Ik had geluk gisteren. Ik zag in de tuin een dikkopje rond dwarrelen (een dikkopje is een klein vlindertje, geen lastige buur of zoiets). Die had ik nog niet in mijn fotocollectie dus ik naar binnen, mijn fototoestel gaan halen dat gelukkig nooit ver uit de buurt ligt.
Terug buitengekomen zat daar bovenop de Verbena bonariensis een koninginnepage zich tegoed te doen aan de nectar. Dat was een buitenkansje! Vlugvlug een paar foto’s genomen voor het beestje besloot terug te vertrekken. En o ja, ons dikkopje zat wat verder op de bergamotplant te wachten voor de fotosessie. De dag kon niet meer stuk !
Koninginnepages zijn nu wel niet zo heel zeldzaam maar je ziet ze toch niet alle dagen. Tenzij je in een venkelveld woont want daar zouden ze dol op zijn. Ik heb ergens siervenkel in de tuin staan. Zouden ze daar ook op vallen?
Op de foto's achtereenvolgens de koninginnepage en het (geelspriet)dikkopje.
De prairieborder nadert zijn voltooiing. De veldslag met de braambessen is afgelopen, en ik denk dat ik de winnaar ben. Voorlopig dan toch! Ondanks dat we meters wortelstokken hebben uitgetrokken schieten er her en der toch reeds nieuwe braambessenscheuten op. Het is nu de kunst deze zo snel mogelijk stuk voor stuk uit te trekken om zo de restanten van de plant te verzwakken. Uiteindelijk zal deze zich toch moeten gewonnen geven. Een "tuinier"kennis van mij beweert dat ik dit zonder "Round up" nooit kan winnen. De tijd zal uitwijzen wie gelijk heeft! In ieder geval komen herbiciden er bij mij niet in, punt amen uit.
Op dit moment ben ik dik tevreden. Een aantal "geredde" planten zijn er mooi terug bovenop gekomen. De herfstasters zien er veelbelovend uit. Zo ook Coreopsis (meisjesogen) en daglelies die rijkelijk bloeien op dit moment. Verbena staat op een aantal "verkeerde" plaatsen maar da's niet erg. Je kijkt er toch dwars doorheen en ze zaaien zich vrolijk uit, volgend jaar komen ze (semi)automatisch op de juiste plaats
Er zijn nieuwe vuurpijlen (kniphofia), zomerasters en daglelies aangeplant. Momenteel stelt dit nog niet veel voor maar wacht maar tot binnen een jaar of twee.
Nog enkele extra fijne siergrassen en wat herstasters staan nog op het "to do" lijstje. Na een finaal rondje onkruid wieden volgt dan nog een vrachtje houtsnippers om de bodem af te dekken. Dit houdt de bodem vochtig en onderdrukt nieuw onkruid.
In augustus volgt dan een weekje vakantie. Hopelijk is het tegen dan iets minder warm en wat vochtiger want anders gaat mijn plantenoppas veel werk hebben!
Een bijzondere fraaie verschijning is het zilverwitte kruiskruid Senecio candicans 'Angel Wings'!
Deze plant kan je als éénjarige beschouwen en met de perkplanten in de volle grond in de border zetten. Hij zal dan waarschijnlijk de winter niet overleven! Ze kunnen in principe -10°C aan maar onze winters zijn meestal veel te nat.
Ik heb de plant in pot ingegraven in de border gezet. Als er vorst komt gaat hij op een vorstvrije plek. Je kan ze zelfs ook als kamerplant houden en in de zomer buitenzetten. Dat doe ik bijvoorbeeld ook met Clivia.
Zoals de naam van de cultivar al aangeeft lijken de bladeren wel op vleugels van een engel, zo mooi van kleur. Deze blikvanger is prachtig in de woonkamer op de vensterbank maar zeker ook ideaal voor in rotstuinen en zonnige borders en in grote bloembakken op het terras of balkon.
Het zilverwitte blad contrasteert heel mooi met de vurige kleuren van Kniphofia (vuurpijlen) of Crocosmia. Wil je het iets minder uitbundig houden kan je bijvoorbeeld combineren met het blauw van Agapanthus of met siergrassen. Al deze planten hebben dezelfde condities nodig : veel zon en een bodem met goede drainage zodat er geen water blijft staan.
Van de twee soorten is, je raadt het al, het groot koolwitje het grootste, zij hebben een spanwijdte van ca. 65 mm. Bij het klein koolwitje bedraagt die spanwijdte 45-55 mm. Er is ook nog een klein en een groot geaderd witje en de laatste twee jaar zelfs nog een scheefbloemwitje maar die zijn voor een andere artikeltje. Als een groot koolwitje naast een klein zit, valt het verschil duidelijk op. Maar anders moet je soms goed uitkijken!
Op de bovenkant van de voorvleugel zitten belangrijke kenmerken : die kan je zien als de vlinder met de vleugels (half)open zit. Het groot koolwitje heeft aan de vleugelpunt meestal opvallend veel zwart, dat langs de achterrand van de vleugel afloopt. Bij het klein koolwitje zit er in de vleugelpunt een klein, meestal grijsachtig vlekje.
Aan de zwarte stippen op de voorvleugel kan je zien of je met een vrouwtje of een mannetje te maken hebt. Bij het klein koolwitje vallen die stippen meer op bij het vrouwtje; bij het groot koolwitje heeft enkel het vrouwtje twee stippen op de voorvleugel.
Koolwitjes zijn weinig kieskeurig als het op nectarbronnen aankomt. Je kan ze zien op onder andere distels, koninginnenkruid, grote kattenstaart, paardenbloemen en andere gele composieten. In tuinen bezoeken koolwitjes graag lavendel, vlinderstruik, ijzerhard (Verbena bonariensis), asters en rode spoorbloem.
Op de foto’s achtereenvolgend een groot koolwitje (zonder veel zwart) en een klein koolwitje.
Crocosmia’s komen oorspronkelijk uit de zuidoostelijke kustgebieden van Zuid-Afrika. De gedroogde bloemen, ondergedompeld in water, geuren sterk naar saffraan. Crocosmia is ook bekend onder de naam Montbretia. Het zijn makkelijke planten en in volle grond op een niet te zware bodem zijn ze prima winterhard. In Ierland met zijn zachte winters staan de bermen vol met crocosmia.
