumrestaurant.

    Hannie…

                (van Hanna, Samuels moeder)

    … vóelde, dat ze even gemist kon worden en ging in de videohoek wat zitten kwebbelen met andere meisjes.

    En wat Jeroen toch allemaal vertelde!...

    Nee Ger… al goed, al goed, was ik al van plan…: alleen het Joke fragment, maar een deel van de totale ‘hartuitstorting’.

     

    Die morgen was hij zó geschrokken van Joke. Zo ontzettend verwarrend om te horen, welk een vreemde weg ze was ingeslagen. Nu ja, jullie weten alles al uit zijn eerdere verhaal. Aan het slot van dat relaas, tevens het eind van zijn ontboezeming, zei hij, haast schreiend:

    “Dat gebeuren vanmorgen… zó absurd… en toen heb ik gebeden of God iets wilde doen om mij voor 'gek worden' te bewaren.

               

                En nu zit jij hier!”

    Maar ik kon alleen maar zeggen:

    “Geef je adres… je telefoonnummers, vast en mobiel… je e-mailnummer. Ik neem contact op.

    Maar dit is Hannies dag! Ik heb er al een half uur van geroofd. Ik kom hierop terug!

    … Kijk, ze komt er al aangedrenteld.”

     

    Toen ben ik weggegaan… met een kus… en Hannie bestormde mij met vragen:

    “Mams, wat enig voor u… een vroegere ‘lover’? … een flame van toen u jong was?? … vertel… o … vertel!!?

    Ik heb wel het een en ander verteld, maar ondertussen heb ik ze meegetroond:

    -         Naar de Kalverstraat en het Koninklijk Paleis.

    -         De Nieuwe Kerk, het Nationaal Monument en het Begijnhof.

    -         Nee, niet naar Artis, dat vraagt een hele dag voor zich alleen.

    Ze had het allemaal schitterend gevonden, zei ze later, in de trein.

    Echter: het eerste wat ze ’s avonds aan Reinoud vertelde, was uiteraard:

    “O… pa!... ma ontmoette nog een minnaar van vroeger… je had ze moeten zien kússen!!”

    Reinoud keek me wel even vragend aan. Maar toen ik ’s avonds alles uitlegde, was hij met mij enthousiast voor een ‘evangelisatiebombardement’ via ‘alle kanalen’. We hebben zo’n lange correspondentie gehad. Ik weet daar, onder andere via e-mailprints, nog enkele hoofdpunten van. Die zullen jullie onsamenhangend voorkomen. Maar: geloof me nu: in het kader van die brief enz. wisseling waren ze volkomen op hun plaats.

    -         Jeroen… lees die geschiedenis van Jacob en Ezau nu eens. Voor een klein, aards genot van zo maar een ogenblik gaf Ezau een blijvende, grote in feite hemelse vreugd weg (Gen. 25:34). Jij hebt dat in feite ook gedaan! Maar ook nu kun je nog instappen in de trein naar het land van de bevrijde lach.

    -         Jeroen!… wat zit je toch gevangen in die kooi van lengte, breedte en hoogte. Als je ‘de diepte’ van Jezus aanvaardt, gaat de onzienlijke wereld voor je open (Ef. 3:18).

    -         Jeroen!!... wat zou het toch heerlijk voor je zijn om verzoend te zijn met God en zelf een verzoener te kunnen zijn (2 Cor. 5:18, 19); in dat stukgelopen huwelijk van je bijvoorbeeld.

    -         Jeroen!!!... als je door Gods genade in Christus’ warmbeschermende omarming zou zijn, dan… zoude je zonden vergeven zijn (Matth. 9:2). En Gods overvloedige genade zou op je neer regenen (Rom. 5:17).

     

    Laat ik er kort over zijn verder: Jeroen is ‘veilig in Jezus’ armen’, terug bij vrouw en kinderen; terug bij zijn mededirecteur in de B.V., die z zo lang sámen bestuurden.

    God maakt alle dingen nieuw (Op. 21:5): later, maar ook nu.

     

    Terug naar Joke: toen ik eenmaal van haar escapades wist, ben ik haar –voortdurend biddend- blijven volgen via ‘kanalen van vroeger’.

    Ik was blij over haar terugkeer in 2003 en diep bedroefd om haar weggaan, al weer na enkele maanden.

    En in dit jaar -2004-  gingen Reinoud en ik met dochter en zoons op safari in Zimbabwe. Na afloop bliezen we uit in een familiepension: Parkhotel Harare.

    Nee Ger… geen verhalen over alle beesten in het Hwange-natuurpark. Wees toch niet zo bezorgd… was ik heel niet van plan… ik ken je toch.

    In dat hotel kregen wij een folder in handen:

    “Onze leidsvrouwe is terug! Muharashi Uganè is weer in ons midden. In ‘het Conferentiecentrum’ zal zij ons inleiden in de geheimen van:

    o      Het voedende licht

    o      Holistische therapie

    o      Helende aanraking

    … alles zal uit haar gezalfde handen ons toestromen.”

    Reinoud zei luchtig:

                “Nou zeg… die goeroe kan d’r wat van.”

    Ik zei echter na de eerste verbijstering:

    “Reinoud! … die naam!! … dat is de ‘artiestennaam’ van Joke Willems! Nog voor ze kon hertrouwen met Jan Donker, is ze al weer teruggevallen in dat oude gezwier van:

    o      Ademtherapie, tai-chi

    o      Astrologie, aura’s, chakra’s

    o      Neuroreflexmassage

    o      … en weet ik, wat allemaal meer!

    Ik heb zoveel goed aan haar te danken, in de tijd dat ik in nood was. Nu zij in nood is, wil ik haar goed doen. We moeten haar proberen te bereiken!”

    Het lukte om haar persoonlijk te ontmoeten. Ze schrok hevig, toen ze mij na enige tijd herkende. Ik kan haar het een en ander vertellen van de goede dingen. Ze barstte in tranen uit en gaf deze boodschap mee:

    “Zeg tegen Jan en de kinderen, dat ik nu niet in een gouden kooi zit, zoals tussen 1998 en 2002. Deze kooi is van roestig ijzer. Het is allemaal zoveel armzaliger. Bij Jan terug had ik heimwee naar de glitter van de vier jaar! Nú heb ik weer heimwee naar mijn gezin!”

    Ik probeerde:

                “Maar Jo!... kap er dan nú mee. Je bent levensgevaarlijk bezig.”

    Maar zij rondde af:

                “Ik kan niet.”

    En daarmee moeten jullie het, wat mij betreft, stellen.

    23-05-2010, 22:25 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    28-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.4.2

    6.8.4.2.: Paul Donker: dguh kêrel… dguh

     

    Wat vooraf ging:

    Da is eigenlijk heel weinig: Paul is een van de vier kinderen Donker: Jan, Margo, Paul, Ina (geboortejaren: 1951, 1954, 1957, 1960).

     

    Wanneer de drie andere kinderen achtereenvolgens in de loop van de jaren voor Jezus kiezen, blijven hij en zijn vriendin Marian zich afzijdig houden, hoewel zij beiden door alle gebeurtenissen wel beïnvloed worden.

     

    Eigenlijk niets… ik geef het nu verder aan Paul over. Benieuwd, hoe hij op dit nietige fundament voorbouwt.

    O ja, dit nog: Marian is iets meer onder de indruk. Paul moet wel eens waarschuwen:

    “Kijk uit Marian… mijn pama… en ‘de anderen’ nu ook zitten ons ‘telepathisch’ te manipuleren, met gebed en zo. Houd je haaks meid!”

     

    Nou lui, dat is niet veel om 22 jaar later, want het is nu 2004, op voort te borduren. Het is niet van belang om lang uit te weiden over mijn leven. Jullie hebben mij amper gekend; wat zouden jullie dan moeten met de wetenschap, hoe het verder ging met die onbekende.

     

    Goed dan; jullie weten al, dat ik het er even wat moeilijk mee had… met al die ‘oude’ en ‘nieuwe’ gelovigen om mij heen. Maar wat jullie niet weten, is, dat Marian en ik zelfs nog een tijdje ‘omgeturnd’ zijn geweest. Het was die dekselse Gert, die dat kunststukje lapte. Tijdens een bezoek aan Jan en Joke, in 1982, dus twee jaar, nadat het allemaal opeens zo hevig was met hen, hebben wij ons toch eens mee laten tronen naar ‘De Kapel’. Soort familiereünie, ach, zo met z’n allen, dan doe je dat eens.

    Wel, Gert stak ferm van wal: je kunt natuurlijk niet alles onthouden van zo’n preek, maar de volgende gedachten maakten toch wel diepe indruk op mij:

    -         Mensen, die hun gedachten positief gevuld hebben met Jezus, zijn in wezen ‘ín Hem’. En daardoor heeft god zulke mensen ertoe bestemd, tot zijn zonen te worden aangenomen (Ef. 1:5). Ze kunnen dan blij uitroepen, dat ze een nieuwe schepping zijn (2 Kor. 5:17).

    En daarna was er zo’n vreemde zijsprong; echt Gertiaans, zo werd mij later verzekerd:

    -         Neem dat nu niet al te gewoontjes aan. Het gaat hier niet over dingen, die ‘zomaar vanzelf’ gaan. Er moet sprake zijn van ‘willen’ en ‘werken’, al is ook dat genade: het is God, die dat alles in je werkt ( 1 Kor. 12:6).

    En nog zo één:

    -         Nog maar kort geleden, voor al die nieuwe liederen er in kwamen, zongen jullie, misschien in ‘ziels enthousiasme’:

    “En nu, halleluja; de rest van mijn tijd… is gans aan mijn Meester en Koning gewijd.”

    Dat was eigenlijk een ‘Nazireeërgelofte’ (Numeri 6:2).

    -         Nu jullie al weer wat verder in tijd en ervaring bent, wordt het tijd om ‘geestelijk bezonnen’ die gelofte in te lossen.

    En daarna:

    -         Zó rijk zal jullie verdere leven met Jezus dan zijn. Ook wanneer de ouderdom komt, wanneer het uiterlijk allemaal wat minder wordt, groeit uw innerlijk ‘geesteslichaam’ maar door (2 Kor. 5:1).

     

    Marian keek mij aan en ik haar. Er was natuurlijk heel wat voorafgegaan aan deze zondag. Daarom was het helemaal in de lijn van de ontwikkelingen, dat Marian mij toefluisterde:

    “Vind je niet, dat wij ook zouden moeten worden, wat we kunnen worden: kinderen van God. Helemaal nieuwe mensen!”

    En ik tegen haar:

    “Ja… nu is het de tijd om iets aan God te beloven en ook te beginnen met zo’n rijk leven… ‘van binnen’ en daardoor ook nog eens ‘van buiten’.”

    En toen zijn we ‘naar voren’ gegaan en hebben –ach: in ‘ziels enthousiasme’- zoiets gezegd van ‘dat we ook bij Jezus wilden horen’.

     

    En daarn?! … niets meer! Geloof me of niet… het was ‘of de duivel er mee speelde’, er gebeurden in korte tijd zoveel dingen; er kwam opeens zoveel op ons af, dat we gewoon ‘alles vergaten’:

    -         Het was of het die morgen en ook voordien en daarna gestrooide zaad radicaal werd ‘weggepikt’ (Luc. 8:5).

    -         Zoveel zorgen om carrière en zo, dat de felle indruk van ‘Gert morgen’ er door werd overwoekerd (:7).

    -         En toen gebeurde dat vervelende met Jan.

     

    Ik ga daar nu niet verder over uitweiden. Maar de zon scheen opeens zó fel…

    ‘Dat is dus die vrome broer, al helemaal ‘ín Jezus’, een nieuwe schepping, een-en-al ‘gelofte aan God’, met een ‘innerlijk groeiend’ geesteslichaam.’

    … dat het tere geloofsplantje gewoon weg schroeide. Ach nou ja: er was ook geen wezenlijke interesse, denk ik (:6).

     

    In ieder geval; zo liep het en zo loopt het nog steeds. Marian en ik zijn nooit getrouwd. We hebben geen kinderen, maar wel allebei een schitterende baan. Echte ‘dinks’: double income, no kids:

    -         Ons eigendomshuis: van alle gemakken voorzien

    -         Onze tuin: een plaatje; door deskundigen aangelegd en onderhouden

    -         Onze vakanties: ‘de hele wereld’ al gezien

    -         Ons aandelenfonds: aan het eind van het jaar (een van de weinige keren, dat we er naar kijken) steeds de verbazing:

    “Wát!?... alweer zóveel erbij! In euro’s nú al bijna net zoveel als in guldens tóen.”

    En dat van Gert, op die morgen, een vage, verre droom, geen eens een leuke droom. En in zo’n soort ervaring staan we niet alleen hoor. Laatst… iemand anders uit de maatschap:

    “Ik had me ooit eens zo gek laten praten door mijn schoonouders…

                Ik beschouwde mijzelf als een bekeerde christen in die tijd

    … dat ik in een samenkomst naar voor ging om ‘de doop in de Heilige Geest te halen’…

                Of was die terminologie nu anders… ach, doet er niet toe

    Ik weet nog, hoe ik terugkwam:

                “Zo… ik heb het ook,”

    Zei ik. Zoals die mensen straalden! En… zó gek!... nooit wat mee gedaan… bijna nooit meer aan gedacht. Ook nú nergens behoefte aan. Zo vreemd eigenlijk allemaal. Wat is dat nu geweest?! Nou ja… ’t is over.”

     

    Mensen!... ’t loopt lekker… avond-aan-avond uit eten… dan weer thuis een diner aanbieden aan vrienden. Verwacht van mij geen verhalen over:

    -          Een hart voor naamloze hunkering naar iets dat ‘kwijt zou zijn’.

    -         Een velrangen naar god, met wie een natuurlijke band wreed verbroken is en blij hersteld dient te worden

    -         … en dat soort dingen.

     

    O ja… nog dit: die malle schoonzus van mij. Ik heb een nieuwtje voor jullie: ze is er wée’r van door! Ja, daar staan jullie van te kijken hè. Net dat verhaal van Jan, dat ze weer terug is en allemaal blij blij. En nu dit: maar als je even nuchter nagaat: ’t zat er in en ’t komt er uit.

    Even een paar dingen op een rijtje:

    Wat er met Jo gebeurd is van 1998 tot 2003: ik heb het niet zo gevolgd hoor. Na die teleurstelling bij pama en de anderen…

                Op ‘Gertdag’ straalden zij ook

    … is de band geleidelijk aan verflauwd. Maar globaal heb ik de gang van zaken wel bijgehouden.

    Die tomeloze opgang; ik heb nooit geweten dat Jo…

                Toch dikwijls maar een dik, dom, soms tikje ordinair mens

    … zo’n ‘grande dame’ zou kunnen zijn. Ik las wel eens krantenberichten: voor velen was ze een goeroe. Dan zei ik schaterend tegen Marian bijvoorbeeld zoiets als:

    “Zeg, moet je lezen! Jo-van-Jan… of all people… spreekt een congrés toe! De ‘onzin soroptimisme, bloesem- en aromatherapie, irisdiagnostiek…

                Ik wist niet eens, dat zij zulke woorden kon uitspreken, laat staan kende

    … phowa techniek om bewust te kunnen sterven, scientology, allerlei kreten door elkaar. En die mensen maar juichen en klappen.”

    Het antwoord van Marian was dan meestal wat ‘zuur’, bijvoorbeeld in deze geest:

     

    “Rond Jo en Jan gebeuren in ieder geval hévige dingen. In 1983 dat schandaal met Jan; veel later dat mesgesteek van die oudste zoon, nu weer dat in zekere zin ‘buiten zichzelf treden’ van Jo. Het lijkt wel, of er rond hen een gevecht gaande is.

    En wat gebeurt er met ons?!: helemaal niets. Alleen dit: we lopen een gemakkelijk, breed dalend pad af op weg naar… ja… naar wat? Rondom ons is er helemaal geen strijd. Wij zijn in wezen oninteressant.

    Ik voel ons levenspad in ieder geval niet zo, als Gert het toen zei in de ‘tijd van de beslissing’.

    “Het pad van de rechtvaardige is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot de volle dag. (Spr. 4:18)”

    Maar weet je, wat het is?! Jan is ons toen hinderlijk in de weg gekomen, net zoals Gehazi Naäman. Altijd nog benieuwd, of Naäman de schok nog is te boven gekomen. In eerste aanleg moet hij gedacht hebben:

    “Smerige huichelaar, die Eliza!

    o       Nee… God genas royaal, zonder beloning te vragen. Zijn dienaar hoefde daarom ook geen geschenken (II Kon. 5:16)

    o       En even later, met een smoesje toch een cadeautje vragen (:22).

    Ja jochie, daar sta je van te kijken hè. Ik lees de laatste tijd veel in de bijbel. Een vriendin, die een cursus bezoekt, de ‘Alphaacursus’, heeft mij daartoe gebracht.
    Jan zorgde met zijn toestanden toen… met dat meisje… dat wij niets meer met ‘dat gedoe’ te maken wilden hebben. Hij bracht ons in de benauwdheid. Maar wij waren zo slap om overstag te gaan. Toen is onze levenskracht beslissend geknauwd (Spr. 24:10).”

     

    Goed dan, via ‘het grijze circuit’…

                Met Ina hebben we nog wel eens contact

    … hoor ik van Jo’s nieuwe escapades.

    Ina:

    “Jan en de kinderen waren zó blij, dat Jo terugwas. Maar overdag, wanneer de anderen weg waren, kwamen er telefoontjes van bewonderaars uit ‘de wilde jaren’. Die hebben haar teruggelokt naar die wereld.

    Jan en ‘de groten’ zijn erg ontspannen:

                “Dit is een laatste oprisping.”

    ‘De kleintjes’ zijn nog wel erg overhoop.”

    Toen ik met die laatste berichten haast triomfantelijk bij Marian kwam… zo van:

    “Jij was zo onder de indruk, toen ze weer thuis was. Ik hoor je nog aangaan:

                ‘Zij is weer terug in de veiligheid. En wij… waar zijn wij?!:

                In de vergulde onveiligheid.’

    Maar nu zie je het: het benepen ‘veilige nest’ was zo helemaal niets voor haar, die de vrijheid had geproefd. Een goede les voor ons, die alle vrijheid hebben.”

    Ze zei niets terug…

                Eigenlijk meer verontrustend dan een lange tirade

    … friemelde nerveus aan haar halsketting, nam een ‘glossy’ ter hand.

    Ach, en toen ben ik maar gaan bellen met mijn beeldmobiel.

    Want mijn leven staat in het maatschappelijk correcte teken van:

    “dguh kêrel… dguh”.

     

    28-04-2010, 20:15 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    07-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.4......6.8.4.1.

    6.8.4. De zon breekt even door… en dan tóch weer regen

     

    Overwegingen:

     

    -         Jan Donker: per aspera ad astra                                                              

    -         Paul Donker: dguh kêrel… dguh                                                              

    -         Helma Huijgen: redding voor Jeroen; waarschuwing voor Joke     

    -         Henk Scholten: de verschrikking vóór Ilona, die een verschrikking

    dóór Ilona werd                                                                                            

     

    6.8.4.1.

    6.8.4.2

    6.8.4.3.

    6.8.4.4.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    6.8.4.1.: Jan Donker: per aspera ad astra

    Wat voorafging: zie daarvoor allereerst 6.8.2.1.

    Kortere verdere inhoud van 6.8.2.1.:

    Terwijl er grote spanningen zijn in huize Donker:

    -         Marcel in de jeugdgevangenis, later gefrustreerd en beschaamd thuis.

    -         Annemarie: onteerd door Dick en daardoor heel erg in de war.

    -         De jongere kinderen, Judy en Nick, in 1998 elf en acht jaar: ook ontregeld.

    -         Jan, 48 jaar, bij een fusie werkloos geworden.

    … slaan bij Joke de stoppen door. Zij loopt weg van huis om:

    -         Buiten het geloof in God en Jezus om

    -         … ja, daar tegenin,

    een nieuw leven te beginnen.

