Het is zover, de eerste daglelie is in bloei gekomen.” So what” hoor ik je zeggen. Ik weet het, in de tuin van mijn vader staat er een gele Hemerocallis al 3 weken in bloei, dus ik ben sowieso niet de eerste. Toch word ik er blij van want het betekent dat de zomer het overneemt van de lente. Als je de temperaturen van de laatste dagen bekijkt is die zomer zelfs al even bezig. Ik heb gisterenavond de prairieborder een paar uur staan besproeien want het is redelijk droog aan het worden. De onweders en wolkbreuken van de laatste dagen zijn links en rechts voorbijgetrokken zonder één drup water achter te laten. Normaal is het niet direct nodig maar vermits ik een groot deel van deze border heb verplant en nieuw aangeplant stond dat stuk tuin te springen voor wat water.
Terug naar Hemerocallis of daglelie dus. De naam is niet ver gezocht; elke bloem bloeit slechts één dag. In de ochtend gaat de bloem open en de volgende dag is zij verwelkt. Gelukkig geeft een plant zoveel bloemen dat je toch wekenlang plezier hebt van een daglelie.
Het is in veel opzichten een ideale plant. Ziekten komen eigenlijk niet voor en de plant hoeft niet gesteund te worden. De enige belager is de Hemerocallis-galmug (contarinia quinquenotata), die eitjes legt in de bloemknop. Dit kun je zien, doordat de knop daardoor opzwelt. De aangetaste knop verwijderen voorkomt dat de mug zich vermeerdert. Gooi de aangetaste bloemknoppen liever niet op de composthoop maar breng ze naar de GFT-bak om uitbreiding te voorkomen.
Hoewel de naam anders doet vermoeden, is de daglelie helemaal niet verwant met de lelie. Leliehaantjes ga je hier dan ook niet zien.
Er zijn vroege, middelvroege en late bloeiers. De vroege Hemerocallis bloeit in juni, de middelvroege in juli en de late in augustus. Door slim aan te planten, kun je de hele zomer bloeiende daglelies hebben.
Het ziet er natuurlijk mooi uit, als je dagelijks de uitgebloeide bloemen verwijdert, maar noodzakelijk is dat in dit geval niet, na één dag is de bloem onherroepelijk einde leven.
Er bestaan duizenden cultivars van de Hemerocallis, in vele kleuren en in verschillende kleurencombinaties binnen één bloem. In vrijwel elke tuin en border kan de plant succesvol worden toegepast. De bonte bloemen vloeken niet met elkaar maar leveren een vrolijk geheel op. Ze laten zich dus goed met elkaar combineren!
En als je een bepaalde soort toch niet mooi vindt kan je ze nog altijd opeten. De plant zou ook in de groententuin mogen staan. De bloemen zijn namelijk eetbaar. Vooral de lichtgekleurde bloemen zijn fris en knapperig, als een pittige icebergsla. De donkerste bloemen zijn misschien iets te pittig. Misschien een ideetje voor een zomers voorgerechtje : daglelie gevuld met zalmmousse.
Ik zie het zo al voor mij, met een fris Rosé wijntje op het terras, zalig !
Het is weer zover. Rosa “Lavender Blue “ is eraan begonnen. Een marathon van eind mei tot met Kerstmis als het niet te snel vriest in het najaar.
“Lavender Blue” is een klein enkelbloemig struikroosje dat met weinig tevreden is. Het is één van de weinige rozensoorten die je hier op onze Kempense zandgrond jaar na jaar kan zien bloeien zonder weg te kwijnen. Het is een doorbloeier, van nu tot een stuk in augustus bloeien ze continue. Dan moet de plant even op adem komen, we snoeien de uitgebloeide bloemtakken weg en doen een zeer lichte vormsnoei. Twee weken later begint het bloemenfestijn opnieuw en dat blijft duren tot de vorst er een einde aan maakt. Soms is dat begin november maar het is ooit al Kerstmis geweest toen er nog bloemetjes instonden, uiteraard iets minder dan in de zomer.