Crocosmia “Lucifer” is een bladverliezend knolgewas met een polvormende, middelgroene, zwaardvormige bladeren die tot 1.25 m hoog kunnen worden. De plant bloeit van juni tot augustus met zeer decoratieve knalrode, trechtervormige bloemen aan licht gebogen bloemstengels. Nadien volgen eerst groene en later rode tot bijna paarse zaadknoppen. Crocosmia “Lucifer” is redelijk tot goed winterhard maar zeker jonge planten kunnen een beschermende mulchlaag goed gebruiken. Planten in pot dienen vorstvrij overwinterd te worden. Ook op vochtige gronden kan je de knolletjes beter rooien in het najaar en ze te bewaren zoals dahlia knollen. Op droge gronden kunnen ze echter rustig in de grond blijven zitten. Heb ik toch weer geluk !
De laatste twee maanden was het maar stilletjes in vlinderland. Vroeg in het voorjaar wat citroentjes en dat was het dan. Buiten een sporadisch koolwitje of een gehakkelde aurelia was het heel rustig in vlinderland. De laatste weken begint er dan eindelijk terug wat meer leven in de brouwerij te komen. Enkele dagen geleden kwam er dan iets klein en blauw door de tuin gedwarreld : een boomblauwtje.
Het boomblauwtje is een algemeen voorkomend vlindertje. Je ziet ze regelmatig opduiken in de in tuin maar ook in heide- en bosgebieden komen ze voor. Vliegend is het moeilijk om dit vlindertje op naam te brengen. Zit het beestje eindelijk even stil dan zie je snel dat het een Boomblauwtje is. De bovenzijde is prachtig lichtblauw en in de witte franje zijn hier en daar kleine zwarte streepjes aanwezig. Met de vleugeltjes dicht zie je de prachtig zilverwitte onderzijde met hele kleine zwarte stipjes, net inktspetters.
Boomblauwtjes hebben twee generaties per jaar. De vlinders die tot ongeveer eind mei vliegen, planten zich voort en uit de eitjes die in die periode worden afgezet, komt in de loop van juli een tweede generatie. De rupsen van het boomblauwtje zijn niet erg kieskeurig. Tenminste, wat betreft de soort boom of struik waarvan ze leven. Wel willen ze alleen maar bloemknoppen eten en dus zullen de eitjes van de nu vliegende vlinders op andere planten worden afgezet dan die in augustus vliegen. Nu hebben bijvoorbeeld vuilboom en hulst bloemknoppen en deze worden nu door de boomblauwtjes gebruikt. In augustus zijn er volop bloemknoppen in de klimop en dat is dan de belangrijkste waardplant.
Lysimachia Variegata zegt u misschien niet veel, Puntwederik klinkt misschien al iets vertrouwder in de oren. De bontbladige vorm vrolijkt de boel heel de zomer op met zijn bonte blaadjes maar als bonus komen er ook nog eens de vrolijk gele, langbloeiende bloemetjes bij.
Puntwederik (moeraswederik) is een vaste plant die je zowel in de volle grond als in de oeverzone van de tuinvijver kan zetten. In beide gevallen krijgen ze graag veel zon, halfschaduw kan ook nog. Bij mij staan ze in de vijverzone, ze hebben het daar best naar hun zin. De cultivar die ik heb bloeit niet uitbundig maar wel lang (eind mei tot een stuk in augustus). Dat iets minder rijkelijk bloeien kan aan de soort liggen of misschien ook aan het feit dat het water van de vijver arm is aanvoedingsstoffen. Daardoor zijn er dan wel bijna geen algen aanwezig. Je kan niet alles hebben in het leven!
In de winter sterft de plant bovengronds (boven water) volledig af om in het voorjaar terug uit te lopen. Ze zijn perfect winterhard.
Raken lelies uit de mode? Je ziet er minder en minder in onze tuinen. In Engeland werd de lelie in 2003 nog verkozen werd als tuinplant van het jaar, vóór de roos, clematis en riddersporen. De nieuwe tuintrends houden het voornamelijk bij veel groen en borders op kleur (liefst pastel).Ze worden nog wel aangeboden als snijbloem maar persoonlijk vind ik ze in de tuin veel mooier.
Lelies zijn perfect voor in de border. Combineer ze met laagblijvende planten. Zo staan ze met hun voetjes in de schaduw en hoofdje in de zon. In de natuur komen ze trouwens meest voor tussen lagere begroeiing en in graslanden. Lelies vindt je in bijna alle kleuren (alleen blauw ontbreekt) : zuiver wit, roomkleurig, alle pastels in roze en lila, gestreept en gespikkeld en voor wie durft in geel, oranje en rood. In Engeland is de ‘hot border’ razend populair aan het worden! Je kan ook gaan voor geurende lelies, vooral op warme zomeravonden “adembenemend”! Er bestaat wel zoiets als een leliehaantje dat de pret wil bederven maar meestal is dit onder controle te houden zonder chemische hulpmiddelen.
In principe moeten lelies geplant worden vóór de winter. September-oktober is ideaal. Toch worden de knollen meestal maar aangeboden vanaf februari. Deze knollen hebben een ‘winterperiode’ doorgemaakt in koelsilo’s. In de tuincentra liggen ze weken in een meestal veel te warme omgeving. Tegenwoordig is er zelfs een trend dat de tuincentra ze nog later op het seizoen verkopen als plant, al dan niet in bloei. De prijs is dan ondertussen wel verdriedubbeld en de keuze is eerder beperkt. Ze gaan het niet graag horen zeggen maar de knollen die naar de tuincentra en warenhuizen gaan, zijn meestal die knollen die niet verkocht raakten aan de snijbloementeelt. Deze knollen produceren het eerste jaar vaak minderwaardige bloemen. Het eerste jaar de bloemen er uitknippen is niet de leukste maar wel de beste remedie om het daaropvolgende jaar toch nog volwaardige en prachtig bloeiende lelies te hebben. De knollen die in de herfst, op plantenbeurzen, door de telers rechtstreeks aangeboden worden, mag je echter met een gerust hart aankopen.
