't Is weer voorbij, die mooie zomer. Als ik het goed heb was het Gerard Cox die dit ooit zong. Juist daarom is het nu het moment om, als ze er nog zijn, te genieten van hun gezelschap. Dan heb ik het over de fladderaars en zoemers die de bloemen extra opvrolijken. Want dra komen de herfststormen en de nachtvorsten er aan. En dan is het ook weer voor een ganse winter gedaan. Gedaan met het gefladder en gezoem van bloem naar bloem.
Sinds er tijdens een onweer in juni een boom op het dak van de serre terechtkwam was er plots extra ventilatie beschikbaar. Met de winter op komst was het nog "haast je, rep je" om dit voor de eerste nachtvorsten hersteld te krijgen. Zoals bij zulke zaken dikwijls het geval is was het wachten tot de verzekering haar fiat gaf om de boel te herstellen. In dit geval betekende dat afbreken en terug een nieuwe constructie op dezelfde plaats zetten. Gelukkig komt deze serre na 15 jaar nog steeds voor in de catalogus van de constructeur. Dat betekende dat we dezelfde fundering konden gebruiken wat een hoop werk bespaard heeft. Afgelopen zaterdagochtend om 10u23 werd de deur geplaatst en was de nieuwe serre officieel een feit. En hopelijk valt er niet te vlug een andere boom om want er staan er nogal wat en ik ben niet van plan ze allemaal om te leggen. Ecologische voetafdruk en CO2 kringloop weet je !
De berkenbrandvlerkvlinder is een wel heel opmerkelijke vlinder. In rust worden de vleugels opgerold en met de zeer harige kop heeft het diertje dan veel weg van een afgebroken (berken)takje. Hierdoor valt nauwelijks op dat het een best wel grote soort is met een spanwijdte tot bijna 70 mm! De berkenbrandvlerkvlinder komt 's nachts vaak op licht af. De soort begint in mei te vliegen en doet dat tot in juli. De rupsen kunnen zeer massaal optreden en leven vooral de eerste tijd gezellig bij elkaar. Bomen als wilgen, linden en eiken kunnen dan geheel kaalgevreten worden. De soort weet zich goed aan te passen en we vinden hem dan ook veel in lanen, parken en tuinen. De Berkenbrandvlerkvlinder bewoont geheel Europa en Azië en is in de gehele Benelux een zeer algemene soort.
Tot zover Wikipedia & Co. Ik moet bekennen dat ik nog nooit van dit beestje gehoord had. Tot ik deze week tijdens het opruimen in de tuin deze rups tegenkwam. Het beestje was al dood, ik pleit dus onschuldig. De vlinder zelf heb ik ook nog nooit gezien. Ik heb wel even een fotootje gegoogeld en het lijkt me nu niet direct een schoonheid te zijn. Het beestje kan gerust figureren in een SF-film met Aliens of is mijn fantasie weer op hol geslagen ?
Ceanothus (herfstsering) is een geslacht van wintergroene, niet allen 100% winterharde heesters die voornamelijk uit Noord- Amerika afkomstig zijn en in zuidelijke staten als Californië veelvuldig voorkomen.
Gezien hun herkomst zijn deze seringen goed bestand tegen hitte, droogte en wind, ze houden van een goed doorlaatbare grond, zijn niet PH gevoelig maar worden niet graag verplaatst. Vermeerderen kan door zaad of door stekken te nemen van zacht of hard hout (van voorjaar tot herfst). Tijdens een strenge winter kunnen ze invriezen, ze lopen dan meestal wel terug uit vanuit de basis. Hier staan ze beschut tegen de noorden en oostenwind in de halfschaduw van enkele grote bomen.
o af en toe komt er een beestje voor de lens dat je niet op naam kan brengen. Niet erg, een fotootje kan ook mooi zijn zonder ondertitel! Zo ook de foto van deze heidelibel die ik begin september heb genomen. Waar ik zeker van ben is dat dit een heidelibel is. Bovendien is het een jong dier, dat zie je aan de vleugels, die zijn nog intact en glanzen. Ook zijn dergelijke dieren nog niet op kleur, die komt pas na enkele uren na de verpopping van larve naar libel. Conclusie, de libel op de foto is of een bruinrode of een steenrode heidelibel, welke juist zullen we nooit weten. Trek het je niet aan, de libel doet dat ook niet !!!