Begin maart wachten we een vorstvrije periode af om ze redelijk drastisch te snoeien; zo’n 5-10cm boven de grond gaat alles eraf. Ze krijgen dan ook wat kalk en 2-3 weken later wat organische meststof, en “that’s it”. Het is wel belangrijk, en dat geldt voor elke kalkminnende plant, ook voor het gazon, om eerst kalk te strooien om de pH omhoog te krijgen en dan pas te bemesten. Als de bodem een pH van 5 heeft mag je zoveel meststof geven als je wil, de plant kan deze gewoonweg niet opnemen. Je kan eventueel zelfs reeds kalk strooien op het gazon voor de winter, dan groeit het mos minder snel want dat heeft wel liefst een zure bodem!
Dus, van die "kant en klaar" alles in één meststoffen zijn eigenlijk grotendeels weggegegooid geld. Tegen dat de kalk is opgenomen door de bodem is de meststof al grotendeels weggespoeld en heeft de plant er weinig of niks aan gehad! Bye bye meststof, bye bye euro's !
Ons roosje heeft weinig last van ziektes, vorig jaar had ik op een bepaald moment redelijk wat bladluizen. We hebben ze er gewoon met een waterstraal afgespoten. En als enkele bladluizen blijven zitten zal de roos er ook niet aan ten onder gaan. We hebben ten andere ook nog vriendjes in de tuin die bladluizen met de kilo verorberen : het Lieveheersbeestje ! Maar da’s weer een verhaal voor een andere keer.
Salvia nemorosa, ook wel salie genoemd, is een compacte bladverliezende vaste plant met donkergroene, ovaal tot langwerpige, aromatische bladeren. Deze populaire salvia bloeit van eind mei tot augustus met violetblauwe bloemaren. Na de eerste bloei kan je de uitgebloeide bloeiaren best terugsnoeien om een tweede (bescheiden) bloei in de herfst te stimuleren. De plant houdt van een standplaats in volle zon en doet het goed in vrijwel iedere goed doorlaatbare grondsoort. Zolang ze zon genoeg hebben en de grond niet te nat blijft is de bodem pH niet echt belangrijk al wordt een beetje kalk wel dankbaar aangenomen. Bij mij staan ze in de border naast de lavendel zodat dat kalkgeven in één moeite gebeurt in het vroege voorjaar.
Salvia nemorosa is één van de weinige salvia’s die bij ons winterhard is, al blijft het steeds opletten voor de combinatie van vocht en koude. Ze zijn redelijk droogtetolerant, verdragen zeewind en wat luchtvervuiling.
Er zijn tientallen verschillende cultivars, ‘Caradonna’ wordt wat hoger maar heeft het bij mij slechts 1 jaar uitgehouden terwijl ‘Ostfriesland’ al jaren telkens terugkomt. Maar toch is er hier en daar telkens toch eentje die het na de winter voor bekeken houdt. Af en toe verjongen dus lijkt me geen slecht idee.
Dit een overigens een probleemloos plantje : de slakken lusten het niet, de aromatische geur houdt waarschijnlijk de bladluizen uit de buurt en ze zijn ongevoelig voor wind en zomers onweer ! En de hommels en bijtjes zijn er dol op.
Hollywood doet het, waarom zou ik het dan ook niet doen? Een vervolg breien aan iets dat eerder al verschenen is? De VRT gaat nog veel verder, die geven al 85 jaar dezelfde herhalingen van FC de Kampioenen. Enfin, we wijken af.
Een dag of 10 geleden had ik dus "megakikker" gespot in de vijver. Vorig weekend heb ik haar (!!!) teruggezien. En hoe weet ik dat het een "haar" is hoor ik je denken. Wel doordat ik haar betrapt heb bij het liefdesspel. Op de foto zie je een alledaagse op zich ook al redelijk stevige meerkikker die een ritje door de vijver maakte op de rug van ons monster (of is het monsterin, monsteres ?). Ons dapper mannetje moest zich stevig vasthouden om niet van mevrouw XXL af te vallen. Ik hou mijn hart vast als ik bedenk wat daar kan van voortkomen! Misschien dat er toch nog een nieuwe film komt van Jurassic Park, opgenomen in mijn tuin. Dat wordt dan deel 7 of 8 of zo, ik ben de tel ondertussen een beetje kwijt geraakt!