    Ze laat een buitengewoon nare brief achter. Maar Jan reageert daarop innerlijk met het vaste plan, zijn ‘Gomer’ weer veilig terug te brengen naar huis. Hij voorziet echter wel, dat het een klus van jaren gaat worden. Jan nu:

    ……

    Wel lui… het is nu 2003 –vijf jaar later- en wat er toch in die jaren allemaal gebeurd is!!...

    Even een paar dingen op een rij:

    -         Ik ben 53 en Joke…

          net weer thuis, maar nog geenszins op ree

    …: 51.

    -         Marcel, Annemarie, Judy en Nick zijn nu 21, 19, 16 en 13.

    Allemaal nog thuis; nu ja: voor Nick is dat min of meer gewoon, alhoewel… in een eenoudergezin niet vanzelfsprekend. Maar dat Judy en Annemarie nog bij me zijn…

                ‘bij ons’ moet ik … mag ik… sinds enkele dagen weer zeggen:

                Prijs de Heer!

    … zo’n zegen!

    En Marcel nog elke dag aan tafel; ongebruikelijk, maar in dit speciale geval: blij makend.

     

    Hoe is dat nu gegaan in die vijf jaar: eerst het nieuw organiseren van een huishouden zonder moeder…

                wat deed Jo ons toch aan!

    Het was lief om te zien, hoe Judy en Nick naar vermogen hielpen. Aan Marcel en Annemarie had ik in die eerste tijd helemaal niets. Ik werkte me uit de naad om, terugkomende uit mijn werk, de boel goed te laten lopen. Met de oudste twee echter leek het helemaal mis te lopen. Maar ze werden allebei door de jeugdgroep in Abcoude ‘teruggehaald’.

    Zo’n verkwikking: de nieuwe gemeente. Er zitten wel kennissen uit ‘De Kapel’. Er is nogal trek geweest uit de grote stad naar de toch wat meerdere ruimte hier. Maar voor het grootste deel toch ‘nieuw volk’ om een nieuw begin mee te maken.

    Voor de kinderen ook zo heilzaam. Het gebeuren rond Marcel, Dick en Annemarie viel nog net in de Amsterdamse periode. Ook de ‘grote’ kinderen konden in Abcoude met een schone lei beginnen.

    En op zekere dag…

                O gunst, daar is Ger weer. Ja hoor; ik houd het verder beknopt.

    … merkte ik, dat hij op vrijdagavond erg vroeg thuiskwam: tegen half elf of zo. Bleek hij naar de jeugd te zijn geweest.

    En een paar maanden later wilde hij mee naar de sam. Ik zag hem daar, weer wat weken later, tussen het andere jongvolk. En op een morgen maakte ik daar van enige afstand zijn bekering mee!

    Gert was die zondag gastprediker. Met tussenpozen ving ik uit zijn preek de volgende gedachten op:

    -         Wil je eindelijk bij iets góeds horen in plaats van bij ‘de slechte dingen’? : Voeg je bij de mensen, die helemaal van Jezus zijn, die als het ware ‘één lichaam met Hem vormen’ (1 Kor. 6:17).

    -         En wanneer je dan bij Jezus hoort, dan is dat nóg genade van God. Dan ben je…

    door die eigen keus van jou heen

    … tóch uitgekozen volgens een plan, dat er al was, toen er nog niets geschapen was.

    -         Dat plan is afhankelijk van jou en jij bent afhankelijk van dat plan.

    -         Ach, dit kan niemand begrijpen. In ieder geval: probeer… en vraag god om hulp, dat je na alle beschamende onreinheid van nu aan steeds meer heilig en onberispelijk kunt leven voor zijn aangezicht (Ef. 1:4).

     

    En kort na die woorden kromp Marcel als het ware ineen. Ik zag zijn schouders schokken, terwijl zijn hoofd voorover boog. En al die heerlijke jeugdigen…

                Nog net tiener of net twen

    … waren om hem heen, legden hun handen troostend op hem of… steun zoekend… op elkaar. Aan het eind van de dienst ging hij ‘naar voren’. En alles werd daarna anders.

     

    Wat Annemarie betreft: even zo’n rare tijd met die tiener. Toen ik eens vroeg, waar ze nu mee bezig was, bleek ze heel vreemde kennissen te hebben opgedaan. Heel open vertelde ze over iets, dat ze ‘Karma Kagya’ noemde… over mensen, die zich doorzichtig konden maken. En ze babbelde maar verder over energetisch-magische technieken en tóen…

    En dat dééd me toch schrikken! Zíj, met die nog steeds labiele gemoedsgesteldheid van haar

    … over demonen, die op hun astrale rooftochten aan haar ziel trokken.

    Náchten heb ik daarvan wakker gelegen. Echter niet als een zielige tobber, maar als een frontsoldaat van Jezus, die in zijn naam de boze machten bond (Matt. 16:19).

    En wanneer ik dan moe van het strijden was en tobberij tóch weer de kop op probeerde te steken, dan begon ik Gods lof weer te verkondigen en ik vertrouwde erop, dat ik Gods weg zou zien ook met betrekking tot Annemarie (Ps. 50:23). En daarna viel ik altijd als een blok in slaap… kon ik ‘aanstonds inslapen’(ps. 4:9).

    En een poosje later kwam het tweede grote geschenk: in diezelfde jeugdgroep kwam ook Annemarie tot bekering. Ik ga daar, vanwege de mij opgelegde beperking, nu niet verder op in.

     

    Wat mijzelf betreft: het verdriet over Jo, dat als koorts door mijn wezen trok, heb ik zó verwerkt, samen met God, dat uit verlies winst geboren werd:

    -         Alle wrok, geïrriteerdheid, zelfoverschatting, onvrede en grimmigheid, die ik toch nog wel meedroeg, ook nog na twintig jaar christen zijn, kreeg een harde tik.

    -         Let wel: ik zal altijd, tot de Heer me daarginds welkom heet en alle tranen van mijn ogen wegwist (Op. 21:4), waakzaam moeten blijven, altijd ‘door de Geest’ ‘de werkingen des lichaams moeten doden’ (Rom. 8:13). Maar het was goed voor mij, deze verdrukking: ik leerde er Gods geboden beter door houden (Ps. 119:71) en van vele overgebleven dwaalwegen terug komen (Ps. 119:67).

    -         En ook tegen mijn materialisme, geknies, gedachtespinsels, onbescheidenheid, vrome stoplappen, heb ik gevóchten, zogezegd, tot het bloed ervan afdroop (Hebr. 12:4).

    -         Geen krampachtig gevecht, zoals een soldaat in een verloren stelling dat zou voeren, maar een overwinnend gevecht met Gods artillerie en gevechtsvliegtuigen, die achter, voor en boven dekking gaven. Hij omringde mij met vrolijke gezangen van bevrijding (Ps. 32:7).

    -         En áls er nog grofheid, zelfzucht, lafheid, hardleersheid en ongeloof in mijn wezen waren… in de vijf jaar betrekkelijke eenzaamheid, heb ik, ook wat dit betreft, ‘mijn vlees gekruisigd’ (Gal. 4:25).

    O ja, nog even dit om af te ronden: mijn maatschappelijke positie klaarde op. Maar dat had je al begrepen: IT-volk zit meestal aan de chocoladekant.

     

    “Maar”… zul je zeggen:

                “Heb je dan vijf jaar niet feitelijk naar Jo omgekeken?”

    Luister: ken je het voorbeeld van Jozef?! Pas ca. twintig jaar, nadat hij ontvoerd was, hoorde pa Jacob, dat deze beminde zoon nog leefde. Negen jaar was Jozef al onderkoning van Egypte (Gen. 41:53,54). In die periode had hij toch zeker wel iemand naar Jacob kunnen sturen met de boodschap, dat hij oké was. Waarom deed hij dat niet?! Omdat hij wachtte, tot zijn broers veranderd zouden zijn. En toen dat het geval bleek…

                Na een voor hen bijzonder zware testperiode

    … tóen maakte hij zich bekend!

    En nu onze situatie:

    Jo vierde van 1998 tot 2002 de ene triomf na de andere. Zij was er in die periode niet rijp voor om teruggehaald te worden. Mijn hárt schreeuwde om haar.

    Toen al die nare dingen in mijn karakter, die ik zo-even noemde, minder werden, stroomde mijn hart vol liefde voor haar. Ik had haar weer lief, was weer in staat om haar te beminnen ondanks alle geestelijk overspel (Hosea 3:1).

    Maar de Heer zei: “Wacht… en mijn eigen gereinigde verstand zei er “Amen” op. En toen… in 2003… kreeg ik van alle kanten seintjes, dat het nu de tijd ws.

     

    Maar eerst nog even dit:

    Voor de kinderen had het ook niet eerder gekund, dat ik een poosje weg was. De bekering van Marcel en Annemarie was pas goed gefundeerd in 2001. Judy en Nick, hadden, hoewel nog jong, een felle, eigen strijd. Nick kon dat al zo goed onder woorden brengen.

    “Ik voel me zo verraden door mama. Zij had mij moeten troosten, wanneer ik verdriet had. Maar ze hangt over de hele wereld ‘de belangrijke mevrouw’ uit. En hier, waar ik haar nodig heb, is ze niet!” (Hosea 2:3).

    En Judy voegde erbij:

    “Wij tweeën… zo jong, vergeleken bij ‘de groten’ voelen ons zo verdwaald zonder haar, zó … in de steek gelaten…

                U bent lief hoor, maar tóch…

    We waren toch haar kínderen, maar nu voelen we het zó, of we dat niet zijn. Ma zou van ons moeten hóuden, maar ze dóet het niet.” (2:21, 22).

    Maar nu –in 2003- kwamen ze bij mij, gerijpt boven hun leeftijd, jonge christenen, trouwe bezoekers van jeugdmeetings; schatten om trots op te zijn:

    “Pa… nu kunt u gaan! Wij weten, dat u weet: dat het ánders is met ma! Ze is er aan toe, terug te komen. En wij zijn nu zo groot, dat wij even zonder u kunnen. Zeg mama, dat we naar haar verlangen! Met haar bij ons, zullen we weer veilig… thuis… allemaal bij elkaar zijn. God zal alle dingen goed maken. Hij gaat al ons bidden verhoren. En met ons hele gezin zullen wij bij God horen.”

     

    Wel, ik was ingeseind door mijn vader:

    “Jan… je vrouw wil terug. Ze wilde het juist gaan zeggen, toen de verbinding verbroken werd. Maar: de tijd is daar.”(6.8.2.4.).

    En later is daar Michiel met belangrijke berichte (6.8.2.1.).

    En daarna was er de in keurig Engels gestelde brief van een advocaat in Rio. Ik ga die niet helemaal herhalen. Ik voel toch al de hele tijd ‘Gers hete adem in mijn nek’. Het kwam hierop neer:

     “Voor 30.000 euro was haar werkgever bereid haar contract als geëindigd te beschouwen.”

    Ik wist niet, hoe gauw ik:

    -         Hypotheekverhoging

    -         … en een cheque met bankgarantie

    -         … en nog een heleboel geld meer

    moest regelen (Hosea 3:2).

    En toen heb ik haar teruggehaald…

     

    Ze was zo dolblij:

    “Jan… ben je nu toch nog gekomen! O jongen, kun je nog van mij houden? En de kinderen! Verlangen ze naar mij, zoals ik naar hen verlang?!”

    En ik heb gezegd:

    “Eerst gaan we je helemaal in het nieuw steken. De kinderen verlangen zo naar je. Maar luister schat. Alles kan niet opeens normaal zijn. Jij hebt nog tot 2005 nodig om af te kicken van al dat vreselijke. Het duurde ‘zeven jaar’ voor Nebukadnezar was uitgeziekt (Dan. 4:25). Die tijd heb jij ook nodig.

    Laten wij tweeën ook nog een poosje wachten met ‘weer één zijn’ (Hosea 3:3). Echt… ‘t is beter. Heus… alles komt weer goed.”

    Ze begreep! … we hadden nog een paar goede dagen ginds.

     

    En toen kwamen we thuis. Ik had de kinderen gemobield, dat we eraan kwamen. En daar stonden ze… voor het huis… in tranen!

    En toen stóven ze op Jo af!

    “Ma… we zijn niet meer ‘uit elkaar gehaald’, maar bij elkaar.”(Hosea 1:11).

    En Jo drukte ze alle vier, met mij erbij, tegen zich aan:

    “O… ik houd van jullie: Marcel, Annemarie, Judy, Nick… jullie zijn mijn kinderen. Niemand komt daar ooit meer tussen (Hosea 1:12). En ook niet tussen mij en jou Jan.”

     

    Nou, dat was dan mijn verhaal. Ik had wel meer over Jos willen vertellen, maar voor anderen moet er iets overblijven.

     

    In ieder geval; onthoudt dit:

                “Door de duisternis naar de besterde hemel van het licht.”

    Het donker is nog niet voorbij. Maar aan het eind van de tunnel zie ik licht.

    07-04-2010, 21:05 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    19-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.3.4., tweede deel

    Tweede deel

     

    Het werd steeds moeilijker om mijn opdracht te vervullen (ik ga nu weer even terug in mijn verslag). Er was al die ellende met Joke’s man: Jan. Na die voortreffelijke brief van Jo, bedoeld om hem finaal in de grond te boren, gebeurde het tegenovergestelde (6.8.2.1./6.8.4.1./6.8.6.1.):

    -          Hoofd koel, hart warm

    -          Rots in de branding.

    En de kinderen: Marcel, Annemarie, Judy en Nick: zwaar aangeslagen, maar het rottige rijk van ‘het vernietigende licht’ zit ook hier niet stil.

    Wat was ik toch met een onmogelijke opdracht opgeknapt. Men wilde mij misschien wel doelbewust hébben in ‘de grot van de huiver’. Daarom moest ik met Jo, deze ten diepste ‘onwillige hond’ allerlei ‘snelle hazen’ vangen.

    Ik heb –in Joke’s gloriejaren via haar ook nog eens geprobeerd een vriendin van haar, ene Nel, te vloeren. Mislukte ook weer net, hoe prima Jo ook was. In die tijden had ze mij niet eens meer nodig. Ze ontwikkelde een kracht, die mij soms deed denken:

                “Welke geest heb ik toch uit de fles laten komen.”

    Eigenlijk was die ontwikkeling ook weer niet goed. Jo ontsteeg de ‘marionetrol’. Dat was in tegenstelling tot mijn opdracht. Dat was ook een van de redenen, dat ik deze ‘praatjeskrijger’ wilde vernietigen. Om op die vriendin –Nel- terug te komen: het ‘weeë licht’ omscheen háár weer via Ab, haar man (6.8.2.2.). Na deze verzoeking ging zij sterker voort.

    Corrie Sumter –ik sprak al even over haar- ondergroef Jo’s geschiktheid voor onze dienst definitief. Dat gevecht tussen die twee! Jo op haar best, maar toch: beslissend gehavend. Daarna moest ik dit gereedschap toch echt onbruikbaar achten. Er kwamen te ernstige smetten op Jo’s wezen:

    -          Er kwam weer iets van een verlangen in haar op om ‘de Heer te kennen’, zoals hun nare woordkeus luidt (Hosea 2:19).

    -          Zij begon ernaar te verlangen, dat het dorre land van haar wezen weer regen zou krijgen (:20).

    Ja zeg… dan wordt het tijd om met zo iemand af te nokken. Ik kon de schuld nu wel gooien op de demonen onder leiding van Schreeuwschrik, die mij hielpen, soms nog ‘van de wal in de sloot’. Maar de deur van mijn ‘kamer van de smart’ knierpte in zijn hengsels.

    En dan Fred Donker (6.8.2.4.): Joke is al volop in de neergang. Weer voor haar een bemoediging uit het ‘rijk van het licht. En ik kon vanuit mijn duisternis alleen maar huilen van woede. Zó blij, dat demonen de verbinding middellijk verbreken, zodat de schade niet onherstelbaar wordt.

    En niet alleen, dat ‘het andere rijk’ begint met schadeherstel bij Jo. Ook met de door haar aangerichte schade bij anderen is dat het geval.

    Diana van Dalen bijvoorbeeld (6.8.3.2.) zorgt daar weer voor. Onderhand heb ik niets meer te tonen bij mijn superieuren. En dán richt zich de aanval van ‘de vijanden’ zich rechtstreeks op mij! Op een dag bespeur ik:

                “Margo komt eraan!”(6.8.3.3.)

    Ze breekt door alle barrières, bereikt mijn website, kent het wachtwoord. Opeens staat ze –virtueel- tegenover mij. O, de schrik, de haat en de woede bij me.

    Behalve Jolke had ik nog andere taken. Tot een van die taken behoorde Frits:

    -          In ‘Joke’ werd ik al aangevallen.

    -          Nu ook in die ándere taken.

     

    Maar het aller vreselijkste is dit:

    -          Opeens weet ik, waarnaar ik op weg ben, welke toekomst mij wacht, wanneer ik doorga.

    -          Een lichaam zal ik herkrijgen, eens, na mijn sterven. Maar het zal een ‘wurm’, een zielige, helaas onvernietigbare schaduw zijn (Markus 9>44) van mijn persoonlijkheid, zoals die ooit was.

    -          Al de tijd van mijn verharding heb ik aan die ‘rest van eeuwige wanhoop’ gebouwd, totdat het een ‘negatieve schat’ werd. Als een groot ‘afgrijzen’ (Jes. 66:24) komt dat lichaam tot me.

    -          Ik bén al een krijgsgevangene van de dood. Anderen werden, in een andere context, daarvan vrijgemaakt (Ef. 4:8/Matth. 2:52).

    -          Dat slaat echter niet op mij. Opeens evenwel wil ik vrij van die ontzettende toekomst, duizendmaal erger dan ‘de kamer’.

    -          O…wat overkomt me toch.

    Zo vervloekt als ik ben met helse vervloekingen, zo gezegend wil ik worden met hemelse zegen (Ef. 1v 3’.

    -          Ik ben een kind van het verderf, samengegroeid met de duistere bewoners van het donkere rijk.

    -          Ik wil een kind van God zijn, één met alle andere kinderen van God (Gal. 3:26, 28).

     

    Wat zijn dat voor gedachten?!

    En opeens weet ik: Gert, die voor mij is gaan bidden: hij bidt nu met uiterste kracht. En God, die mij altijd is blijven roepen, Hij roept nu met een megafoon. O, ik ken m’n teksten… om ‘het boek’ te bestrijden, heb ik het beter bestudeerd dan vele anderen: zoals God Jona riep en die man, steeds dieper weggegleden…

    ‘down to Joppe… down into te ships (1:3)… down below the deck (:5 )… down into the sea (:15)… down into the fish (:17)…

    Down… down… down… (King James).”

    … die man sliep maar (1:6).

    En zoals God hem uiteindelijk door de luidsprekers van storm en zee en vis (1:17) tot bezinning riep, zo roept God mij nú met eens tem als honderd leeuwen (Hos. 11:10). Als ik nu nog “Nee” zeg…

     

    Maar dan is er een stem uit mijn wereld:

                “Mud… je moet komen… de deur van ‘de kamer’ is open…”

    19-03-2010, 22:12 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.3.4., eerste deel.

    6.8.3.4. Ilona Verhoeven: Gods megafoon overstemt álles. 

    Wat voorafging:            
    “Auf der Höhe ist es einsam.”

    Ilona is veel rijker begaafd dan al de andere mensen in dit verhaal. Zij is ook het voornaamste oelwit van Klankvol en Schreeuwschrik. Wat is ze interessant voor hemel en hel:
    -          Deze zoeker naar de waarheid.
    -          Deze snelle doorziener van situaties.
    -          Deze… eenzame.

    Ze zou zich wel in de massa willen verbergen om maar niet zo eenzaam te zijn, maar ze kan niet verborgen blijven.

    Merkwaardig eigenlijk: voor u en mij –voor mij ook hoor!- gaat het om Jan en Joke als de centrale figuren. In de onzienlijke wereld is de middelpuntsfiguur Ilona: altijd is zij op zoek naar de kern, naar de echtheid, toegewijder dan wie dan ook.

