5.9.3.4.
Ellen Vonk: kernwoord:
- Situatiebepaald: Wanhoop
- Algemeen: geloof in God en Jezus: het is een breuk met het oude en een opening naar het nieuwe
23 november 1984
Nou
hier is dan eindelijk Ellen
- |
Volgens Jan: |
De verleidster
zeg Ján: als iemand jou een vinger geeft, dan neem jíj wel de hele hánd! |
- |
Volgens ma: |
De overspeelster
hè ma
u hebt wel gelijk, maar ik zag dat toen in het eerst- niet zo zwaar
|
- |
Volgens Monica Willems: |
Dat sufferdje van achttien, dat onnozel halsje
léuk hoor, van je. |
- |
Volgens Jan (nog eens): |
Dat meisje met dr verwoeste leven
ja
daar is het dichtbij geweest. |
Hoe is het allemaal gegaan
je bent zestien, zeventien, begin april 1983 achttien geworden. Je bent grote-stadskind
gebruikt de pil
er zijn vriendjes van jouw jaren
dag Moniek, oude vrijster
maar: ze zijn zo lomp, zo stom, zo achterblijvend in ontwikkeling naar de volwassenheid vergeleken bij meisjes van die leeftijd.
Of moe en pa niets van dat alles merkten
?! Nee, zelfs niet van de pil
Zo correct, die ouwelui van mij: keken echt niet al mijn kastjes na. Daar kwam in die belangrijke maanden april augustus nog bij, dat zij het extra druk hadden: een wereldcongres mee organiseren, en verder begeleiden.
Al dat gestumper van die jochies
ik wou de liefde wel eens heel intens, heel écht meemaken. Jan mooie Jan- boeide mij mateloos. Ik wist diep van binnen- dat hij het kón. En ik wou dat erváren. Ik begeerde hem. Naar buiten toe had die begeerte als verschijningsvorm: dolle verliefdheid. Maar zo onschuldig was het niet.
Nu zul je zeggen:
Maar dat is toch geen taal voor de dochter van een voorgangersechtpaar.
Dat weet ik, maar ik leidde ook een dubbelleven
Op school en verder buiten de huiselijke invloedsfeer toonde ik mij, zoals ik was: ik had het geloof in God verworpen. Dat wist dáár iedereen. Maar thuis was ik het brave meisje. Op het koor zong ik toegewijd, gaf wel eens een solo, was dan best wel een beetje ontroerd
Pa sprak wel eens over de wereldomvattende verbondenheid van alle gelovigen. Dan zei hij:
Door jouw zingen help ook jij om die samenhang steeds hechter te maken. dat lijkt gezocht, maar ik zie, hoe gretig de mensen naar je luisteren. Dan heb ik zon blijde zekerheid: ze schuiven weer dichter naar God toe. En
dan wordt de onderlinge band óók sterker. Denk nooit, dat je tijdrovend instuderen van die liederen vruchteloos is. Het warmt hárten
maakt die harten rijker.
Ik knikte maar eens, vond het wel vroom gezegd, maar ook wat slapjes. En dan dacht ik maar weer aan Jan. Een keer had ik naast hem gezeten en mijn hand op zijn knie gelegd (4.8.9.1.). Hij had echter die hand opgetild, mij vriendelijk toegelachen, maar haar toch weggedaan: hij was toen zon houten Klaas. Op het koor sprak hij wel eens een inleidend woordje. Kort nadat voorvalletje zei hij:
De Heer Jezus gaf al zijn glorie prijs om een machtig doel te bereiken. Wat wás zijn beloning groot (Ef. 1:21). Als wíj in staat zijn een offer te brengen om het wonderbare doel van Jezus verder binnen bereik te brengen: wat zal ons dát groot geestelijk gewin brengen. Wij mógen niet ophouden met strijden, als door onze bekering en wedergeboorte een overwinning is behaald
Door verleidingen te weerstaan
door ten bloede toe daartegen te strijden (Hebr. 12:4), dienen wij de overwinning te beveiligen. Alleen door wáákzaam te blijven, zullen wij in de hand van de Meester geen gebroken rietstaven blijken te zijn (2 Kon. 18:21).
