4.8.9.2. Klankvol: positief van vleugeltip tot vleugeltip
Een zware tijd maar: een héérlijke tijd. Vroeger: keiharde gevechten met de 'gevallenen'(Dan. 10:20), terwijl de mensen om wie het uiteindelijk gíng, bang, niet begrijpend toekeken (Dan. 10:8). Nú: nóg een keiharde strijd. Maar de mensen, de grote inzet, nemen steeds meer het voortouw (Hand. 19:12). Steeds meer zetten zíj hun voet (Rom. 16:20) op de nek (Joz. 10:24) van verslagen vijanden. Wij -engelen- zijn steeds meer bóódschappers aan het worden van opdrachten van De Verhevene aan zijn voornáámste schepselen. De centrale strijd, die wíj streden -maar waarvoor wij eigenlijk niet de eerst aangewezenen zijn- wordt gaandeweg door mensen overgenomen. Even een standaardvoorbeeld van dat koerierswerk; het is overigens al weer een hele tijd geleden: - Eén van ons krijgt opdracht om -in een warm land- op siëstatijd (Hand. 8:26) aan een mens een boodschap van de Heer over te brengen. Een bevel om op dat ongebruikelijke uur naar een ongebruikelijke plek te gaan: een eenzame weg (Hand. 8:26). Die mens píkt dat (Hand. 8:27). Nu ja, het heerlijke -alleen via een mens te bereiken- gevolg kent ieder (Hand. 8:37). Kijk, dat is nu wat ik bedoel, wanneer ik zeg, dat wij toch niet 'de best bewerktuigden' zijn. Lang hebben wij moeten wachten, tot dergelijke situaties zich 'en masse' zouden voordoen, maar de laatste tijd !: Herhaaldelijk kunnen wij boodschappen overbrengen, die ook 'opgepikt worden'. Hóe we daarbij -en ook meer in het algemeen- (Hand. 7:53, Gal. 3:19) te werk gaan, is moeilijk uit te leggen, maar dát we werken, is zeker (Gen. 28:12). Hierna wil ik ons werk een beetje vertalen naar mensenbegripen-van-nu toe. Het gaat toch weer ánders, maar ik zou niet weten, hoe dat exact uit te drukken. - Trouwens, ik heb even het werkstuk van de -contra-projectbegeleider- doorgelezen. Ik wil daar uiteraard niets mee te maken hebben. Alleen dít wil ik even opmerken: wanneer gezegd wordt bijvoorbeeld, dat iemand 'opstuift na een pijnlijke vraag' enz. enz.. is dat natuurlijk óók een vertaling van wat niet te vertalen is.
Ik kom nu op mijn arbeidsveld. De grenzen zijn -mogelijk tijdelijk- wat verlegd. Ik heb voor het moment niet meer uitsluitend dat jongvolk, waaraan Schreeuwschrik van de andere kant werkt. Sommige van die jonge mensen zijn- in ieder geval voorlopig- van mij overgegaan naar Denkdurf. Ikzelf kreeg opdracht van Enkelvreugd, om de belangen te behartigen van -onder andere- wat oudere mensen, die soms nog verspreid wonen ook: ik ben dus tegenwoordig ietsjes meer ambulant. Omdat ook Schreeuwschrik een iets andere taakstelling heeft gekregen, komen wij elkaar niet zoveel meer tegen. Daar ben ik overigens niet rouwig om. Ik weet wel: alle gevallenen zijn met hetzelfde sop overgoten, maar hém kende ik zo uit-en-ter-na.
Goed, ik had dan onder andere bemoeiingen met Fred Donker; hij komt door zijn contact met Jan wat weg uit een geestelijke verstarring. Verstarde mensen reageren op onze tips zo ontmoedigend, zo in de geest van "ik zal het mij wel verbeeld hebben". Gelukkig, dat er zovelen komen, net als die Filippus, over wie ik het zo-even had. Mensen, die bij een hint onzerzijds, in áctie komen. Nu ja, zover is Fred nog lang niet. Maar, hij zít op de weg naar de aanspreekbaarheid.
