5.9.5.4.
Ellen Vonk: kernwoord:
- Situatiebepaald: dáárom.
- Algemeen: Geloof in God en Jezus: je wordt er dapper en succesvol van.
20 december 1984.
Het laatste, wat ik vertelde, was de opmerking van moe:
Voor je weggaat
even iets bespreken
Ik schoof aan tafel. Toen ik dat deed, was het al net, of mijn zelfmoordplannen iets van mij wegschoven. Daarna de vragen:
- Heb je soms anorexia
je eet zo weinig
- Waar komen die nervositeit en prikkelbaarheid toch vandaan.
En toen kwam de ontlading. De opgehoopte spanning -ruim voldoende om mij in het water te laten springen- brak zich baan.
Dat gebeurde door een uitgeschreeuwde bekentenis en vreselijke gilbuien. Maar
terwijl het huis zich vulde met de volledige oudstenraad
terwijl iedereen verbijsterd was
luchtte dat gekrijs míj op. Het tot de rand gevulde meer van wanhoop liep leeg. O ja
ik weet wel: het was hartstikke zelfzuchtig:
- Pa en moe schrokken zich zowat dood.
- De zusjes waren nog dágen overstuur.
Dat wist ik eigenlijk al wel vooruit, maar o
om het kwíjt te zijn
om het te kunnend delen
- En dan: die veilige zekerheid: pa en ma weten er nu van: zij gaan helpen, ik hoef het niet meer alleen te doen.
- En dat gelukkige weten: ik lééf nog
!... ik lééf nog
!!
Later kwamen de vragen:
- Hoe moest dat nu, als ik dikker en dikker werd
- Hoe zou mijn houding zijn, als ik Jan weer zag: Jan met zijn sluwe praatjes, zijn baasspelen, zijn afkeer van mij, nadat ik alles had gegeven, wat hij wenste
-
enz.
enz.
Ik legde al die problemen in gebed aan Jezus voor. Dat kon nu opeens wel. Jarenlang had ik niets met God te maken willen hebben. Nu ik dan uiteindelijk bij Hem kwam, was het helemaal niet van:
O
was je daar weer eens
ja, ja
nu je in de knoei zit
Niets daarvan
: luisteren, spreken, raad geven.
Dit kwam in mijn gedachten:
Wacht nu maar even af
er is iets in de maak.
Ik had de idee, dat de stem van Jezus in die gedachte was ingevlochten.
Al heel gauw was dat iets zichtbaar: zes maanden naar de Costa Blanca, eerst met Oom Jos en tante Diana, later met andere families. Ik heb nog wel geprotesteerd:
Ik krijg nog een kadootje toe.
Maar oom Jos legde uit, dat het er voornamelijk om ging, dat pa en moe in conditie bleven. Vijf maanden wachten thuis met alle gemeenteleden op hun lip, zou zinloos en al te pijnlijk zijn, ook voor hén.
Zon verademing: dat vertrek: die ene maand thuis was zo rot geweest met al die steelse blikken naar mn buik
de vriendinnen van het koor met hun opmerkingen:
Meid
wat ellendig voor je
maar wat er dan verder werd gezegd
!
O ja
ik weet het wel
het waren de normale gevolgen, maar ik had mij dat allemaal nooit zo voor ogen gesteld. Toen het een maand geduurd had, kon ik het gewoon niet meer hebben, maar toen kon ik ook juist op tijd- mijn koffer pakken. En die eerste oktober
zó fijn:
Utrecht, Den Bosch, Eindhoven
wég die vragen:
- Wat zeg je nu, als je Jan tegen komt.
- Gaan je ouders het kind opvoeden of jijzelf?
- Wat dacht je nou, als je zo mooi alleen stond te zingen
Maastricht
Luik
Metz
Wég
dat nauwelijks verhulde leedvermaak:
- Weet je, dat Jan verteld heeft dat het kind best eens van een ander kon zijn: je zou zélf zoiets gezegd hebben
- Je zit nu wel zo veilig tussen pa en moe in de sam, maar je moe is toch echt bitter, kribbig en stekelig tegenwoordig
het zal echt niet altijd meevallen hè
!?