Tenslotte nog een waarschuwing : pas op met de meeldraden van de bloemen! Deze kunnen lelijke vlekken maken op je kleding die er maar moeilijk uit te krijgen zijn.
En geef nu toe, zelfs als de zon niet schijnt is dit een lichtpuntje in de tuin !
Geef nu toe, zo'n familienaam is niet echt flatterend. De "Roestbruine Kromlijf", want dat is de soortnaam, ziet er een beetje strontvliegachtig uit. Maar dan wel een rode strontvlieg met een heel dikke kop en zonder haar. Blaaskopvliegen overvallen hun slachtoffer (in dit geval hommels) altijd in de vlucht. Ze houden hem of haar vast met hun legapparaat, waarna ze hun lange dunne legboor in de buik steken van hun prooi en meestal één eitje afzetten. De hommel overleeft dit op termijn niet, het arme beestje wordt van binnenuit opgesoupeerd! Opvallend is dat ze bijna altijd de werksters uitkiezen. Mannetjes zijn minder vaak de klos en koninginnen zelden.
Ik wist niet dat het leven voor sommigen zo hard kon zijn op Bernerhof!
Het leliehaantje is een vraatzuchtig rood kevertje dat nauw verwant is aan de gevreesde coloradokever. Ze zijn bijna uitsluitend te vinden op echte lelies, maar ook kievitsbloemen en keizerskronen (Fritillaria spp.) worden bezocht. Slechts sporadisch zie je ze op andere planten.
Het kevertje is net geen 1 cm groot en heeft een felrode rug. De andere lichaamsdelen (buik, poten, kop en sprieten) zijn zwart. De rode rug maakt hem goed zichtbaar op groene plantendelen. Bij aanraking van de plant voelt hij zich echter bedreigd, laat zich vallen en ligt zowat altijd met de rug naar beneden op de grond. Doordat de zwarte buikkleur niet contrasteert met de bodem is hij perfect gecamoufleerd voor de mens. Onvindbaar … Is het gevaar geweken dan draait het leliehaantje zich om, klimt omhoog en zet zijn vraattocht verder. Deze kevers wegvangen met de hand is dan ook slechts ten dele mogelijk. Ik heb zelf al ervaren dat ze zeer goed reageren op bewegingen, ze laten zich dikwijls al vallen nog voor de plant wordt aangeraakt!
Volwassen leliehaantjes zetten vanaf de lente tot een stuk in de zomer hun eitjes af aan de onderzijde van de lelieblaadjes. De keverlarven die ontluiken zijn na twee tot drie weken volgroeid, verpoppen vervolgens in de grond, en na enkele weken komen nieuwe volwassen exemplaren tevoorschijn. Deze blijven ter plaatse of vliegen uit naar andere tuinen op zoek naar lelies of kievitsbloemen. Sommige leliesoorten worden grotendeels met rust gelaten, anderen worden volledig opgevreten tot alleen een stengel overblijft. De larven zijn zelfs nog vraatzuchtiger dan de volwassen kevers. Bovendien zijn ze goed gecamoufleerd : hun eigen slijmerige ontlasting wordt op hun rug uitgesmeerd en maakt dat ze op een hoopje vogelpoep lijken. Veel natuurlijke vijanden heeft deze larve daardoor niet…
Het volwassen leliehaantje al evenmin. Vogels mijden deze kevers, net als hun larven, als de pest. Ik heb ooit eens op BBC Gardeners World gezien hoe men ze daar te lijf ging met lookextract (teentje knoflook een week in 1l water laten staan, hiermee de lelies bespuiten). Het doodt de kevers niet maar ze zouden niet van de geur houden. Ik heb het zelf ook geprobeerd maar met weinig succes. Het meest effectief is de kevertjes zo vroeg mogelijk wegvangen voor ze eitjes kunnen afzetten.
Van Ecostyle bestaat er Spruzit-R, zelf heb ik geen ervaring met dit product. Het is een biologisch product op basis van natuurlijk pyrethrum en kan niet alleen tegen leliehaantjes gebruikt worden.
Dienstmededeling : het leliehaantje dat gebruikt werd voor de fotoshoot heeft het niet overleefd!
Over kleine hondjes die groot worden en buxusmotten
Kleine hondjes worden groot! En dat gaat snel, het ene moment zijn ze nog een klein pluizenbolletje en even later zijn ze een mooie jonge hond geworden. Onze jongste pluizenbol is nu 8 maanden jong en is ondertussen een knappe jongedame geworden.
Haar auto immuunziekte waardoor ze soms opstoten van hersenvliesontsteking krijgt is de laatste tijd goed onder controle. Als ze het komende jaar zonder veel last doorspartelt is ze uit de problemen. Deze ziekte verdwijnt gewoonlijk spontaan vanaf de leeftijd van 1-1.5 jaar. Ons juffrouwtje beseft echter (gelukkig) zelf niet dat ze een ziekte heeft en trekt zich er dan ook niet veel van aan. Af en toe wat deugnietenstreken uithalen, eens testen of ze het leiderschap van baasje kan overnemen, en dikwijls heel lief en vriendelijk zijn. En regelmatig eens gaan kijken of alles goed gaat met de kippetjes behoort ook tot het dagelijks ritueel.
En ze heeft een nieuwe hobby : buxusmotten eten! Als ik ze 's avonds laat nog even buiten laat voor een plasje huppelt ze vrolijk achter de buxusmotten aan die dan met smaak worden opgegeten. Vooraleer iemand de dierenbescherming opbelt : ze krijgt wel degelijk eten van mij! Die buxusmotten zijn gewoon extra snoepjes! Ik denk er aan haar verhuren aan de buren om buxusmotten uit de tuin te halen. Op biologische wijze dan nog wel. Buxusmotten omzetten in compost.
Ik voel het aan, ik ga heel rijk worden! Hopelijk blijft die buxusmot nog een tijdje!
Kermit heeft het door! De lavendel wordt druk bezocht door allerlei vliegend lekkers. Rustig even de kans afwachten en dan plotseling toeslaan. Eens iets anders op het menu dan jonge waterjuffers.