    En dán komt ze onder vuur te liggen van ‘het rijk van het licht’. Ze ontmoet Joke weer eens. Joke’s recente bekering heeft van het volgzame meepratertje, het kritiekloze toejuichertje, in korte tijd al een vrouw gemaakt van enige allure.

    En door alle ‘apekool’ heen, ziet Ilona het goud van de echtheid schitteren. Geleidelijk aan raakt ze daarna ‘weg’, hélemaal weg, van Gert, een prediker in Joke’s gemeente. Hij is een verwante ziel van Ilona. In de onzienlijke wereld is hij net zo’n bastion als Ilona zelf. Alleen is hij al ‘veroverd door het licht’ en valt ‘het donker’ hem aan. Met Ilona echter is het anders gesteld. Aan haar wordt hevig getrokken door licht en duister.

    Merkwaardig opnieuw: voor u en mij is en blijft deze geschiedenis ‘het Jan-Joke-verhaal’. In de wereld van de geest evenwel zijn Gert en Ilona van het meest wezenlijke belang.

    Eindelijk staat ze voor de oplossing. Ze wéét, dat Jezus de waarheid is. Ze wéét, dat een mens alleen maar echt mens kan zijn, als hij of zij door Jezus met God verbonden is.

    Ze kan echter maar geen ‘Ja’ tegen Jezus zeggen. 

    En dán gaat het fout met Ilona. Haar liefde tot Gert en de kristalheldere preken die zij van hem beluistert, drijven haar tot ‘de keus’:
    -          Zij wíl de sieraden van Gods Geest niet. Zij wil niet met andere kracht worden bekleed (Op. 13:12).
    -          Zij wíl niet indrukwekkend worden in Gods koninkrijk; zij wil op een ándere manier worden bewonderd (Op. 13:5).
    -          Zij wil ander werk dan Gods werk (:13).
    -          Zij wil dat andere werk aan iemand anders dan god aanbieden (:14).
    -          Zij wil een tempel zijn, maar niet van Jezus (2 Th. 2:4).
    -          Zij wil loon (Rom. 6:23), maar niet van God, maar van satan.

    En dan staat de tegengemeente (Op. 13:15) gereed, met háár geestvervulling (:2).

    Nog één vreselijk gesprek met Gert.

    En daarna begint voor haar ‘de duistere overwinning’, die wel gepaard gaat met het ‘als het ware op haar tong kauwen van pijn’ (Op. 16:10).

    Tot zover dus het ‘voorafje’, aangeboden door Ger… nee, niet door Gert. Ger is die chroniqueur, die de verhalen op elkaar afstemt. Ger is onbelangrijk, in tegenstelling tot Gert. Wel, over dat laatste hoor je nog wel.

    Ik neem het nu zelf over: na 1982 heb ik twintig jaar lang satan gediend. Wat dit ‘dienen’ betreft (dit terloops), eigenlijk waren er bij ‘ons’ diep weg deze ideeën:

    “Wij willen satan niet dienen; wij willen de baas zijn. Niet hij mag streven, gelijk te zijn aan God (Jes. 14:4)… wij hebben dat recht!”

    Wij, mensen van de tegengemeente  hielden deze begeerte echter verborgen, wachtten op het openbaar worden van de Leider, die onze strijd zou strijden.

    In die periode van afwachten echter was er in ieder geval een vruchtbare samenwerking met ‘de machten van het overwinnende’…
                Door de tegenstanders ‘de machten van het kwaad’ genoemd.

    Als onzichtbaar vuur konden wij ze laten neerdalen op de mensen (Op. 13:13). Onderling wantrouwen was er volop, maar onze gemeenschappelijke haat jegens Jezus en zijn gemeente snoerde ons hecht aaneen, ondanks onze onderlinge afkeer.

    Wat ons verenigde, was veel sterker dan wat scheiding maakte. Ik weet, dat eens die onderlinge scheiding het tóch gaat winnen (Ez. 38:21), maar dat terzijde.

    Ik was zestien jaar ‘op de weg’, toen ik naar ‘het centrum’ geroepen werd voor een ‘speciale opdracht’. In de verre buitenburelen van dat krachtenveld, kreeg ik instructies van een afdelingshoofd. O, ik wéét het: ik was ver van de ‘inner circle’, waar zij huisden, die de komt van ‘hem’ voorbereiden. Maar tóch: de kracht, die er al van deze man afstraalde! O… hoe moest dat bínnen zijn!!
                “Mud…”
    (zo is mijn codenaam: modder)

    “Ga van Joke, je vroegere vriendin, een verkondiger maken van ándere ideeën dan die van het geloof in ‘de gehate’.

    Leid haar niet in onze geheimen in. Houd haar zoet met ‘de belachelijke vingeroefeningen’: ayurveda, die gezondheidsleer weet je wel. Doe er een snuifje Diamantweg – Boeddhisme bij. Wijd haar in –nee, niet lachen nu- in ‘holistische impulsen’. Maak haar warm voor de boodschap van de piramide van Atlantis en haar beschaving. Houd haar wil onder controle. Zij móet een marionet blijven.

    Geen beter doel overigens voor jou dan deze vrouw. Je koestert immers nog steeds een bittere wrok tegen haar omdat zij de aanleiding was tot de gruwelijke infectie bij jou met de ‘misselijk makende ideeën’.

    Ik wierp tegen:
               “Maar wat is dat toch allemaal, verheven drager van het donkere licht.”
    (Een beleefdheidsaanspraak bij ons jegens meerderen.)
                “Er zijn toch hónderden van die flauwhartige ideeën.”

    Hij legde echter verder uit:

    “Joke zit in een diepe crisis. Vul haar met rommel, geef haar ‘maintien’, zodat zij zich in allerlei kringen kan bewegen. Scherp haar taalvaardigheid aan. Maak haar tot een toeleidende figuur naar ons. Maak via haar die man van haar kapot. Verniel de innerlijken van die kennissen van haar.”

    Ik wilde tegenwerpen, dat het hier een te zware opgave betrof: dit dikke, domme mens opwaarderen tot een soort goeroe…

    Hij onderbrak mij echter:
                “Mud, het gaat je lukken… en: het moet je lukken.”
    … en toen, dreigend fluisterende:

    “Luister meisje, via via kreeg ik uit ‘de diepere lagen van het centrum’ de mededeling, dat je bij de laatste breincontrole ergens ‘een moeilijk plekje’ had. Wij, jij en ik en iedereen weet, wie jou blijft infecteren met die staalharde gebeden van hem… die Gert. Maar jij blijft verantwoordelijk. Ergens laat je toe, dat je verontreinigd wordt. 

    Er wordt al over gesproken om jou ‘het vreselijke;  te tonen. 

    Aan de slag!... niemand, ook ik niet, wil binnen in ‘de kamer van de gruwel.” 

    En zó is het begonnen. Op scherp gezet door ‘de ultieme straf’ ging ik binnen in Joke’s brein, zag haar ontreddering (6.8.1.1.), begon ontwrichtende ideeën bij haar binnen te brengen. Ik fluisterde haar in, dat zij helemaal geen ‘zout der aarde’ hóefde te zijn in de zin, die ‘de tegenstanders’ er aan geven, dat er wel een ándere manier was om ‘zout der aarde’ te zijn. Ik injecteerde haar met gedachten, dat ze best eens een ‘soldaat van het rijk der vlammen kon zijn’, veel spannender. Wat een middelen hebben wij toch tot onze beschikking! In het –gelukkig- ‘onbegrepen boek’ staat, dat deze tijd de tijd is van de totaal andere verzoeking, die zelfs voor ‘aan de gehate toegewijden’ niet te dragen is (Matth. 24:22).

    Tenslotte ging ik ‘life’ bij haar aan. Ze was al zo ‘stormrijp gemaakt’, dat ze ‘met een natte vinger te lijmen was’.

    Ik pompte haar vol met ‘savoir vivre’ om te kunnen leven in de wereld, die ik voor haar aan het gereedmaken was. Ik hielp haar van haar snoepzucht, hoge bloeddruk, verkoudheden en angsten af; dat waren namelijk allemaal dingen, die haar niet mochten hinderen bij het ‘Salonfähig maken’ voor de wereld van het klatergoud.

    Al gauw kwamen de eerste vruchten. De vernielingen bij Wout de Waal (6.8.1.2.). zó prima! Jammer was wel, dat Jo niet diep genoeg doortastte, het gesprek iets te vroeg afbrak; nog iets te zacht toen, maar toch… mooi werk. Ach; je kunt niet alles direct helemaal op orde hebben.

    O, wat werkte Jo als een speerpunt voor ons rijk! Twee dingen evenwel waren hinderlijk:
    -          Allereerst die Corrie: ze herstelde de schade (in hun terminologie). Kort daarna is Wout de Waal gestorven: hij was ook al heel oud. Als enige vrucht bleef, dat wij hem op zijn oude dag nog hevig hadden kunnen schokken. Het spel evenwel bleef verloren. Hij is nu ‘in Abrahams schoot’(Luc. 16:22), zoals ‘de anderen’ dat zo hinderlijk noemen.
    -          En dán was er bij mij deze voortdurende angst: ‘ze’ hebben een beurse plek ontdekt. Ik weet, zoals iedereen bij ons het weet: Gert bidt voortdurend voor mij Daar komt die besmeuring van . O, wat wordt hij bedankt, maar niet heus! Het enige resultaat, dat hij voor mij bereikt is, dat die kámerdeur voor mij opengaat.

    Wat kleingoed: Jeroen Westhoven (6.8.1.3.): was al waardeloos. Nog even een extra duw via Jo, die steeds beter in vorm ging komen. Voor hem nog even wat verder de deur naar e duisternis opendoen om de deur naar het ‘onheilbarend visioen’ voor mij dicht te houden.  

    Maar toen was er Helma Huygen weer (6.8.4.3.) om de schade te herstellen. Het rijk van ‘het bleke licht’ is er altijd, wanneer het rijk van ‘de rosse vlammen’ triomfen viert. En dikwijls dooft dan ons grimmige vreugdevuur tot een droef hoopje sintels.

    En ‘het rottige rijk’ gin ook in de aanval. Ik had net Joke in de neergang gebracht om haar tot volkomen ontreddering en zelfmoord te brengen. Het eigenlijke werk zat er op. Ze had de maximale schade aangericht…

    Dat het rijk van ‘de beangstigende klaarheid’ veel van die schade had hersteld is een ingecalculeerd risico
    … ik kon haar laten vallen.

    En toen was daar broertje Michiel, die haar dankzij de contacten van verrader Klankvol wist te vinden (6.8.1.4.). Hij met zijn opbeurende woorden. Hij schrijft er zelf niets over, maar hij wekte bij haar in ieder geval het verlangen, om alle goden, waaraan ik haar gewend had, af te zweren (Hosea 2:16).
    -          Om weer veilig te wonen bij dei God van haar, ver van al dat bezerende oorlogstuig van ons (:17).
    -          Om weer te horen bij ‘Gods bruidsgemeente’ (zoals zij dat noemen), om zijn ontferming te ervaren (:18).

    Zie je de nare ontwikkeling:
    -          Dat ons werk vía Jo werd gedwarsboomd door hen: dat zit in de voorcalculatie.
    -          Dat ons werk ín Jo werd gedwarsboomd door ‘de harde tegenstanders’; ’t zal er ook wel inzitten, maar de glorie ging er wel erg af zo.
    En naarmate de deur van de hoop (:14) binnen haar gezichtsveld kwam, gebeurde hetzelfde met de deur van de wanhoop voor mij.

    04-03-2010, 20:18 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.3.3., tweede deel

    Tweede deel

    Tot goed begrip nu eerst het volgende: ik legde mij met mijn medewerkers toe op het drukken van aangeleverde gedigitaliseerde teksten van schrijvers, die hun werk niet via de gevestigde uitgevers konden slijten. Wíj vormden dat oeuvre dan weer om tot goed vormgegeven boeken. Voor een paar duizend gulden kreeg zo’n overal afgewezen publicist dan zo’n tien, twintig exemplaren om uit te delen aan kennissen en in zijn boekenkast mee te pronken. En op onze site reserveerden wij ook ruimte voor zijn werk, zodat hij bij eventuele eigen acquisitie ergens naar kon verwijzen. Wij waren dus niet anders dan een ondersteunende dienst bij eigenbeheer uitgaven.

    We namen álles, behalve porno en racisme: dat soort dingen. En dan komt er ook wel eens een versmade christelijke schrijver voorbij.

    Toen ik zijn tekst doorlas, veerde ik rechtop. Je moet weten, dat door de huwelijksteleurstelling en later door de –op zichzelf hoogst plezierige- spanning van het opbouwen van een zaak, mijn geloof in God en Jezus wat op de achtergrond was geraakt.

    Ik wil hiermee natuurlijk niet zeggen, dat je dan maar géén eigen zaak zou moeten opstarten. Overal kunnen omstandigheden zijn, die proberen, je geloof weg te duwen. Door de Geest zijn er ‘werkingen des vlezes’ in allerlei verschijningsvormen te doden (Rom. 8:13).

    Dit evenwel terzijde. Toen ik dat allemaal weer las:

    -         Die blijde juichkreet:
    "Ik ben Gods tempel. Zijn Geest en zijn leven wonen in mij.” (1 Cor. 3:16; 6:19).       
    -  
    De heerlijke conclusie:
    “Omdat ik door Gods genade ‘in Christus ben’, daarom ben ik ‘met Christus gekruisigd’… en toch leef ik!... maar niet mijn ik, maar Christus leeft in mij (Gal. 2:20).
    -         De belofte:
    “als je Jezus volgt, war Hij ook gaat (Op. 14:4) en je hand niet uit die van Hem laat glijden
    … dan ‘sterf’ je niet. Je bent verbonden met zijn eeuwigheid; die draag je in je eigen wezen mee: daarom kan je niet sterven.”

    -         De ontdekking:
    “Je gewone leven van alledag is opgetild tot iets veel hogers, iets veel vollers (Gal. 2:10). Je bent een pijpleiding geworden, die aangesloten is aan de bron. Het leven vloeit door jou heen, altijd en altijd (Ps. 16:11).

    Al die ‘vitaminestoten’ kwamen prima op tijd. Want uit vorige verhalen heb je wel gehoord, dat ik ooit een diep en krachtig en stralend geloof had. Dat was ziek:
    -         Door alle tegenspoed: eerst.
    -         En voorspoed: later, ‘als de ene hand de andere wast, dan worden ze beide schoon’.

    Zó werd ik, naast pa en Diana van Dalen een van die vele gelovigen, die maar voortdurend over de wereld trekken:
    -         Het ene halfjaar: hij in Brazilië, ik naast mijn bureauwerk: op moeder passen.
    -         Het andere halfjaar: hij thuis en ik –als een pijl uit de boog- naar (ik noem maar een voorbeeld)… Mongolië, waar een christelijke voorpost faxen en e-mailen en internetten (onderling en met het thuisfront) maar niet voor elkaar kreeg. Natuurlijk deed ik daar dan ook geestelijk ondersteunend werk.

    Hoe ging het ondertussen met Fritsje, al opgegroeid tot Frits. In 2002, toen ik naar het ouderlijk huis terugging, was hij een 16-jarige, hevig puberende knaap, die zich niet gunstig ontwikkelde.
    Zeg nu niet:
    “Margo! … je zult hem wel affectief verwaarloosd hebben bij de opvoeding. Werkende, alleenstaande vrouw. Hij zal er wel zo’n beetje bij gebungeld hebben.”
    Ik ontken dat. Ik heb hem naar beste weten degelijk en met veel aandacht opgevoed. En tót zijn zestiende was alles met hem in orde. Maar wat er tóen toch gebeurde! Buiten mijn weten of voorkennis raakte hij verzeild in een ‘jeugdgroep’ van de een of andere vage beweging.

    Al gauw bleek,d at hij daar allerlei vreemde ideeën opdeed. Wat moet je toch als moeder doen, wanneer zo’n jongen begint te zwammen over:
    -         Holistische massagetherapie.
    -         Etherische olie, wierookbranders.
    -         Bloemenremedies, pendels.
    -         En weet ik veel wat allemaal verder.

    En nu klinkt dat allemaal heel lief, maar daarna leek het wel, of ‘de duivel in hem voer’. Hij was gewoon niet te handhaven thuis, daarginds in Zeeuws-Vlaanderen, met ook nog eens die zieke oma. Nu ja, hij loste het probleem zelf op; vertrok naar een vormingscentrum van de een of andere organisatie. Hij wilde nog meer kennis opdoen, zo schreef hij, over:
    -         Mineraalhangers.
    -         Kristallen en windgongen.
    -         En meer van dat gedoe.

    O ja, later was hij in zijn brieven nog even heel druk over:
    -         Immanentie, kwaad: de troon, waarop het goede is gezeten.
    -         Baäl Chem Tow, Amfortes, Sandokai, Yang Dschu
    -         … allemaal praatjes waar de lommerd geen geld op geeft.

    Ik liet het er evenwel niet bij zitten. Nog in 2002 werd hij 17. Hij liet, na die enkele brieven, niets meer van zich horen, vertrok uit dat centrum. Men wist daar zijn nieuwe adres niet, zo zei men mij. In 2003 zou hij 18 en meerderjarig worden. Voor die tijd –nu ik voor de wet nog enige macht had- wilde ik helderheid. En zo ging ik in 2002 aan de slag.

    Ik had de beschikking over het beste zoekprogramma dat er is en nóg kostte het mij moeite om de website van die organisatie op te zoeken. Wat ik daar las, verontrustte mij zeer. Ik vond ook de gegevens van nog weer daarachter staande ‘namen’.

    Jullie weten allemaal, dat ‘world wide web’ maar in naam ‘onbeperkt toegankelijk’ is.

    Er zijn regio’s, waar je heel moeilijk binnenkomt vanuit je eigen gebied. Maar ik verfijnde mijn zoekprogramma nog…
                Ja! Zó gis ben ik.
     en stond eindelijk voor de door mij gezochte site, die afgedekt was met een code.Tóen kon ik toch echt niet meer verder!

    Ik vroeg hulp aan de Heer. Direct kwam het woord ‘swamp’ (moeras) me in de gedachten. Ik ‘wist’ dat dit het ‘wachtwoord van de dag’ was.

    Zeg nu niet:
                “Dat kan niet Margo.”

    Weet je nog van die koning, die –zo gezegd- in zijn slaapkamer plannen smeedde, die Elia op datzelfde ogenblik wist (2 Kon. 6:12). Wel; God is niet veranderd (Jeac. 1:17). Dat wonder herhaalde zich. Met die code brak ik de site open en wat zag ik tussen de massa gegevens: de naam van Ilona Verhoeven met haar e-mailnummer…

    Nu is zoetjes aan wel bekend geworden, wie mijn schoonzus Joke Willems op het verschrikkelijke spoor heeft gezet, waar ze nu –in 2003- zit. Haar glorie is weg, maar in dat steeds dieper uitgesleten spoor is haar levenswagen blijven steken.

    Andere gelovigen hebben uitgezocht, wie haar kwade genius was: die vroegere vriendin van haar.

    Ik had stof genoeg voor deze e-mail:
    “Van Margo Donker… aan Ilona Verhoeven
    7  november 2002. Onderwerp: Frits.

    Ilona. Wij weten, wat je met Joke deed. Ga je dat ook met mijn Fritsje doen? Ik wíl dat niet!

    Margo. 

    Ik hoefde niet lang te wachten op een antwoord.
    Heel snel las ik:
    “Ik ken je… en ik weet van je… maar wie bén je, dat je hebt weten door te breken tot hier!?”

    En het was heel vreemd of intense schrik en woede van die boodschap afstraalden.

    En ik weer:
                “Jezus gaf mij jullie wachtwoord.”
    En zij:
                “Joke komt nooit meer los en jouw ‘Fritsje’ krijgen wij!”
    En ditmaal kwam er zo’n haat mee! 

    En verder?! Verder neits! Er is wel meer. Maar Ger zei:
                “Genoeg Margo… genoeg!”

    Ik probeerde nog:
                “Maar Frits!? … ik wilde…”
    Maar dat ging dan niet… zou later wel eens zien.


