5.9.7.2.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ina Donker: kernwoord:
- situatiebepaald: bespreekbaarheid
- algemeen: geloof in God en Jezus: het voert je weg van honger en schuldgevoel
11 januari 1985.
De móeite, die broeder Gerritse toch doet voor zijn codering en planning
: moet ik óók mijn verhaal vertellen.. zeg ik:
maar broer
u hééft er al vijftig, die u kunt laten opdraven
waarom míj nu
Zegt hij:
Ik heb nú plaats voor tweeëndertig verhalen. En let eens op die mooie regelmaat: man-vrouw-man-vrouw. Ik moet op deze plek een dame hebben en in het overzicht van 5.9.9.4. ben jij hoognodig aan een kruisje toe.
Ik werp nog tegen:
En Hendriks dan (2.4.6.8., 2.6.4.8.)
en Joost, Tom, Cobi, Saskia (2.3.7.9., 2.4.6.7., 2.5.8.7.)
en Els (2.3.7.6., 2.5.8.2.)
en Loes (2.2.8.5.)
en niet te vergeten Kees ruitenbeek (vele malen)
komen die níet in aanmerking voor een kruisje?!
En hij weer:
die staan reserve
hoewel Kees
Kees
daar zég je zo wat! In ieder geval: wat jou betreft: stribbel nu niet tegen
vertél alsjeblieft
!
Wel
toen zwichtte ik maar
echter niet alleen dáárom! Want
hebben jullie op Jan gelet in het verhaal vlak hiervoor. Jan met zijn:
Wat zouden die zeven hierna nog weten?!
Helemaal Ján
dat haastige, tikje aanmatigende oordeel
en dan na alles, wat er gebeurd is. Nee Jan
zusje Ina weet best nog het een en ander
Maar eerst even jullie geheugen opfrissen
:
Jongste zus van Jan
woonde samen met ene Koos
heel benieuwd, toen Jan en Jo zich bekeerden
voelde er toen al direct voor, dat ook te doen, maar Koos zei: Nee, hield de boot toen al af.
Op de trouwerij van Jan en Jo was ik óók weer druk bezig met die idee van bekering.
Later kreeg ik moeilijkheden met Koos: hij maakte het uit. Ik heb toen nog een paar dagen gezworven, maar kon gelukkig aan het eind daarvan bij mijn ouders uithuilen. Wat voelde ik mij toen toch afgedankt en vernederd. Nog weer later hoorden jullie van Paul, dat ik bekeerd was en mij wedergeboren voelde. Nu dan maar even mijn-verhaal-van-niks, volgens Jan. Nu ja, zo scherp zei hij het nu ook weer niet.
Ik werd, eerst door Margo, mijn oudere zus en daarna door Jan, aangeraakt met het verslag van hun bekering. Ik heb daarna wel eens gewenst, dat ik maar nooit wat gehoord mocht hebben. Het leven, dat ik tot nu toe geleid had, was zo eenvoudig
zo rustig:
- met Koos op rock n roll dansen
- met Koos op aerobicdansen
- met Koos op wintersportvakantie
naar feestjes: híj veel bier, ík veel wijn. Diepzinnig praten bij allerlei gelegenheden. Oppervlakkig het idee hebben, dat wij bewust leefden. Diep daaronder wist ík echter ook toen al, dat ik mijn innerlijke honger stilde met liflafjes. Ondanks alle geruststellend gebabbel van alle anderen, had ik een mij door niemand aangepraat schuldgevoel. Ik was op een merkwaardige manier zeker hiervan:
- Ik leef beneden het geestelijk niveau, waarop ik zou kúnnen leven.
- Ik voldoe niet aan de verwachtingen, die aangaande mij gesteld mogen worden.
- Er is in mij een onvoldaanheid, die ergens op wacht. Er is in mij een leemte, die op zoek is naar vervulling.
Weet je, wat er aan de hand was?!