Niet dat die niet lekker zijn of zo, maar jij eet toch ook niet elke dag hetzelfde? Enfin de bezoekers aan “Lavendel airport” zijn met deze gewaarschuwd!
Nee nee, er is niks mis met de kleurinstellingen van uw beeldscherm! Alleen spetteren de kleuren van deze Gaillardia “Goblin” er af. Gaillardia wordt soms ook de kokardebloem genoemd. Er zijn vele cultivars waar “Goblin” er eentje van is. Het zijn kortlevende vaste planten die hun origine hebben in N-Amerika. Geef ze een droge zandbodem op de meest zonnige plek in de tuin en je wordt beloond met bloemen van juni tot in het najaar. Soms bloeien ze zo uitbundig dat de plant er aan ten onder gaat. Daarom wordt vaak aangeraden om ze in het najaar met de heggenschaar te kortwieken zodat ze hun energie in nieuwe scheuten steken voor de winter en niet in bloemen. Langer dan enkele jaren gaan ze dan ook niet mee. Op zandgrond kan het wel zijn dat ze zich ondertussen hebben uitgezaaid zodat opvolging verzekerd is. De meeste Gaillardia’s worden tussen 40 en 60 cm hoog.
Mits ze droog staan kunnen ze tot -25°C overleven, zo koud wordt het in een standaard wintertje bij ons bijna nooit! De bloemen zijn ook als snijbloem te gebruiken.
Combineer met lage Kniphofia’s of lage purperen zomerasters en je hebt een zonnebril of een lasscherm nodig om geen pijn aan de ogen te krijgen. Een plant voor durvers, niet voor watjes !
Zonnehoed (Echinacea purpurea) is een bekende plant voor de prairieborder. "Funky Yellow" is een nieuwe variant. Weer een nieuwe hoor ik je zuchten, "daar zaten we nu net niet op te wachten". Ik vind "Funky Yellow" wel een hele mooie aanwinst! Niet alleen wegens de kleur, warm geel, dat overgaat naar oranjerood naar het midden toe, maar ook door de omgekrulde bloemblaadjes rond het hart van de bloem. Geen twee bloemen zijn identiek.
Voor de rest even onverwoestbaar als de andere echinacea’s. Lang bloeiend, bestand tegen harde wind en goed bestand tegen de droogte. Ook winterhardheid is geen probleem. Enige voorwaarde is zon, veel zon!
De bijtjes en de vlinders zullen deze nieuweling direct accepteren
En wat heeft het wereldkampioenschap voetbal met de tuin te maken? Wel, meer dan je op het eerste zicht zou vermoeden.
Gisterenavond ging ik na etenstijd nog een uurtje op het terras zitten met een drankje en een tuintijdschrift. Normaal duurt het geen 10 minuten of ik hoor een grasmaaier starten (liefst op benzine, dat maakt meer lawaai). Eerst eentje achter mij, dan eentje links en om in evenwicht te blijven nog eentje rechts. Niet dus gisteren, het bleef verdacht stil. Met dank aan de Portugezen en de Spanjaarden. Heerlijk toch, ik kon zelfs de vogeltjes horen fluiten!
En dan is België nog niet eens bezig. Ik verwacht wel veel lawaai op maandagnamiddag. Veel volk dat een half dagje verlof zal nemen om de Rode Duivels te zien spelen. En waarschijnlijk vooraf het gras gaan afrijden! 't Is niet omdat er een WK is dat het gras stopt met groeien!
En de avondspits gaat maandag ook heel goed meevallen. Zo heeft het WK zelfs invloed op onze luchtkwaliteit. Dat daar nog niemand een doctoraatstudie aan gewijd heeft?
Een vliegend juweeltje, zo zou je de weidebeekjuffer kunnen omschrijven. Tot voor een paar jaar ging het niet goed met deze soort. Ze leven langs traag stromende riviertjes of beken en zijn afhankelijk van zuiver water. En daar wrong het schoentje. Nu gaat het gelukkig stilaan terug de goede kant op.
Weidebeekjuffers zijn grote, opvallende juffers die je moeilijk kan verwisselen met andere juffers als je ze langs ziet fladderen. Op het eerste zicht denk je eerder aan een vlinder dan aan een waterjuffer. De mannetjes hebben een prachtig, metallic blauw, glanzend lichaam. Maar de meeste aandacht in de vlucht wordt getrokken door de donkerblauwe pigmentvlekken in de vleugels. Ze hebben ook nog een neefje, de bosbeekjuffer maar die is veel zeldzamer. Bij de bosbeekjuffer zijn de vleugels volledig donker gekleurd. Bij onze weidebeekjuffer is dat niet het geval en is een deel van de vleugel bijna transparant. De vrouwtjes hebben een subtieler, groen-glanzend lichaam en lichtbruin berookte vleugels.
Ik heb er dit jaar al verschillende op bezoek gehad in de tuin. Zich hier voortplanten zit er waarschijnlijk niet in want mijn tuinvijver is stilstaand water en ze prefereren een stromend beekje. Maar ook als gast zijn deze prachtige verschijningen meer dan welkom.
Vind je Yucca gloriosa wat saai van kleur? Nu is er ook al een tijdje de cultivar “Bright Star” met vrolijk geel gekleurd blad beschikbaar. Of deze even winterhard is als de ‘gewone’ groene yucca valt nog af te wachten. De kwekers maken zich alleszins sterk dat “Bright Star” tot -15°C kan overleven! Afwachten maar.
In ieder geval kan je met deze "Bright Star" een exotisch tintje in de tuin brengen. Zoals alle yucca’s staat ook deze graag in het zonnetje. De grond moet vlot water kunnen afvoeren, zeker in de winter is dit uiterst belangrijk!
Ze groeien in rozetvorm met scherpe punten op de uiteinden. Opgepast dus met kleine kinderen of huisdieren, zeker als je ze in pot op het terras zet. Uit de rozet komt een lange steel met een tros klokvormige roze of witte bloemen. Na een aantal jaren kan de plant zich vertakken zodat er meerdere rozetten en bloemstelen verschijnen. De bloemen ruiken ’s nachts en trekken motten aan.
Plant ze op de meest zonnige plek van je tuin en zorg voor goede drainage. Geef zeker geen extra bemesting. De plant groeit van nature op arme bodem. Wat grind onder de kluit bij het planten is zeker geen slecht idee.