- Je pa is ook nergens hè
zó dof
zó uitgeblust
ik denk wel eens:
Wat zijn wij gelovigen toch eigenlijk mooi weer christenen
- De doop in de Heilige Geest, de geestesgaven, de wandel in de hemelse gewesten
: je maakt je er gehaat mee bij de gewone gelovigen
je kunt van alles doen en toch getapt blijven
alleen dát niet. Ik hoor het die Jan-van-jou nog zeggen:
en toch moeten wij die kant op
zó alleen tonen wij Gods koninkrijk
zo alleen zijn wij van nut voor Gods plan
En nu
: wat toonde hij zélf van al die volgens hem zo heerlijke- dingen(Judas 9). Wat voor nut had híj er van. Dus in feite betaal je als prijs: de haat van je omgeving. En wat koop je er voor: niets, niemendal
Dijon: slapen
Lyon, Narbonne, Gerona
weer overnachten
weg, ver weg
halfzachte vertroosters.
- Die Jo hè
zo vinnig
wantrouwig
driftig
Ik heb tegen haar gezegd dat jij veel flinker was
Barcelona, Taragona, Valencia
geen harde vermaners meer
- Ja kind
wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen (Jeremia 5:5,6). Ik gun het je toch zo, dat het eens wáár voor je wordt: maar wie op Hem vertrouwt, op Hem alleen
ziet zich omringd door zijn weldadigheen (Ps. 32:7, 10).
Zo heerlijk bevrijdend: weg te zijn van alle soms twijfelachtige- belangstelling
alleen in de auto met deze aardige, rustige mensen, die bijzonderheden wisten van de streken en steden, die wij passeerden, maar mij nooit herinnerden aan dát
terwijl daarbinnen de baby al heel duidelijk zijn of haar aanwezigheid kenbaar maakte
mij voortdúrend bepaalde bij hetgeen was gepasseerd. En toen begon ik er zelf maar over:
hoe ik mij met leugens omgeven had in de afgelopen maanden
en zo verlangd had naar de toen onbereikbare waarheid
Hoe die waarheid nu in mijn innerlijk op mars was, dat Jezus bezig was om mij in te nemen, zoals een stad wordt ingenomen (Jer. 20:7)
hoe Hij in mij zo sterk geworden was, dat Hij doende was om mij te overwinnen (id.).
Terwijl de wagen voort zoefde over de zonoverspoelde wegen, ging tante Diana op mijn opmerkingen in:
Mijn man en ik putten zon moed uit je woorden. Wij twee zien in die wóórden van jou dáden van jou: getuigenissen betreffende de overwinning van onze Meester over alle duister. Als zijn scháduw maar over je bestaan strijkt, is dáárin al genezing. En nu gaat zijn líchtglans over je leven. Nu ja
nog maar een gláns van licht hoor
maar het vólle licht kómt
Oom Jos vulde aan:
Je hebt wel erg verkeerde dingen gedaan in de afgelopen maanden. Maar voor God is er in bepaalde opzichten geen onderscheid tussen een beetje en erg verkeerd. Hij kan uit elke put, hoe diep ook, redden (psalm 40:3). Houd zijn woord vast, dat is het touw, waarmee Hij je uit de modder trekt.
Maar toen wenkte hij met zijn hand
de laatste fase van de lange reis was begonnen: hij moest nu even scherp opletten. Een paar haarspeldbochten
daarna: Ciudad de la Luz, nagenoeg boven op een heuvel.
Wat heb ik daar in de volgende maanden genoten:
vanaf het voorterras met het zwembad de naar zee afdalende bossen, doorspikkeld met allemaal van die droomhuizen, als waarin wij zaten. Vanaf het achterterras met de barbecue: valleien vol sinaasappelboomgaarden tot aan de blauw vervagende bergkammen ver weg.
Genoten heb ik met vier lieve mensenparen, mijn eigen ouders inbegrepen. Ik voelde de sfeer van Jezus elke dag weer. Ik merkte ook, dat in mijn leven wel degelijk de fundamenten van het geloof aanwezig waren. Ze waren overwoekerd, maar vóór mijn ouders er waren, hadden de anderen ze al weer blootgelegd. Ik trok in die maanden geestelijke zevenmijlslaarzen aan en kreeg zóveel inzicht. Later heb ik leren zien, dat God alles zo in gereedheid bracht om een grote schok, die nog komen ging, te overwinnen.
Overigens ging niet alles langs lijnen van geleidelijkheid. Er was bij één gelegenheid een zware strijd
een Pniël, zouden ouderwetse mensen zeggen (Gen. 32:24)
Mijn grote schoonmaak kwam op een novembermiddag: ik was weer eens geklommen naar het hoogste punt van de heuvel, nog dertig meter schuin bóven Ciudad. Zon heerlijk plekje daar
tussen vier lompe steenbrokken, iets beschermd tegen de hier fel waaiende wind. Ver weg naar het zuiden de rotsen van Calpe en Albir. Dichterbij
noordelijk: Cabo de la Nao, de Javea berg. De zee
nog blauw onder de dalende zon
hier en daar een schip: volstrekte eenzaamheid
En toen kwam er van alles, niet naar tijd geordend, door elkaar heen gehutseld, nog weer eens tot me
:
- Mijn minachting voor gelovigen: geschift, geborneerd stelletje kneuzen
- Mijn hoererij, eerst met allerlei jongens, op de top gevoerd, toen ik Jan verleidde.
