5.9.3.0
Gedachte
Onrustxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" /> |
Overwegingen: |
|
|
Bepaald door de situatie rond Jan: |
Kernwoord algemeen:
|
|
|
|
Geloof in God en Jezus
: |
5.9.3.1. |
Bart Vonk |
Schrik |
Steeds meerderen gaan er voor uitkomen. |
5.9.3.2. |
Monica Willems |
Woede |
Velen verwerpen het. |
5.9.3.3. |
Jan Donker |
Paniek |
Sommigen hinderen de zoekers. |
5.9.3.4. |
Ellen Vonk |
Wanhoop |
Het is een breuk met het oude en een opening naar het nieuwe. |
5.9.3.1.
Bart Vonk: kernwoord:
- Situatiebepaald: schrik
- Algemeen: Geloof in God en Jezus: steeds meerderen gaan ervoor uitkomen.
18 november 1984.
Die schrik
die íjskoude, verlammende schrik, die mij beving, toen Ellen dat verschrikkelijke uitkrijste:
Ik ben in verwachting van Jan Donker.
Het versteende gezicht van Aaf, het gesnik van Ingrid en Nora op de achter-, het wanhoopsgeschreeuw van onze oudste op de voorgrond. En dan die eerste uitleg daartussen door
hoe ze wist, wat ze deed, toen zij het met die man aanlegde
Het was op dat ogenblik, of mijn hele levenshuis instortte
Toen
dat ópbellen
of de duivel ál zijn troepen op dít ogenblik op ons afstuurde.
Ik was nergens meer; in deze toestand had ik nooit Jo mogen opbellen. Maar
ik deed het
riep wat nauwelijks samenhangende kreten. Aaf rukte mij de hoorn uit de hand, gilde afschuwelijke dingen. En toen was er die merkwaardige ervaring
geen geloofservaring, hoor
meer een eigenschap, die elk mens wel in zich heeft: in mijn innerlijk, in mijn hersens, was er iets, dat de schrik, de ontreddering, tijdelijk afdempte. Het bracht een summiere bescherming aan rond mijn gedachten. De ontzaggelijke deining werd er iets door afgevlakt, de onrust verminderde wat.
Ik belde mijzelf weer enigszins meester- Van Dalen
zei:
Kom zo gauw als je kunt mét je vrouw
haal zoveel mogelijk van de andere oudstenechtparen hierheen
Het huis stroomde vol. Aaf was ook iets kalmer geworden: samen vertelden wij van het onbegrijpelijk erge, dat ons was overkomen.
Diana van Dalen bracht al direct Ingrid en Nora tot bedaren
begeleidde ze naar bed
bad met hen. Totaal overstuur waren die twee
vijftien en twaalf jaar
ze konden het allemaal niet bevatten
maar al gauw sliepen ze
een wonder! En toen de broers en zussen om ons heen stonden, beschermend ons omringden (hand. 14:20)
: een tweede wonder
Aaf ervoer iets dergelijks als ik: mijn gedachten werden ordelijk, joegen niet meer als gekken achter elkaar aan, zo ook bij haar
Wat zíj dacht, wist ik toen nog niet, maar bij mij kwamen deze overwegingen op:
- Heer
ik wil ook nu werkelijk eenswillend zijn met U
wat wilt U, dat ik doen zal.
-
ik belijd, dat ik even aan abortus dacht
vergeef het Heer
een achttienjarige, die weloverwogen handelt
geen dom ding van vijftien, die maar wat dóet
dan zou het hoogste gebod van de liefde misschien het gij zult niet doden buiten werking stellen
o nee
nu ook nog eens niet dat ingewikkelde denken
- Heer
wie is de werkelijke raddraaier, die we gevangen moeten nemen, machteloos moeten maken
níet Jan Donker. Ik begrijp nog niet de hele samenhang
maar de echte raddraaiers zijn de boze machten (Ef. 6:12).
- Heer
vergeef
: ik was zo druk
ik heb Ellen vergeten. Ik sprak wel vroom tegen haar, maar het was zo kráchteloos.
