5.9.6.2.
Wilma Donker: kernwoord:
- situatiebepaald: zelfbeheersing
- algemeen: geloof in God en Jezus: wat een drang naar positieve daden brengt het met zich mee.
29 december 1984:
Het zal je kind maar wezen
wa
wa
wa
wa
Dat populaire liedje van lang terug spookte mij in de afgelopen jaren wel eens door het hoofd
Zon feest
Je zoon en zijn vriendin vinden de weg naar Jezus. Die vriendin wordt op ordelijke wijze zijn wettige echtgenote. Een schattige kleinzoon. Bericht, dat er weer gezinsuitbreiding op komst is. Het blijde weten, dat jóuw zoon eens een nutteloze leuzenbraller- nu hoogwaardige apparatuur is; een uitverkoren werktuig in Gods grote plan. Koorleider, zangleider, jeugdwerker, huisbezoeker. O, wat ís het nieuwe leven overtuigend in hem aanwezig. Niets ook niet zijn carrière als computerdeskundige- houdt hem af van zijn bediening. Die gaat zich steeds duidelijker aftekenen
Die Jan
!... met liefdevolle interesse voor zijn naaste
wie had dat toch óóit kunnen denken: Altijd op pad om vol geestdrift mensen te wijzen op Jezus, hun Genezer en tevens hun Redder. Wat een leven van onvergelijkelijk veel hoger kwaliteit dan daarvoor als barricadeheld. Geen snerpende, onvriendelijke slogans meer in zijn mond. Hij zei eens:
Ik heb er zon behoefte aan om heel mijn verdere leven alleen maar goede, opbouwende, in wezen vriendelijke dingen te zeggen
om meer en meer werkelijk achter Jezus aan te gaan. Ik ben volledig bereid om elk verdriet te dragen, als ik maar Zijn navolger mag zijn
Ik zie zulk leed zelfs als het open bloeien van mijn leven tot een kruis ter eer van God
Echt gemeend, allemaal
Fred en ik zeiden wel eens:
De beste wijn is in ons leven tot het laatst bewaard (Joh. 2:16).
En dan: de koudste douche over de warmste verwachtingen
Eind augustus
: Jo aan de lijn
begint heel rustig
raakt steeds meer overstuur:
Jan heeft een meisje verleid
er is een kind op komst
Ze eindigt met een stroom verwensingen aan zijn adres.
We zijn volledig uit het veld geslagen:
bellen na een slapeloze nacht her en der
ontdekken gaandeweg de juiste toedracht
raken in een soort zenuwcrisis, die ons tot werkeloosheid doemt.
Dan
: Ans Willems, de moeder van Jo.
Wij zijn daar twee weekends geweest. Kunnen jullie het nu eens overnemen en erheen gaan, op 10 en 17 september. Het is voor ons geen dóen, week in, weet uit
Dat wekt ons uit onze lethargie
Antwerpen
(we woonden immers in Zeeuws-Vlaanderen)
Breda
en maar bidden
eindelijk: Amsterdam. Wij vinden Jan en Jo als twee klompen ijs tegenover elkaar. Marcel drenst
is beetje ziekjes, wordt amper verzorgd. Jo op-alle-dag nou ja: niet precies
Huis verwaarloosd
een toestand!
Even het idee: waarmee moeten wij beginnen. Dan de ingeving: met een innerlijk gebed. Ik rén naar God toe:
Heer
jarenlang hebben wij gebeden voor hun bekering. Die kwám! Satan gooit nu roet in het eten; Jan zelf heeft daarbij geholpen. Het ís niet de schuld van de kerk. Die mensen heb ik ontmoet. Die zijn prima. Het ís daar geen rare, wilde sekteboel
Het ligt aan onze jongen, dat alles zo kapot is. Mogen wíj helpen bij het heel maken?!
Fred vertelde later, dat hij ook gebeden had, zoiets van:
Lieve Vader
we zijn goed met Jo
alles is wederzijds vergeven en vergeten. Dat laten wij niet meer los. En
ik heb veel van Jan geleerd. Die fijne herinnering laat ik ook niet meer varen.
Door hem hebt U mijn ogen ervoor geopend. Hiervoor: dat ik mijzelf geringer behoorde te gaan achten en dat het goed was om U meer te loven en te prijzen. Door hem heb ik geleerd, niet meer zo te zwoegen om geestelijk iets te bereiken. Ik wil hem en haar helpen in deze periode van strijd.