- De onverschillige manier, waarop ik onder de aanmoedigende kreten van schoolvriendinnen- het geloof in Jezus weggeworpen had
opgeborgen als een uit de mode geraakt jasje.
- Alle oneerlijk gekuip van niemand hoeft het toch te weten
de bedriegerijen
het valse spel, dat des te harder aankwam bij mijn omgeving, omdat ik zo mooi en stichtend zong.
- De voltooide slechtheid door de zeven avonden met Jan, toen alles nog tienmaal erger werd dan het al was.
Ik riep tot Jezus
mijn woorden holden naar Hem toe op de bolle bries.
O Heer
vergeef
.red mij
ik heb nu wel een adempauze
maar ik móet het nog weer eens uitzeggen aan U, om nut te hebben van die tijd van bezinning
: De manier, waarop ik toen Jan aankeek. Hij deugde niet, maar ik evenmin: toen op dat ogenblik- verloor ik in beginsel- alles, wat ik nog dacht te hebben
Ik heb nu niets meer te verliezen
wat ben ik gestraft, door de manier, waarop ik gek werd gemaakt. Ik wist wat ik deed, toen ik de pil liet staan
en toch deed ik het. Wat kreeg ik mijn kinderlijke verleidtrucs tienvoudig terug. Alles moest ik slikken
ik
: het stomme, in feite niet echt begeerde, laat staan beminde wijfjesdier
de teef, die hem een kick gaf, omdat hij op haar al zijn vrouwvijandigheid kon botvieren en omdat zij een kind wilde dragen.
Heer
ik weet het: er komt nog een lange, bittere nasmaak: alleen al dat nog steeds niet verwerkte afdanken na die zeven weken
Der Mohr had seine Schuldigkeit getan
der Mohr kann gehn.
en dat terwijl ik mij helemaal aan zijn heerschappij had onderworpen op zichzelf ook al zo afschuwelijk vernederend-
en terwijl hij me overal kreeg, waar hij me hebben wilde.
En dan ook nog deze zorg: zal ik nog wel een baan kunnen krijgen: de schoolverlaters hebben alles al ingepikt
O, wat werd mijn spel ernst. Dat vreselijke, opjagende, duivelse gevoel is nu weg
maar Jezus
!... ik ben zo bang, dat het terug komt. Ik ben soms zo krankzinnig benauwd voor dat verslindende vuur, dat niet meer loeit, maar altijd door blijft smeulen
o
als het toch weer uitslaat
!
Lieve Jezus, mijn huilbuien
zenuwen
stress
slapeloosheid
ze waren in die heerlijke oord eerst weg
maar ze komen weer terug
Er moet íets gebéuren
Jezus
ik deug voor geen cent
ik zóng wel opgelucht, toen ik opgebiecht had aan mijn ouders en de oudstenraad
ik zal echter pas opgelucht zíjn, als ik biecht bij U. Als ik dat niet doe
als ik niet mijn fouten aan U belijd
moet ik wég bij U
en ik wíl geen prooi zijn voor de vijandelijke legers
ik wil wégblijven van het oord, waar de valse, snerpende klanken zijn.
Heer
ik belijd
: als een slet, een sloerie heb ik mij gedragen
een vijandin ben ik geweest voor mijn ware vriendin Jo
O Heiland
vergeef!
ik pleit op het bloed van Jezus. Dat bloed is toch een volkomen verlossing voor al onze zonden (1 Joh. 2:2).
Helpt U me toch om open te staan voor de nieuwe gedachten, die van U komen
helpt u mij toch om U te volgen
om met al het oude te breken
help mij toch omuit mijn onveranderende zondigheid te komen
En toen
het was of met de draaiende wind Jezus antwoord kwam. Nee
niet of
het wás zo
:
- Een schók ging door dat leven van mij, zo kort daarvoor nog bijna verwoest, nog steeds niet wezenlijk opgebouwd
: het herstel begon
..
- Ik kwam los van de muur van de wanhoop en begon toe te lopen naar mijn Grote Broer van de hoop.