Ik ga Senecio ( Ezelsoren) als buur aanplanten. Deze hebben ongeveer hetzelfde verlanglijstje qua groeicondities en hebben wollig bijna wit blad. Zet je zonnebril maar op voor zo'n spetterende combinatie!
't Is weer volop rozentijd. Door sommigen zelfs "koningin" van het bloemenrijk genoemd. Persoonlijk vind ik dat een beetje overdreven maar mooi zijn ze wel. Nu heb ik niet echt de ideale rozengrond hier in de Kempen. Lichte zandgrond waar alle water direct in wegtrekt en dan nog eens een lage pH door alle dennennaalden die hier ooit zijn gevallen. Dat maakt het niet makkelijk om over langere tijd rozen te laten groeien. Met veel compost en kalk lukt het nog enigzins maar het is werken tegen de natuur in.
Er zijn gelukkig uitzonderingen op de regel. De kleinbloemige roos "Lavender Blue" doet het behoorlijk goed. Bij de start, 5 jaar geleden, heb ik veel compost in de grond gebracht. Sindsdien moeten ze het stellen met een jaarlijkse kalkgift en wat organische meststof. En tot nu toe word ik elk jaar beloond met een bloemenzee van juni tot november.
Ook een onbekend klimroosje doet het behoorlijk goed en bloeit elk jaar rijkelijk.
Wie zei dat rozen op zandgrond niet kunnen groeien en bloeien? Ik heb de indruk dat het beter lukt met kleinbloemige soorten.
Ik heb het ook ooit geprobeerd met Austin rozen. Prachtig het eerste jaar, al veel minder het tweede jaar, en de jaren daarna niet meer om aan te zien. Ik heb ze tenslotte cadeau gedaan aan een kennis met leemgrond in zijn tuin. Daar zijn ze helemaal bekomen en staan daar nu nog elk jaar te pronken!
Je kan de natuur wel een beetje leiden maar tegenwerken loopt sowieso niet goed af !
Vuil Viagra ventje is nog een langs geweest om mijn blog te vervuilen met zijn reclameboodschappen. Ik heb ze verwijderd en het IP adres geblokkeerd maar dat haalt toch niks uit want volgende keer gebruiken ze gewoon een ander adres. Ik heb het zo langzamerhand wel gehad!
Zondag dacht ik een nieuwe hommelsoort te hebben gevonden. Driftig vloog dit beestje van bloem naar bloem zodat ik eigenlijk meestal enkel de achterkant te zien kreeg. Na ettelijke pogingen kon ik dan eindelijk een foto maken toen het even stil zat. Mijn “hommeltje” stond op de gevoelige plaat en even later ook op internet. Na enkele uren kwam er een reactie van een vriendelijke meneer van Natuurpunt. Mijn “hommeltje” bleek een zweefvlieg te zijn. Ik voelde mij serieus beetgenomen en in m'n eer aangetast! Eén troost, ik was niet de eerste en ik zal ook niet de laatste zijn!
De Grote Narcisvlieg (Merodon equestris) is een zweefvlieg die sterk op een hommel lijkt. Sommige insecten doen aan imitatie zodat ze niet zouden worden aangevallen. Een hommel kan steken, vandaar.
De antennes verschillen wel sterk, maar die had ik nu juist niet te zien gekregen. Deze zweefvlieg kan je vinden in tuinen en parken, omdat daar vaak de bolgewassen groeien waarin de larven leven. Zoals de naam al aangeeft heeft ons vliegje een voorkeur voor narcissenbollen om haar eitjes te deponeren. De eitjes worden, meestal a rato van één eitje per plant, aan de basis van de bladeren van een bloembolgewas gelegd of in de bodem dicht bij de plant.
De larven leven in bloembollen, vooral die van Narcissen maar ook van andere bolplanten zoals Sneeuwklokje en Wilde Hyacint. Als gevolg van de internationale bloembollenhandel is deze soort over grote delen van de wereld verspreid geraakt.
Zou ik dit vliegje nu doodmeppen? Nee, mijn narcissenbollen staan tussen bodembedekkers (Heuchera) en zijn redelijk veilig op die manier. En ten tweede: bij de ontdekking dacht ik aan een hommel, weet je nog! De truc heeft dus gewerkt en onze vlieg heeft het overleefd.
Een tuinplant van uit de tuin van de bomma, zo zou je Coreopsis verticillata kunnen omschrijven.
Als je echter zoekt naar een vaste plant die 3 maanden onafgebroken bloeit ben je hier aan het goede adres. Veeleisend zijn ze niet : liefst veel zon, geen natte voeten. Dat is het zo ongeveer. Coreopsis groeit op elke bodem, de pH speelt weinig rol, de grond mag redelijk droog zijn, zandgrond is geen probleem. De plant is ook perfect winterhard. Alhoewel je in de boekjes vindt dat ze gevoelig zijn aan slakkenvraat heb ik hier nog geen problemen mee gehad. Bij mij staan ze naast Rudbeckia (zonnehoed) en die is in het voorjaar wel lelijk toegetakeld door de slijmerige schatjes.
Om één of andere reden heeft Coreopsis een wat oubollig karakter. Daarom, zet ze nu in je tuin en binnen enkele jaren ben je een hippe vogel. Dahlia’s waren ook uit de mode, moet je nu eens kijken. De kwekers hebben sinds enkele jaren pogingen gedaan om dat oubollige karakter te doorbreken door andere cultivars op de markt te brengen (citroengele en rode). Deze zijn echter veel minder winterhard gebleken. De “oer-coreopsis” kan makkelijk -15 tot -20°C aan. Ze komen van nature uit centraal en oost N-Amerika en daar kan het serieus koud worden!
En tenslotte : bijtjes, hommeltjes en vlinders zijn er gek van!
Beeld je een imaginaire tuin in met magnolia’s waarvan de bloemen nooit bevriezen. Onze imaginaire magnolia is het hele jaar groen zodat we geen blaadjes moeten harken. Euh, terug naar de realiteit, zoiets bestaat toch niet. Wel, hier is de verrassing, het bestaat wel!