     

    18-02-2010, 19:18 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    01-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.3.3., eerste deel

    6.8.3.3. Margo Donker: verrassingsaanval op de buitenste verdedigingslinie van het donkere rijk.

     

    Wat vooraf ging:

    Margo -1953- is de zus van Jan -1950-. Thuis prima christelijk opgevoed. Op zondagschool een trauma opgelopen, omdat een kinderleidster altijd maar dreigde met de hel. Die beschadiging werkte jarenlang na. Ze was er zelfs tot op jongvolwassen leeftijd echt haar koers door kwijt. Voor de buitenwereld was ze in die tijd allerminst prettig. Haar schoonzussen, Joke en Marjan, duidden de gewiekstheid van ‘het arrogante kreng’ als kilheid en verraderlijkheid. Ze vreesden haar messcherpe tong en aarzelden niet om haar ‘terug te pakken’, wanneer Margo een moment van zwakheid had.

    In 1982, toen wij voor het laatst van haar hoorden, was Margo –bijdehante tante- directiesecretaresse bij een in- en exporthandel. Met dat ‘gedeelte innerlijk’ van haar was het toen wel afgelopen. Ze had gedronken van ‘de pure melk’ van ‘de goede boodschap’ (1 Petr. 2:12)  nadat lieve vrienden haar hadden aangemoedigd: “Proef maar.” (Ps. 34:9). Ze had een gemeente gevonden met leidende broers en zussen, die een groot en gezond geestelijk gezag hadden.

    Ze genoot van de rust, die daarvan uitging. Toch was het niet altijd pais en vree. Hoeveel ‘blijde lammeren er in haar wei ook ronddansten’, soms was er opeens ook weer ‘de tijger van mistroostigheid’. Ze voedde de lammeren goed en gaf de tijger als regel niets.

    Maar wanneer ze hem eens iets toewierp, dan stond hij daar weer dreigend op die sterke poten. Ze kon bijvoorbeeld wel eens denken:

    “Ik ben vrijwillig ongehuwd. Ik heb geen man nodig. Maar soms is dat toch wel eenzaam.”

    En wanneer ze die gedachte koesterde en wortel liet schieten…

    -         Wanneer ze ‘de zwarte vogels van het kwaad’, die zoekend boven har hoofd vlogen, toestond om nesten in d’r haar te maken.

    -         Wanneer ze er even minder alert op was om ‘de werkingen des lichaams te doden’ (Rom. 8:13).

    -         Wanneer de ‘hang’ naar misantropie maar zoog en zoog en ‘bevrucht’ raakte, omdat ze voor dat ‘zuigen’ geen stokje stak (Jac. 1:14).

    Dan kon het wel eens fout gaan.

    En in zo’n situatie hielp broer Jan haar eens zo geweldig. Zij had iets mogen meewerken aan zijn bekering, enige jaren daarvoor. Nu hiel hij haar weer. Ze ervoer toen zó de waarheid van het woord:

    “De zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt… wie laaft, wordt ook zelf gelaafd.” (Spr. 11:25).

    Nou, dat was het dan. Die twee decennia ná 1982, met nog een blik opzij naar Joke, moet Margo je dan maar in een paar pagina’s uiteenzetten.

    Sterkte Margo. Zucht niet tegen ‘dat korte’. Je weet toch:

                “In der Beschränkung zeigt sich der Meister.”

     

    Ja hallo zeg; met een ‘troostend’ slotwoord wórd je daar even ‘in het diepe gegooid’! Wat er in die 21 jaar toch allemaal gebeurd is! Want het is nu alweer 2003. Natuurlijk geen beginnen aan. Ik geef alleen wat hoofdlijnen. Het moet dan maar weer zo’n raar, ‘ondiep’ verhaaltje worden. De uitgever heeft daar een gloeiende hekel aan; hij denkt, dat jullie dan niet voldoende houvast hebben. Nu vecht de uitgever dit wel verder met Ger uit, maar ik wil er dit van zeggen:

    “Kom lui, vul zelf eens iets in. Je hoeft toch niet altijd benaderd te worden als ‘stakkers, die stevigte nodig hebben om overeind te blijven.”

     

    Daar gaat ie: de resolute Margo, zoals die hiervoor geschetst werd, maakte nochtans in 1994 een lelijke beoordelingsfout. Als 31-jarige werd ik verliefd op een ‘medegelovige’, die ik verder amper kende. Nog in 1984 trouwden we, in 1985 werd een zoon –Frits-  geboren en in 1987 liet die man me in de steek. Waarom hij me ooit trouwde?

    Hij had mijn zakelijke talenten nodig als starter in een ‘IT’ (Information Technology)  zaak, in die jaren nog een heel onbekend iets. Het was ‘alle hens aan dek’ om dat soort zaakjes ver voor het ‘booming effect’ kwam of zelfs maar vermoed kon worden, van de grond te tillen. En toen het in 1987 echt wel wat begon te lopen, was er een 25-jarige secretaresse op zijn kantoor zó goed ingewerkt, dat ik daar eigenlijk wel gemist kon worden. En ook in het persoonlijke vlak had ze zich zó de ‘ins en outs’ eigen gemaakt,d at ik ook daar overbodig werd. Zó kundig speelde mijn ex het, dat ik zonder zaak en zonder huis, maar met een kind op een huurappartement achterbleef met een alimentatie-van-niks.

    En nu kun je vragen:

                “Margo… gisse meid… doorgewinterde christin, hoe kon je je zó verkijken!?”

    Ik zou het wel willen vertellen, maar Ger seint me in:

    “Door… door!... Margo. Je hebt weinig ruimte; dat wist je!”

    Goed dan; stom… stom… maar: ik wist al heel wat van dit terrein, dat –ook in 1987- nog goeddeels onbekend was. Ik werkte freelance zo hier en daar, voor zover de verzorging van Fritsje me tijd liet. Geleidelijk aan bouwde ik een eigen zaak op en toen in de negentiger jaren de branche begon te boomen, zat ik weliswaar niet op de voorste rij, waar het ‘op de groten regent’,  maar wel een paar rijen verder, waar het ‘druppelde op de kleintjes’.

    Pa zegt in zijn verhaal, dat ik ‘meeat uit de optieruif’. Och, laat ‘m! ’t Zat anders: toen mijn eigen zaak echt een beetje groter begon te worden –er waren zelfs al enkele werknemers- daagde er een koper op (waarover straks).

     

    01-02-2010, 20:19 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    19-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.3.2, tweede deel

    Tweede deel

    En nu komt Jo ter sprake… en dan nog pas aan het eind hoor! Ik had als 74 jarige al meer meegemaakt dan ik ooit gedroomd had mee te maken. Met de gemeente in Amsterdam had ik niet zoveel bemoeiingen meer. Alles was goed, maar mijn werk nam mij helemaal in beslag. Ik reisde en preekte en stilde mondiaal ruzies, die nu eenmaal voorkomen, ook onder zusters, medechristinnen.

    Ik nam biechten af, zoals eens –lang geleden- van Ellen; ik bracht bij conflicten eerst de ene partij tot rust, daarna de andere. Wereldwijd zorgde ik voor afkoelingsperioden, trachtte te komen tot herstel, ruimde puin. Zó blij, dat Jos en ik… ach ja… Jos… dat zo geoefend hadden, in het Jan-Joke/Ellen-Agnes-geval voor het eerst.

    Echter: mijn vrienden en vriendinnen, Ook Jan en Joke, volgde ik niet meer zo nauwkeurig, sinds ik uit de oudstenraad was teruggetreden vanwege mijn soms maandenlange afwezigheid. Ik had wel vernomen van het gebeuren rondom Joke…

    Die toen overigens geen bezoekster van ‘de kapel’ meer was in verband met haar vertrek naar Abcoude

    … maar het leefde niet echt voor me. Dit even tot goed begrip.

     

    Op een dag is er deze marsorder:

    “Diana; pak je koffer voor Manilla. Het is daar zó’n toestand. Er is een dame geweest, ene Mahareshi Uganè, die in de landelijke afdeling verdeeldheid heeft gezaaid. Een klus?! … ga met God, dan ga je niet alleen!”

    Kom ik daar, kijk ik allereerst even:

                “Wie der Haase läuft.”

    (zou Jos gezegd hebben. Hij had altijd van die grappige Duitse en Engelse gezegden… ach gunst, Jos… nog kan ik je zo missen).

    Allemaal van die rare kreten bij toch wel velen, maar zo verwarrend, zo onsamenhangend:

    -         Wuiven naar onze geliefden ‘aan de andere kant van de poort’… occulte gemeenschap met ‘geesten van doden’ (Jes. 19:3).

    -         Beperkende dood, onbegrensd leven; klinkt ook niet goed, maar zo wazig…

    -         Ayurvedische natuurmiddelen, holistische gezondheid.

    -         Walpurgisnacht, Chigong bewegingstherapie.

    Ik kan aanvankelijk geen orde krijgen in deze chaotisch tot mij doordringende uitroepen. Maar geleidelijk aan dwarrelt het meeste stof neer en krijg ik meer zicht op de situatie. Deze rondtrekkende wijsheidlerares hield in Manilla grote meetings. Het merkwaardige was evenwel, dat zij vooral aandacht had voor bezoekers, afkomstig uit christelijke vrouwengroepen. Tussen die massabijeenkomsten door was zij telkens te vinden in die kringen. Zij werd daar geïntroduceerd door sommige randfiguren, die helemaal door haar ingepalmd waren. In christelijke vrouwengroepen zijn er ook altijd wel zussen, die moeilijk of niet los kunnen komen van een nog steeds terugzuigend, minder gunstig verleden (2 Tim. 3:6); geloofsvriendinnen, die haast niet te krijgen zijn tot erkentenis van de waarheid (:7). Dat soort medegelovigen hè. Die brachten Uganè binnen in christelijke kringen.

    Merkwaardig: die vrouw wist zoveel van het christelijk geloof. Zij lokte met haar verwonderlijke kennis daarvan uit tot het voeren van een uitputtende, nutteloze, uiteindelijk schadeberokkenende woordenstrijd (2:14). Eigenlijk waren het allemaal onheilige, holle klanken (:16) die ze gebruikte, met daartussen al die rare begrippen, die ik zo-even noemde.

    Toen ze allang weg was, bleef de verwarring, door een en ander veroorzaakt, alsmaar doorvreten als koudvuur (:17). Dwaze en onverstandige strijdvragen, waar voordien niemand aan had gedacht, verdrongen ‘de eigenlijk enig nodige vraag:

    “Hoe word ik waardig, om –mét God in zijn troon gezeten- de geheimen aan te kunnen horen, die Hij mij wil toevertrouwen.”

    Zoveel twist (:23). Opeens zoveel schijn van godsvrucht zonder pit (2:5), wat er nooit eerder zo was. Het leek wel, of die Uganè een moderne Jannus of Jambres was, of haar geest, haar verdorven geest nog rondwaarde (:8).

    Maar ik twistte niet. Vriendelijke voor de ‘dwaze vrouwtjes’ legde ik alles weer eens helder uit. Zachtmoedig corrigeerde ik de ‘Uganè getrouwen’(1:25). En min taak was gereed, toen ook de laatsten van hen uitriepen:

    “O… ik ben onder de betovering uit. Die vrouw was een dwaalleraar. Ik wil vrij van de duivelse strik, die zij legde. Ik wil terug naar Jezus (:26).”

    En toen Uganè zo ontmaskerd was en zij de nederlaag had geleden (2:9), evenals ooit de Egyptische tovenaars tegen Mozes, toen was ook spoedig mijn taak voltooid.

     

    Na maanden van hard aanpakken…

                Ook nog op rapport bij de ‘wereldleiding’

    … bracht ik in Holland verslag uit aan het Nederlandse bestuur. En toen was er die opmerking, die mij ontstelde:

    “Uganè, zei je?!... o ja, direct nadat het afschriftrapport van het ‘centrum’ naar ons toekwam hebben we wat gegevens nagetrokken.

    Die vrouw is een Nederlandse:

                Joke Donker-Willems,

    na haar scheiding

                Joke Willems.

    En… heel typisch… vroeger lid van de Volle Evangeliegemeente ‘De Kapel’ in Amsterdam… jouw thuisgemeente toch Diana…?!”

     

    “Diana… wat is er?!”

     

    “Glaasje water mensen… of koffie.”

     

    Maar ik kan alleen maar roepen:

    “Mijn dochtertje… mijn Joke… mijn kind… mijn kind Joke…

    … o… zo dood… en je was zó levend… Joke… mijn dochter… mijn kind.”

    (2 Sam. 18:33).

     

    Er is natuurlijk meer te vertellen, maar Ger verordent:

                “Diana, genoeg; een ander vertelt verder.”

    19-01-2010, 15:36 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    05-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.3.2., eerste deel

    6.8.3.2. Diana van Dam: Absalom… o… Absalom

    Voorwoord:
    in 1982, toen Diana voor het laatst ‘acte de présence’ gaf, was zij de echtgenote van een gefortuneerde autohandelaar. Zo voor het oog: nogal kakineus echtpaar, tussen de vijftig en de zestig:

    -         Hij: deed wat denken aan de ‘vader’ uit een toen populaire strip: ‘vader en zoon’, tikje autoritaire uitstraling, gouden bril, maatkostuum.

    -         Zij: tikje pompeus, parelsnoer, een ‘hele mevrouw’… och, je kent het type.

    Maar in de omgang: prima christenen, altijd er op uit anderen te helpen. Wat waren ze een steun in 1983 voor Jan en Joke en ook voor Ellen.

    Zij had jarenlang een goedlopende grossierderij in parfums. Liet die gaan, toen ze zich bekeerde, zich omkeerde naar Jezus en God. Niet omdat een parfumhandel fout zou zijn, maar gewoon omdat zij de innerlijke idee had, ‘dat er iets anders aankwam’. En dat ándere kwam: een bestuursfunctie in de Nederlandse afdeling van een internationale Christenvrouwenorganisatie. 

    Wel, zover waren we in 1983. Ik neem het nu van Ger over; doe dat op de manier, waarmee hij zich dan maar neergelegd heeft…
    Wij allen hebben het keurslijf, waarin hij ons dwingt, tot het uiterste opgerekt. Leuk vindt hij het geenszins; hij laat het dan maar gaan, maar ‘God hoort hem brommen’… hè nee: dat is nou niet aardig.
    … de manier van alle andere uitgenodigden: 
    -          Eerst een heel relaas over eigen bevinden
    -         En dan ook nog iets over Jo.

    Eerst nu even iets moeilijks. Jos was in 1983 zestig; vijf jaar ouder dan ik. En in 1993 heb ik hem moeten afstaan, nam hij zijn intrek bij de Heer (2 Cor. 5:9). Hij was nog maar zeventig, toen hij stierf: prostaatkanker…

    Ik ben kort over mijn rouwverwerkingsproces. Het was moeilijk om zo’n schat van een man los te laten. We hebben geen kinderen en een kleine familie. We waren zó op elkaar ingesteld. Pas in 1996 had ik alle stadia doorlopen. Na de eerste, zware periode, die een jaar duurde, had ik mijn werk in die vrouwenbeweging weer opgenomen. Een jaar lang werkte ik in mijn specialiteit ‘conflictbeheersing’ nog op halve kracht.

    Maar twee jaar na de dood van Jos was er die preek van Gert Buursma, waaruit ik mij nog vier punten herinner:
    -         Wat dóe je eigenlijk, wanneer je aan het bidden bent. Wat doe je, wanneer je Jezus’ woorden en daden overdenkt. Wat doe je, wanneer je Hem geregeld raadpleegt. Wat doe je, wanneer je em in slapeloze nachten looft, prijst en aanbidt…?
    In zekere zin, éét je Hem dan, wordt Hij déél van jou, word jij deel van Hem, leeft Hij zijn leven in jou…
    O ja; even iets rechtzetten: Gód is het middelpunt, tot Hém bidden wij in de naam van Jezus. Maar nu ja: je formuleert wel eens een beetje verkort.
    -         Wat doe je, wanneer jouw mogelijkheden ophouden, wanneer jij alleen nog maar muren ziet. Vertrouw op God, ook dán:
    o       Zijn mogelijkheden beginnen, waar de jouwe eindigen.
    o       Zijn eindeloze originaliteit vindt wegen, daar waar jij alleen maar slagbomen ziet.
    -         Wat is het goed om door Gods genade in Christus te zijn. Alleen dat brengt je in de goede verhouding tot je Schepper (2 Cor. 5:21).
    -         Wat ben je rijk met onze Heer Jezus Christus. Je bent mede-erfgenaam met Hem van Gods eindeloze rijkdom. Zijn erfgoed is jouw erfgoed (Rom. 8:17).

    Vraag me niet naar het onderling verband. Maar het was mijn tijd om te zien:

    -         Dat mijn gebedsleven, mijn nadenken over Jezus zijn, hier op aarde, mijn steun zoeken bij Hem, waren versloft tijdens mijn verdriet.

    -         Dat lofprijs en aanbidding terug dienden te komen ook in de –soms nog moeilijke- nachtelijke uren.

    -         Dat mijn muren van wanhoop dan zouden vallen evenals eens de muren van Jericho.

    -         Dat er dan wegen zouden komen, die de valse grens van vereenzaming zouden doorbreken.

    Op dat moment begon ik weer blij te zijn over:

    -         Mijn rechtstaan ten opzichte van God.

    -         Mijn rijk zijn in Christus.

    Ik ben bij ‘de uitnodiging’ weer eens ‘naar voren gegaan’. Decennialang was dat niet nodig geweest, of althans achterwege gebleven. O, die vriendelijk stralende ogen, die mijn hart verkwikten (Spr. 15:30). Die liefdevolle armen om mij heen. Die handen van dat kringleiders-echtpaar op me. Schokkend van het huilen kwam ik. Lachend door mijn tranen heen ging ik.

    En toen was er ook weer de echte, vrolijke moed voor mijn bestuurswerk. Bij de eerstvolgende vergadering zeiden de vriendinnen:

                “Diana… je bent er door!!”

    Ik antwoordde:

    “Geef me nog een jaar! Dan zal het verdriet helemaal herschapen zijn tot een lieflijke herinnering. Dan zal de zwaardhouw in mijn ziel genezen zijn tot een sieraad van geloofsvolharding.”

    Ze gaven me nog een jaar en toen zeiden ze:

    “Diana: jij gaat mondiaal! Je bent nu 68. In conflictbeheersing ben je hier met vlag en wimpel geslaagd. Nét zo’n functie bij de wereldfederatie komt vrij. Wij gaan jou nomineren!”

    En in 1998 sloeg deze zeventigjarige de vleugels wereldwijd uit

    05-01-2010, 15:32 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.3.1., tweede deel.

    Deel 2

     

    Ik was weggegaan bij man en kinderen Dat iedereen daar schande over sprak en leed om droeg (Hosea 2:1) deerde mij niet.

    -         Dat mijn slotbrief aan Jan en de kids iedereen ontstelde: mij een zorg.

    -         Dat ik geestelijk ontucht bedreef…

    Ik was 45; voor lichamelijke ontucht was het al wat laat. Daarnaar taalde ik ook niet zozeer (:2).

    -         En toen pama tegen mij oreerden: mijn hart was als steen.

     

    … en opeens was mijn bedje gespreid.

    O… daar heb je Ger weer:

    “Houd het vaag Jo, houd het ‘plat’. Dan maar geen dimensie. Ilona brengt straks wel wat ‘achtergronden’.

    Ik werd een soort goeroe, eerst nationaal. In die situatie kwam ik Jeroen Westhoven tegen (6.8.1.3.). Ik had al bewonderaars, discipelen, volgelingen; ging voornaam, een tikje mystiek gekleed, liep lekker te beleren, temidden van ‘mijn volkje’.

    En net, toen ik later –lekker ontspannen- naar mijn ‘betere middenklasser’ liep…

                Aan een topklasser was ik toen nog niet toe, alles moet groeien

    … was hij daar met zo’n felle aanval…

    Ik schrok me lam, moest al dat vreselijke over mij heen laten gaan; blafte hem pas daarna af. Ik was zo onbeschaafd bezig tegen hem. Elk laagje fatsoen viel van mij af. Daarna echter, toen ik hem perplex had laten staan, ging ik trillend van emotie in mijn auto zitten.