De anderen knikten alleen maar. Ik ook, maar daarnaast wist ik, dat ik nog even had te wachten. Die hand op zijn knie
daar had hij overigens al heel wat moeite mee gehad, klaarblijkelijk
Een paar maanden later zo begin 1983- was het net, of hij meer belangstelling voor mij kreeg. Er kwam een opvallende verandering. Eigenlijk heel typisch, want later bleek dat zijn vrouw toen net in verwachting was geraakt. Zijn onrustig geworden ogen waren voortdurend naar mij op zoek (2 Petr. 2:14). Wel, die ogen vonden de mijne dikwijls genoeg. Ik was veel bij hen thuis. Verder was er elke woensdag die kooroefening.
De sfeer, die hij uitstraalde, werd ook anders: wilder
driester
meer opwindend. Ik had wel eens gehoord van zijn Don-Juan verleden. Dat verleden was niet dood
helemáál niet. Ik had het in die tijd juist erg druk op school, het eindexamen naderde. Ik wou echter toch zo graag eens een avontuur met een oudere, rijpere man, niet met al die kalveren van knullen. Als er al iets van licht in mij was overgebleven
bij dit soort denken doofde ook dat. Ik leefde onder hoogspanning: een slotexamen en een beraamde cursus voor gevorderden op liefdesgebied. De kaars brandde aan twee einden. Het kon allemaal, dacht ik. Maar later bleek dat het niet allemaal kon.
Ik overlegde over de zaak Jan met mijn hartsvriendin. Samen vonden wij als oplossing: het geeft niets, dat hij getrouwd is, dat hij en zijn vrouw huisvrienden zijn, dat die vrouw in verwachting is. Er gebéurt toch niets
! Niemand hoeft het toch te weten! (Spr. 30:20). Nu ja
er gebeurt wél iets. Niemand heeft er mínder plezier. Jullie twee allebei méér. Er is alleen voordeel, niemand lijdt schade.
Zo was dat nu eenmaal bij ons op school, zo dachten wij allemaal
Allerlei tekens, knipoogjes en zo leidden tot die wederzijdse blik bij een van de kooroefeningen.
Ja
ik wil jóu hebben
en ik jou
Bij het weggaan was hij even vlak bij me
fluisterde:
Ik krijg daar opeens een idee
! Aanstaande dinsdag twaalf april half acht bij mij thuis.
Reken maar dat ik er was. Zo keihard als nu had ik mijn ouders nog nooit bedrogen. Maar ik joeg op Jan en was tot véél in staat om mijn doel te bereiken. Jo was weg
had ik ook wel verwacht. Ik zat op zijn knie, we kusten, veel meer gebeurde er niet. Dat alleen-maar-kussen maakte mij echter nog meer onstuimig. Dat kussen bracht mij ook voorbij het punt, waarvan geen terugkeer meer mogelijk is. Ik begeerde hem nu nog sterker: hier niet de onbeschofte gulzigheid van onhandige halfwasjes
hier de beheerste hartstocht van een volwassene. Aan het slot van ons samenzijn zei hij:
Zou je volgende dinsdag méér willen?!
Ik zei: Ja
Om dat ja te bereiken, wilde ik elk verder risico wel nemen.