Onze struik vandaag noemt Magnolia grandiflora. In ons klimaat wordt dit een forse struik of klein boompje van maximum zo’n 8 meter hoog. Dat duurt dan wel 20 jaar of langer want echt snel groeien doen ze niet. De glanzende bladeren zijn wintergroen, de onderkant is roestbruin behaard. In juni-juli komen de grote (zo’n 20 cm) licht geurende witte bloemen tevoorschijn.
Vroeger werd algemeen aangenomen dat Magnolia grandiflora onze winters niet kon overleven. Dit blijkt dit niet waar te zijn. Zet ze wel niet pal in de oostenwind maar liefst enigszins beschut en ze zullen je jaar na jaar verrassen. Ze staan graag in het zonnetje in een redelijke losse goed water doorlatende bodem. Als die dan ook nog lichtjes zuur is zit je helemaal goed!
Vooral de eerste winter kunnen jonge planten last hebben van strenge vorst. Gooi er eventueel een vliesdoek over. Eens gesetteld zijn ze goed winterhard en zetten ze ook een tandje bij met groeien.
De soort komt van nature voor in de zuidoostelijke staten van de VS van de kust van North Carolina in het noorden tot centraal Florida en Oost-Texas in het zuiden. Daar kunnen ze tot 30m hoog worden. Zo’n vaart loopt het bij ons niet!
Magnolia’s zijn er al heel lang, ze behoren bij de eerste bloeiende planten die er ooit geweest zijn!
De witte moerasaronskelk (Lysichiton camtschatcensis) en de gele moerasaronskelk (Lysichiton americanus) zijn echte moerasplanten. De ‘witte’ komt uit Azië en de ‘gele’ uit Noord-Amerika. Daar heet de plant ‘skunk cabbage’ oftewel stinkdierkool vanwege de koolachtige bladeren en de onaangename lucht ("windjeslucht" van iemand die spruitjes heeft gegeten).
Het opvallendst aan moerasaronskelken zijn de grote bloeiwijzen in het vroege voorjaar en de enorme bladeren die zich ontwikkelen na de bloei. De bloeiwijzen (de ene soort met een wit schutblad en de andere met een geel) verspreiden een vieze geur om de bestuivers, aasvliegen en kevers, te lokken.
Mijn L. camtschatcensis heeft nu bladeren van ongeveer 40 cm en de vrucht waar ooit de bloeiwijze heeft gezeten priemt boven het water uit. In het najaar zal deze nog verkleuren. Deze plant is 2 of 3 jaar oud en groeit langzaam maar zeker. Door zijn trage groei is deze makkelijk onder controle te houden. Dat kan niet gezegd worden van zijn gele broertje, Lysichiton americanus!
De gele moerasaronskelk (Lysichiton americanus) dreigt in verschillende delen van Europa een vervelend onkruid te worden en mag daarom niet meer verhandeld worden omdat de plant zo invasief is. In Engeland wordt deze plant massaal bestreden want ganse waterlopen zijn er helemaal mee dicht gegroeid zodat de waterafvoer in het gedrang komt.
Sommige tuincentra haspelen de namen van Lysichiton wel eens door mekaar. Zo zag ik ooit gele Lysichiton camtschatcensis in aanbieding staan. Als de schutbladeren geel zijn betreft het L. americanus, laat deze maar staan tenzij je binnen een paar jaar de bulldozer wil inzetten om je vijver leeg te scheppen.
Opletten ook bij het hanteren van de Nederlandse naam want Zantedeschia aethiopica wordt soms ook moerasaronskelk genoemd maar dat zijn maar zeer verre familieleden die uit Z-Afrika komen en de winterhardheid hiervan hangt sterk af van welke cultivar je koopt. De bloeiwijze lijkt op die van Lysichiton maar voor de rest zien ze heel anders uit.
Lieveheersbeestjes kennen we waarschijnlijk allemaal wel. Wist je dat er wel meer dan 20 soorten voorkomen in onze contreien? En dan heb ik het nog niet over de Aziatische import van de laatste jaren. Dat is een totaal uit de hand gelopen experimentje. Men wou bladluizen ecologisch gaan bestrijden in serres (kassen voor onze Ned. vrienden) en het Aziatisch LH beestje leek daar uitermate geschikt voor, makkelijk en goedkoop te kweken, dus bestellen en loslaten maar! Alleen bleven de lieverds niet zitten waar ze bedoeld waren te blijven zitten en kozen er een aantal voor een uitstapje in de vrije natuur. Dat werd dus een catastrofe voor onze inheemse beestjes. De larven van LH beestjes eten niet alleen bladluizen maar zo ongeveer alles wat rondkruipt en niet te groot is. En vermits de larven van de Aziaatjes groter zijn dan die van onze inheemse kan je al raden wat er gebeurde. En sindsdien hebben onze inheemse het knap lastig.
Alleszins is het een goede zaak zoveel mogelijk van deze rakkers in de tuin te hebben tot afgrijzen van de bladluizen!
Volgende keer als je er eentje ziet moet je eens het aantal stipjes tellen, meestal, niet altijd, heb je dan al direct de juiste naam. Naast de bekende rode met zwarte stipjes vind je er ook met oranje, gele, witte stipjes. Er zijn er zelfs effen zwarte zonder stipjes!
Voor de 2 op de foto's hieronder moest ik niet lang zoeken, ze landden gisterenmiddag spontaan op de tuintafel naast mijn fototoestel. Nog nooit zulke makkelijke foto's kunnen nemen. Beide soorten leven in de kruinen van dennenbomen, en die staan er hier genoeg.
Op de eerste foto het Oogvlek Lieveheersbeestje dat redelijk algemeen is, op de tweede foto het 18 stippelig Lieveheersbeestje dat heel wat zeldzamer is. Af en toe eens wat geluk hebben zeker om er eentje te zien te krijgen?
In dit geval klopt het niet helemaal. In het gazon beginnen her en der bruine plekken te verschijnen, ook bij de buren. De zware onweders van vorige week hebben ons telkens links of rechts laten liggen. Nu sta ik ook niet te springen voor een plensbui die alles platlegt of hagelbollen als duiveneieren maar een mals buitje zou niet slecht zijn. Van duiven gesproken : de duiven die aan de vijver komen drinken moeten zich elke dag een ietsie pietsie meer bukken. In mijn gedachten zie ik er al eentje overkop gaan en in de vijver belanden! De duif in kwestie zou het wel overleven want op die plek is het water met moeite 10 cm diep !