    Ik moest echt even tot mezelf komen.

    Mijn diepe innerlijkheid zei:

    “Goed gedaan Joke. Hij is al op weg naar de hel, evenals jij. Je gaf hem een flinke zet extra.”

    Maar mijn diepste innerlijk klaagde:

    “Joke… je verleden vol goud… je heden vol klatergoud. Toen hield je de mensen niet voor de gek: Jeroen had ongelijk… nu wel: Jeroen had gelijk…”

    Maar ik snauwde; mijn diepste innerlijk toeschroeiend:

                “Zwijg geweten!”(1 Tim. 4:2)

    …en startte de auto.

    Later had ik mijn geweten zo ‘dichtgeschroeid’…

                Ik was als mondiaal goeroe wereldwijd doorgebroken

    … dat ik niet eens meer bang was voor een confrontatie met ‘volk van vroeger’. Nee! Ik zocht die op!! Toen mijn vroegere vriendin Nel (6.8.2.2.) in 2001 in een down zat, wist ik, met het duistere weten, dat ook in mijn ‘outfit’ was gelegd door Ilona:

                “Probeer haar eens om te wrikken. Nu is het de tijd.”

    Wat heb ik op haar ingepraat. Ik zag haar wankelen, meende, dat zij zou ‘komen’,  ging voldaan heen. Diezelfde middag evenwel, moet er iets gebeurd zijn in het gesprek tussen haar en Ab.

    Ik kreeg een innerlijk sein:

    “Leuk geprobeerd.. mar contact haar toch maar niet meer. Ze staat vaster dan ooit. Foute boel.”

    Toen haatte ik Ab en Nel. En nú! … ik kan ze wel omhelzen.

     

    De triomftocht ging maar verder. In 2002 ben ik Muhareshi Onagunè. Ik heb een hoofdkantoor in een chique buitenwijk van Mexico-stad, met een wereldomspannende website, die ontelbare keren per dag wordt bezocht. Ik maak tournees langs hoofdsteden, heb daarna weer sessies in de eigen ashram. Ik converseer in Engel en Spaans. Het hele secretariaat is twee- en zelfs meertalig.

    Ik weet nu álles van regressie-, reïncarnatie- en hypnotherapie, ben doorkneed in neurolinguistische programmering; aura- en chakrareading kennen weinig geheimen voor mij. Adem-, houdings- en bewegingstechnieken, droomduiding… ook van die markten ben ik thuis. Ik ben helemaal, hélemaal allround.

     

    Op zekere dag voelde ik het: Corrie Sumter (6.8.2.3.) is naar mij aan het doorbreken. Mijn diepe innerlijk zei:

                “Alarm… alarm… poeier haar af!”

    Maar mijn diepste innerlijk adviseerde:

                “Laten komen.”

    Ik heb geleerd, niet naar ‘het diepste’ te luisteren, maar enkel naar ‘het diepe’. Maar op dat moment aarzelde ik. En dat werd de aanleiding tot mijn ondergang als ‘grote ziel’. Ik zag, hoe ze zich verder boorde. Hoe kreeg dat ‘onnozele halsje van vroeger’ al de vaardigheden om zich feilloos een weg te banen tussen al die tienduizenden websites door naar de mijne. Ze moet hulp hebben gehad. En dan is daar een van de op Engels gespecialiseerde secretaresses:

                “Ene Corrie Bakker voor u aan de lijn.”

    Ik  val gelijk aan… overdonder haar… tot ik opeens besef, dat haar persoonlijkheid onverpulverbaar is als diamant. Mijn hardstalen argumenten krullen als bordpapier om (Ez. 3:9).

    Ik weet niet, hoe gauw ik op moet hangen. En dán voel ik, hoe ik innerlijk gewond ben. Ik kijk uit over de tuin met de gebouwen, waarin mijn topklasse auto’s staan. Opeens lijkt er een grauwsluier over te liggen. De heelrijkheid van mijn koninkrijkje wordt verduisterd (Op. 16:10). Mijn vreugd en mijn feest erover zijn weg (Hosea 2:10).

    O, wat ben ik aangeslagen!

     

    Daarna is het ook niet meer goed gekomen. Kort daarop kreeg ik de innerlijke zekerheid, dat er iets met Ilona moest zijn gebeurd, dat zij mijn leven niet meer kon beïnvloeden. Hoe zij mij – op afstand, want ik heb haar na die ene keer bijna nooit meer ontmoet- ondersteunde, motiveerde, beschermde en onderwees in het kwaad… ik zal het nooit weten.

    Maar opeens was het, of God, die ik in die donkere jaren ‘de vijand’ noemde, mij een afranseling gaf, waartegen niemand mij kon helpen (:9).

     

    Vervolgens ging alles bergaf. Al mijn relaties lieten het afweten. Ik riep ze na, toen ze van mij wegvluchtten, maar… weg waren ze (Spr. 19:7). Het leek wel, om het eens ouderwets te zeggen, of ‘mijn schaduw van mij was geweken’(Num. 14:9), of ik opeens melaats voor ze was geworden, zonder enige aanlokkelijkheid (Hosea 2:9).

    En zo vlug als alles daarna ging! Al mijn weelde, mijn sieraden, mijn als goden vereerde lezingen… weg… weg (:12).

    Toen ik weer wat grond onder de voeten kreeg, zat ik in Portugees sprekend Rio de Janeiro te wachten op nooit komende klanten voor mijn occulte nerinkje.

    De diepe val na het gloriejaar 2002! 2003 was het jaar van de stap voor stap doorgaande ontluistering.

    En tóen was daar… mijn gewezen schoonvader! (6.8.2.4.). Zo hartelijk en warm.

    En bij hem schreeuwde ik het uit.

    En net, wanneer ik wil belijden, dat ik God kwijt ben, dat het volop woestijn voor me is, dat ik wanhopig zoek naar een ‘deur van hoop’ (Hosea 2:13), dat ik zó verlang naar de echte vreugde en de blijde zang van de tijd van mijn bekering (:14)… dan gebeurt het vreselijke:

    Iemand slaat de telefoon uit mijn hand, trekt de stekker uit het contact, sleurt mij mee. Een stem roept in dat moeilijke Portugees:

    “Huurschuld hè… en alle schulden uit je goede jaren, die ik voor je betaald heb… zelfs je telefoonnota heb ik voor je betaald. Ga mee, je kunt bij mij in de huishouding werken om die schuld –in jullie geld dertigduizend euro- af te lossen.”

    Ik herken hem: een relatie van vroeger, die mij ‘gered’ heeft uit Mexico-stad, door iets van mijn schulden af te betalen: vast geen dertigduizend euro, gewoon wat lopende rekeningen. En nu legt hij zó’n claim: afgesproken werk natuurlijk: voor een koopje aan huishoudelijke hulp komen.

    Willoos, gebroken, versuft door verdriet, teken ik later een stuk, dat mijn loon zal strekken tot afbetaling op een tien procent ’s jaars rentende schuld van –omgerekend- 30.000 euro. En mijn jaarloon zal 3.000 euro zijn plus kost en inwoning. Slavin ben ik geworden.

     

    En toen vond mijn broer Michiel mijn adres (6.8.2.1.). Hoe dat kon? Hij kwam op het ‘zotte’ idee om vanuit Holland de website van de stad Rio de Janeiro op te zoeken en van daaruit verder te speuren. Hoe het kwam, zo kwam het… hij moet in een zoekprogramma op de naam ‘Johanna Willems’ geklikt hebben… en hij vond mij onder ‘geregistreerde contracten’. En toen was ‘downloaden’ en naar een vertaalbureau gaan de volgende stap.

    Alles heb ik hem opgebiecht. Op mijn vrije middag ben ik met hem meegegaan naar een park. Op een bankje daar heb ik hem verteld van mijn ellendig bestaan: assistent-huishoudster. En ik heb eerlijk gezegd, dat al mijn ideeën van 1998 en latere jaren mij gestolen konden worden, als ik Jan en God en Jezus maar terug had (:15).

    Gejammerd heb ik toen en ook daarna van verlangen naar en wroeging over:

    -         Mijn vroegere staat: door Gods genade in Christus: niet meer voor mijzelf levend, maar voor God; al het oude in mij gestorven (2 Kor. 5:14-15).

    -         Dat prijsgeven voor wat ooit zo kostbaar was: een ‘zoon van God’ zijn, omdat Hij mijn geestelijke vader was (Rom. 8:14/Gal. 3:26/Gal. 4:6).

    En vruchteloze hete tranen van wroeging gingen over in vruchtbare hete tranen van berouw.

     

    Toen dacht ik, dat Jan nu wel onderhand zou komen. Maar hij kwam maar steeds niet. Alles werd daarna donker van wanhoop. Echter: vlak voor het aanbreken van de dag is de duisternis het diepst.

    ……………………………..

    18-12-2009, 00:00 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Blogs-overzicht

    Dag mensen,

    Ik dacht, dat het goed was om een overzicht te geven van al mijn blogs.
    Misschien zijn er sommige daaronder,  die jullie niet kennen.

    Lezen hoor !...allemaal helemaal lezen...!!
    ........
    Mag ik jullie aandacht eens vestigen op mijn zes blogs.

    Op actualiteiten vind je er twee:

    -         Jan en Joke, lotgevallen van een groep personen

    -         Jan en Joke, vervolg.

    Jan en Joke loopt een beetje rommelig. Het begint bij twee jonge mensen, Jan en Joke. Maar later worden het dan opeens: Bijbelstudies in het Duits en Frans. Maar alles zeer lezenswaard, vind ik.

    Maar ‘het vervolg’; daar is niets mis mee

     

    Op ‘ andere’ vind je er vier:

    - Bijbelstudies,

    (Onderschrift: Wegwijzer naar het land van de jubelende vreugd en de eeuwige blijdschap).

    - Geloofsaangelegenheden

    ( Onderschrift: Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid

    - Mijn boeken

    (Onderschrift: Gedachten over bekering, wedergeboorte en doop in de Heilige Geest enz.)

    -         Mijn leven.

    ( Onderschrift: Verhalen vanaf mijn prilste jeugd, steeds zoekend naar de Goddelijke leiding daarin)

     

    Nog even een  nieuwigheid: je kunt mij ook bereiken  op www.hyves.nl onder Gerritse88. Bij ‘profiel’ verder clicken naar ‘blogs’ en ‘geloofsaangelegenheden’,

    Ook aan te bevelen om eens iets goeds , ( nou ja, vind ik dan), te horen. 

    Daag
    Ger

    15-12-2009, 13:52 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.3., ... 6.8.3..1, eerste deel

    6.8.3. De raddraaister en haar tegenheden

     

    Overwegingen:

    -

    Joke: de tocht de duisternis in

    6.8.3.1.

    -

    Diana van Dalen: Absalom… o … Absalom

    6.8.3.2.

    -

    Margo Donker: verrassingsaanval op de buitenste verdedigingslinie van het donkere rijk

    6.8.3.3.

    -

    Ilona Verhoeven: Gods megafoon overstemt alles

    6.8.3.4.

     

    6.8.3.1.

    Joke: de tocht de duisternis in

     

    Hallo lui, hier is dan Joke! Er is zóveel over mij gepraat door al die anderen. Ik ga maar verder, waar ik gebleven was. Het heeft nu allereerst geen zin om de rampspoedige ontwikkelingen in dat nare jaar 1998 te herhalen. Je leest het allemaal in 6.8.1.1. Hoe die afschuwelijke gedachten in mij op kwamen van willens en wetens tegen God ingaan? Het was eigenlijk wel enigszins vergelijkbaar met hoe het ooit met Lucifer/Lichtdrager (Ez. 28:15) gegaan moet zijn. Zo vervuld geraakt met:

    -         Al zijn geweldige taken (:16): hij

    -         Al mijn vele beslommeringen: ik

    dat er allerlei vreselijke overwegingen begonnen op te komen.

    Bij Lucifer/satan moet de katalysator van de uiteindelijke beslissing zijn geweest:

    “O…! is dat het plan!!... de komende wezens als zonen en wij, engelen als bedienden. Zij als een koningsmantel, als een wolk (Jos. 14:14) om God heen… wij… ik als achtergrondfiguren… als toneelvulling…NEE…!!!”

    Bij mij kam de beslissing om “Nee” te zeggen door die ellendige gebeurtenissen rond Dick, Annemarie en Marcel.

    En je weet: op het ogenblik van mijn innerlijke “Nee” kwam Ilona weer in mijn leven, hoewel je hierna zult zien, dat ze er eigenlijk al was.

     

    Nu ik alles nog eens overweeg, zie ik enkele dingen heel scherp, allereerst dit:

    Ik was niet wezenlijk verbonden met de machten van de duisternis. Ik bleef in het diepste van mijn wezen gerechtigheid en waarheid liefhebben. Dat lijkt jullie misschien ongelooflijk, in aanmerking nemende wat jullie allemaal over mij gehoord hebben en nog zullen horen, maar die onderstroom bleef, hoezeer ook bedolven onder een giftige bovenstroom.

    Ik was en bleef –ook in die duisterste van mijn jaren- een schaap, dat wilde luisteren naar de stem van Jezus. Ik was en bleef –door Gods genade- een gekénde, die uiteindelijk Jezus weer zou gaan volgen en van Hem eeuwig leven te wachten had. Ik zóu niet verloren gaan, in eeuwigheid niet. Niemand zou mij uit Jezus’ hand kunnen roven (Joh. 10:27,28).

     

    “Denk nu niet:

    “O, dat is maar makkelijk. Een uitverkorene kan klaarblijkelijk alles maar doen, met Jo als ultiem voorbeeld, want alles komt toch op z’n pootjes terecht.

    Dan is het spiegelbeeldig zeker ook zo, dat een niet-uitverkorene, zich kan uitsloven tot-en-met, en het is allemaal ‘de Moriaan geschuurd?”

    Nee, ik kan het niet goed uitleggen, maar in ieder geval heb ik met vuur gespeeld op een nog niet veel vertoonde manier.”

     

    Over dat: ‘niemand kan ze uit mijn hand roven’ nog dit: ik kon natuurlijk wel bij Jezus weglopen, maar zelfs dat wilde ik in laatste instantie niet. Je zult zeggen:

                “Maar Joke… hoe is dan alles toch gekomen, zoals het gekomen is.”

    De sleutel ligt bij Ilona.

    Luister, ik ga je iets vertellen, dat je vreemd in de oren zal klinken. Je weet, dat het blijvende koninkrijk op aarde van Jezus in oprichting is.

    Hijzelf is nog niet lichamelijk teruggekeerd, maar zijn blijvende vorsten van de wat verdere toekomst (Jes. 32:1) maken zich gereed en oefenen al.

    Het tegenbeeld evenwel is ook waar. Het is goed, dat je ook weet, dat het voorbijgaande koninkrijk van de antichrist eveneens in oprichting is. Hijzelf heeft zich nog niet vertoond, maar zijn voorbijgaande vorsten van de nabije toekomst maken zich evenzeer gereed en oefenen ook.

    En, het is wat sneu om te zeggen:

    -         De blijvende gebieders zijn nog niet zó intensief aan het oefenen met de Heilige Geest

    -         De voorbijgaande gebieders zijn heel ver gevorderd in hun oefeningen met de onheilige geest.

     

    Ilona is een van die boze heersers in opleiding geweest… ja… ‘geweest’ moet ik zeggen; je hoort dat verdrietige verhaal nog. Ik was haar meesterstuk, haar proefwerk om verder te komen in ‘het duistere rijk’. Iets –lang niet alles-  is me later duidelijk geworden. Langs wegen, die ik niet ken en ook niet wens te kennen, moeten haar superieuren in ‘de menssector van het rijk van het kwaad’ tegen haar zoiets gezegd hebben van:

                “Kijk Ilona… hier ligt voor jou een mooie taak.”

    En toen is ze ‘in mijn brein gedrongen’:

    -         Ze heeft slordigheden ontdekt, die lekkages hadden veroorzaakt en ze heeft die tot het uiterste benut.

    -         Ze heeft zich echter verkeken op mijn diepste innerlijk.

    -         En dáárop heeft zij uiteindelijk ‘haar tanden gebroken’.

    Maar ondertussen is mij toch wel heel duidelijk geworden, wat Openbaring bedoelt, wanneer gezegd wordt:

    “Er zal in ‘de dagen van de grote strijd’ een verzoeking zijn als nooit eerder vertoond (Matth. 24:21). Als die dagen niet verkort werden, zouden zelfs de uitverkorenen verloren gaan (:22). Er zal zóveel verlokkende ongerechtigheid zijn (2 Thess. 2:10).”

    Wel, voor mij werden de dagen van mijn verzoeking verkort, doordat de drijvende kracht –Ilona- plots wegviel.

    Maar wat heeft Ilona dan toch gedaan en gezegd?

                Even Ger nu:

    “Joke, houd het kort en vaag. Je verhaal wordt sowieso lang en mijn tijdpad is toch al helemaal in de vernieling.”

    Oké: Ilona pompte mij in ons enig onderhoud en ook al –zonder dat ik het wist- daarvoor:

    -         Vol verlangens naar een groots en schitterend leven.

    -         Vol bekwaamheden om mij in die wereld adequaat te kunnen bewegen.

    -         Vol afkeer van alles, wat mij in wezen lief was: gerechtigheid en waarheid, luisteren naar Jezus’ stem.

    En aan die giftige vulling had ik genoeg om die oeroude meneer De Waal de schrik van zijn bijna geëindigde leven te geven (6.8.1.2.). Ik had een boosaardig plezier in zijn ontreddering, dacht in de diepere lagen van mijn persoonlijkheid:

                “Misschien kan ik hem hierdoor de eeuwige zaligheid laten missen.”

    Maar de diepste laag gilde het uit:       

                “Joke… wat dóe je nu toch?!”

    En daarom kon ik hem niet afmaken, kon ik mijn werk niet afmaken, moest ik vluchten. En later hoorde ik, dat hij ook deze schok te boven is gekomen.

    Enige tijd later heeft hij zijn intrek bij de Heer genomen (2 Cor. 5:8).

     

    En toen kwamen er ánderen, námens Ilona…

     

    03-12-2009, 21:15 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    19-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.4., tweede deel.

    6.8.2.4., tweede deel.

    Dochter Margot was toen ook al weer 49. In de zware jaren vanaf 1998 heeft zij ons geregeld moreel ondersteund, evenals trouwens de andere kinderen. Zeg ik allemaal niets van. Maar je begrijpt… ze hebben allemaal hun eigen leven. Ze willen wel wat dóen, maar ze hebben het allemaal volhandig. In hoofdzaak moesten Wilma en ik het toch samen klaren…

    Akkoord… akkoord: met dat derde gouden snoer van God erdoor gevlochten (Pred. 4:12).

    In 2002 evenwel had Margot het in het gewone, maatschappelijke leven wel gezien. Ze wilde iets heel anders. En ze kon ook iets anders. Ze was zó hoog geklommen, dat ze mee at uit de optieruif. En –nog in de goede tijd- had ze die opties leuk te gelde kunnen maken. Wel, dan kán je ook, wat je wílt.

    Onze Braziliaanse periode had Margot aan het denken gezet. Ze zocht iets ánders, iets dat meer ‘rechtstreeks werken voor de Meester’ was. En toen was daar een landelijke stichting, die een secretariaat en een secretaresse zocht. Het deed er niet zoveel toe, waar de vestigingsplaats was. E-mailen, faxen, ISDN, internet, enz. enz. kan overal vandaan. Maar de secretaresse moest prima de prima zijn.

    Nou, je begrijpt het wel. Margot werd die secretaresse en in dat te groot geworden huis van ons was volop plaats voor haar kantoor. En Zeeuws-Vlaanderen als uithoek, gold ook niet meer. De Westerscheldetunnel weet je…!

    Margot was meester van haar tijd en zei:

    “Pa, ga terug naar je geliefd ‘Brasil’. Vat je taak daar weer op. Ik pas op ma in de maanden, dat je weg bent. En mijn dienstreizen over de hele wereld spaar ik op tot jouw thuis zijn!”

