5.9.4.3.
Erik Pieterse: kernwoord:
- Situatiebepaald: Niets aan te doen.
- Algemeen: Geloof in God en Jezus: Het maakt je rechtvaardig.
2 december 1984.
En hier is Erik Pieterse
ik
Hé
wat is dat nu
wat róepen jullie toch allemaal:
Erik
o
die van Lien Smid
getrouwd hè Erik
babytje
hè knul
o Erik
zullen wij je slaan
zullen wij je knijpen
we worden al doodziek van je, nog vóór je iets hebt gezegd.
Kalm nou lui
kalm nou
ik bén niet met Lien getrouwd
er ís geen baby
hè hè, mag ik nu vertellen
Die verkering met Lien hè
t heeft nooit goed gewild
één keer was het tenslotte: uit en af. Een dráma was het: dat ophouden met die relatie; maar toen alles gezegd was, kwam er toch rust. Lien is een schatje. Het leek allemaal ook zo te kloppen: ontmoeting in de kapel, in Palma de Mallorca
allebei uit Indië
leeftijd klopte zo wat. Zij: zevenentwintig
ik negenentwintig, toen wij elkaar in februari 1982 leerden kennen. Allebei probeerden wij Jezus te volgen. Uiterlijk pasten wij ook zo goed bij elkaar. Zij: klein, sierlijk, breekbaar, grote bruine ogen
ik: wat langer nu ja: dat is, vergeleken bij Lien, niet zon toer-, met mijn gave huid, witte tanden en glanzende haar
volgens háár, hoor
volgens haar
Leuk stel, zei men
maar het werkte niet.
Tot eind 1982 hebben wij geprobeerd, toen zei oudste Van Dalen tegen ons:
Lui
houd elkaar niet op sleeptouw
nu ja
je moet het zelf weten hoor
onze gemeente is geen dictatuur. Wij willen jullie niet dwingen
alleen maar helpen
bid het nog eens door met elkaar.
Daarna kwamen wij eerlijker tegenover elkaar te staan en besloten met de verkering op te houden.
Waarom het nu niet ging?!
Ik hád mijn hart al weggegeven. Jullie kennen dat Duitse gedichtje
ik weet niet of ik goed citeer:
Der Jüngling erwählt sich ein Mädchen,
Die hat einen Andren erwählt,
Der Andre liebt eine Andre
Und hat sich mit ihr vermählt
Verwissel sie en er, dan wordt het beeld
:
Lientje beminde Erik
Erik beminde Els Vonk.
Els was weer wég van Jan Donker
Het zei nergens klik, maar wel bonk
Nu ja
een kreupelrijn. Maar met dat bonk bedoel ik die verschrikkelijk trieste afloop, waarbij Ellen met een kind bleef zitten. Wat heb ik die Jan geháát, nadat het bekend was geworden. Ik moest mij telkens weer voor ogen stellen:
Laat die haat nu toch niet mijn hárt verwarren.
Want dat hart van mij werd door dat gebeuren zó beschadigd, door teleurstelling, woede en jaloezie. De gang van zaken was namelijk zó geweest
:
Ik liet mijn oog voor het eerst op Ellen vallen in 1981, toen zij zestien was en ik achtentwintig. Kort daarop kreeg ik verkering met Lien, maar ik kon Ellen niet vergeten. Die Lien geschiedenis was ook eigenlijk mede, omdat ik het zon gek idee vond: twaalf jaar verschil, terwijl Lien en ik maar twee jaar verschilden. Verstandelijk was dat een goede gedachte, maar liefde heeft meer dimensies dan alleen maar verstand. Daar kwam ook nog dít bij: als ik Ellen solo hoorde zingen, dacht ik altijd:
Lien heeft toch niets van het ongerepte van dit prille kind.
Zo kwam de verhouding onder steeds groter spanning te staan.
Nadat de draad tussen Lien en mij dan tenslotte geknapt was, nam ik de Ellen-draad weer op. Ik wist dat zij in april 83 achttien werd. Ik was vanaf begin 83 vrij en besloot, na haar verjaardag, werk van haar te gaan maken
door allerlei omstandigheden -werk buiten de stad- verschoof die datum maar steeds. Uiteindelijk werd het 1 september voor ik met dat werk maken kon beginnen.