- Alles ging ik met Hem terugwinnen
ik zou meer rijkdom krijgen dan ik ooit had bezeten.
- De dood had zon grote plaats in mijn gedachten: hij werd overwonnen.
- Ik minachtte het geloof in God en Jezus niet meer, blij aanvaardde ik het
En
terwijl er in feite nog niets gebeurd was, voelde ik mij daar op die top, met mijn haren wapperend in de wind, op een merkwaardige manier dapper en succesvol. Jezus bedelfde mij onder zijn blijde antwoorden. Wat een vreugd brachten die. Al mijn waaroms losten op in daaroms. Mijn geest, daarvoor in eigenlijke zin altijd nog kapot en verward, was tijdens mijn gebed gebroken en verslagen geworden. Daarom kon de Heer nu al die goede dingen doen (Ps. 51:19).
Over het rotspad naderden moeizaam twee paar voeten: oom Jos, tante Diana
wankelend op de rolstenen
wegglijdend met het gruis
glibberend in het modderige leem:
Kindje
dat kán toch niet meer
over twee, drie maanden is het zo ver.
Maar ik kon antwoorden:
Het is ook míjn áfscheid van dit plekje
maar God en Jezus zijn terug in mijn innerlijk
ik heb Hen hier en nu binnengehaald in mijn hart. Jezus beantwoordde al mijn vragen. Blij heb ik het geloof in Hem aanvaard. Zón vreugde daarna in mijn gedachten
dapper kan ik nu alles tegemoet gaan, wat gaat komen. Ik zal succesvol zijn in elke strijd, die nog losbarst.
Zij zeiden:
Zó blij
zó blij, dat je er door bent.
Toen zochten wij behoedzaam onze weg naar beneden
Die avond schreef ik een dikke brief naar huis. En het antwoord?!
Wij hebben al heel wat blijde brieven gehad
maar deze was echt helemáál blij.
Wat vér leek nadien mijn geknoei van de zeven avonden. Wat leerde ik Jan begrijpen en vergeven. Wat kon ik mij ook inleven in zijn verwardheid, die maar voortduurde. Ik kon zelfs voor hem bidden
Mijn babytje leerde ik liefhebben. Met moe en pa begon ik om te gaan, alsof wij vrienden en vriendinnen waren. Sinds ma die zelfmoordbrief gevonden had, waren wij elkaar zoveel nader gekomen. Dat nader komen had overigens nog wel wat voeten in de aarde. Ma had dan wel gezégd
Je mag met ons mee blijven doen
wij blijven samen op reis
de duivel móet wijken.
In september echter was zij toch dikwijls bitter en bazig. Maar toen zij begin februari kwamen, was dat over. Moe had wat commissies afgestoten; ze had het dus wat minder druk. Pa ook
hij sprak nu weer veel dieper
flinker over God, dan toen hij zo overbezet was.
Leuke brieven ven Ingrid en Nora, die in september echt op mij gebeten waren
ook een lieve brief van Jo
wat was ik dáár blij mee.
Toen
half februari: mijn eigen lieve, kleine Agnes in de armen. Eind maart naar het vliegveld van Alicante, gebracht door pa en ma
in Schiphol weer opgevangen door oom Jos
4 april jarig: negentien jaar, 8 april werd Agnes opgedragen; ik stónd daar: zonder man. Móe stond dan maar naast mij. Ik hoorde het gefluister: Jammer toch
jammer toch
Maar ik was desondanks blij. Mijn ouders hadden Agnes aanvaard. Dat had de Heer natuurlijk allang gedaan. Maar nu -bij het opdragen- werd dat nog eens uitgebeeld
Zo gek
even vingen mijn ogen de blik op van Erik Pieterse. Ik weet, dat hij een oogje op me had
o
al jaren
ik wist het al, toen ik zestien was. Maar nu
zou hij nog belangstelling voor mij hebben
?
de gedachte gleed weer weg
Bij het uitgaan van de dienst keek ik nog even naar Jan. Hij praatte met Gert
zei zeker weer diepe dingen. Even zag ik zijn ogen
niet meer wild, driest en vrouwbelust. Getemd en terneergeslagen was zijn blik. Ik bad stil:
Heer
laat hem er door komen, zoals ík er ben door gekomen.
14 april: ik ging s avonds nog even bij Agnes kijken
ze lag zo vreemd stil
ik riep pa en moe
de dokter kwam, hij zei:
Wiegedood.
En toen hebben wij daar met zn vieren om haar heen gestaan
in een zwijgen zó ontzettend
|