En toen zei hij dat schokkende, dat mij de hele week achtervolgde:
Als je het meest wilt genieten dien je direct op te houden met pilgebruik
de spanning
het gevaar
dat maakt het beleven heviger
Ik schrok vreselijk
nam nog een paar dagen in, hield er toen mee op
ik voelde dat als een afscheid van mijn kind-zijn
ik met mijn pluche beertje op mijn brommer. Het is er nu af
wat lijkt dat allemaal lang geleden
Ik wist, wat ik deed
ik kende het bijna onvermijdelijke gevolg. Maar ik wílde er niet aan denken. Ik wílde de meest hevige belevenis
Ik had hem naar nog wat kinderlijke trant verleid. Nu verleidde hij mij op een volwassen manier. Ik werd voortaan naar dat huis toegezógen. Hij kon ook alles tegen mij zeggen. Bijvoorbeeld dít
:
Ik heb je expres die eerste dinsdag laten hunkeren. Ik wilde je door het dolle heen hebben. Ik wilde een pilloze vrouw. Al die anderen waren zo vervelend onkwetsbaar. Zeiden
:
O Jan
wat was het énig!..
Maar droegen niets concreets als herinnering mee
Een kwetsbaar wijfie
dat is nou míjn thrill
Ik vroeg:
En Nancy dan
die wás toch kwetsbaar
en achteraf vond je dát óók niet leuk.
En hij:
Nancy werd lastig
mar jíj niet, hè poes.
Ik zei gehoorzaam:
Nee Jan
O
vind me maar een sukkel
! Maar op een vreemde manier bleef mijn begeerte uitgaan naar de man, die zon heerschappij over mij had gekregen
(Gen. 3:16).
Er waren inderdaad zes onvergetelijke dinsdagavonden. Náár was daarbij het stiekeme: na de eerste twee ontmoetingen al dat heimelijke gesluip via een achteringang. En
o ja
geen parfum
reukloze zeep
bah, wat een geknoei
En dan nog, wat tegen half elf allemaal moest worden geruimd en geregeld
Maar toch
die avonden, ze waren groots. Oom Ger heeft echter gezegd:
Ellen
geen detailbeschrijvingen. Daar gaat het hier niet om. Houd dit gedeelte kort.
Och, het is ook wel góed zo. Meisjes van mijn leeftijd kunnen maar beter horen over de langdurige bittere nasmaak dan over de o zo korte zoetheid. De vlam van die zoetheid werd later zon vernietigend vuur. Mijn vriendin en ik
! Alleen maar voordeel
geen schade
! De nadelen waren zoveel groter dan de voordelen
een scháde. Op de vierde van die zes avonden moet ik in verwachting zijn geraakt. Aan het eind van de zesde avond zei Jan:
Afgelopen schat
volgende week is Jo weer thuis.
En daarna werd alles anders
O ja, voor ik verder ga, even een antwoord op wat sommigen misschien willen vragen:
Als je nu de pil was blíjven gebruiken, dan hádden jullie toch alleen maar lól gehad?
Luister: de zoetheid zou minder zijn geweest
de bitterheid ook. Uiteindelijk hadden hij en ik ook dan echter schade geleden. En overigens
blijven gebruiken
: als je eenmaal op dat gladde ijs bent, word je altijd weer door de ontwikkelingen verrast.
Alles veranderde dus: er was nog een slotuitvoering van ons koor op de gemeentedag. Ik zong mooier dan ooit, zei men. Daarna stopten de kooroefeningen in verband met de vakanties. Ik zag Jan praktisch niet meer, deed mijn eindexamen met goed gevolg, ging met een schoolafscheidskamp mee, daarna nog uit logeren. En al die tijd het groeiende weten
ik ben er bíj! Jan lichtte ik niet in. Hij had mij onverbloemd verteld, dat hij een kind bij me wilde. Ik was toen zo in een roes, dat ik die woorden maar over mij heen had laten gaan. Nu het kind zich aankondigde, verkeerde mijn liefde voor hem in haat. Ik gunde hem zijn overwinning niet, besprak alles met mijn vriendin. Zij wist een adres voor abortus. Ik kon die wel betalen van een eigen spaarbankboekje. Ik zag echter overigens geen kans om mijn zwangerschap, onbemerkt voor thuis, te onderbreken. Alleen al die goedkeurende handtekening
Ik was misselijk en ontredderd, een sollicitatiegesprek mislukte, omdat ik zo wazig deed
ik was onbruikbaar aan het worden
Ik voelde de onrust, de deining in de gemeente en bij mijn ouders. Ik stond finaal met mijn rug tegen de muur.