Alleszins zit ik nu met het jaarlijks dilemma van gaan we nu sproeien of niet. Niet sproeien betekent een dorre vlakte die in september wel terug groen wordt maar dan zijn de honden 2 maanden hun relatief propere speelweide kwijt. Wel sproeien is natuurlijk niet zo ecologisch!
En toch heb ik gekozen voor scenario 2. Ik troost me maar met de gedachte dat het grondwater is en geen leidingwater. Die pomp die staat te draaien doet dat weliswaar ook niet gratis maar zijn CO2 afdruk is beperkt want ik maak de stroom met zonnepanelen. Flauw excuus, ik weet het. Maar ik kijk wel liever op een groene speelweide dan op een dorre vlakte.
Onze jongste Berner vond het alleszins heel leuk want die liep vrolijk rond onder de sproeier. Wat er gebeurde toe ze iets later naar binnen kwam laat ik aan jullie fantasie over!
De zomer komt er aan. De lavendel is er klaar voor. Zo stilaan beginnen de bloemetjes zich te openen, tot groot jolijt van de hommeltjes en de bijtjes. Die zijn er namelijk dol op.
Lavendula augustifolia zoals het heestertje officieel noemt bestaat er in vele cultivars. De bekendste zijn “Hidcote” en “Munstead” maar er zijn er nog veel meer. Ze bloeien vooral in juni en juli al zijn er tegenwoordig ook die tot oktober blijven bloeien. Lavendel komt uit het zuiden, denk maar aan de Provence. Ze zijn bij ons matig winterhard, mits de bodem goed afwatert zullen ze een normale winter in de Lage Landen wel overleven. Lavendelstruiken dienen 30 centimeter uit elkaar geplant te worden. Om verhouten te voorkomen, waarbij de lavendel in een massieve struik met dikke takken verandert moet deze elk jaar gesnoeid worden. Doet men dit niet, dan zal deze steeds dikkere takken krijgen en een hogere struik die aan de onderkant geen bloemen meer zal bevatten. De eerste snoei gebeurt best in de tweede helft van maart in een vorstvrije periode. Hierbij kan de plant tot ongeveer 15 cm boven de grond worden gesnoeid. Zorg wel dat je niet in het hout snoeit want dan zal de plant daar niet of nog zeer moeilijk terug uitlopen. Hierna groeien er snel nieuwe twijgen naar boven waar weer bloemen aan komen. Na de bloei moeten alleen de bloemen zelf verwijderd te worden. De plant niet te kort snoeien want dan zal deze de winter niet overleven. Lavendel is ook blij met jaarlijks wat kalk, meststof doet meer kwaad dan goed. Lavendel groeit en bloeit best op arme grond. En in de volle zon !
De bloemen worden vooral bezocht door hommels en koolwitjes. In Zuidwest Frankrijk worden de bloemen ook bezocht door de kolibrievlinder. Deze kan stilstaan voor een bloem net als een echte kolibrie. Wij moeten het echter (voorlopig?) nog zonder kolibrievlinder stellen.
Lavendel wordt allerlei geneeskrachtige eigenschappen toegekend. Inwendig kan lavendel worden toegepast als theeaftreksel en uitwendig in de vorm van aromatherapie. Lavendel heeft een rustgevende en verlichtende werking. De etherische olie van lavendel kan worden gebruikt als antisepticum.
Hildegard van Bingen (1098-1179) raadde lavendel aan in een elixir bij hoest: "Als iemand Speik-lavendel (drie lepels) in wijn (één liter) kookt en vaak lauwwarm drinkt, verzacht hij lever-long-lijden, mildert het doffe gevoel in zijn borst en zorgt voor een scherp verstand (scientia) en een heldere combinatie-gave (ingenium). Wie geen wijn heeft, kookt hem in water en voegt honig toe." (Causae et Curae, 1150). Verder schrijft ze in haar boek Physica dat wanneer iemand die veel luizen heeft aan lavendel ruikt de luizen zullen doodgaan (bron Wikipedia).
Luizen heb ik niet maar een scherp verstand is mooi meegenomen, even uittesten?
Is het een wesp? Is het een zweefvlieg? Nee, het is een wolbij!
Ik dacht eerst wel aan een bij, maar dan eentje met de lichaamsbouw van Jerommeke, een beetje ingekort en nogal breed!
De grote wolbij is zwart met geel gekleurd en niet zo harig als andere bijen, waardoor hij aan een wesp doet denken. Het is een solitaire bij en één van de weinige bijen die het goed doen in Vlaanderen. Door zijn vlieggedrag, regelmatig even stil in de lucht 'hangend', lijkt hij ook wel op een zweefvlieg. Het is toch echt een bij, waarvan het vrouwtje stuifmeel verzamelt voor haar larven. Ze vervoert dit stuifmeel in haar 'buikschuier': lange, dichte beharing onderop haar achterlijf. Mannetjes hebben lange, witte haren aan hun poten.
En hoe komt dat beestje aan zijn naam? Zo "wollig" zien ze er niet uit! Ze verzamelen haartjes en pluisjes van planten die ze bezoeken om er hun nest mee te decoreren, vandaar. Een bij met een diploma van binnenhuisarchitect!
Dit vrouwtje zat zich tegoed te doen aan nectar of stuifmeel van de lavendel die net vandaag in bloem gekomen is. Goeie timing !
De lavendel begint stilaan kleur te bekennen. De bloemetjes zijn nog niet open maar de hommels hangen al te rond te toeren op zoek naar de beste plekjes. Dit ongeduldige akkerhommeltje zal morgen of overmorgen nog eens moeten terugkomen. Hopelijk werkt zijn GPS en vindt hij dit plekje snel terug. En anders zal ie wel op de geur van lavendel afkomen zeker? Of zouden hommeltjes niet kunnen ruiken? Heeft iemand ooit daar eigenlijk al een studie over gemaakt?
In ieder geval kunnen ze het niet aan mekaar doorvertellen. Bijen daarentegen kunnen dat wel!