    Wat was ik gelukkig. Wilma was in tranen. Zij had zo graag mee gewild, maar wist, dat het niet kon. Haar toestand liep heel geleidelijk aan iets terug. Door de genade van de Heer minder, veel minder dan aanvankelijk was gevreesd; maar toch…

    Toen Wilma die onmogelijke verwachting losliet, was ze toch heel gelukkig voor mij.

    Het contact met ‘ginds’ was zó hersteld, mijn Portugees rap opgefrist. En al gauw was het als ‘vanouds’.

    -         Niet voor de tien mensen van de kring.

    -         Niet voor de enkele tientallen van de Bijbelstudie.

    -         Niet voor de paar honderd in de sam.

    Maar voor de duizenden van het mensen wemelende Rio de Janeiro.

    En toen kreeg ik ook contact met Jo…!

     

    Ja hoor, we zijn er. Met klimmende verbazing heb je zitten luisteren en jezelf afgevraagd:

    “Het gedoe met Jo begon toch in hetzelfde jaar als Wilma’s ziekte. Maar geen woord tot dusver over zijn schoondochter.”

    Gelijk heb je, maar weet je, wat Ger zegt:

    “Fred, ik vind het dan wel goed, dat je wat over jezelf vertelt, maar houd het kort. Dan blijf je maar wat plat, achtergrondloos. Dat moet dan maar. De mensen zullen er dan wel wat ‘bij denken’…

    En overigens… plat… achtergrondloos… je bevindt je dan toch wel in uitstekend gezelschap. Het meisje, dat de beslissende duw gaf voor dat schitterende gebeuren met Naäman (2 Kon. 5:3)… o, wat zouden we graag meer van haar weten. Maar de Heer heeft in dat superefficiënte boek, de Bijbel, datgene opgenomen wat onze zaligheid dienen kan, niet meer en niet minder.

    Maar wat jouw verhaal betreft: het gaat om ‘de draad in het grote verhaal’: het Jo-avontuur, van alle kanten belicht.”

    Oké, oké, wat in augustus 1998 met Jo begon, is Wilma en mij ‘niet in de kouwe kleren gaan zitten’. We hebben er wat voor afgebeden en, ongeacht onze eigen nood, Jan ondersteund. Maar het gaat nu om het nieuwe aspect:

     

    Het is alweer 2003, wanneer een van de voorgangers met een vreemd verhaal bij me komt.

    “Zeg… er is hier een soort medium. Ze is: helderziend, heldervoelend en helderhorend geboren, zegt ze van zichzelf. Je kunt bij haar voor van alles terecht:

    -         shiatsumassage, yoga, tai chi

    -         chakratherapie, metamorfosemassage

    -         ademtherapie, autogene training

    -         neuro-emotionele integratie, meditatie

    -         intuïtieve ontwikkeling… noem maar op.”

    (Van nu af aan zijn lange tijd diverse termen uit het spirituele blad ‘Onkruid’ gebruikt.)

    Ik antwoord:

    “Waarom vertel je mij dat. Aan dat soort mensen heb je hier toch geen gebrek? (1 Sam. 21:15). Ze zitten zogezegd ‘als haren op een hond’.”

    En hij weer:

    “Ja, maar er is meer aan de hand. Ze valt ons op, deze ‘tia Cecilia’, met haar in het Spaans gestelde advertenties in een Porguees sprekend land. We zoeken dat eens uit. Blijkt ze dezelfde te zijn als die ‘Murahashi Onagunè’, die tot voor kort een wereldnaam had. Ze is blijkbaar achteruit geboerd tot eentje van het type: ‘dertien in een dozijn’. Maar weet je, wat we bij dat natrekken erbij krijgen…: haar nationaliteit: Nederlands. En: haar eigenlijke naam: Johanna Willems, gescheiden van Jan Donker.

    En jij vertelde toch…”

    Ik kan alleen maar onderbreken:

                “O God… dank U.”

    … en dan:

                “Haar website… haar website! Die had ze toch?”

    Met als antwoord:

                “O nee, dat zit er niet meer aan! Maar hier is het telefoonnummer.”

     

                “Joke… met pá… met Fred Donker… kind… hoe gaat het toch…”

    En van de andere kant:

                “Pá…!!... hoe … hoe?!”

    Ik leg van alles uit, praat haar bij. Zij reageert heel ontroerend:

    “Pa… zo in de versukkeling… verlang zó naar de kinderen. Hoe is het toch met ze… met Marcel…en Annemarie… en Judy… en Nick (Hosea 1:8). O Gód! … wat doet dat zeer om die namen te noemen.

     

    Het gaat helemaal niet goed meer met me, ik krijg geen klanten voor al mijn voorspellingen en zo… ondanks alle advertenties.

     

    Er Is alleen maar de idee: Ján… wat zal hij kwaad op me zijn. Elke dag klaagt het me aan:

    “Ik ben weggelopen. Ik ben het niet meer waard om zijn vrouw te zijn.” (Hosea 2:11).

     

    Alles ben ik kwijtgeraakt. Zo’n rijke tijd gehad van ’98 tot vorig jaar nog. En opeens liet iedereen mij vallen:

    -         al die ‘wijn overgoten’ diners: voorbij.

    -         Al die schitterende kleren: daarvan werd gezegd dat ik die maar ‘in bruikleen had’ (:8).

    En opeens stond ik zo armzalig te kijk voor al mijn bewonderaars van de afgelopen jaren (:9).

     

    O pa… als…”

     

    En toen viel de lijn opeens dood…

     

    Alles heb ik er nadien aan gedaan om haar te bereiken. Ik ben nog naar dat adres geweest. maar daar werd gezegd, dat ze vertrokken was zonder nieuw adres achter te laten.

     

    Zó… nu heb ik mijn deel van de Jo story verteld. En van Wilma en mij weten jullie ook weer wat, voor zover dat jullie interesseert. Ik laat het hierbij.

    Natuurlijk weet ik van de verdere ontwikkelingen.

    Maar het vertellen daarvan laat ik aan anderen over.

    19-11-2009, 21:12 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.4., eerste deel

    6.8.2.4. Fred Donker: You only live twice

     

    Hallo mensen, jullie krijgen míj direct rechtstreeks. Ger vond het niet de moeite waard om een voorwoord te schrijven. Hij zei:

    “Och… waarom? Wat kan ik ánders schrijven dan dat je in 1980 hoofdonderwijzer was ergens in Zeeuws-Vlaanderen en dat je de vader van Jan bent.”

     

    Tot dusver heb ik inderdaad niet veel van mij laten horen. Daarom vul ik nu verder zélf maar dat wat narrige ‘mondjesmaat’ aan. Wat Ger nog wél had kunnen zeggen, was dít: ik heb in vroeger jaren veel van Jan verwacht op geloofsgebied. Aanvankelijk kwam er  van die grote verwachtingen niets terecht. In 1981 liet Jan evenwel weten, dat hij Jezus had gevonden. Daarna hadden wij een tijdlang heel fijn contact.

     

    In 1983 is toen ‘dat nare’ gebeurd. Maar eind 1984 was het contact al weer bijna als van ouds. Dat contact is daarna alsmaar verbeterd en verdiept. Wat is het goed, als het vader-zoon-contact geadeld wordt tot een vriendenband. Zelfs wanneer je geloofsgenoten bent geworden, houdt dat nog niet in, dat je vrienden bent… wij dus wél!

     

    Maar nu eerst iets anders. Ger kwam met zijn gebruikelijke vraag bij mij:

                “Fred, schrijf eens, wat je weet over Jo’s rare jaren.”

    Echter: Jo is dan wel mijn schoondochter. Haar ervaringen zijn voor mij niet zo’n randgebeuren als voor Corrie Sumter, die hiervoor aan het woord was. Echter: behalve de narigheden om Jan en later de zonderlinge bokkensprongen van Jo heb ik ook nog een eigen leven, dat natuurlijk voor mij toch het hoofdgebeuren is.

    Even alles op een rijtje:

    -         Ik ben Fred Donker, geboren 1927, mijn vrouw Wilma is van 1925.

    -         Zonen Jan en Paul zijn van 1950 en 1956.

    -         Dochters Margot en Ina zijn van 1953 en 1959.

    Drie van de kinderen kómen nog met hun verhaal. Mijn vrouw en dochter Ina ditmaal niet. Daarom alleen dít: ze zijn allebei heel actief in het leger van koning Jezus.

    -         Wilma is de beste steun, die een man zich denken kan.

    -         Ina is getrouwd, heeft kinderen. Alles prima daarmee.

    Maar hoe is het nu met míj gegaan na 1983, toen je voor het laatst van mij hoorde!? Luister: in 1987 ben ik als zestigjarige vervroegd uitgetreden. Dat kon toen. Waarom maakte ik gebruik van de VUT, nog volkomen gezond zijnde?

    Wel, op geloofsgebied had ik zo’n weids inzicht gekregen. Toen jullie van 1980 tot 1984 van mij hoorden, was ik orthodox-protestant. Vanaf 1984 evenwel ben ik –samen met Wilma- meer ‘charismatisch’ geworden. Dat is niet direct ‘Volle Evangelie’, zoals Jan en Joke. Je blijft een beetje ‘in je oude structuren’, maar je beweegt je daar wat vrijer. Nu ja, daar ga ik jullie nu verder niet mee vervelen.

    Je komt dan wél allerlei inspirerende mensen tegen op conferenties en zo.

    En op die manier maakte ik kennis met een zendingsorganisatie, die zich vooral op Brazilië richt. De mensen van die stichting interesseerden ons voor het nemen van een adoptiegezin. We hielden contact met hen via tussenpersonen, want het waren analfabeten, zulke minkukels, zoals ze op de foto stonden: vader, moeder, twee kleine kinderen.

    De behoefte groeit dan om ze eens te zíen. Toen ik drie jaar later uit mijn baan kon stappen, wisten Wilma en ik het allebei zo zéker als een huis: daarheen!! God geeft ons tot onze dood een solide, financiële grond. Wij geven Hém tot onze dood onze werkkracht.

    Wij zijn gaan kennismaken met ons adoptiegezin en hun begeleiders. Er werd aan Wilma gevraagd om eens een zangdienst te leiden. Ik zou een woord spreken. We werden vertaald, maar gingen Portugees leren. Zo rolden wij in het werk daar. We bleven de eerste keer drie maanden… weer een jaar thuis… én maar Portugees leren. We bleven de tweede keer een jáár… drie maanden thuis. En zo ging het door.

    Ginds al gauw in rad Portugees preken, Bijbelcursussen leiden, werken in de organisatie; allebei hoor.

    Thuis: bijspijkeren, zélf cursussen volgen, de Geestesdoop ontvangen, Geestesgaven en Geestesvrucht leren kennen.

    Wat een léven! Er is zo’n film.:

                “You only live twice.”

    Nou weet ik niet, wat ze daarmee bedoelen, maar na óns zestigste begon een heel nieuw leven. Ik kon me al gauw haast niet meer voorstellen, dat ik van mijn 25ste in dat stadje in Zeeuws-Vlaanderen had gezeten, eerst als onderwijzer, later als hoofd van een school-met-de-Bijbel. Eerzaam hoor, maar wel duf.

    Dat Braziliaanse feest is doorgegaan tot 1998, elf vorstelijke jaren.

     

    En tóen werd alles anders…

    Ik vertelde al, dat Wilma iets ouder is dan ik. In 1998 was zíj 73 en ik 71. Zij had altijd al wel eens last van black outs en dat soort dingen, tia’s heet dat met zo’n modewoord. Maar in 1998 werd dat ‘different koek’. Ze kreeg een zware beroerte. Ik ga daar nu niet diep op in. Maar met reizen was het toen gedaan. Zij raakte ‘licht gehandicapt’… nou ja: ‘licht’!:

    -         gezichtsvermogen zwaar aangetast; ze had nog maar 15% over

    -         wat motorische storingen, zodat ze zich op straat alleen veilig voelde aan mijn arm

    -         nog wat bijkomende dingen, die maakten, dat ik van de ene dag op de andere volop ‘huisman’ werd.

    Haar verstand bleef prima, op enkele blokkades na. Sommige ‘luikjes gingen niet meer open’, maar in de kern van haar wezen was ze ongeschokt.

    Maar toch: wat een verandering! Actief op het zendingsveld, zo heerlijk sámen. En dan… terwijl je net plannen maakt voor een nieuwe reis: pats boem.

    -         achter het fornuis en het aanrecht

    -         stof afnemen, stofzuigen

    -         ach nou ja… je kunt je de verandering voorstellen.

    En dat is na 1998 vier jaar zo doorgegaan.

     

    In die jaren thuis, na al die actie in Brazilië, heb ik het de eerste tijd moeilijk gehad. De omschakeling naar de stilte, de kleine dingen in huis, het samen, behoedzaam lopend, zo wat funshoppen. Ik had het soms niet meer, wanneer ik mijzelf voor ogen stelde, dat wij, Wilma en ik, toch allebei dienaren waren van God (Rom. 6:22); door Christus gezalfd, verzegeld, met de Heilige Geest vervuld, als onderpand van onze erfenis (2 Cor. 1:21) (Ef. 1:13-14).

    En dan dacht ik  wel eens:

    “Waar zijn al die goede dingen nú, in deze jaren, waar ik echt geen schik in heb.” (Ps. 12:1).

    Maar na een paar jaar hervond ik evenwicht. Ik kon Wilma wat meer alleen laten, vond een pinkstergemeente in de buurt ‘met alles d’r op en d’r aan’.

    -         zondag: een degelijke preek als hoofdschotel van een tintelende dienst.

    -         Bijbelstudie door de week; een kring voor het wat nauwere contact, kinderwerk, want op mijn oude dag ging ik daarin meewerken.

    En van het een kwam het ander; ik kwam zondag een enkele keer ‘op stoel’ en kon dan heel hevig vertellen over de toekomst, die Gods volhouders wachtte:

    -         wereldregeerders (Jes. 32:1)

    -         wereldrechters (1 Cor. 6:3)

    En de week daarop vertelde ik in de kring dan weer over de volstrekte kern:

                “Want alzo lief heeft God de wereld gehad...” (Joh. 3:16)

    En legde uit, dat al die ferme woorden van zondag toch eigenlijk alleen maar stoelden op Gods genade in Christus… en dat ondanks alle ‘Jezus liedjes’, niet Jezus de volstrekt centrale figuur was, maar Gód…

                Uit wie, dóór wie en tót wie alle dingen zijn (Rom. 11:36).

     

    En in 2002 kwam er nieuw perspectief…

    03-11-2009, 19:03 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    19-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.3., tweede deel

    Tweede deel

    Het duurt nog een tijd voor dat gesprek er is. Dan vertelt Jan, dat Jo over de hele wereld trekt. Ze volgt cursussen in allerlei moeilijk te doorgronden zogenaamde wetenschappen, een mengelmoes van chakra’s, mantra’s, T.M., doordringen tot hogere graden van bewustzijn. Dat soort dingen. Niet, dat ze zélf nog met haar gezin in verbinding staat. Er zijn echter allerlei mensen, die haar vroeger gekend hebben in haar oude, christelijke staat. Gelovigen, die Jan en haar allebei ontmoet hebben in hun christelijke gloriedagen, schrikken zich lam, wanneer ze haar ontmoeten in haar antichristelijke gloriedagen. Want ze is zo’n vlugge leerling, dat ze zélf al weer les geeft. Wel, dat nieuws geven ze door aan Jan.

    Later ontmoet ik Jan ook. Hij slaat er zich met zijn kinderen goed doorheen. Die oudste, die deugniet, Marcel, is een stuk bedaard, geeft z’n pa zelfs steun. Dat dochtertje, Annemarie, doet flink wat in het huishouden. Die twee probleemkinderen neigen ook naar het geloof in Jezus, gaan daarginds in Abcoude, mee naar de sam, ondersteunen hun pa in de opvoeding van de twee jonkies. Wie had dat voor Jo’s vertrek kunnen denken. Eigenlijk is in dat gezin uit verlies winst geboren.

     

    Denk nu niet, dat ik jaar in jaar uit met Jan en Joke bezig ben.

    Wel nee, omdat Ger het zo dringend vroeg, heb ik uit de talloze belevenissen met het eigen gezin en met de buitenwereld déze ervaringen uitgelicht.

    Wel, de volgende en voorlopig laatste ervaring vloeit hieruit voort: ik zit in de sam en de gastprediker, Geert Buursma, haalt uit diverse teksten weer grootse gedachten:

    -         ik ben een dienaar der gerechtigheid (Rom. 6:18)

    -         ik ben gekocht en betaald; ik ben niet van mijzelf, ik ben van God (1 Cor. 6:19,20)

    En verder grossiert Gert in pakkende opmerkingen:

    -         vertrouw je volledig toe aan Jezus

    -         volg Hem, waarheen Hij ook gaat (Op. 14:4)

    -         dan ben je als een pijpleiding, aangesloten aan zijn bron. Dan vloeit zijn leven door jou heen naar anderen, altijd en altijd (Ps. 16:11).

    Dit alles later overdenkende, schiet mij, na vrij lange tijd…

                Want echt, als regel heb ik wel wat anders aan mijn hoofd

    … Jo weer eens te binnen…

                Want het is soms waar, ook bij christenen helaas, uit het oog, uit het hart.

    Ik overweeg, en dat is beslist door God geleid:

    -         als dienaar van de gerechtigheid kan ik Jo niet in deze ongerechtigheid laten

    -         nu God de gedachte aan Jo zo duidelijk in mijn hart legt, moet ik daar iets mee doen; ik ben immers niet van mijzelf, ik ben van Hem

    -         ook niet bang zijn:

    “Zij, die eens vaststond, is weggevallen. Dat kan ook mij gebeuren.”

    Vertrouw je aan Jezus toe.

    -         Jezus zegt nú: “Volg Mij”. Ik wil zijn kanaal zijn. In een gesprek zal ik niet vrezen, dat het ongeloof van Jo naar mij doorstroomt. Ik zal wéten dat mijn geloof naar haar toe vloeit.

    Met een gebed in mijn hart:

                “Heer, leid mij tot haar,”

    surf ik op internet. Ik toets wat woorden in: meditatie, zelfontlediging, bewustzijnskringen, geestenwereld, louteringsberg, diepere ‘ik’… ach, je kent dat wel… en vindt verrassends snel har ‘site’:

                Muhareshi Onegunè (in de wereld: Jo Willems)

    … en in de veelheid van informatie ook… een mobiel nummer.

    Ik pak mijn gsm, toets in…: een Engelse stem:

                “Met het secretariaat van de Muhareshi.”

    In dat schoolengels van mij:

                “Kunt u mij doorverbinden. Zeg maar: een oude kennis: Corrie Bakker.”

    (Wanneer zíj de achternaam ‘Donker’ niet wil gebruiken, dan ga ik háár niet prikkelen met de naam Sumter. Zeker op dit ‘gouden ogenblik’ niet prikkelen. De liefde kwetst niemands gevoel (1 Cor. 13:5).

    En die liefde is niet iets onpersoonlijks. Ik ben die liefde. Ik kwets niemands gevoel (1 Cor. 13:5). En dan is daar Jo’s stem.

    “Corrie… wat heerlijk!... ik wist, dat je zou bellen! Ik wist, dat je eens contact zou zoeken om te gaan horen bij de niet-te-meten schare, die zich afkeert van alle schijngodsdiensten, zoals die van Christus en van Mohammed om te komen tot het werkelijke licht (Hosea 1:10).

     

    En dat je nu toch belde onder je meisjesnaam! Zo’n aanwijzing, dat je vrijmaking is begonnen. Toen ik die achternaam hoorde, heb ik ‘het groene licht gegeven’. Want bijna niemand dringt tot mij persoonlijk door!”

    Ik onderbreek haar niet; weet in mijn ontstelde innerlijk:

                “Alles zet zij op z’n kop. Houd stand Corrie, houd stand! (Ef. 6:11).”