- Met al mijn activiteiten was ik op een dwaalspoor
nee
dat gaat te ver: uw zon verlichtte mij ook toen
ik wíl die zon niet wegpraten uit mijn leven
zij ís er
zij zal mij opnieuw beschijnen (Mal. 4:2).
Aaf vertelde mij later, dat ook háár overstromende gedachten weer in een bedding kwamen. Zíj kreeg als overweging, dat ze niet in zelfvernietiging wilde wegvluchten voor Gods licht
het licht, dat door de dichte wolken probeerde te breken. Toen keek zij rond naar al die lieve, bezorgde gezichten rondom ons en dacht: onze contacten zijn nu, in dit moment van verbijstering, present. Ik wil ze benutten. En ze bad:
Heer, geef aan deze vrienden alle wijsheid om ons erdoor te helpen.
Toen verstond ze, ondanks innerlijk tumult ook Gods stem die zei:
Ben je helemaal verdroogd in je binnenste
kom drinken bij Mij.
Toen dronk zij zich moed in door innerlijk de naam te noemen: zij zocht metterdaad haar kracht bij de Heer (Habak. 3:19).
Zo herstelde ook zíj
voorlopig
net als ik. De oudsten legden een noodverband. Maar even goed: gezegend volk
het volk van God, dat zó eerste hulp kan geven.
Wij kregen nu oog voor Ellen. Telkens onderbroken door gierende huilbuien biechtte zij de hele toedracht op aan Diana. De telefoon rinkelde nog steeds. Een van de oudsten stond opbellers te woord. De deurbel ging ook een paar keer over: gealarmeerde buren: of zij soms helpen konden: een zus ving hen op. Om middernacht was Ellen uitgebiecht. Om één uur bedaarde haar laatste gesnik. Toen pas lieten onze vrienden ons alleen. Ellen wankelde naar bed. Wij gingen ook. Het beschermende laagje, dat mijn brein had afgedekt, week. Kennelijk was mijn levensgeest van oordeel, dat mijn innerlijk nu klaar was voor schokverwerking. De schrik van die avond doorspoelde me opnieuw. Ik klappertandde. Aaf zei:
Als je niet kunt slapen, ga dan eens kijken naar Ellen
ze mag geen domme dingen doen.
Ik deed het licht op de overloop aan, opende voorzichtig haar deur
ze sliep als een roos
haar gezicht
: zó ontspannen
ik bracht Aaf verslag uit:
In haar slaap een-en-al opluchting
dacht zeker: zo
ík ben mijn vrachtje kwijt
pa en ma lossen dit nu op
.
En Aaf:
Nou
vrachtje kwijt
dat wordt februari of zo. Word je met je tweeënveertigste misschien wel net op je verjaardag- opa.
We lachten
niet te geloven
een bittere lach, met toch iets van bevrijding
We baden:
Heer
help.
Toen schreiden we geluidloos hete tranen.
En daarna sliepen wij in
Twee dagen later zaten wij gewoon als altijd in de kerk. Ditmaal met Ellen tussen ons, in plaats van zoals meestal- Noortje. De zaal was eivol. Wij voelden de gebeden en het meeleven op ons neerregenen als een warme douche.
Maar ik bespeurde ook nieuwsgierigheid, sensatiezucht
ja
zelfs
je houdt het niet voor mógelijk!... leedvermaak. De warme douche was echter machtiger dan de koude.
Gert Buursma preekte. Hij had het over het geloof in God
en ook over de velen, de steeds meerderen, die daarover durfden uitkomen. Ik weet niet meer zoveel van wat hij zei
: mijn hoofd rookte. Maar iets ving ik heel duidelijk op:
Soms zijn er stormen in een gezin
in een vriendenkring
in een gemeente. Wij hier gaan door zon storm heen. Houd elkaar vast ( Ef 6 v 18)
overwin samen
Daarna zul je zien, dat door toegenomen kracht elk verlies wordt omgezet in winst: opnieuw meer mensen, die uitkomen voor hun geloof in God.
|