Met Margo Donker heb ik zo meegestreden! Ik heb de mensen zo lief; ook haar; en haar moeilijkheden zijn zo wezenlijk voor me, omdat ik immers bemoeiingen met haar heb. Er werd een aanval op haar gedaan door een vijandelijke stoottroep met een specialisatie op het verwekken van terneergeslagenheid. Ik was erbij, toen Jan die aanvalsspits op de vlucht dreef. Ik heb nazorg mogen doen, lachte met haar mee, toen zij weer lachte. En zoals ik "Hoi" riep, toen zíj "Hoi" riep! Kijk, wanneer een zondaar zich bekeert, júich ik (Luc. 15:10). Maar wanneer een kind van God door een vijandelijk offensief héén komt: dan juich ik ook. Ans en Michiel Willems: ik stuitte daar op Slijmschuw, de assistent van Schreeuwschrik met een plan van diens adviesbureau. Hij had Ans zó opgezet tegen Joke, onvoorstelbaar. En waarom? ; om níets! Ik keek rond naar de eerste de beste Filippus, die haar zou kunnen te hulp komen op haar eenzame weg. Want ik zie voor mijzelf maar één grote job: gelovigen beschermen (Ps. 91:11) en hélpen beschermen. Wie zag ik: Michiel! Ik probeerde een gedachte bij hem te verlevendigen, die de Generaal al in zijn brein gelegd had; de gedachte, dat hij Joke eens moest opbellen; al was het dan voor iets heel anders. Hij luisterde, redeneerde niet van: "Misschien vindt ze het wel gek". Hij dééd; .daardoor begon Gods plan om Ans uit haar isolement te halen te werken en : de rivier van zijn liefde voerde de verontreiniging, die Slijmsluw had geloosd, weg; brak ín het wegvoeren die viezigheid ook áf.
Ik was ook bij Marian van der Stok. Ik heb het altijd fijn gevonden om God te loven (Ps. 103:20). Door zijn werk te doen, loof je Hem op een heel bijzondere manier. Dat werk bestond voor ditmaal in de opdracht haar in algemene zin positief te beïnvloeden. Via Paul was er echter zó'n tegenkracht. Het was bovendien zó, dat Paul zich meer bewust was van de geestelijke werkelijkheden dan zíj. Dat hij die realiteit vanuit de negatieve kant benaderde, maakte het alleen maar moeilijker. Ik moest echt even wijken. Later kon ik echter toch weer helpen om een vuur aan te blazen, door de Heilige Geest al aangestóken. Vol blijdschap vertrok ik vandaar, omdat ik nog net voor mijn weggaan in haar brein even fel de begrippen zag oplichten: één weg, één naam.
Jos en Diana van Dalen: - wel zúlke prima 'Filippussen', zulke 'barmhartige Samaritanen'. Ik zag in hun gedachtecircuit ingebrachte, maar nog niet bedrijfsklare informatie van Godswege: - Zoek Ab en Nel in hun eenzaamheid, heel de wonden van die oude mevrouw De Waal. Ik pakte die ideeí«n uit, sloot ze aan op de denktoevoer, de impulsen kwamen direct over! en daar gíngen ze. Ik weet het: - God strooit het zaad van de goede gedachten. - De ménsen werken die gedachten uit. Maar wat ís het fijn om: - als engel -door die gedachten uit te pakken- óók iets te mogen doen.
Even tussendoor: Geestvervulde gelovigen zijn voor ons engelen (manschappen) de officiéren. Het gebeurt gelukkig nooit, dat het kader het voetvolk gaat aanbidden, dat deze prachtmensen ons -engelen- zouden gaan vereren (Col. 2:18). Ik hoop zo iets engs ook nooit mee te maken.