    En zij gáát maar door, met een gedragen stem, vol autoriteit, maar ik vóel de valsheid er in:

    “De grote leider komt en ik mag één van zijn wegbereiders zijn. O, de drommen, die zullen optrekken (Hos. 1:11), úit hun nevels van afhankelijkheid náár de toppen van goddelijke vrijheid, die ze in zichzelf ontdekken. Dan zullen zij zich állen wérkelijk verenigd (:5)  schoongewassen en bemind voelen (:12).”

    En nog veel meer dergelijke woorden spreekt zij. En dan pas kan ik iets zeggen:

    “Jo, ik houd van je. Ik kom niet bij je om geholpen te worden, maar om te helpen. Jézus is het licht, waarnaar we optrekken. Zijn kinderen zullen we zijn (:10). Hij zal onze Leider zijn (:11).. Híj zal ons verenigen, verenigen, vergeven en beminnen (:12)”
    … en nog meer, dat ik me nu niet meer herinner.

    Haar verleidende druk op mij was vreselijk, dat was nu echt een eindtijdverdrukking (Matt. 24:2). Maar:

    -         mijn –door genade- vasthouden aan Jezus

    -         mijn eerder doorstane beproevingen

    zij helpen mij om staande te blijven en om de goede woorden te spreken.

     

    De verbinding wordt verbroken. Trillend van emotie zit ik even roerloos met mijn mobiel nog aan mijn oor voor het scherm.

    En dan is er de stem van Harold:

                “Kom je uit je chatbox? Zeg, wij zitten al aan tafel hoor.”

    En geloof me of niet. Even later de gewone tafelgesprekken. Pas ’s avonds bespreken Harold en ik de zaak.

    En verder… ik weet van de voortgang en afloop. Anderen echter vertellen daarvan. Met latere stadia hadden Harold en ik alleen gebedsbemoeiing.

     

    19-10-2009, 21:55 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    27-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.3., eerste dee.l

    6.8.2.3.

    Strijd en overwinning van Corrie Sumter-Bakker

     

    Wat vooraf ging: Corrie –jongere kantoorcollega van Jo- is, wanneer ze in 1980 met de goede dingen van God in aanraking komt, nog maar zo’n tienertje…

                Nou ja… 18 jaar toch wel.

    Altijd al wel ‘vaag’ bezig met ‘die dingen’.

    Echter: ziet de ruzietjes op kantoor zo óver belangrijk, heeft nog zo weinig ‘inhoud’.

    Ze merkt evenwel, dat Jo helemaal in haar voordeel verandert door haar geloofsreveil. Ooit heeft ze Jo gekend als ‘heel actief’ met ‘van alles’: protestmanifestaties en zo. Toen een tijdlang als negatief en dadenloos. En daarna dat nieuwe elan.

    Eerst denkt ze nog, dat Jo’s nieuwe geloof iets is van: langs de huizen colporteren; dat lokt haar allerminst aan. Dat misverstand raakt echter opgelost. Geleidelijk aan raakt ze steeds meer geïnteresseerd. Er is een voorbijgaande aanleiding: een uitgeraakte verkering. Ze is daardoor best aan een opknappertje toe. Er zijn echter dieper liggende oorzaken voor haar ontvankelijkheid: ze zit met veel van die jeugdvragen voer ‘de zin van het leven’ en ‘de bom’. Een goede preek helpt haar over vele angsten heen. Een zekere onbeschaafdheid, onzorgvuldigheid, stijlloosheid, begint wég te raken. Ook de strijd tegen haar rookverslaving kan ze steviger voeren. Ze wil áf van al die lege fuiven, dat gedrink en dat junkfood.

    Ze krijgt kennis aan Harold Sumter.

     

    ……

     

    Nou, daar ben ik zélf dan.

    ‘Wat vooraf ging’ vond ik ditmaal wat mager. De hele geschiedenis met Harold moet ik zélf vertellen.

    Goed dan: veel ervan lees je overigens al in 5.9.5.1.

                Ger was te lui –of wat dan ook- om dat erbij te pakken in zijn ‘voorafje’:

    We zijn gaan samenwonen eind 1983. Ik was toch nog te wild, te onzeker en te normloos voor een huwelijk. Ach, en iedereen van mijn kennissen ging in die jaren samenwonen of wonde al samen. Jo toch ook eerst. Dus naar de normen van de samenleving volgde ik gewoon de trend.

    In de gemeente jakkerden ze ons ook niet op. De oudsten wezen er alleen op, dat de Heer geen God van wanorde is (1 Cor. 14:33). Ze hadden het er ook over, dat het huwelijk de aardse afbeelding is van iets hemels; God, die met zíjn Geest ónze geest zó wil bevruchten, dat die geest-van-ons gedachten gaat voortbrengen, die ‘kinderen van God en ons samen zijn’. Dan moet toch ook eigenlijk het huwelijk vrij zijn van allerlei onvolkomenheden.

    Dat soort argumenten hè! Je zult misschien zeggen:

    “Nou, geitenwollensokkenbreiers, die oudsten van jullie. Niets geen ‘vuist op tafel’, zo van:

                ‘Jullie staan niet recht! Jullie liggen onder het oordeel’…

    Neen… zo’n beetje vroom ‘in- en uitgepraat’.”

    Ben ik dan níet met je eens. Hun zachte woord smoorde elke grimmigheid in de kiem. Want wíj hadden al tegen elkaar gezegd:

                “De oudsten komen. Maar wij houden onze rug recht!”

    Als ze toch met harde, smartende woorden waren gekomen… we zouden kwaad zijn geworden met alle onafzienbare gevolgen van dien (Spr. 15:1).  …andere vraag graag:

    “Corrie, jullie kenden elkaar toch al vanaf 1981. En toch eind 1983 pas gaan samenwonen.”

    Dat is nu eens een goede vraag: Harold heeft in 1982 zulke gekke dingen gedaan. We hadden al verkering, maar ik woonde nog thuis. En opeens… was hij weg.

                “Geheime missie,”

    schreef hij mij in een afscheidsbrief.

    Er was toen een opstand of zo in Suriname en hij wilde daaraan meedoen. In de loop van 1983 kwam hij weer terug. Alles voor niets. Zinloos gewacht op een actie, die nooit kwam. Alleen veel verloederende dingen meegemaakt: onmatig drinken, zuipen dus, verkeerd vermaak… ach, al dat soort dingen, waarmee een tevergeefs op actie wachtende militair te maken krijgt. Met hangende pootjes terug dus. Idealen, geld en geloof kwijt. Een puinhoop. Maar ik hield van hem en door mijn liefde, door geloof ondersteund, pelde ik mijn leuke, vrolijke, elegante, knappe Harold weer uit die schil van vervelende neerslachtigheid, slordige verlopenheid en ontgoochelde gedemoraliseerdheid.

    En toen ik hem terughad, zoals ik hem mij herinnerde, met zijn geloof weer helemaal nieuw in opbouw… tóen zijn wij gaan samenwonen.

    Hij was toch zo dankbaar, toen ik hem had teruggeleid.

    “Sommige vrouwen maken van een man een dwaas… maar jij hebt van een dwaas een man gemaakt,”

    was een van zijn uitspraken.

     

    Wel, Ger schreef in zijn voorwoord, dat ik in 1980 nog een klein onbenul was van achttien…

                niet prettig geformuleerd… en ook een beetje onjuist… maar: soedah.

    Je zult begrijpen, dat al die geweldige ervaringen mijn levensboek vól hebben gemaakt van ‘volwassen indrukken’. En toen Jan en Joke in 1983 eens vreselijk in de knoei kwamen, omdat Jan ‘vreemd ging’ en nog een kind verwekte ook…

    Jullie kennen die geschiedenis; ik ga de satan geen eer geven, door alles nóg weer eens te noemen

    … toen heb ik fijn kunnen helpen in het jaar van herstel, dat volgde.

    In 1985 zijn Harold en ik getrouwd. En toen kwamen de kindertjes…

    Weet je nog, dat Harold daar zo leuk voer schreef:

    “Harold? … o: Harold van Corrie!

    -         getrouwd hè Harold

    -         babytje hè knul!

    O Harold! … zullen we je in duizend stukjes scheuren!? We worden al doodziek van je, nog voor je iets hebt gezegd!”

    Nu ja, jullie zien nú, dat er een hele voorgeschiedenis was. Het liep allemaal niet zo zoetsappig als jullie van tevoren dachten.

    De kindertjes kwamen: in 1987, 1990 en 1996. Ik vermoei jullie niet met namen. Ze kwamen gepland, want we zijn mensen van déze tijd. Ze waren stuk voor stuk gewenst. Wat zei je?

                “Gepland?! … maar ik mis 1993!”

    Dat is waar. Het leven is niet maakbaar. Harold is ‘African’. Hij is ook nogal ‘macho’. En er was toch nog iets in hem van dat macho-idee; zich bewijzen met méér kinderen bij méér vrouwen. En in 1993 verwekte hij ‘elders’ een kind. Bij een Hollandse, net als ik. Je hebt de reuze herrie in de gemeente rond Jan en Joke gehoord. Bij ons niets van dat alles. In de gemeente konden we het ‘buiten de aandacht houden’. Het gebeurde namelijk allemaal ‘buiten de kring’. Voor ons tweeën en ook voor ‘die derde’ was het een orkaan van verschrikking, maar die spaar ik jullie. Ik had mijn ervaringen met Jan en Joke in 1983 en 1984. Daardoor geleerd, heb ik het uiteindelijk zó geregeld, dat we het kind in ons gezin opnamen. Qua kleur paste het precies bij de andere twee. Dát kon niet verborgen blijven in de gemeente. Maar er was al weer wat tijd verstreken. Zélf waren Harold en ik ‘op orde’. Ach: ’t viel toen verder wel mee.

    Daarna is toen ons derde gezamenlijke kind nog gekomen. Aan alle deining ga ik dus voorbij. Ik geef ook geen bijzonderheden. Hoofdaak is dít: de zaak gaf ons beiden uiteraard een diepe kerf. De Heer maakte er evenwel een ervaring van. Die verrijkte ons op de duur en maakte ons gereed voor nieuwe taken.

    Natuurlijk betekent dit niet, dat je trieste gebeurtenissen, als hierboven vermeld, zou moeten zoeken, overwegende, dat de Heer er dan wel ‘een ervaring’ van maakt. O nee; de scháde, het verdriét! Het témpoverlies!! Ervaringen met de Heer moeten maar liever uit andere omstandigheden voortkomen. Nog altijd blijft onwaar:

                “Laat ons zondigen, opdat de genade te meerder worde.” (Rom. 6:1).

    Je zult zeggen:

    -         Maar Corrie, zo iets ongelooflijk bitters moet je toch kunnen uitspreken! Het mag geen obsessie worden.

    -         Maar Corrie, je verhaal krijgt zo geen diepte, je levensgeschiedenis blijft zo plat!

    Mijn antwoord:

    -         Aan geloofsvrienden hebben Harold en ik alles uitgezegd. Daardoor week elke obsessie.

    -         Het gaat om hoofdlijnen: mijn ervaringen met Harold in 1982 maakten mij geschikt om Joke te helpen na de 1983-crisis rond Jan.

    -         Mijn ervaringen met Harold in 1993 maakten mij geschikt om Jan te helpen na de 1998 crisis rond Joke.

    De Bijbel is toch ook geen afgerond menselijk verhaal. Wie heeft er zich niet eens afgevraagd, waar Daniël (Beltsazar) toch was, toen Hananja, Misall en Azarja (Sadrach, Mesach en Abednego) in die vuuroven geworpen werden. Bij Gód gaat het om hoofdlijnen:

    -         Daniël gedroeg zich zús in een stressy situatie (de leeuwenkuil).

    -         Zijn drie vrienden zó, toen het hún beurt was.

    Zo zie ik in mijn leven ook hoofdlijnen: door allerlei ervaringen leidt de Heer mijn leven zó, dat het nuttig is voor Hém en ook voor mij.

     

    Jo dus.
    Ger kwam bij me:

    “Zeg Corrie, in het gebeuren rond Jo heb jij toch ook een rol gespeeld. Kun jij daar iets van vertellen?”

    Goed dan. Bedenk evenwel, dat het ‘rolletje’ in het ‘Jo gebeuren’ maar een zeer klein deel van mijn leven is. In het kader van al deze raamvertellingen echter kan mijn leven nu verder buiten beschouwing blijven.

     

    Het begon dan zó: op een avond in 1998 ben ik in de Bijbelstudie van ‘De Kapel’. Onder het koffiedrinken ná de studie valt het mij op, dat de oude meneer De Waal helemaal ontredderd in een hoekje zit. Ik stuif op hem af:

                “Wat is er met ú?!”

    De man is diep in de negentig, dacht ik. Altijd een blijmoedig mens, een steunpilaar in de gemeente, ondanks zijn leeftijd. Spreekt soms zelfs een profetie uit, voorafgegaan door tongentaal en ‘een beeld’. Dat eist een innerlijke spankracht, die ik bij iemand van die leeftijd geweldig vind.

    En nu… een hoopje ellende!

    Ik breng hem met de auto thuis. En hij vertelt mij een ongelooflijk verhaal. Jo… mijn eigen Jo… die ik tot voor kort nog wel sprak bij de Bedrijfsvereniging, wanneer we elkaar ergens tegen kwamen…

    Het is daar zo groot… zij werkte ’s morgens in de bibliotheek en ik ’s middags bij relatiebeheer… mijlen ver uit elkaar

    … Jo dan… is thuis weg… uit haar baan…

                Nou ja, dat wist ik al: overspannen of zo.

    … en gaat iets heel geks doen. Wát… wist hij ook niet, maar uit het weinige, dat hij kon doorgeven aan mij, maakte ik op, dat ze zwaar occult bezig was.

    Ik stel de oude man zowat gerust, zit nog even. We drinken samen koffie, bidden voor de zaak en voor elkaar…

    Want ook ík ben ontsteld. Jo, die míj tot geloof heeft gebracht en die nu zélf…. Het maakt je zo onzeker, zo van: dit kan mij dan toch óók overkomen.

    Thuis alles met Harold besproken. (Hij was bij de kinderen gebleven, we gaan om en om naar de Bijbelstudie). Hij heeft direct een plan:

                “Ik zie Jan nog wel eens…”

    (Harold zit in dezelfde branche, maar op een lager niveau: Jan is ‘senior advisor’).

                “… en dan hoor ik van hém wel meer.”

    27-09-2009, 22:01 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.2.; tweede deel

    TWEEDE DEEL

    En daarna: met nieuwe moed verder. De zegen kwam terug:

    -         Prikkelbaarheid, door migraine dichtgeknepen ogen.

    -         De schril geworden onruststem.

    -         Dat ‘niet tot daden kunnen komen’.

    -         De onevenwichtigheid, de onvrede met de andere gelovigen…

    Het trok wég…

     

    Zomaar een van die duizenden facetten van ons leven; zij het ook een belangrijk facet.

    Hoe het verder met Kim en de andere koters ging… wel: Ger heeft helemaal achteraan in zijn ‘raamvertelling’ nog wat plekjes. Misschien ook voor Kim (is dus niet doorgegaan, Kim is niet aan het woord gekomen). Maar laat dit relaas genoeg zijn om jullie te dienen in geval moeilijkheden júllie treffen.

     

    Maar nu dus mijn ‘Joke-Jan-aalmoes’ aan Ger. We waren die twee een beetje uit het oog verloren. Nu ja, met Jo bleef ik door mijn werk in contact. Allebei bínnen Amsterdam verhuisd. Zíj bleven bij de gemeente. Wij gingen naar een andere, omdat het voor ons wat ver wég werd. En de goede gemeenten zitten hier ‘als haren op een hond’. We hoorden van hun malheur met hun dochter. Wij –vrouwen- zagen elkaar elke werkdag in die duobaan van Joke en mij. Bij het dienst overdragen heb je altijd wel tijd voor een gesprekje.

    Zoals ze toen áánging over dat akkefietje tussen die Dick en haar dochter. Ik dacht weleens:

    “Mens, bij ons gingen de zeeën wel hóger. Jij hebt je nog niet zó lam hoeven te schrikken als wíj op die zaterdagavond.”

    Maar goed, elk hart kent zijn smart en in zijn vreugde kunnen derden zich niet mengen   Ik ga níet andermans verdriet bagatelliseren om dan zélf triomfantelijk te kunnen zeggen:

                “Neem míj nou!...”

    Kón trouwens ook niet, want het Kim-geval was onbekend gebleven. Onze oudsten zijn ‘zo dicht als een pot’.

    Hoe dan ook, op zekere dag blijft Joke weg, ziektewet, later WAO. Ze verhuizen in die tijd ook nog eens Jan krijgt narigheid op zijn werk. ’t Moet haar allemaal te véél zijn geworden. Ze neemt of krijgt ontslag uit haar baan. Ik schuif een vriendin van mij in haar plaats. Het contact is nu wel helemaal wég.

    Later krijg ik allerlei vreemde berichten. Ze zou een ‘wereldbaan’ hebben, nadat ze man en kinderen zomaar in de steek gelaten heeft.

    Dát is al niet te begrijpen. Een moederdier als Joke, die vertrekt, een brief achterlatende, waar de honden geen brood van lusten. Jan liet die brief ons lezen. Met hém werd het contact hersteld, korte tijd nadat het met háár verloren ging.

    Het nu komende echter is al helemáál niet te volgen. Ik hoor verhalen, dat ze met vliegtuigen van hot naar haar reist:

    -         ze heeft sessies in de Verenigde Staten

    -         ze spreekt conferenties in Hongkong toe. Dat alles vanaf 1998.

    En dan: na het overdragen van mijn duobaan zit ik in 2001 nog even in het restaurant om de hoek, waar ik ook dikwijls met Joke heb gezeten. En wie komt daar binnen!? … diezelfde Joke. Ze is zo’n opvallende verschijning, dat gesprekken aan de tafeltjes rondom stil vallen.

    Ze stevent echter op míjn tafeltje toe, zegt gewoon… of ze niet weg is geweest:

                “Ha, die Nel…! Mag ik nog eens net als vroeger aanschuiven?”

    Ik kijk wat verwezen naar haar dure japon. ‘haar gewaad’,  zou je ook kunnen zeggen. Ze heeft iets van een godin, een wereldlerares, heel bijzonder, maar toch… níet prettig. En dán begint ze te praten

     

    Nel… lieve vriendin van me, ik weet, dat het nu de tijd is om eens met je te overleggen. Tussen twee reizen door…:

    -         net terug uit Sint Petersburg

    -         morgen alweer op weg naar Ottawa

    -         even de broodnodige rust in Okura…

    was daar toch de idee, ondanks de vermoeidheid, die ik terdege voel, om jou een reddingsboei toe te werpen, nu jíj in moeilijkheden zit, zoals ik in 1998. Kínd, jij heb het ín je, zoals ík het in me bleek te hebben. Bij míj kwam het er uit, zoals het er bij jóu uit kan komen.

     

    En dan schrik ik hevig!

    -         Ze weet álles van Kim… niet omdat de oudsten gelekt zouden hebben, maar:

    “uit een superieur wéten”, heel wat anders dan die ‘gave van kennis’ waar jullie ‘leidslieden-van-kabouterformaat’ júllie mee zoet houden.

    -         Zij weet álles van Abs depressies, die wij tot dusver binnenskamers hebben kunnen houden en die we samen met de Heer weerstaan. Ze lacht dat pogen wég:

    “Lukt je nooit! Míjn weg is de weg uit al die moeiten.”

    -         Zij ként onze moeilijkheden met Kims naastjongere broer, met wie het helemaal niet goed gaat.

     

    Zij fluistert me in:

     

    Nel, doe als ík. Láát die stoethaspel van een man. Bevríjd je van de banden van dat dwarse stel kinderen van je. Durf te léven! Brisbane en Brazilië, ze wachten op de échte boodschap van bevrijding.

    Wees je man ontrouw, ook al heb je samen kinderen. Het zat in mij, het zit ook in jou (Hosea 1:2).

    En dan bedoel ik niet eens zozeer ontrouw, zoals iedereen die wel kent uit zijn omgeving. Nee: getrouwd te zijn met de wérkelijke boodschap:

    -         van liefde, die kan haten

    -         van blijdschap, die ook de triestheid kent…

    dát is ontrouw aan dat ándere evangelie. Je hebt je man een dochter gebaard. Nou, wat een lol geeft die je tot op de dag van vandaag. Ze verscheurt de harmonie in jullie huwelijk (:3).