Maar voor ik daaraan toe was, bleek Jan al in actie te zijn gekomen. Lompe stenen om iemand mee te gooien zijn er altijd. Maar Jans streek ten opzichte van Ellen, was bovendien ten opzichte van mij een zware kei
een kei, waarmee hij mijn hart zowat verpletterde
In de plezierige weken, waarin ik mij voorbereidde om avances bij Ellen te gaan maken, had ik dikwijls de idee:
Erik
je bent vrij man
: je bent met Lien nóóit zover gegaan, dat de verkering met goed fatsoen niet meer uitgemaakt kón worden. Nu ja, jammer, dat zij er moeilijk overheen komt. Je kunt echter niet blijven wachten, tot dat bijgetrokken is
Ellen is nu achttien
volwassen toch eigenlijk. Je staat in volle rechten om een gooi te doen. Met schroom, met bewondering en verwondering heb je in de afgelopen jaren gezien, hoe dit aanvallige meisje zich ontplooide tot een prachtvrouw, mooier zelfs dan je verwachtte
Om het vervolg van mijn innerlijke overwegingen goed te begrijpen, dien je te weten, dat ik in mijn vrije tijd veel sociaal werk doe. Ik ben geen man, die zoiets zélf wegwuift met een:
O
het is niets
Evenals Nehemia durf ik mezelf best eens aan te prijzen, zelfs bij God (Neh. 5:19)
hier komen die overwegingen dan:
Je hebt zoveel passanten mensen die je ooit ontmoette- met warme, eerlijke belangstelling aangekeken, getracht, iets voor ze te betekenen. Voor die positieve opstelling ten opzichte van allerlei medemensen ga je nu lóón ontvangen. Ellen is niet zomaar een passante: Ellen is de vrouw, met wie jíj je leven gaat delen.
zo zeker was ik van mijn zaak. Maar de schrift zegt:
Die zich aangordt, beroeme zich niet als die zich ontgordt (1 Kon. 20:11).
Toen immers gebeurde het
ruw griste Jan de bloem van de stengel
de bloem, die ik voorzichtig had willen plukken
Voordat ik kon zeggen
:
(innerlijk hoor, want Jan weet van dit alles niets)
Ik heb je vergeven
is er wél een hele tijd verlopen.
Overigens zit er wel iets moeilijks in dit verhaal. Het is nu december 1984. Ik beschrijf gevoelens uit augustus 1983 april 1984. Je begrijpt, dat er van april 1984 tot nu al weer heel wat is gebeurd. Ik heb nog gevraagd aan de coördinator, of ik niet het hele verhaal mocht vertellen. Hij zei:
Nee Erik
ieder zijn deel
de rest vertelt Ellen wel.
Wel, dan breek ik de geschiedenis hier maar af.
Allereerst echter even dít: misschien zul je zeggen:
Nou Erik
je was wel erg zeker van je zaak hè. Dacht je nooit eens aan je jeugdzonden: drugs, diefstal, vandalisme
en later toch ook wel het een en ander
helemaal gaaf was je toch níet
heb je echt nooit overlegd of jij oude bok- dit groene blaadje wel wáárd was
Nee
ik was dat verleden faliekant vergeten. Maar het schoot me wel een keer te binnen. Dat horen jullie nog wel.
Ik wil tot slot alleen nog schetsen, hoe de zaken zich van augustus 83 tot april 84 verder ontwikkelden. Ellen verdween uit ons aller blikveld, dat weet je. Begin april 84 kwam zij terug uit Spanje met de kleine Agnes. Net negentien jaar was ze nu
. Een schoonheid
met een schat van een dochtertje. Ik was in de zaal, toen de baby werd opgedragen. Ellensmoeder naast haar. Bart stelde het kind aan de Heer voor. Heel wat ogen in de afgeladen kapel waren vochtig. De blikken van velen dwaalden af naar Jan, die daar zat
doodsbleek, met neergeslagen ogen
naast Jo, vuurrood van emotie. Ik hoorde fluisteren:
Jammer toch.
Maar zelf dacht ik:
Niets aan te doen. Aanvaarden maar
misschien nog wat morrig
maar toch: aanvaarden. Ik blijf vrijgezel. Zonder kind zou zij het helemaal voor mij geweest zijn
Maar met kind
stel je vóór
! Als ik nú haar hand zou vragen, zou zij ja zeggen, maar als noodsprong. Ik had een onbeïnvloed ja willen hebben, maar dat zit er niet meer in
Heer, zegen haar. Ik accepteer de gang van zaken. Ik zeg het nog eens:
Ik sta weer helemaal goed ten opzichte van Jan.
Dank U voor de vrede die U geeft.
Toen ik buiten stond, voelde ik mij zo licht. Mijn haat tegen Jan was weg. Ik had hem vergeven en opeens wist ik het:
Hij
Jezus
die ís op de troon van het heelal, is nu ook weer eens te meer Koning in mijn hart.
Het geloof in God en Jezus vulde opnieuw mijn innerlijk. Dat innerlijk was door de deining in de afgelopen maanden besmeurd met teleurstelling, woede en jaloezie. Dat alles spoelde weg. Ik stond weer recht tegenover mijn Vader en mijn Broer. Ik was weer rechtvaardig.
|