Het is de nationale boom in China, heilig voor boeddhisten en in de westerse wereld wordt hij gezien als de ‘boom van hoop’. Hij is niets veranderd sinds de tijd van de dino's.
De boom wordt gezien als levend fossiel, omdat het de enige soort is die overbleef van een aparte orde van bomen die tijdens de Jura-periode (200 tot 145 miljoen jaar geleden) op aarde bestond.
Rond het begin van onze jaartelling was de boom bijna uitgestorven, in Noord-Amerika en Europa kwam hij al miljoenen jaren niet meer voor. Enkel in het verre oosten (China) waren ze nog te vinden.
Momenteel komt hij in de natuur niet meer voor. In 800 na Christus kwam de boom, samen met het Boeddhisme, over van China naar Japan. De ‘heilige’ boom werd bij tempels gekweekt en kreeg daardoor de bijnaam ‘Japanse tempelboom’. Voor de boeddhisten is het de ‘boom van kennis’, ook vanwege de geneeskracht die al sinds 2800 voor Christus word beschreven in de Chinese literatuur. De bladeren zouden goed zijn voor de bloedcirculatie, het geheugen en de longen.
De Japanse notenboom is tweehuizig. Wereldwijd zijn er minder vrouwelijke exemplaren dan mannelijke. De mens plant selectief mannelijke bomen aan omdat de 'vruchten' een onaangename geur verspreiden. Het verschil tussen beide geslachten is alleen te zien als de boom in bloei staat of 'vruchten' heeft (wat hier vrij zelden gebeurt). De boom groeit onregelmatig en min of meer kegelvormig en kan circa 40 meter hoog worden. In Nederland en België worden kweekvormen gebruikt waardoor de boom hier nooit zo hoog wordt.
|