En prijs je gelukkig, je leeft nog en dat is lang niet zeker van deze libel !
Vorige winter heb ik de coniferen naast het huis een kopje kleiner laten maken. Bedoeling was indertijd de achterzijde van de garage en het rommelkot van de buren uit het zicht te onttrekken. Dat is een aantal jaren goed gelukt maar nu begonnen deze coniferen onderaan kaal te worden waardoor ze eigenlijk geen reden van bestaan meer hadden. Ze waren ondertussen ook boven het huis uitgegroeid. Redenen genoeg om in te grijpen. Dat we tot nu gewacht hadden om heraan te planten had een reden. Omdat ik een aantal taxusplanten van elders in de tuin als haag wou hergebruiken en het deze zomer veel te droog was om deze met enige kans op succes te verplanten moesten we wachten. Dus was het moment nu eindelijk aangebroken. Daar waar de stronken van de coniferen in de weg zitten worden steenkorven geplaatst. De stronken verwijderen is geen optie want ergens daaronder ligt nog een elektriciteitsleidng naar het tuinhuis. En ons tuinpad is nu ook terug bruikbaar over de volle breedte. We hebben een (zeer traag groeiende) mini Gingko biloba geplaatst en de border zelf werd beplant met een combinatie van Geranium renardii en Heuchera "Fire Chief" die onderling mooi contrasteren met hun verschillende bladkleur. De Geranium bloeit in juni en de Heuchera in het najaar zo dat er steeds iets te beleven valt. In oktober worden er ook nog bloembollen gepoot (laagblijvende narcissen en tulpjes). Om zeker te zijn dat alles voorspoedig zou groeien houdt Boedha met z'n derde oog alles in de gaten (Boedha moet nog een definitief plekje krijgen).
Als binnenkort alles afgewerkt is volgen meer fotootjes !
Wie zei ooit dat geel of oranje niet samengaan met lila of roze? Nu vind ik dat de onderstaande combinatie er toch best mag zijn. En de distelvlinder is het allemaal om het even, als er maar nectar te vinden is. Wie vindt dat dit echt niet kan heeft pech want ik verander er niets aan. Volgend jaar terug van hetzelfde en wie niet akkoord is kijkt maar naar de andere kant! En diegene die van de Helianthus niet vrolijk wordt heeft dringend hulp nodig!
Als deze rosse schoonheid is wie ik denk dat ze is hebben we een uitermate zeldzame verschijning op de gevoelige (digitale) plaat vastgelegd. Deze hommel, want daar is geen twijfel over, zou zo maar eens een moshommel kunnen zijn met de nadruk op zou. De moshommel is een heel zeldzame hommelsoort waarvan er elk jaar maar enkele gezien worden. Dat deze dan weer net hier opduikt is niet zo verwonderlijk daar ze vroeger wel meer gezien werd in de Kempen. Nu is het even het advies afwachten van de kenners!
Plectranthus fruticosus is afkomstig uit Z-Afrika en is bij ons te houden als kuipplant.
Laat de plant zoveel mogelijk buiten staan en zet hem enkel binnen om te beschermen tegen de nachtvorst. Verder verlangt hij een neutrale bodem, genoeg licht en regelmatige bemesting, dit voorkomt slappe twijgen. Bloeien doet hij het ganse jaar door met lichtblauwe bloemtrossen en de plant heeft geurend zacht behaard blad. Op het eerste zicht denk je met een salvia te doen te hebben!
Men beweert dat de aanwezigheid van deze plant binnenshuis reumapijn zou verlichten vandaar de Nederlandse naam reumaplant. Ik zou zeggen, baat het niet, het schaadt ook niet!