Wie weet wat er nog allemaal huist in de onpeilbare diepte van Lake Bernerhof ?
De boompioen is weeral een week of 2-3 geleden uitgebloeid, jammer maar niets aan te doen. Geen nood echter, de "kruidachtige" pioenen gaan de fakkel overnemen. Pioenrozen zijn prachtige planten. De bloemen zijn er in alle mogelijke kleuren (wit, roze, rood, purper tot geel, enkel of gevuld), voor ieder wat wils. De witte zijn bij mij gisteren in bloei gekomen. Ik heb er ook nog purperrode op een andere plaats staan en dat zal ook niet lang meer duren.
Pioenrozen hebben graag een aantal uren zon, 5-6 uur per dag is ideaal. De bodem moet liefst goed waterdoorlatend zijn want ze staan niet graag met hun voetjes in het water. Zandgrond met redelijk wat compost is ideaal, de pH bij voorkeur tussen neutraal en lichtzuur (6-7). Ik heb dus weer geluk ! Laat ook wat vrije ruimte rond de voet van de plant.
Het enige nadeel van pioenrozen is dat de bloemen zo groot zijn dat ze topzwaar zijn. Dus tijdig opbinden is de boodschap want anders knakken de stelen af door de wind of na een bui door het gewicht van de grote bloemen die met water erbij dubbel zoveel wegen. Doe dit preventief, het KMI voorspelt fiks onweer de volgende dagen en na een plensbui kan je alleen nog maar wat proberen te redden.
Na de bloei wat beendermeel geven zorgt ervoor dat de plant volgend jaar ook weer rijkelijk zal bloeien.
In de winter verdwijnen de planten bovengronds, knip de stelen af op enkele cm boven de grond en gooi ze bij het restafval en niet op de composthoop! Er kunnen sporen van een schimmel op zitten die veel miserie kunnen veroorzaken
Geranium sanguineum is één van de talrijke geraniums die Bernerhof extra kleur geven in de zomermaanden. Waarom deze bloedooievaarsbek noemt is me een raadsel, zo rood zijn de bloemen nu ook weer niet. Eerder naar de paarse kant maar wel heel erg mooi ! De bloeitijd loopt van juni tot juli met nog een bescheiden herbloei in augustus–september. Ze staan graag in de zon, halfschaduw wordt ook nog verdragen, en zijn tevreden met iedere goed doorlaatbare niet te vruchtbare grondsoort. Om te veel uitzaaien te voorkomen en de herbloei te stimuleren is het aan te raden tijdens de bloei, uitgebloeide bloemen weg te knippen. Zoals reeds gezegd zaaien ze zich vrolijk uit wat ik persoonlijk geen probleem vind. Komen ze ergens op waar je ze niet wil hebben kan je ze makkelijk verplanten. Je kan ze ook cadeau doen aan de buren of ruilen voor andere plantjes. In een rotstuintje misstaan ze ook niet. Ooievaarsbek is perfect winterhard, tot -25°C. En tenslotte, de bijtjes en hommeltjes zijn er ook heel blij mee !
Er bestaat ook nog een witte variant : Geranium sangineum 'Alba'
In de traditionele hakhoutbossen werd vlier geweerd. Economische gezien was deze voor de bosbeheerder niet interessant en bovendien een lastpost die alleen maar ruimte innam. Hij werd ‘mortbois’ genoemd (dood hout) en mocht net als sprokkelhout op tal van plaatsen zonder bezwaar worden weggehaald. Vooral de bessen en bloemen van de gewone vlier behoorden tot de klassieke huis-, tuin- en keukenmiddelen. Daarom plantte men hem in zowat elke tuin, in het bijzonder bij bakhuizen, mogelijk een overblijfsel van een Germaanse traditie. Men meende lange tijd dat een vlier bescherming bood tegen blikseminslag en brand.