Niels en Lucy de Jong: zo dikwijls beraden wij er ons in de stafvergadering op: hoe kunnen wij nu eens een grote, nieuwe groep bereiken. In de laatste brainstorming met mijn adviesbureau en de beleidsgroep had één van de verbindingslieden een prima idee: de oecumenische dienst; daar moeten wij proberen, Gert, Niels en Lucy te laten infiltreren. Met de regeling, Gert betreffende, werd Goudglans belast. Ik kreeg de opdracht, de situatie bij de andere twee in kaart te brengen. Nou, dat was zó prima! Ze hadden zich reeds val alle kleinschalig denken bevrijd. De antwoorden met betrekking tot die kerstnachtdienst waren helemaal gereed. Ze hadden de zielen al gezíen. Even één 'stekkertje in een stopcontact' en de laatste vragen waren opgelost. Ze waren móe, toen zij de mensen zegenend brood en wijn reikten. Ik verfriste ze in hun denken, ook al doordat Jan en Joke juist op tijd passeerden. Prima samenwerking toch!... goed gepland door collega's. Trouwens, met chef Enkelvreugd: enkel vreugd. Met Goudglans en Denkdurf een optimale verhouding.
Jan en Joke Donker: voor hen een speciáál zacht plekje. Ik ben bovendien nu ook belast met de bescherming van Marcel (Matth. 18:10). Dat maakt de band nóg hechter. Wat is hun leven gewéldig. Zoals Joke sprak met haar pa! Ik stond erbij, sorteerde wat gedachten voor, hield soms iets tegen. En die brief van Jan aan Paul. Ik schreef gewoon mee, kon hier en daar een idee índragen. Toen Leen en Inge zo op hem ínpraatten- terecht hoor, heel terecht- kon ik Jezus van dienst zijn met het opruimen van wat blokkades op Jans gedachtewegen.
En dan zag ik laatst toch nog Schreeuwschrik zélf. Zijn wérk kom ik overal tegen. Hij is harder en verbitterder dan ooit, jaagt zijn helpers meedogenloos op. Zijn raadgevers werken onder hoogspanning. Bij Nancy en Gijs kruiste zijn ploeg de degen met mij en bij Frans, niet te vergeten. Maar hemzelf trof ik al een tijdlang nooit. Tot onlangs: - Wij engelen voeren blij de steeds talrijker opdrachten uit, die we krijgen van mensen, met de Heilige Geest vervuld. - De gevallenen voeren nolens volens de idem opdrachten uit van mensen, met de ónheilige geest vervuld, zoals helaas, helaas, Ilona. Zo was hij ook voor haar bezig, toen we elkaar passeerden. Hij geneerde zich, was kennelijk bang, dat ik iets zou opmerken. Maar dat deed ik niet. Het is bij ons engelen een groepsregel om niet met hen te discussií«ren, hen zelfs niet te oordelen. Dat is Gods zaak (Judas:9).
Zo loopt de strijd; wij winnen! Na eeuwen van onbegrip is er nu bij steeds meer mensen begrip.
Wij - engelen- zijn geen kader. Ons kader komt eraan. O, wat zijn ze mooi!... die commando's van Jezus!... om onder hén te mogen dienen!... je wordt er zélf door opgepept, als het ware.
En ze wéten het niet, hoe prachtig ze zijn. Ze hebben buikpijn en kiespijn; en ze denken, dat ze van weinig nut zijn ! Ze moesten eens weten, hoe boeiend ze zijn in de romance van hun zich ontwikkelende huwelijk met Jezus!.. hoe ze daarin voor ons -engelen- een geheim zijn (1 Cor. 11:10, 1 Petrus 1:12).
Maar ééns zullen ze alles beginnen te weten; als wij -engelen- hen juichend omstuwen en God de prijzen uitreikt (Luc. 19:17), terwijl zij van aangezicht tot aangezicht staan met 'HEM' (1 Cor. 13:12).
|