De bijenwolf is een solitaire graafwesp, ongeveer even groot als een gewone wesp maat in rust zjn de vleugels naar achter over mekaar geplooid. De mannetjes bijenwolf zijn vreedzame beestjes die hun heel hun leven braafjes nectar slurpen, de vrouwtjes daarentegen bakken het veel bruiner. Als ze een honingbij zien gaan ze erop af en steken het arme bijtje dat hierdoor verlamd wordt. De verlamde bij wordt het nest in gesleurd en dan wordt er 1 eitje op het arme beest gelegd. Als het eitje uitkomt peuzelt de larve de bij op die nog steeds in leven is. Er worden ook extra verlamde bijen aangevoerd. Het aantal bijen per larve bepaalt mee het geslacht! Gelukkig voor de bijen zijn er niet teveel bijenwolven !
Geranium psilostemon vind ik persoonlijk één van de mooiste tuingeraniums. Hun donkerpaarse bloemen met een bijna zwart hartje verschijnen van juni tot in het najaar. Zoals alle geraniums hebben ze graag zon maar deze doet het in de halfschaduw ook nog goed! Zeker met het hete droge weer tijdens de laatste 2 zomers doen ze het daar ook goed want ze hebben het niet graag te warm of te droog. Hier op Bernerhof hebben ze schaduw in de namiddag en dat schijnen ze niet erg te vinden!
De naam Geranium psilostemon werd gepubliceerd door Ledebour in 1842 en betekent “met de blote – d.w.z. haarloze meeldraden”.
Gisteren vloog er een Icarusblauwtje in de tuin. Het zijn kleine vlindertjes maar hun kleurenpalet compenseert hun formaat ruimschoots. Het zijn onregelmatige gasten in de tuin. Ze komen meestal zonder afspraak in de nazomer en deze was de eerste dit jaar.
Zo af en toe doet onze oudste Berner (14) nog eens een wandelingetje in de tuin. Het mag dan niet te warm of te koud zijn, zeker niet nat en liefst niet teveel wind. Mevrouw is nogal kieskeurig wat zulke dingen betreft. Vorige zondag was nog eens zo'n in haar ogen geschikte dag om eens naar buiten te komen. De Flatcoated Retriever van onze vader, zelf ook al niet meer van de jongste, was op bezoek en kwam eens informeren of alles naar wens was. Onze jongste spruit daarentegen doet niets liever dan zich een ganse namiddag in de tuin bezighouden. Naar de kippetjes kijken, de poes van de buren de stuipen op het lijf jagen (alhoewel ze eigenlijk redelijk goede vriendjes zijn) zijn haar favoriete tijdverdrijf. En vanaf het tuinpoortje kan ze de hele straat controleren. Wat kan je nog meer wensen?
Iedereen kent ze wel, de dikke aardhommels met hun okergeel-zwarte jasje en hun wit achterste. Ze worden daarom soms ook oneerbiedig witkonten genoemd. Als je goed rondkijkt kan je met wat geluk ook een variant zien met heldergele citroengele banden: de veldhommel. Ze zijn nauw verwant aan de aardhommels. Beide soorten zijn moeilijk tot zeer moeilijk uit mekaar te houden en worden daarom dikwijls samen in het zgn. aardhommel-complex ondergebracht. Eigenlijk kan je alleen bij de koningin duidelijk het onderscheid maken, bij de mannetjes hommels is het al heel wat moeilijker en bij de werksters moet je al een professional zijn om verschil te zien. En om het nog wat complexer te maken zijn er nog de grote veldhommel en de wilgenhommel maar die zijn heel zeldzaam. Laat dat echter geen probleem zijn om te genieten van de foto's en het nuttige werk dat deze zoemers in de tuin verrichten.
De bovenste foto toont de aardhommel, op de onderste zie je de veldhommel.
Ik heb het reeds meermaals over phloxen gehad. Ze hebben misschien een beetje een oubollig imago maar het zijn echt fantastische planten die het bijna overal goed doen. Van de volle zon tot in de halfschaduw doen ze het prima en door combineren van verschillende soorten kan je bloei behouden van juni tot een heel stuk in september. Eén van de laatste cultivars die in bloei komt is deze bijna blauwe soort waarvan ik de naam helaas kwijt ben. Ze combineren goed met de donker lilaroze kleur van de persicaria. En als kers op de taart trakteert deze phlox je 's avonds op een zoete geur die je reeds vanop enkele meters afstand tegemoet komt. De plant doet dit waarschijnlijk om bepaalde nachtvlinders aan te trekken want overdag ruik je niets.