In die dagen luisterde ik naar een preek van Gert. Hij sprak over het geloof in God en Jezus, waarvan ik in mijn kennissenkring buiten gezegd had:
Poeh
het geloof
moet je al die verknipte figuren zien
!
Hij zei erover, dat geloof in God en Jezus een breuk betekende met het oude
onze eerste situatie, die begonnen was met spot en geëindigd met spijt. Dat geloof was het beproefde redmiddel voor verknipte mensen, die niets meer te verliezen hadden. Door zich open te stellen voor het nieuwe, hadden zij opeens in een tweede situatie- weer alles te winnen. En ik zag mijzelf
ik
.met mn poeh
die verknipte figuren
ik was nu zelf geschift en geflipt van angst. Maar Gert sprak aan de andere kant van een door mijzelf opgerichte muur. Ik kon hem niet bereiken. Mijn geroep:
Gert
hélp me
ketste op die muur af.
Bijna had ik heel mijn nood aan Leontien gebiecht, maar de woorden kwamen mij niet over de lippen.
- Ik riep tot God, maar Hij antwoordde niet (1 Sam. 28:5, 6).
- Ik beloofde, dat ik Hem voortaan stipt zou volgen
Hij luisterde niet.
- Ik zei, dat ik met de oude dingen wilde breken
dat ik mij open wilde stellen voor alle goede raad van Hem
Hij zweeg
- Ik smeekte Hem, naar me te willen horen. Ik had niets meer de verliezen: mijn eer was weg
alles was weg. Hij hoorde niet
- Ik verzekerde Hem, dat ik wist, dat ik met Hem alles te winnen had, dat ik daarom in Jezus wilde gaan geloven
geen reactie
!
God kón ook niet op mijn noodkreten ingaan. Innerlijk was ik onveranderd zondig (Job 9:31). Mijn geest was kapot en in algehele verwarring. Dat is echter wat anders dan gebroken en verslagen (Ps. 51:9).
En het kind, dat in mij groeide, was al verder dan drie maanden. Ik durfde thuis niets zeggen en werd zo wanhopig. Ik dacht steeds meer aan zelfmoord en leed zo verschrikkelijk. Ik wist, dat ik helemáál slecht was geworden door die verhouding met Jan
dat elke deur naar God dícht was. Op een van die zes avonden had Jan gefluisterd:
Je hebt me verleid, kleine heks, dat was erg voor jou en mij. Maar nu verleid ik jou
en dat is voor ons allebei tienmaal erger.
Ik had toen geen doorzicht en had gezucht van zaligheid. Maar nu was het begrip er wel en ik schreeuwde van schrik. Mijn angst was zo groot: een papieren zakdoekje kleurde rood, toen ik daarmee het zweet van mijn voorhoofd wiste.
Op een avond de kaars was opgebrand
ik kón niet meer- had ik mijn besluit genomen: ik spring in het water. Nu zeg je misschien:
Dom kind
er zijn toch zoveel hulpbureaus en noodtelefoons
En zelfmoord
ach
dat had je tóch niet gedaan
Het kan hoor, dat ik niet zover zou zijn gegaan, maar toen ik die avond vreemd schorrig zei:
Ik ga nog even weg,
lag er al een afscheidsbrief in mijn kastje.
Door een floers van tranen keek ik naar die lieve, vertrouwde gezichten
ik zou ze niet meer terug zien. Op dat ogenblik was mijn wanhoop zo ontzettend
ik had gespeeld met Jan
en het was ernst geworden
ik had nog maar gespééld tot dusver met de idee van zelfmoord. In één seconde echter werd ook dat spel grimmige ernst
Nooit
nooit hoop ik ooit meer zoiets mee te maken.. zo zwaar
opjagend
obsederend
duivels
En toen zei ma:
Voor je weg gaat, even iets vragen
|