5.9.2.3.
Richard de Man: kernwoord:
- situatiebepaald: verbergen
- algemeen: geloof in Jezus en God: Jezus leidt erheen door optreden en wonderen.
14 november 1984.
Ja hoor
ik ben die jongen, die in februari 1982 zon beetje verkering kreeg met Leontientje van Oosterlaak. Ik ben die wilde knaap van toen, weet je wel met op dat leren jack: terreur
chaos
puin
En Leontien
: ja
dat was het meisje aan de kassa van de supermarkt
En nu
twee jaar en acht maanden later
: getrouwd
een baby van een half jaar. Enne
zeker ook christen geworden
? Jawel, om u te dienen.
Ja
t is saai
ik kan er ook níets aan doen. Een enkele maal zit er maar zon afwisseling brengende man of vrouw tussen, die niet wíl. Het ligt allemaal aan die oude vent die selecteert. Nou ja
zijn zaak
stort je gram maar over hém uit. Hoe het allemaal ging
?
Leontien had nee gezegd, maar ja bedoeld. Ik had de eerste aanraking met Jezus via die vent-met-de-baard op de Dam. Ik had toen hard gelachen, maar innerlijk ook ja gezegd. En zo is het gekomen
Jan en Joke haalden ons heel voorzichtig binnen. Al gauw zaten we in de kapel. Ik had het er wel moeilijk mee, tussen al die rare mensen. Joke zei: als ik foeterde:
Er hapert niet zoveel aan die mensen. Er is nog zoveel Egypte met jóu meegegaan, toen je bekeerd werd (Ex. 12:38).
Eigenaardige manier van spreken. Maar op de duur snapte ik het: ze bedoelde, dat ik zoveel onaanpasbare gedachten meegenomen had in mijn nieuwe leven.
Die moesten weg. Ik heb ze ook weggedaan. Ik heb het niet uitgesteld, wilde er geen afstel van maken. Ik wílde mijn hand in Gods hand leggen, ik wílde een werkelijke koersherziening aanbrengen in mijn leven. Het lukte
en toen deed God van zíjn kant ook veel. Ik was altijd werkschuw geweest, had proletarisch winkelen als een deugd beschouwd. Nu ik mijn hand echter in die van Jezus had gelegd, legde Hij die knuist van mij om een heel groot stuur. Ik werd vrachtwagenchauffeur. Ik kreeg zoveel van God. Vroeger had ik gesnakt naar waarheid: ik had geprobeerd me te ontluchten door als krakersympathisant brandende autobanden naar trams te gooien. Tot mijn ontstelde, hopeloze verbazing achteraf kréég ik nooit lucht. Ik werd een geharnaste tegenstander van de hele maatschappij, maar ik werd steeds ongelukkiger. Nú leer ik om zuinig op andere mensen te zijn en word steeds gelukkiger. Bij God is bekend of en in hoeverre ik al gegroeid ben. Ik héb echter het idee, dat het met die groei helemaal niet slecht gaat. Weet je, waarom? Vorig jaar was er in de gemeente zon deining
: Ellen Vonk líep me toch een averij op
kreeg een kind van Jan Donker.
Even tussendoor: weet je, dat Leontien en ik bijna degenen waren, die het eerst ontdekten, wat er aan de hand was. Op een zondagmorgen in augustus vorig jaar past mijn vrouw samen met Ellen tijdens de sam op de kleintjes in de crèche. Ziet ze opeens, hoe Ellen met een vlekkerig, rood gezicht tegen de muur geleund zit, kennelijk zo misselijk als een kat
Ellen
wat is er
Begint dat kind te huilen
te huilen
zegt dan:
Ach
ik ben zo van mijn stuk
in juni geslaagd voor het eindexamen Atheneum
nóg geen baan.
Nou, Leontien troost haar, maar vertelt later thuis:
Het was net, of ze iets wilde verbergen
o zeg
! Ze zal toch niet
er wordt gefluisterd
Ik stel haar gerust:
Meid
nu je van jezelf het idee hebt, dat het zó met je is, denk je dat allerlei anderen ook in dat schuitje zitten
Maar een week of zo later, was de beer los
Weet je nu, waarom ik denk, dat het met onze groei nog niet zo slecht gaat. Wij Leontien en ik- hebben geen ogenblik opgehouden Jan lief te hebben (1 Joh. 4:7). We hadden best kunnen zeggen:
Heeft er ons bijgepraat
en moet je nu zien, hoe hij zon grietje er in luist.
Nee: we bleven hem met gebed steunen. Natuurlijk baden we ook voor Ellen, Bart, Aaf en Joke. Ik heb echt het idee, dat wij al verder zijn dan bij de bekering
misschien zijn we al bij de wedergeboorte (zelfde vers).
Het was overigens wel het uur van de waarheid
Als je toch sommigen in de gemeente had gehoord
!:
Hij deugt niet
En zij al evenmin
En die ouders zijn bezig met van alles behalve met hun gezin
Je maakt mij niet wijs, dat die Jo het niet wist.
Die mensen wilden alleen het zwarte zien. Ze kenden die arme, geteisterde mensen niet écht
ze kenden volgens mij Gód óók niet (:8).Als ze al eens probeerden te troosten, deden ze, door gebrek aan liefde, die stakkers meer kwaad dan goed (Ruth 1: 19,20). Het ging allemaal zo moeizaam, met van die in de war makerij er tussendoor (Job 4:17). Je vangt wel eens iets op hè
moeilijke vertroosters (Job 16:2).
Nu ja
de storm is voorbij
het was overigens net een cycloon. Toen we dachten, dat alles over was, begon het nog eens
... maar nu is écht alles voorbij. Leontien en ik hebben tenminste de golven niet nog hoger opgejaagd.
O ja
nog dit
een vraag
:
Zeg Richard
hoe kwam jij, leeuw van het asfalt, er nu toe om een lammetje te worden in de kapel?
Wel
Jezus leidde mij toe naar het geloof in Hem en God. Hij greep in de levens van Leontien en mij in met een optreden zó vol begrip
Neem allereerst Leontien
Ze dacht altijd zo van: de anderen tegenover haar. De anderen waren dan de mensen met diplomas, manieren, algemene ontwikkeling, talenkennis en zo. Jezus nam dat zich minder voelen weg. Hij gaf haar durf om cursussen te volgen. Al die ideeën van zichzelf stom vinden en daardoor bokkig en onhandelbaar worden
al die ideeën verdwenen
En ik!? Ik leed er onder, dat mijn vader zo dronk
tobde erover, dat ik ook zo zou worden. Ik verzette mij tegen die obsessie door alles kapot te willen maken, door naar wanorde en terreur te verlangen. Jezus leidde mij uit al mijn angsten (Ps. 107:6) en toen wilde ik héél maken, ik wilde orde en liefde.
Ik heb Jezus wonderen gezien: die baan vóór en die verdwenen angst bíj mij, die andere instelling bij Leontien
Nu
toen heb ik Jezus de vijf gegeven. Ik heb gezegd:
Breng mij dan maar helemaal naar het geloof in U en in Uw Vader.
|