De bessen zijn licht giftig : ze bevatten de naar het geslacht genoemde stof sambunigrine, die echter door koken onschadelijk wordt. Van de bessen kan siroop gemaakt worden die helpt bij verkoudheid en griep. Van de bloesems kan thee, limonade, jam en azijn gemaakt worden. Vlierbessen bevatten veel vitamines. Ze worden ook gebruikt voor het verven.
De bladeren werden gebruikt voor het op geur brengen van bijenkorven: bij het vangen van een zwerm verhoogde de kans dat het volk in de nieuwe korf zou blijven.
Aan de bloesem van de vlier worden voorspellende krachten toegeschreven. In centraal Europa hangen jonge meisjes in de nacht van 21 juni een bloeiende vlierkrans achter het bed. Hierdoor zou hun toekomstige echtgenoot zich in hun droom openbaren.
In de Middeleeuwen had de vlier de reputatie dat hij als afweermiddel beschermde tegen zwarte magie en hekserij. De vlier was gewijd aan Vrouw Holle.
In de hekserij en Wicca is de vlier een heilige boom die niet verbrand mag worden. De Wiccan rede waarschuwt in het Engels: “Elder is the Lady's tree, burn it not or cursed you'll be “ ofwel “Vlier is de boom van de Vrouwe, verbrand haar niet of je wordt vervloekt”. Je bent gewaarschuwd!
Als er ooit één ding is geweest waar ik nooit spijt van gehad heb dan is het de aanleg van mijn tuinvijver. De vorm is min of meer niervormig en beslaat ongeveer zo'n 50m². Aan één zijde kan je via een grindstrandje het water in dat daar slechts 10 cm diep is. Naarmate je verder gaat neemt de diepte toe om aan het vlonderterras ongeveer 1.5m te bereiken. Langs de boorden is een strook die ongeveer 20cm diep is wat een goede diepte is voor veel moerasplanten. Er zijn ook waterplanten die vanaf de bodem groeien. De vijverwanden zijn gemaakt van een rubberfolie die zo'n 20-25 jaar zou moeten kunnen meegaan alvorens te gaan degenereren en lekken. Tegen dan ben ik ook al een stuk in de 80 dus er is een goede kans dat de vijver mij nog zal overleven!
Vis heb ik er doelgewust niet opgezet. Als je vissen houdt moet je ze voeren en dat belast het water met nitraten en fosfaten die er via de achterkant van de vis uitkomen. Vermits ik geen zuiveringspompen heb staan zou het water snel een groen algensoepje worden. Nu gebeurt er enkel biologische zuivering door de waterplanten die de voedingsstoffen uit het water halen zodat algen weinig of geen kans krijgen. Het water is bijna altijd glashelder. Zelfs op het diepste punt kan je de bodem duidelijk onderscheiden.
Ik heb de vijver indertijd gevuld met grondwater, geen leidingwater. Ik schat dat er zo ongeveer 35m³ water ingegaan is ! Het ding was amper een week gevuld en de eerste kikkers kwamen op verkenning. Ze zijn nooit meer weggegaan. Ik schat dat er zo'n 50-70 kikkers aanwezig zijn. De drie soorten groene kikker (poelkikker, bastaardkikker en meerkikker) zijn vertegenwoordigd. Af en toe zie ik een rare snuiter verschijnen zoals vorig weekend. En sinds gisteren weet ik ook dat er bruine kikker(s) aanwezig zijn. Twee soorten salamanders (alpenwatersalamander en kleine salamander) wonen hier ook. Misschien zit er ook nog een familie kamsalamanders maar daar ben ik nog niet zeker van. Water trekt ook andere beestjes aan. Ik heb al zo'n 20 verschillende libellensoorten gezien waar ik zeker van ben en allerlei waterinsecten. En, niet te vergeten onze gevederde vriendjes die hier komen drinken of een badje nemen.
Ik ga soms gewoon op een stoel zitten kijken en genieten, minstens even onderhoudend als een documentaire van National Geographic, en zonder reclame er tussen !
Op de foto nog een iets of wat vreemd aandoende kikker, een meerkikker dat wel. Maar ik denk dat mama of papa vreemd gegaan is (zou een Anatolische meerkikker kunnen zijn). Dat gaat dan goed samen met de Turkse Torteltjes die ook regelmatig passeren.