Wie heeft er ooit al gehoord van de, hou je vast, "open breedbandhuismoeder" ? Als ik eerlijk ben, ik niet! Tot ik vorige week zo'n beest tegenkwam in de tuin. Het is een nachtvlinder uit de grote "uilen" familie. Ze zijn niet echt zeldzaam maar vallen ook niet direct op. Overigens bestaat er nog een kleine breedbandhuismoeder maar deze is nauwelijks van bovenstaande te onderscheiden. Sommige experts denken dan ook dat er eigenlijk maar één soort is.
De tengere pantserjuffer is een redelijk zeldzaam juffertje. Het is één van onze kleinste libellensoorten, met zijn 2-3 cm lengte zou je hem gemakkelijk over het hoofd kunnen zien. Als je er eentje wil zien heb je het meeste kans hier in de Kempen. Ik zit hier halfweg tussen 2 gekende populaties en waarschijnlijk was deze op doorreis. Ik ben alleszins dik tevreden want ik had deze soort nog niet in mijn foto collectie. Dit is de 27ste libellensoort in mijn tuin op een totaal van zo'n 70 soorten in heel de Benelux. Niet slecht toch ?
En nu ga ik met de honden wandelen en daarna wat in de tuin rondkijken. Wie weet wat we nog allemaal tegenkomen ?
Deze belletjesplant kan ook bij ons in de volle grond, zij het dan wel op een enigzins beschutte plaats. Kan volgens de literatuur temperaturen tot -12°C aan. Hier in de Kempen kan het wel kouder worden maar da's ook weeral even geleden. Deze plant bloeit van juli tot oktober met kleine enkelvoudige bloemen met scharlakenrode buisjes en kelkblaadjes en een donkerpaarse bloemkroon. Ze houden van een beschutte standplaats in de halfschaduw of gefilterd zonlicht en doen het goed in humusrijke, goed doorlaatbare, veenachtige grond. Dat laatste hebben we hier niet en da's ook het grootste probleem, niet de plant de winter doorkrijgen maar wel de (droge) zomer doorkrijgen. Met vaste planten heb je niet direct de reflex om alle dagen een controleronde uit te voeren en dat net is de voorbije twee zomers het grote probleem geweest. Ik vind ze echter zo mooi dat ik toch weer een nieuw klein exemplaar heb aangeplant.
Hier kunnen ze 25cm tot 40cm hoog worden, in Engeland (Kent) heb ik exemplaren van 1.5m gezien die als haag aangeplant werden !
De meesten onder ons denken bij het horen van het woord wesp direct aan agressieve zoemers die onze BBQ komen verpesten maar deze soort gedraagt zich beter.
Tot de groep van de veldwespen behoort onder meer de oprukkende Franse veldwesp. Deze onschuldige wesp is gemakkelijk te herkennen aan de oranje antennen, de hangende pootjes in de vlucht en de vrijhangende nesten. Zij wordt in de media vaak afgebeeld als boosdoener wanneer over wespenoverlast gecommuniceerd wordt. Onterecht. Er bestaat ook nog de Bergveldwesp, die zich onderscheid van bovenstaande soort door haar zwarte antennen.
Ze komen ook niet in grote aantallen voor, als je er al eentje ziet tussen de bloemen mag je blij zijn ! Totaal onschuldig beestje dus !
Gisteren heeft de jongste hond het leven van een egel gered. Op een gegeven moment ze ze steeds te kwispelstaarten en te blaffen voor een struik. Toen ik uiteindelijk ging kijken wat daar aan de hand was vond ik een dikke egel die zich zichzelf had klem gelopen in de tuindraad. Het arme beest kon niet meer vooruit of achteruit. Ik heb de draad moeten doorknippen om prikkebol eruit te bevrijden. De stekels hielpen ook niet direct mee. Eens bevrijd hebben we meneer of mevrouw achteraan de tuin in een rustig hoekje gezet met een schoteltje water om wat te bekomen. Een kwartiertje later was onze slakkenetende gast verdwenen tussen het kreupelhout. Het ga je goed prikkebol !