Innerlijk hoorde ik bij Jezus. Jezus hoort bij God. Ik hoorde dus bij God
en die gaf mij aan Jezus (Joh. 17:6). Nú weet ik, dat ik onbewust al die tijd hunkerde om bij Hem in dienst te gaan. Dan zou ik immers:
- Niveau krijgen.
- Aan hooggestemde verwachtingen kunnen voldoen.
- Voldaan kunnen zijn over mijn volkomen mens zijn.
-
zónder gaten en bressen.
Toen ik door de woorden van Jan en Margo heen de stem van Jezus hoorde, kon niets er mij van afhouden, Hem te volgen (Joh. 1:3). Koos zei:
Wat nou
wat nou
- we zijn progressief
- zitten in een antiapartheidsgroep
- doen mee aan Amnesty schrijfavonden
wat wil je nou nog méér
!
En ik:
Koos dat zijn allemaal aardige, vlakke wegen, maar er is een heerlijke opwindende weg, die omhóóg loopt. Al die dingen, waarvoor wij ijveren, zijn zo aards
er is iets
iets geestelijks, dat de richting uitwijst van andere, betere dingen.
Hij wérd al een beetje mierig
:
Je mag alles van me
strijden voor de leefruimte van batterijkippen
hermelijnen loslaten namens het dierenbevrijdingsfront
maar dit
dit zweverige
En daarna
overredend
:
Meid
overweeg die gedachten nou nog eens.
Vervolgens bleef het een tijd stil tot het huwelijk van Jan en Jo. Daar werd ik weer zó gegrepen door preek en sfeer. Ik wilde nu beslist uit dezelfde bron drinken. De dominee zei zoiets van
:
dat een mens altijd gereed moest zijn..:
- als de stem klonk
- als op de deur werd geklopt
- als het aanbod kwam
dan behoorde je
- op te springen en mee te gaan
- de deur open te doen
- op dat aanbod in te gaan
Zon boodschap van grote waarde móest je toch eigenlijk zonder vertraging volgen (Matt. 1:18). Met zon hoog gewaardeerde Gast God, die liefde is (1 Johannes 4 v 8) en liefde uitdeelt- wilde toch zeker met iedereen maaltijd houden (Op. 3:20)
!
en wie wachtte níet op iemand, die een verpletterende last kon wegnemen. (Joh. 1:29).
Daarna was het in beginsel bekeken:
- in positieve zin tussen God en mij
- in negatieve zin tussen Koos en mij.
Die onverschillige woorden van Koos:
Ik heb het ooit eens aangemaakt
nu maak ik het uit
doe toch niet zo móeilijk,
waren de slotfase van een lang verkillingproces, dat gelijk opliep met een warmer worden van de verhouding tot God. Ik wil daar nu niet te lang over uitweiden. Als ik zo doorlees, wat tot dusver is geschreven in deze verhalenreeks, heb ik wel eens de neiging om te vragen:
Wil de echte leesvolhouder nú opstaan
!
Het zal mij benieuwen, wie er dan overeind komt
Allereerst dit: er is nog geen andere man in mijn leven. Eigenlijk ben ik daarmee half-en-half blij
de manier, waarop sommigen van jullie aan Erik en Harold commentaar gaven, vond ik nogal cru. Jézus echter ging met mij mee. Ik kwam verder in een gemeente in Rotterdam, waar ik prima werd opgevangen. Nadat Koos mij de bons had gegeven, was ik een tijdlang erg in de war, ziek in mijn ziel, zou je kunnen zeggen. Maar in die gemeente werd zó de naam van Jezus verkondigd en geprezen, daar móest je wel beter worden (Ex. 20:24). Ik leerde zeggen:
Heer
ik ben Koos kwijt
dat is een bittere beproeving
maar nu wordt die tot iets, dat heil heling brengt (Jes. 38 v 17). Als hij me níet had losgelaten
ík had het niet gekúnd. Alle dingen
ook dat weggegooid worden als een oude schoen
álles heeft meegewerkt om iets goeds te bewerkstelligen (Rom. 8:28)
Maar nu wil ik ook méér van dat goede. Ik stel mijn innerlijk voor U open
- Ik wíl niet een opgelapte Ina zijn
- Ik wíl niet uw nieuwe uitmonstering op mijn oude uniform (Luc. 5:36).