Afgelopen week zag ik regelmatig een libel boven en rond de vijver cirkelen die ik niet direct kon herkennen. Het beestje vloog zenuwachtig heen en weer en was niet makkelijk op foto vast te leggen. Uiteindelijk lukte het dan toch. Het bleek om een Viervlek te gaan. Libellen hebben op de punten van hun vleugels een gekleurd vlekje (pterostigma voor de kenners), dat kan zwart of wit of een andere kleur hebben en kan helpen om libellen op naam te brengen. Ook voor de beestjes zelf is het waarschijnlijk een herkenning om soortgenoten te vinden. Ter hoogte van het pterostigma is de vleugel ook iets dikker en men vermoedt dat dit een tegengewicht vormt om stabiel te kunnen vliegen! Bij onze Viervlek is er nog zo'n tweede vlekje, halfweg op de voorzijde van de vleugels. Het is de enige libel dit dit heeft, 4 vlekjes per vleugelpaar! En dan Viervlek genoemd worden, wie bedenkt het?
In de Antwerpse en Limburgse Kempen is onze "Viervlek" zeer algemeen. In de rest van België komen ze vrij verspreid voor en kunnen lokaal soms vrij talrijk zijn zoals in de Vlaamse en Henegouwse zandstreek, in bepaalde veengebieden in de Hoge Ardennen en in Lotharingen. In Nederland kan je ze overal vinden waar er vennetjes en plassen zijn. Tuinvijvers met redelijk wat begroeiing komen ook in aanmerking.
Alhoewel dus zeker niet zeldzaam was ik er toch blij mee, weer een nieuwe soort om op ons lijstje te zetten. Zo stilaan wordt het een gewoonte om elke dag eens met het fototoestel in aanslag door de tuin te lopen. Overigens, het model op de foto is een mannetje.
Het begin van een nieuwe hobby? En het kost niks behalve wat plaats op het geheugenkaartje van je fototoestel!
Vingerhoedskruid (Digitalis purpurea) wordt soms ook wel "pijpenkop", "poppenschoentje", "Judasbeurs" of "slangenbloem"genoemd. Elfen dragen de vingerhoed als hoofddeksel.
De plant wordt gerekend tot de zogenaamde heksenkruiden en wordt soms genoemd als ingrediënt voor heksenzalf.
De plant bevat glycosiden : digoxine en digitoxine (digitaline) en is erg giftig. Digoxine wordt gewonnen uit de bladeren van tweejarige planten en wordt gebruikt bij behandeling van bepaalde hartritmestoornissen. Deze toepassing is voor het eerst beschreven door de Engelse arts William Withering (1741-1799) uit Birmingham. Het was hem opgevallen dat Digitalis het hartritme kan vertragen of zelfs doet stoppen. Hij publiceerde deze bevinding in 1785 in zijn boek "An Account of the Foxglove and some of its Medical Uses". Daardoor werd Digitalis soms ook (mis)bruikt door lieden met kwade bedoelingen om een hartstilstand uit te lokken bij de bomma als de familie wat te lang op een erfenis moest wachten!
Vingerhoedskruid wordt tot 150 cm groot. De bladeren zijn aan de onderzijde grijs behaard. Ook de stengel is bezet met korte, zachte haren. Vingerhoedskruid bloeit van mei tot juli met meestal roze, paarse of witte gevlekte bloemen. De hommels moeten in de bloemkroon kruipen om bij de nectar te kunnen komen. Soms wordt echter een gaatje in de bloemkroon gebeten om er zo bij de nectar te kunnen.
De plant komt in heel Europa voor in gekapte plekken in het bos. Ze groeien liefst op deels beschaduwde lichte gronden.