Liriope of Leliegras behoort tot de Asparagaceae, net als bijvoorbeeld Anthericum, Hosta, Polygonatum en Convallaria (meiklokjes). De Nederlandse naam leliegras is misleidend want de plant behoort noch tot de Poaceae (grassenfamilie) noch tot de Liliaceae (Leliefamilie). Liriope is een groenblijvende vaste plant met een smal donkergroen leerachtig blad en kleine paarsblauwe bloempjes met een bloeiwijze die wat wegheeft van het bekende blauwe druifje (muscari). De plant zelf lijkt wel wat op een grasje. Het is een excellente en heel decoratieve bodembedekker die goed tegen droogte en schaduw kan. Ze lijken op Ophiopogon maar worden groter en bloeien paars. Het leuke is dat dit plantje in het najaar bloeit. Er zijn verschillene cultivars te verkrijgen waarvan de bloemkleur varieert van wit over lichtpaars naar donkerpaars.
Deze schoonheid kwam zondagmiddag even kijken toen we aan het vieruurtje begonnen. Er was niets naar mevrouw haar gading te vinden en dus is ze terug vertrokken. Het was een heidelibel maar welke is niet duidelijk want ze heeft een aantal kenmerken van 3 verschillende soorten, niet makkelijk!
Tricyrtis formosana of paddenlelie komt uit Japan, sommige soorten komen ook uit Taiwan en China. In Engeland worden ze ‘the poor man’s orchid’ genoemd, omdat de bloemen op orchideeën lijken. Hier spreekt men ook soms van de armeluisorchidee. De bloei is in september. De bloemen zijn zeer merkwaardig van vorm en hebben meestal gespikkelde bloemblaadjes in wit en lila. Tegenwoordig tracht kwekers meer blauw in de bloemen te krijgen zoals hier bij "Blue Wonder" het geval is. Of dat een goede zaak is, is een kwestie van smaak.
Deze planten houden van een wat humeuze, vochthoudende grond in gefilterd licht, maar volle zon wordt goed verdragen, mits de grond niet uitdroogt. Al met al hier in de Kempen een prima plant voor een plaatsje in de halfschaduw want in de zon droogt de grond hier veel te snel uit. Ik catalogeer ze dan ook als schaduwplant.
Wat stel je je voor als je het woord Rudbeckia hoort ? De meesten onder ons denken dan direct aan een prairietuin met wuivende siergrassen en oranje wolken Rudbeckia's ertussen. Er zijn natuurlijk nog vele andere planten die in dit rijtje passen maar om onze Rudbeckia te kloppen qua lengte van bloeitijd moet je al van goeden huize zijn. Het feestje begint einde juli en loopt door tot in oktober. Wie doet beter? Komt daar nog bij dat je al een orkaan van categorie 5 nodig hebt om ze omver te blazen. Grote droogte, geen probleem! Als ze dan toch moesten slap hangen dan kieper je er een emmer water over en 's anderdaags staan ze er terug te pronken alsof er niets gebeurd was! Eén voorwaarde stellen ze wel : zon, en liefst zo veel mogelijk!
Ik heb al al eens over dit vlindertje gehad maar gisteren vloog er weer eentje in de tuin rond en deze foto's vond ik te mooi om hier niet te posten ! Je kan duidelijk de lange roltong zien waarmee dit vlindertje al vliegend de nectar uit de bloemetjes haalt.
Gisterenmorgen trok ik zoals steeds de gordijnen zo rond 7 uur. Toen zag ik echter een klein monster zitten op het behangpapier net naast de gordijn. 't Was nog niet helemaal licht, of mijn hersenen stonden nog op tussenstand, en mijn eerste gedachte was een libel. Die dwalen soms al eens af van de vijver tot binnenshuis. Deze keer echter niet, het was de grote groene sabelsprinkhaan, één van de grootste inheemse insecten die onze contreien rijk zijn. Met een plastic bekertje en een stukje papier zat deze in "no time" terug buiten op het terras. Een half uur later zat hij er nog, 't was waarschijnlijk nog te koud om grote sprongen te maken of te vliegen ! Nog wat later was ie dan toch terug de wijde wereld ingetrokken !