     

    Ach mensen… nog veel méér listige woorden. En ze sluit met:

    “Je hoort nog van me. Die god-van-jou ontfermt zich niet over je in je huis-, tuin- en keukenmoeilijkheden van nu (:6). Hij ként jou niet als ‘bij hem horend’. (:7). Allemaal fake, allemaal verzinsels.”

    En toen ging ze weg

     

    Ik bleef achter, helemaal in de war, helemaal verdrietig, helemaal in onrust, bijna verleid om van míjn zekerheden over te stappen in háár zekerheden.

    Maar ik deed het beste, wat ik achteraf bekeken maar kón doen: ik vertelde, in overleg met de Heer, alles aan Ab.

    Toen ik om drie uur ’s middags thuiskwam lag hij op de bank, ziek weggegaan van zijn werk. Voor het eerst, dat er naar buiten toe iets kon blijken van zijn neerslachtigheid. Toch, juist op dít moment, nu ons geheim naar buiten toe bekend kon worden, een ogenblik, dat we altijd hadden gevreesd, vertelde ik hem alles, wat Joke had gezegd. Hij veerde op, zei:

    "Geen tijd voor depressies. Ik wil me niet slap tonen bij deze benauwdheid. Ik wíl niet, dat mijn kracht nog verder in het nauw komt.” (Spr.. 24:10).

    Wat er allemaal nog méér is gezegd die middag, in die stille kamer, de kinderen naar school of werk, ach… laat maar…

    Maar wat hebben we:

    -         gebeden, geworsteld

    -         gedankt, gesmeekt (Phill. 4:6):

    “Heer!; wij zijn toch door Onze Heer Jezus Christus uitgekozen en aangewezen om zíjn vrucht te dragen! (Joh. 15:16).

    Waarom dragen wij dan vruchten van depressies en ontwakende gevoelens van minachting enz., kwade dingen van vroeger.

    Helpt U ons Heer Jezus om geloof ín en ontvankelijkheid voor uw boodschap terug te winnen.

    Heer, we belijden U, we waren de laatste tijd wel vróóm, maar onze begrippen moeten ‘verengd’ zijn geweest. We zijn klemtonen verkeerd gaan leggen. U leidt ons uit in de ruimte (Ps. 118:5).”

     

    Jo is nooit teruggeweest. Later heb ik de goede afloop meegemaakt, maar Ger roept:

                “Al goed, al goed, laat het nu verder aan anderen over.”

    Daarom geef ik jullie terug aan de verhaallijn.

     

    Aantekening van Ger: dit verhaal voltooid op 5.7.9.9. Kijken, wanneer het volgende verhaal klaar is. Er zijn er 39. Ik heb dan een aanwijzing, hoe lang het hele verhaal wordt en kan de diverse ‘data’ daarmee in overeenstemming brengen.

    09-09-2009, 21:12 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    24-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.2., eerste deel

    6.8.2.2.

    Nel: bijna door Joke omgepraat op een zwak moment

     

    Wat vooraf ging:

     

    Ab en Nel van Baan zijn huwelijkspartners, die eigenlijk slecht bij elkaar passen.

    -         Hij is afkomstig uit een arbeidersmilieu

    -         Zij is een ‘burgermeisje’.

    Nu is die tegenstelling tegenwoordig helemaal niet ‘levend’. In de zeventiger jaren, toen zij elkaar leerden kennen, in het algemeen ook al niet meer. Maar voor hén is die tegenstelling er wél. Zo lopen die dingen soms.

    -         Híj heeft een ‘mico’ en jaloezie ten opzichte van haar.

    -         Zíj heeft de neiging op hem neer te zien.

    -         Hij heeft weinig schoolopleiding.

    -         Zij heeft VWO.

    Daardoor worden de hiervoor genoemde bedreigingen nog versterkt. En: allebei hebben ze een beetje ‘vinnige’ aard, die naar het ‘zure’ neigt. Ook wat spotzucht en hoekigheid.

    Dáár komt nog bij, dat Nel bij de komst van het eerste kind, Kim (een dochter), een mooie kantoorbaan heeft opgegeven. Het kind is een ‘huilbaby’. Dat werkt haar op de zenuwen, evenals het thuiszitten zonder maatschappelijke impulsen.

    Zíj is vol onvrede. Naar buiten toe komt dat over als: steeds zo onrustig, altijd aan haar huisinrichting veranderen en wéér veranderen. Híj krijgt iets ‘zelfkwellerigs’. De buitenwacht vertaalt dat als: vent zonder pit met toch iets grilligs en vagelijk onaangenaams.

    Binnenskamers is er véél ruzie. Naar buiten toe verbergen ze dat, ‘houden het –zogezegd- onder de pet’. Zij doen dit door zich uit allerlei sociale netwerken terug te trekken. Geleidelijk aan allerlei bestuursfuncties, zelfs lidmaatschappen opgezegd, totdat er uiteindelijk vrijwel niets aan contacten is overgebleven. Zelfs in de familiale kring een passieve rol aangenomen.

    Eenzaamheid (tweezaamheid dus eigenlijk), zonder enige uitlaatklep: een explosieve situatie, een tijdbom, waarvan de ‘Umwelt’ geen weet heeft. Op de duur zou daar de ergste narigheid van kunnen komen.

     

    Lees voor háár 2.3.8.1, voor hém 2.3.8.2. en 5.9.1.3.  Verdere gegevens van beiden: verspreid.

     

    Zij ontmoeten Jan en joke echter in 1980. Die hebben zich pás toegekeerd naar Jezus en zijn onweerstáánbaar in hun enthousiasme. Vóór die tijd kenden Ab en Nel hen als ‘niks an’-buren. Nú ervaren ze hen als ‘helpers in de nood’.

    Ab en Nel aanvaarden Jezus als Redder en Verlosser:

    -         Complexen, jaloezie, minachting;

    -         Spotzucht en hoekigheid;

    -         Zuurheid en ongedurigheid;

    -         Futloosheid en grilligheid;

    -         Geruzie en geïsoleerdheid;

    beginnen te verdwijnen.

    Daarvoor in de plaats beginnen te komen:

    -         Vreugde over voorspoed van anderen;

    -         Waardering vóór anderen;

    -         Mildheid en lankmoedigheid;

    -         Vriendelijk stralende ogen;

    -         Een sfeer van verkwikkende rust (Hebr. 4:3);

    -         Dadendrang én bezadigdheid;

    -         Harmonie en blij netwerken.

    En daarna hoor je vijftien jaar… niets. Na Kim, geboren 1979, haar broertje, geboren 1983, zijn er nog meer kinderen gekomen. Ab is blijven werken bij dat centrale verwarmingsbedrijf, bij fusies opgeklommen. Nel is in een duobaan gaan werken, samen met Joke, als bibliothecaresse in een bedrijfsverenigingbibliotheek.

    Met allerlei ups en downs wordt het 1998. En nu is het verder voor Nel.

     

    Zeg; wat is het handig, dat Ger tegenwoordig het ‘voorwerk’ doet. Dat scheelt zo’n stuk! Hoef ik verder niet zoveel uit te leggen.

    Goed dan:

    Ger was bij ons en vroeg, of we iets wilden vertellen van onze ervaringen met Joke, toen dat ‘heel erge’ gebeurde. Ab en ik besloten, dat ík dít verslag zal uitbrengen. Ab heeft datzélfde gedaan, Toen Ján die ‘uitglijer’  maakte.

    Nu ik dus:

    Jan en Joke:

    -         boeiende mensen

    -         groot ook in hun val en in hun weer ópstaan.

    Wij hebben Jans val meegemaakt. Ab heeft daarover verteld (5.9.1.3.). Maar Jókes misgreep was toch ernstiger, Jans val was ‘vleselijk’, in de heel letterlijke betekenis van dat woord ook nog eens. Jokes miskleun was ‘geestelijk’, raakte het wezen van ons mens-zijn. Het was een duidelijk “Nee” zeggen tegen God. Onbegrijpelijk, dat =toch eigenlijk vrij onbeduidende- Jo…

                Ik bedoel dit niet hatelijk hoor

    … zo’n negatieve geestkracht kon ontwikkelen. Ze zeggen wel eens:

                “Stille wateren hebben diepe gronden”,

    Maar… mens!... wat heb ik in haar afgronden gekeken!

     

    Maar nu eerst wat anders. Ger wil, dat ik het over Joke heb. Echter, al de vorige vertellers hebben hun éigen verhaal binnengesmokkeld. Ik smokkel níet, doelbewust is het bij mij: eerst ík, dan krijgt Ger het ‘Jo restje’. Want niet alleen háár leven is de moeite waard, ook Ab en ik hebben iets te delen, dat jullie kan bouwen.

     

    Luister: Ger júichte wel zo in ‘wat vooraf ging’ over:

    -         heerlijk diep sociaal gevoel;

    -         royaal ronddelen van stoffelijke en geestelijke rijkdom’

    -         nooit meer die kruidje-roer-me-niet-gezindheid;

    -         die warme blik in onze ogen, die rustgevende stem van ons;

    -         dat krachtige ‘D’rauf gehen’… altijd met verstand; nooit onzinnig drijvend als Jehu (2 K 9:20);

    -         de innerlijke vrede en het fijne inpassen in hemelse koorzang…

    Whow!... nou ja… zo’n beetje … ook wel… in beginsel: já… soms echt wel bijna ideaal.

    Maar: zal ik je eens een rauw familietafereeltje schetsen, houd je vast!

     

    Onze dochter Kim, geboren in 1979; die is dus in 1994 veertien of vijftien… vijftien dus. We krijgen al een paar maanden seintjes: wat ís er toch met dat kind! Maar ja, soms gaan die dingen onbegrijpelijk stóm:

    -         er zijn nóg vier kinderen; jonger, maar zeker niet probleemloos;

    -         ík heb het druk met die duobaan (samen met Joke) als bibliothecaresse;

    -         Ab heeft het druk, heeft promotie gemaakt tot districtchef, is er net een maand tussenuit geweest voor een cursus in de VS’

    -         Druk in de kerk: zangkoor, jeugdwerk, kring… ach, je weet wel…

    Er zijn van die tijden, dat het hoofd je omloopt, hoe zei mijn moeder dat ook al weer:

                “De zon staat op middaghoogte”.

    Geen ónwil hoor, maar we missen de aanwijzingen:

                “Er zit met Kim iets heel erg mis.”

    Het zal ieder ouderpaar wel eens overkomen, maar dat is geen verontschuldiging.

    Ach, jullie begrijpt al wel, wat er aan zit te komen…:

    Zaterdagavond, begin kerstvakantie, de jongeren al naar bed, EO programma, glaasje wijn, knabbeltje… en dan dat kleine stemmetje:

                “Pa, ma… ik ben 4 maanden zwanger.”

    Of er een bóm ontploft.

    Ik spaar jullie een heleboel verschrikt geschreeuw; loop even vlug door de nare geschiedenis:

    -         ze is zó jong, het is allemaal zo onaanvaardbaar;

    -         schoolfeestje, drinken, nog wat ‘napraten’;

    -         … met een volkomen onmógelijke jongen;

    -         … de slechtste, die ze maar had kunnen kiezen.

    Nee, dit kan niet, dit kán niet: voor háár niet, voor óns niet. En… we besluiten tot een abortus in Engeland.

                (Voor ‘late abortussen’ wisten we zo gauw geen Néderlands adres).

    Gehaast tegen de Heer zeggen:

    “God; U vindt het wel goed hè. Er ís toch geen andere uitweg uit dit afschuwelijke dilemma!”

    Alles loopt glad. Niemand komt erachter, in januari, de eerste schooldag, is Kim al weer present. Geen geklets, onze positie in de samenkomst onbedreigd. Geen deining, niemand aan het schrikken gemaakt. Maar: er komt een schaduw over ons leven en dat van onze kinderen:

    -         vriendschappen verdorren;

    -         het lijkt wel, alsof er opeens een gat in onze portemonnee zit, of ‘onze buidel is doorboord’ (Haggai 1 v 6);

    -         we kunnen niet meer zo royaal delen en ook ons ‘geestelijk mee kunnen delen’ beleeft een malaise;

    -         in zijn hogere baan functioneert Ab niet goed;

    -         alle vijf kinderen sóms ziek, áltijd lastig;

    -         en nog allerlei van die waarschuwende lampjes, méér op het dashboard van ons levens.

    En dan eindelijk: het ontdékken:

    “Heer, er ligt een vlóek over ons leven. Eens bracht Saul die na járen over het volk Israël (2 Sam. 21:2). Wij ervaren die vloek al heel snel bij ons zelf. Heer, wij weten niet hoe het toen met Kim anders had gemoeten. Maar U had het wél geweten. Toen we haastig zó over-onze-schouder riepen:

                “’t is wel goed he God.”

    toen gingen we in de fout. O God… vergééf!...”

    En toen was de schaduw nóg niet voorbij. In ons hart groeide déze zekerheid;

    “Biecht niet alleen aan God, maar biecht deze zonde ook op aan de oudsten (Jac. 5:16). Dán pas kan vergeving goed doorwerken.”

    We beléden dit kwaad aan de oudsten. O, die troostende handen op ons hoofd:

    -         onze overtreding vergéven; onze zonde bedekt (Ps. 32:1);

    -         afgelopen met dat zwijgen, dat je gewoonweg aan de reumatiek en de artrose hielp (:3);

    -         afgelopen met dat wegsmelten van de levenskracht (:4).

    O… die opluchting!

    24-08-2009, 19:24 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.1., tweede deel

    TWEEDE  DEEL

    En tóen was er dat gebeuren rond Marcel: onze positie in de kerk kalfde weer af. In háár ogen”bijna niets bereikt daar en na vijftien jaar opeens terug naar niets'. Daar bovenop: door een verhuizing naar Abcoude in een nieuwe gemeente helemaal overnieuw beginnen. En naast al die onrust ook nog de onrustige maatschappij, die mijn zekerheden dáár aantastte. In haar ogen: nóóit directeur geworden en na vijftien jaar: als bijna vijftigjarige bij een fusie op straat. En toen ontwaakte in Joke de Gomer-aard. Je kent het verhaal:

    Gomer was het brave wijfje van Hosea. Maar er zat iets verkeerds in haar wezen. Ze kreeg keurig drie kindertjes van hem, maar innerlijk baalde zij op de duur zó van dat saaie leven aan zijn zij. Ze wilde het avontuur, dingen meemaken, in grootse stijl leven. En toen iemand haar de kop gék zeurde  over een ándere manier van leven, echt iets beleven… liep ze weg van huis, van man en kinderen.


    En zo begon het: er kwam een vroegere vriendin op dagen, ene Ilona. Die pakte haar precies beet op de punten, waar ze zwak was:

    “Jarenlang heb je alles gezet op de kaart van je man en je kinderen.

    -         Jan moest het maken in kerk en maatschappij

    -         Marcel zou een sportheld worden

    -         Annemarie met d’r mooie koppie: tv-presentatrice toch op zijn minst.

    Wel, je ziet, wat ervan terechtgekomen is… Maar nú is het tijd om aan jezelf te denken. Je weet niet hálf, welke krachten er in jou sluimeren. Zet het nu eens op díe kaart!”

    En zó is het gekomen!

    Op een dag, toen ik thuiskwam, was de hele boel in rep en roer. Annemarie in tranen:

    “Toen ik uit school kwam: alles zo leeg en zo stil. En er lag een brief op tafel. O, er is vast iets aan de hand met ma!”

    De vijftienjarige was weer volkomen in de war. En tienjarige Judy en zevenjarige Nick dromden ook zwijgend en bedremmeld kijkend om mij heen. En zeventienjarige Marcel kwam ook net thuis. Met de vier kinderen om me heen, deed ik toe de enveloppe open en las:


    Ik heb het licht gezien, het licht, dat bevrijdt. Niet New Age… acht wát… nee!... Néw New Age. Eindelijk een mogelijkheid om tot de ultieme zelfverwerkelijking te komen.

    Vanmorgen dacht ik nog, dat het moeilijk zou zijn om jullie vaarwel te zeggen. Maar vanmiddag, vlak voor de auto kwam, die mij naar mijn toekomst zou rijden, was dat alles opeens weg. Jullie waren wég uit mijn brein!  En dat waaróm?! Jullie zijn er nooit werkelijk ín geweest. Jullie waren ballast. Ik kon jullie afleggen als een oude jas, die mijn vlucht naar het licht te lang had gehinderd. De cocon sprong open en… ik kon in een nieuwe zon mijn vleugels drogen en volpompen voor de grote sprong.

    Je weet dat ik Ilona laatst ontmoette. Ik heb haar daarna –en dat weten jullie niet- méér ontmoet. Ze gaf me lectuur. Ze bracht mij in contact met mensen van veel hogere gedachten dan de ‘lui van het cluppie’. Wat heb ik mijn tijd daar toch verbeuzeld! Ik denk bijvoorbeeld aan mijn ‘doop in water’. Toen zei zo’n femelaar:

    “Zoals je nu even afgesneden bent van het leven… zo zal je ook sterven voor alle wereldse opwinding… en opstaan voor geestelijke vreugden.”

    En dat, terwijl ik nu weet, dat de spannende jaren pas nú gaan komen, nu ik mijn schouders ophaal over die doop van toen. De komende jaren zullen alles gaan vergoeden, wat de kaalvreter heeft kaalgevreten (om een woord uit jullie kring maar eens omgekeerd te gebruiken). Jullie mogen van mij als gezin best teniet gaan, naar alle kanten verstrooid worden (Hosea 1:4). Ik heb geen meelij of erbarmen voor wie dan ook van jullie (:6). Ik heb jullie nooit werkelijk liefgehad (:9). Ik heb het leven lief. Mijn levensbrood, mijn levensdrank, de kleding voor mijn nú ontdekte, werkelijke bestaan, mijn nieuwe vreugd, zijn elders (2:4).

    De vreugden, die ik tegemoet reis, komen misschien uiteindelijk toch wel van de god, die ik achttien jaar gediend heb. Maar dat kan me niet schelen. Ik ga alles gebruiken, zoals ik het zelf wens. Dit is míjn leven en ik doe, wat ik wil (:7). Rijker zal dit nieuwe leven versierd zijn dan in die achttien jaar met al die schamele vreugden.

    Ik vergeet die armzalige god van jullie, nu ik ‘de ontdekking’ heb gedaan (:12). Ik verlaat die Jezus van jullie.. Niet uit gebrek aan moed, omdat ik niet verder met hem zou dúrven gaan. De idéé. Nee, ik erger me aan hem, ik wíl niet met hem verder.

                                                                                      Dag, ma.

     

    Toen ik de brief voorgelezen had, bleven de kinderen en aanvankelijk ook ikzelf sprakeloos. Maar tóen kwam er zo’n warmte in mij naar boven voor dat arme, verdoolde vrouwtje van mij. Ik voelde, wat Hosea gevoeld moet hebben, toen zijn huis leeg was van Gomer en gevuld met ontredderd rondkrioelende Jirzeël, Lo Ruchame en Lo Ammi. Ik had er dan víer, die me verbijsterd aanstaarden. Stil zei ik:

    “Mama is overspannen. Dit kán net allemaal ineens worden opgelost. Dit gaat járen duren. Maar God zál haar bij ons terugbrengen.”

    Toen week de verstarring:

    -         Marcel ging vloekend naar zijn kamer;

    -         Annemarie gillend naar de hare.

    Ik bleef alleen met zielig huilende Judy en Nick. Maar in de volkomen verwarring van dat ogenblik wist ik, dat dít mijn taak werd van Godswege: mijn eigen lieve Gomer terugbrengen. In 1983 had ik een veldslag verloren. Maar deze veldslag ging ik winnen. En ik zou de oorlog winnen!

     

     

     

    03-08-2009, 20:54 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Archief per week
  • 27/09-03/10 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 17/12-23/12 2007
  • 10/12-16/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 19/11-25/11 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 16/07-22/07 2007

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!