Vingerhoedskruid is tweejarig : het zaad ontkiemt het eerste jaar en vormt een klein bladrozet, het tweede jaar gaat het de hoogte in en verschijnen de bloemen. Daarna sterft de plant af maar tegen dan heeft hij er al voor gezorgd dat de duizenden zaadjes in de omgeving verdeeld zijn. Met andere woorden : je komt nooit zonder te zitten. Bij mij stonden ze reeds tussen de bomen toen mijn perceel 25 jaar geleden nog braak lag, sindsdien ben ik ze nooit kwijtgeraakt. Dat hoeft ook niet want ik vind ze prachtig. Je kan de natuur wat sturen door een uitgebloeide stengel uit te kloppen op de plaats waar je ze later wil hebben. De kleur kan je niet sturen. De hommeltjes trekken zich hiervan niks aan en vliegen vrolijk van witte naar paarse bloemen en omgekeerd. Het kan dus goed zijn dat zaad van een witte bloem binnen twee jaar roze of purperen exemplaren voortbrengt. Surprise !
Mijn trachycarpus fortunei staat in bloei, niets wereldschokkend maar ik word er toch blij van. Ik heb hem (of haar) een jaar of 5 geleden aangeplant als klein plantje van 50-60cm hoog. Ondertussen is dit kleintje uitgegroeid tot een boompje van zo’n 2.5-3 meter. En nu staat ie dus voor de eerste keer in bloei. Ik denk dat boompje het best naar zijn zin heeft. Het staat op een goed doorlatende zandgrond met redelijk wat compost eronder verwerkt. Zonnetje van ’s morgens vroeg tot een uur of 3 in de namiddag. En, ook belangrijk, enigzins beschermd tegen westenwind. Als het stormt komt de wind meestal uit westelijke richtingen, de grote bladeren van Trachycarpus fortunei raken hierdoor makkelijk beschadigd. Is het niet mogelijk de plant wat uit de wind te zetten kan je beter T. wagnerianus zetten, zijn bladeren zijn kleiner en harder en dus beter tegen harde wind bestand. Wagnerianus groeit wel langzamer en is bijgevolg duurder. Je kan niet alles hebben in het leven.
Een buur die regelmatig al eens in mijn tuin langskomt begon al direct te fantaseren over honderden zaailingen en ik zag de eurosymbooltjes al in zijn ogen staan. Helaas ! Trachycarpus is tweehuizig, er zijn afzonderlijke mannelijke en vrouwelijke planten. Een alleenstaande palmboom Trachycarpus fortunei kan nooit nakomelingen krijgen! Stekken en dergelijke gaat ook niet.
Overigens is het ook al niet makkelijk te zien of je een vrouwelijke of een mannelijke Trachycarpus in de tuin hebt staan. Enkel tijdens de bloei kan je het verschil zien. Ik ga me daar niet mee bezighouden maar het blijft wel mooi om naar te kijken.
Overigens is wat verderop in de tuin Trachycarpus wagnerianus ook in bloei gekomen. Hier geldt net hetzelfde verhaal : ook deze is tweehuizig.
En wat als T. wagnerianus een vrouwtje is en T. fortunei een mannelijke boom? Zou het ...?
Vandaag een vuurvlinder gespot en ettelijke vuurjuffers op bezoek gehad. De kleine vuurvlinder was waarschijnlijk nog maar enkele uren oud want was hij nog niet helemaal op kleur. Hoe de vuurjuffer aan zijn naam komt is niet zo heel moeilijk te achterhalen.
't Is nu volop Rododendron tijd, sommigen zijn al over hun hoogtepunten maar de meesten staan nu op hun best te pronken in allerlei kleurtjes! Persoonlijk vind ik de tweekleurige het mooist waar het hart van de bloem mooi afsteekt tegen de rest.
Diep in de duistere wateren van Lake Bernerhof huist een voorhistorisch monster. Zijn voorouders bevolken reeds miljoenen jaren de planeet. Met veel lawaai laten ze soms horen dat ze er zijn. Ik heb het hier niet over de T Rex maar over de meerkikker.
De meerkikker op zich is eigenlijk al een exoot. Een wettelijk beschermde invasieve exoot zelfs! Hoe valt het te rijmen da een exoot wettelijk beschermd wordt? Da's een gril van moeder natuur. Wanneer 2 inheemse bastaardkikkers "het" doen is het mogelijk dat er bij het nageslacht ineens kleine meerkikkertjes opduiken! Dus als we alle meerkikkers kwijtwillen moeten we ook de bastaardkikkers een kopje kleiner maken en dat kan de bedoeling niet zijn want de bastaardkikkers zijn hier al minstens een paar 100.000 jaar aan het rondhuppelen. Bastaardkikkers zijn overigens een natuurlijke kruising tussen meerkikkers en de kleinere poelkikkers. Kan je nog volgen? Ik heb het ook 3 keer moeten lezen voor ik het doorhad!
