Tweede deel
En nu komt Jo ter sprake
en dan nog pas aan het eind hoor! Ik had als 74 jarige al meer meegemaakt dan ik ooit gedroomd had mee te maken. Met de gemeente in Amsterdam had ik niet zoveel bemoeiingen meer. Alles was goed, maar mijn werk nam mij helemaal in beslag. Ik reisde en preekte en stilde mondiaal ruzies, die nu eenmaal voorkomen, ook onder zusters, medechristinnen.
Ik nam biechten af, zoals eens lang geleden- van Ellen; ik bracht bij conflicten eerst de ene partij tot rust, daarna de andere. Wereldwijd zorgde ik voor afkoelingsperioden, trachtte te komen tot herstel, ruimde puin. Zó blij, dat Jos en ik
ach ja
Jos
dat zo geoefend hadden, in het Jan-Joke/Ellen-Agnes-geval voor het eerst.
Echter: mijn vrienden en vriendinnen, Ook Jan en Joke, volgde ik niet meer zo nauwkeurig, sinds ik uit de oudstenraad was teruggetreden vanwege mijn soms maandenlange afwezigheid. Ik had wel vernomen van het gebeuren rondom Joke
Die toen overigens geen bezoekster van de kapel meer was in verband met haar vertrek naar Abcoude
maar het leefde niet echt voor me. Dit even tot goed begrip.
Op een dag is er deze marsorder:
Diana; pak je koffer voor Manilla. Het is daar zón toestand. Er is een dame geweest, ene Mahareshi Uganè, die in de landelijke afdeling verdeeldheid heeft gezaaid. Een klus?!
ga met God, dan ga je niet alleen!
Kom ik daar, kijk ik allereerst even:
Wie der Haase läuft.
(zou Jos gezegd hebben. Hij had altijd van die grappige Duitse en Engelse gezegden
ach gunst, Jos
nog kan ik je zo missen).
Allemaal van die rare kreten bij toch wel velen, maar zo verwarrend, zo onsamenhangend:
- Wuiven naar onze geliefden aan de andere kant van de poort
occulte gemeenschap met geesten van doden (Jes. 19:3).
- Beperkende dood, onbegrensd leven; klinkt ook niet goed, maar zo wazig
- Ayurvedische natuurmiddelen, holistische gezondheid.
- Walpurgisnacht, Chigong bewegingstherapie.
Ik kan aanvankelijk geen orde krijgen in deze chaotisch tot mij doordringende uitroepen. Maar geleidelijk aan dwarrelt het meeste stof neer en krijg ik meer zicht op de situatie. Deze rondtrekkende wijsheidlerares hield in Manilla grote meetings. Het merkwaardige was evenwel, dat zij vooral aandacht had voor bezoekers, afkomstig uit christelijke vrouwengroepen. Tussen die massabijeenkomsten door was zij telkens te vinden in die kringen. Zij werd daar geïntroduceerd door sommige randfiguren, die helemaal door haar ingepalmd waren. In christelijke vrouwengroepen zijn er ook altijd wel zussen, die moeilijk of niet los kunnen komen van een nog steeds terugzuigend, minder gunstig verleden (2 Tim. 3:6); geloofsvriendinnen, die haast niet te krijgen zijn tot erkentenis van de waarheid (:7). Dat soort medegelovigen hè. Die brachten Uganè binnen in christelijke kringen.
Merkwaardig: die vrouw wist zoveel van het christelijk geloof. Zij lokte met haar verwonderlijke kennis daarvan uit tot het voeren van een uitputtende, nutteloze, uiteindelijk schadeberokkenende woordenstrijd (2:14). Eigenlijk waren het allemaal onheilige, holle klanken (:16) die ze gebruikte, met daartussen al die rare begrippen, die ik zo-even noemde.
Toen ze allang weg was, bleef de verwarring, door een en ander veroorzaakt, alsmaar doorvreten als koudvuur (:17). Dwaze en onverstandige strijdvragen, waar voordien niemand aan had gedacht, verdrongen de eigenlijk enig nodige vraag:
Hoe word ik waardig, om mét God in zijn troon gezeten- de geheimen aan te kunnen horen, die Hij mij wil toevertrouwen.
Zoveel twist (:23). Opeens zoveel schijn van godsvrucht zonder pit (2:5), wat er nooit eerder zo was. Het leek wel, of die Uganè een moderne Jannus of Jambres was, of haar geest, haar verdorven geest nog rondwaarde (:8).
Maar ik twistte niet. Vriendelijke voor de dwaze vrouwtjes legde ik alles weer eens helder uit. Zachtmoedig corrigeerde ik de Uganè getrouwen(1:25). En min taak was gereed, toen ook de laatsten van hen uitriepen:
O
ik ben onder de betovering uit. Die vrouw was een dwaalleraar. Ik wil vrij van de duivelse strik, die zij legde. Ik wil terug naar Jezus (:26).
En toen Uganè zo ontmaskerd was en zij de nederlaag had geleden (2:9), evenals ooit de Egyptische tovenaars tegen Mozes, toen was ook spoedig mijn taak voltooid.
Na maanden van hard aanpakken
Ook nog op rapport bij de wereldleiding
bracht ik in Holland verslag uit aan het Nederlandse bestuur. En toen was er die opmerking, die mij ontstelde:
Uganè, zei je?!... o ja, direct nadat het afschriftrapport van het centrum naar ons toekwam hebben we wat gegevens nagetrokken.
Die vrouw is een Nederlandse:
Joke Donker-Willems,
na haar scheiding
Joke Willems.
En
heel typisch
vroeger lid van de Volle Evangeliegemeente De Kapel in Amsterdam
jouw thuisgemeente toch Diana
?!
Diana
wat is er?!
Glaasje water mensen
of koffie.
Maar ik kan alleen maar roepen:
Mijn dochtertje
mijn Joke
mijn kind
mijn kind Joke
o
zo dood
en je was zó levend
Joke
mijn dochter
mijn kind.
(2 Sam. 18:33).
Er is natuurlijk meer te vertellen, maar Ger verordent:
Diana, genoeg; een ander vertelt verder.
|