Wist je dat een hommel zijn vleugels eerst moet "warmdraaien" voor ze kunnen opstijgen? In de winter bij 5° kan dat wel een half uurtje duren, in de zomer bij 24-25° slechts enkele seconden. Een hommel is eigenlijk te zwaar om te kunnen vliegen, volgens onze wetten van de fysica. De hommels trekken zich dat niet aan en vliegen toch. Nu heeft men ontdekt dat ze zelf luchtwervelingen creeëren waardoor het toch kan. De luchtvaartindustie is heel erg geïnteresseerd! Misschien hebben we binnenkort wel veel zuiniger vliegtuigen dankzij de hommels!
Ik heb dit moeten doen met de Turkse Lelie (Lilium Martagon). Niet dat ik deze plant niet kan houden, ze komen elk jaar mooi terug maar het probleem zit bij een klein rood kevertje!
Juist ja, het Leliehaantje! Nu zijn leliehaantjes waarschijnlijk voorgeprogrammeerd door moeder natuur om lelies een kopje kleiner te maken, maar toch. Ik heb nog op verschillende andere plaatsen grootbloemige oosterse lelies staan. Op sommige heb ik nog nooit een leliehaantje gezien, op anderen moet ik wel af en toe eens ingrijpen en er enkele wegvangen. Op Lilium martagon komen ze echter in horden af!
Probleem is dat die beestjes verduiveld goed zien en weten wat er gaat gebeuren als ik langskom. Ze laten zich op de grond vallen, liefst ondersteboven. Dan vallen ze namelijk niet op want hun onderkant heeft dezelfde kleur als de grond. Eens hun kroost uitkomt is het hek helemaal van de dam. De larven zijn nog erger dan de volwassen kevertjes. Ze wentelen zich in hun eigen poep zodat vogels ze niet meer lusten. Ik heb al geprobeerd met lookextracten om ze weg te krijgen, niets helpt. Vorig jaar hadden ze de complete plant, bloemen inbegrepen kaalgevreten. Nog een klein wonder dat de plant dit jaar terug is uitgekomen. Dit jaar is iets beter maar zonder vergif spuiten lijkt het niet te lukken, dus dan maar geen Lilium martagon meer.
De Turkse lelie zelf komt voor in grote delen van Europa tot aan Azië. De lelies houden van een lichte humusrijke grond (kalk) met goede drainage. Ze staan graag in het zonnetje maar de wortelvoet houdt wel van wat schaduw . Ten tijde van de bloei verspreiden de bloemen een heerlijke 'wilde bloemengeur', gonst het van de hommels en bijen en zelfs vlinders genieten van de schoonheid.
En ik dus dit jaar ook, ondanks de vraatsporen van de leliehaantjes. Ik zal er wel geen prijs mee winnen op de Chelsea Flower Show!
Het begint me zo stilaan de strot uit te hangen dat er bepaalde individuen reacties posten die eigenlijk niets meer of minder dan reclame zijn voor Viagra en dergelijke. IP adres blokkeren helpt niet want ze gebruiken telkens een ander IP adres. Dit berichtje zal er ook niets aan verhelpen maar ik raak dan toch een stuk frustratie kwijt!
Kniphofia uvaria of ”vuurpijl” zorgt in de plantenborder voor een tropische “touch” door hun opvallende bloeiwijze. In Z-Afrika worden ze ook fakkellelie genoemd
Ondanks hun subtropische afkomst kan je ze toch best in de volle grond planten mits deze goed water kan afvoeren. Graaf een ruim plantgat en maak de grond goed los. Verbeter arme tuingrond door er wat compost en/of koemestkorrels door te mengen. Je kan ze aankopen als wortelstok die je in de bloembollenafdeling kan vinden, belangrijk is in dat geval dat je de dikke wortelstok van de vuurpijl rechtop plant. De bovenkant van de wortel moet net iets onder het grondniveau komen. Je kan ze uiteraard ook als plantje aankopen, dan zie je al wat je koopt en je hoeft je niet af te vragen wat de onder- of de bovenkant van de wortelstok is. Hou ongeveer 50 cm tussenafstand. Geef ze na het planten direct water. Kniphofia groeit en bloeit goed op een plekje in de volle zon of halfschaduw in goed doorlatende, voedzame grond.
Gebruik de vuurpijl als solitair tussen lagere planten zoals middaggoud (Gazania splendens). Je kan ze ook combineren met hogere borderplanten zoals incalelies (Alstroemeria) en of met siergrassen. In een prairieborder misstaan ze ook niet.
De vuurpijl is een vaste plant die jarenlang op dezelfde plek kan blijven staan. Het is belangrijk dat de grond goed doorlatend is, vooral in de winter. Knip uitgebloeide bloemstengels helemaal weg om herbloei te bevorderen. In het voorjaar al het oude blad afknippen.
Meestal lees je dat ze weinig last van slakken hebben. Dat is dan misschien wel zo voor de stugge bladeren maar tijdens de regen van gisteren heb ik toch een 5 tal naaktslakken van één enkele bloem gehaald. Dus toch even mee opletten.
Gisterennamiddag ben ik met de camera eens rond de vijver gelopen. Het was er behoorlijk druk, op een kwartiertje tijd heb ik wel 5 verschillende libellensoorten kunnen terugvinden. Sommigen, zoals de azuurwaterjuffer vliegen reeds weken met tientallen rond druk bezig met vrouwtjes te verleiden. Anderen zoals de weidebeekjuffers zijn eerder toevallige toeristen die eens een kijkje komen nemen. De grote Keizerlibel is nieuw maar heeft het hier wel naar zijn zin vermits mevrouw eitjes aan het leggen was in de vijver. Dat is niet zonder risico, de kikkers weten niet waar eerst kijken met zoveel lekkere hapjes die op en af vliegen.
Op foto achtereenvolgens : azuurwaterjuffer, lantaarntje, weidebeekjuffer, viervlek en grote keizerlibel
Ik ben Roger
Ik ben een man en woon in de Kempen (België) en mijn beroep is jong gepensioneerde.
Ik ben geboren op 29/05/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: tuinieren, fotografie, zeewateraquarium, modelbouw, ....