- Ik wíl niet uw rijke boodschap in een arm gedachteleven (Mark. 2:22).
Ik wil:
- nieuwe kleren
- nieuwe gedachten (id.).
Ik wil ingeboren worden in uw rijk
Dat was mijn wedergeboorte. Daarvan weet Paul. Maar wat hij nog niet weet, is dit: niet alleen ben ik wedergeboren dóór de Geest, ( eigenlijk door het lezen van de bijbel), ik ben ook gedoopt ín en vervuld mét die Geest. Ik spreek in tongen en nog meer nieuws- ik heb de vrijmoedigheid om te profeteren. O zég
! Toen ik de eerste maal zei:
De Heer toont mij een gezicht
ik was zó onder de indruk van dat grootse, dat ik mij toeëigende, dat ik haast niet verder durfde. Maar om mij heen was een muur van aanmoedigend gebed
dat maakte, dat ik mij verder waagde
:
Ik zie iemand staan op een hoge duikplank
die vrouw loopt heen en weer, maar kómt er niet toe, in het water te gaan
En dit is het woord van de Heer:
Wat aarzel je nog mijn dochter: spring!.
Aan het eind van de dienst kwam er een mevrouw naar mij toe en zei:
Dit was het zetje, dat ik nog net nodig had
jij hebt mij er in geduwd.
We lachten samen blij
en ik dacht:
Ik kreeg een zetje van Jan
en nu geef ik het weer door
O ja
Jan
de jongen had wel een beetje gelijk
Wat zouden die zeven nu nog
Inderdaad
: over hem en Ellen en dat kind is alles wel gezegd, wat er te zeggen was. Maar deze hele cyclus hoeft ook niet alleen dáárover te gaan. Zon getuigenis als dat van mij heeft altijd nut dacht ik toch wel
is weer een zetje, hoop ik, voor ándere bangerds, die niet durven te gaan zwemmen
Jan
wat kan ik er verder nog van zeggen. Ik ben er in november 1983 geweest om naar Annemarie te kijken. De kwestie van dat andere kind was toen
- nauwelijks bespreekbaar met haar
- en helemaal niet met hem.
Laat ik eerlijk zijn
:
- ook niet met mijzelf.
Ik dacht wel eens:
Wat een puinhoop
! Jan gaf jou een duwtje in de richting van een nieuwe keus. Meid, nok toch áf
! Je wilt toch niet óók in de vernieling.
Maar ook in díe verzoeking kon ik volharden (Jac. 1:12).
Ik loop de deur niet plat bij hen. In juli 1984 was ik er weer. Toen was de hele situatie volop bespreekbaar met hen beiden en ook in mijn innerlijk. Ik was er úit. Jan was gevallen
hij was weer opgestaan. Er was vreugde bij mij over zijn herstel. Ik wist nu beter dan tevoren, wat er gebeuren kon. Ook ík kon in verzoeking komen en brokken maken (Gal. 6:1).
Maar ik leerde uit wat hém was overkomen, werd dubbel waakzaam (Mark. 13:37).
Hoe zijn nu samenvattend- mijn gedachten!? Ik ben blij voor het zetje, dat Margo, Jan en Jo mij gaven
ik ben blij, te hebben gesprongen
ik ben volop in Gods water.
- Eerst
bij mijn bekering: pootjebaden.
- Daarna
bij mijn wedergeboorte: waden
- Nu
bij de doop in de Geest: zwemmen (Ezech. 47:3-5).
Geen honger meer
geen schuldgevoel. In plaats daarvan: niveau
voldaanheid
herstel
de vreugde van het dáár zijn, waar de Heer je wil hebben.
Het geloof in God en Jezus heeft mij weggevoerd van de ziekmakende moerassen (:11) en mij gebracht naar de genezende rivier (:8).
|