En zo te zien heeft ie eerst even in de hondenmand gezeten !!!
Het bont zandoogje is één van de weinige soorten vlinders die het de laatste jaren erg goed doen. Je zal enkel bonte zandoogjes in de tuin krijgen als er enkele hoge bomen of hagen aanwezig zijn. Daar tussenin moeten open plekjes zijn waar de vlinder beschut tegen de wind kan zonnen. Laat liefst wat natuurlijke onderbegroeing staan voor de rupsen van het bont zandoogje.
Eén van de 3 soorten heidelibellen die hier regelmatig te zien zijn is de bloedrode heidelibel. Hij is van de andere soorten heidelibellen te onderscheiden door zijn volledig zwarte poten. De kleur van het beestje zelf is geen goed criterium want zeker de vrouwtjes lijken verdomd goed op mekaar!
Volgens de planning zou je op de bovenste foto een zicht-as moeten hebben vanaf het terras aan de veranda dwars over de vijver naar de tuinbank en omgekeerd. De Miscantus grassen houden daar zo hun eigen mening op na. Ze zaaien zichzelf kwistig uit en beginnen heel de oeverzone rond de vijver in te palmen. Nu zie ik graag Miscantus maar ik zou toch nog graag iets van de vijver zien ook. En dus staat in september een grote groene veldslag gepland om het landschap terug een beetje open te krijgen.
En zo is een mens constant bezig met allerlei geplande en ongeplande klusjes in de tuin. Gisteren heb ik een ganse namiddag staan hakselen in de oude bosborder en straks volgt er nog een ritje naar het containerpark om de te dikke takken en stronken af te voeren. Nu vind ik hakselen niet de meest sexy job die er is, anderzijds is zo'n hakselaar toch een mooie uitvinding!
En ken je nog een mooie uitvinding voor de tuin? Ik wel, de combinatie tuinzetel met een drankje!
Sciadopitys verticillata, een naam die ik nooit kan onthouden. Gelukkig wordt hij in het Nederlands Japanse parasolden genoemd, da's al wat makkelijker. Ons Japannertje is een kleine naaldboom die voorkomt in de bergen van de Japanse eilanden Honshu, Shikoku en Kyushu. Deze plant heeft geen naaste verwanten. Evolutionair is dit plantengeslacht heel oud, net als bvb. de Gingko biloba. Sciadopitys staat het liefst op enigzins zure grond in de halfschaduw. De grond mag niet te fel uitdrogen en dat was vorig jaar het probleem met een exemplaar dat hier al 20 jaar stond. Tegen de tijd dat een naaldboom of conifeer uitdrogingsverschijnselen vertoont is het meestal al te laat. Jammer, want het zijn zeer trage groeiers en daardoor behoorlijk duur. Onze boom heeft het weliswaar overleefd maar het mooie is eraf!
Voor een kleine ukkepuk van 30-50cm zoals op de foto ben je al snel 30-40 euro kwijt. Je hebt dan wel een klein sierraad in de tuin staan dat het ganse jaar mooi is!
Hieronder een stuk van de nieuw aangelegde Oosterse schaduwtuin.
Tijdens "normale" zomers is dit een zeldzaam vlindertje. De laatste weken echter duiken ze zowat overal in Vlaanderen regelmatig op. Zo ook in Bernerhof waar ze reeds twee maal op bezoek kwamen in de laatste 10 dagen.
Het is sowieso al een mooi vlindertje als je ze met gespreide vleugels ziet zitten. Het wordt nog mooier als je de onderkant van de vleugels kan zien als ze deze dichtplooien. Dan zie je ook direct aan hun naam gekomen zijn!
Ik ben Roger
Ik ben een man en woon in de Kempen (België) en mijn beroep is jong gepensioneerde.
Ik ben geboren op 29/05/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: tuinieren, fotografie, zeewateraquarium, modelbouw, ....