Daarna ging alles beter. We kregen zelfbeheersing om niet met strafredenaties te werken, maar er gewoon te zijn. Jan had wel eens gezegd:
Geloof in God en Jezus leidt tot positieve daden.
Temidden van de totaal negatieve sfeer mochten wij dat ervaren. Ik kookte iets lekkers. Fred stofzuigde, terwijl de echtelieden als verlamd zaten te zitten
en wij maar met God te rade gaan.
Gesprek was nog niet goed mogelijk, ook de volgende week niet:
- Jan, zo onecht, met áls hij dan wat zei- dat glibberig gladde gesmoes, rad als altijd. Zó diep gezonken, die knul.
- Jo
: weer net als vroeger: soms een furie, dikwijls vinnig, altijd vol angst vóór en wantrouwen ván ons.
Twee weekends loste de familie Willems ons weer af. Toen wij op 8 oktober terugkwamen voor het eerste van ónze twee weekends, stonden wij páf. Jo had het weer helemaal. Er was prima geestelijke hulp uit hun gemeente. Die was er echter voor Jan ook, maar die maakte er nog niets van.
Hij zakte duidelijk af na zijn eerste berouw. Dat gejammer over:
-
geen vergeving
-
schaam me zo
- enz.
ging gewoon tegenstaan. De achtergrond deugde niet. Na 15-16 oktober zijn wij er voor het eerst weer geweest op 26 oktober, samen met Piet en Ans Willems. Op die dag werd Annemarie geboren. Jo beviel thuis. We zaten met zn vieren te bidden op de sofa in de huiskamer. We wisten allemaal, dat op die divan zich de essentie van de geschiedenis had afgespeeld
- het schandaal, waardoor nu een jonge vrouw naar Spanje was geëclipseerd.
- De gebeurtenissenreeks, die Aaf en Bert op de rand van overspanning had gebracht.
- De domheid, die Jo zo gehinderd had in de laatste acht weken van haar dracht.
- De uitspatting, die nu aanleiding was voor de zorg op de gezichten van dokter en verpleegster. Want
: de hoge bloeddruk, de huilbuien, de nervositeit en de slapeloosheid hadden Jos conditie veel kwaad gedaan. Dat werd niet goedgemaakt door de omstandigheid, dat zij die narigheden na september kwijt was.
Wat hebben wij gebeden
Verrassend vlug kwam Jan de trap afrennen:
Een dochter
gezond
.acht pond
alles goed.
En toen begon hij te huilen. Niets te merken van een gelukkig vaderschap. De vreugde werd overschaduwd door het besef aangaande dat ándere kind, dat over een paar maanden operationeel zou worden. Bij een volgend bezoek heeft Fred hem nog wel gekapitteld:
Hé Jan
het gaat nog niet erg vlug met je herstel zeg
die idee van je, dat het toch allemaal niet zo erg was
dat roddelen bijvoorbeeld veel erger zou zijn
Ik ga niet met een schaaltje staan wegen, maar ík vind jouw handelen wél heel erg. Kijk maar naar de resultaten bij velen in je omgeving. Je was hoogwaardige apparatuur in de handen van satan om diverse mensen los te wrikken van God. Toen je samen met Jo- gedoopt werd in water, hebben wij ontroerd toegezien, hoewel wij er als kerkmensen niet zo zeer achter staan. Wij dachten toen, dat jij als werktuig van God steeds meer door Hem zou worden uitgekozen. Vergeet het maar
de duivel koos je uit
Wij zagen in jou een nieuwe generatie, drager van nieuwe hoop. Een nieuwe generatie
dat wel
maar toch weer op de altijd gladde grond uitgegleden over een of meer van de oude vloermatjes: geld, populariteit, vrouwen. Een jong meisje hoefde maar te knipogen en het was al weer dag-met-het-handje tegen je van God gekregen proefbediening (voor proef zie 1 Tim. 3:10). Je vleselijke belangstelling voor die ene draaide je geestelijke interesse voor de velen de nek om. Je sluwe, doortrapte zijweg met haar bracht je ver van het evangelisatiepad waar góede dingen te doen waren
Jan onderbrak hem:
Ik weet het pa
ik weet het allemaal
- Van de vriendelijke dingen, die ik wou zeggen en van de schofterige dingen die ik deed.
- Van mijn gaan, niet achter Jezus, maar achter een demon.
- Van mijn huidige verdriet, niet om Jezus wil, maar omwille van mijn schurkachtigheid.
- Van mijn leven
: geen kruis ter eer van Jezus, maar een kruis en een oneer voor anderen.
Ik dacht
:
gestolen fruit is zoet
(spr. 9>17).
Dat wás zo, maar weerstand bieden aan de verleiding hoe bitter ook op dat moment- zou een zoete nasmaak hebben gehad. Die smaak zou gekomen zijn, vanaf het ogenblik dat ik de duivel had zien afdruipen (Jac. 4:7). Nu is de nasmaak bitter (Spr. 9:18). Ik houd mijzelf heus wel voor, dat mijn goud verdonkerd is en dat ik de goede dingen, die ik had, vergooid heb (Klaagl. 4:1)
dat ik moedwillig de kwaliteit, die ik bezig was te krijgen, heb verknoeid (:2)
Ik heb evenwel hoop
ik ben nog niet omgekomen van wroeging
ik dank hiervoor Gods goede gunst (3:22).
Geef me wat tijd
ik weet, dat God nog iets anders gaat doen om mijn wroeging te veranderen in berouw
blijf voor me bidden.
Dat hebben wij gedaan. Och
er waren er al zo veel, die troostend en belerend tegen hem aanpraatten en daarbij meer kwaad dan goed deden.
Op 16 april ging de telefoon. Jan
heel stil
:
pa
ma
God heeft dat andere gedaan. Ik hád het berouw gevonden
ik dacht, dat ik er was, maar er was iets méér nodig: dat babytje
u weet wel, bij dat meisje
dat is zaterdag gestorven
Opnieuw waren wij overrompeld. We zijn er weer gauw heengegaan. Ze waren net allebei in tranen
een anoniem briefje door de deur:
dat zij op de een of andere manier met behulp van kwade krachten de dood van dat kindje veroorzaakt zouden hebben
Wij hebben getracht te troosten. Er kwamen nog anderen ook: een oudstenechtpaar uit die gemeente
waren al even bedroefd als wij over dat kattebelletje. Och
het bleef er verder bij. De storm was ditmaal wat minder hevig dan de augustusorkaan.
Nu is de hemel opgeklaard. Dat meisje Ellen heeft zich met Kerst verloofd met iemand uit die gemeente. Jan en Jo zitten weer goed. Hun gezinnetje is gezond en blij. De rust is teruggekeerd.
Jan zegt voorzichtig:
Nog onlangs tegen pa Willems blies ik wat hoog van de toren maar nu zie ik het meer bescheiden: mijn machinerie-voor-God is geblutst en gedeukt, maar hij is niet onherstélbaar beschadigd. De olie van de Heilige Geest loopt weer tussen de lagers. Door abnormale slijtage is er speling ontstaan in de mechanismen. God stelt die bij. Hij zal mij binnenkort weer kunnen gebruiken
op minder niveau
in een geringere bediening dan vroeger
voor lange tijd
of misschien voor altijd
maar dat is redelijk. Echter: op welk niveau dan ook: het nieuwe leven ís teruggekeerd.
- Ik merk het hieraan: ik heb weer liefde voor de mensen om mij heen.
- Ik merk het aan mijn vernieuwde begeerte om iedereen er op te wijzen, dat alleen Jezus vrede en rust geeft.
- Ik merk het aan mijn herwonnen vriendelijkheid, aan de opnieuw aan mij geschonken behoefte om Jezus op de voet te volgen, zijn kruis te dragen.
- Ik merk het aan de teruggekeerde zelfbeheersing. Toen laatst iemand met een vettig knipoogje zei: En Jan
alweer een nieuw wijfie op het oog? kon ik waardig antwoorden, zonder woede.
Mijn geloof in God en Jezus komt terug. Het is weer allemaal net als vanouds. Dat geloof brengt zon drang naar positieve daden met zich. Onlangs ontmoette ik Ellen Vonk. Tussen haar en Jo was voordien alles al goed gekomen. Maar wij moesten het gebeurde toch nog even onder vier ogen doorspreken.
Er sprong geen seksuele vonk meer tussen ons over. Alleen een vonk van begrip. Twee mensen die God hadden teruggevonden, die dicht tegen Grote Broer Jezus aan- op weg waren naar een nieuwe toekomst. Aan het eind van het gesprek heb ik gevraagd:
Ellen
wil je mij vergeven?
Ze zei:
Ja
en jij mij?
Ik antwoordde bevestigend. Bijna hadden wij elkander gekust in een nieuwe, hogere genegenheid. Maar dat hebben wij toch maar niet gedaan. In ieder geval echter: het verleden was overwonnen. Daardoor was dat verleden een bestanddeel geworden van het vreugdevolle gebouw van de hoop.
Waarvan akte.
|