Maar het kan nog ingewikkelder, zo af en toe ontstaat er een monster dat 2 keer zo groot is als de rest van de familie. Een soort Meerkikker op steroïden. Officeel noemt men dit een "meerkikker senso lato". Gisteren zag ik er zo eentje in de tuinvijver. Reusachtig, gifgroen en doodstil zat hij daar onder water. Toen kwamen er 2 "gewone" meerkikkers zijn richting aangezwommen. Ik vermoedde dat onze Goliath korte metten zou maken met de meerkikkers (kikkers eten alles wat in hun bek past, ook soortgenoten). Maar toen gebeurde het onverwachte, onze reus koos het hazenpad, achterna gezeten door zijn kleinere neefjes!
Besluit : grootte is niet alles, met wat lef kan je er ook komen!
Op de eerste foto zie je de aanval gebeuren ( het monster zit links onder water, ongeveer 20cm groot)
Ken jij iets of iemand die over water kan lopen? Ik wel!
Spinnen van het geslacht Tetragnata of 'echte strekspinnen' leven meestal vlak in de buurt van water. Er zijn honderden soorten die een wereldwijde verspreiding hebben. De meeste soorten komen echter tussen de keerkringen en in de subtropen voor. In België en Nederland komen verschillende Tetragnata-soorten voor. Ze exact determineren op basis van een foto is onmogelijk. Ze kennen ook nog een speciaal trucje, ze kunnen namelijk over het water lopen als er gevaar dreigt!
Strekspinnen weven een wielweb, waarvan het midden een opening heeft en dus niet is dichtgesponnen zoals bvb. bij de Kruisspin. Zij hebben alle een voorkeur voor vochtige omgevingen. Zo vinden we het web van de Tetragnatha’s bvb. vaak aan de waterkant.
In rust verankeren de spinnen zich met de vier achterste poten en camoufleren zich door de voorste 4 poten te strekken zodat ze minder opvallen. De naam tetra-gnatha betekent vierkakig en verwijst naar de extreem grote kaken.
Gelukkig moeten wij mensen daar geen schrik van hebben, voor ons zijn ze totaal ongevaarlijk.
De Geranium familie is één van de grootste plantenfamilies die we in onze tuinen tegenkomen. Geraniums mogen wel niet verward worden met de “bloembakgeraniums” die tot de Pelargonium familie behoren. Deze laatsten hebben bijna allemaal hun origine in Z-Afrika en zijn niet winterhard. Dit in tegenstelling met de “echte” geraniums die wel volkomen tegen onze winters bestand zijn. Er zijn vele tientallen soorten Geraniums en ontelbare cultivars beschikbaar voor onze tuinen. We bespreken er hier nu eentje van, maar er zullen er nog volgen.
Geranium macrorrhizum “Spessart” is een halfwintergroene, sterkgroeiende ooievaarsbek. Na enkele jaren vormen ze een bodembedekkend tapijt. De bladeren zijn licht- tot middelgroen, een beetje kleverig en zeer aromatisch. In de herfst verkleuren ze mooi rood. Deze geranium bloeit rijkelijk van mei tot juli met kleine enkelvoudige lichtroze bijna witte bloemen.De bijen en vlinders zijn er dol op.
De plant staat graag in de volle zon, lichte schaduw wordt ook getolereerd. Ze voelen zich goed in goed doorlaatbare niet te vruchtbare grond. Ze zaaien zich makkelijk spontaan uit. Wil je dit voorkomen dan moet je na de bloei de bloemstengels en zaaddozen verwijderen. Ze zijn perfect winterhard zolang ze niet met hun voeten in het water staan.
Het blad van Tetrapanax papyrifer is groot genoeg om als paraplu te gebruiken. Helemaal waterdicht zijn ze helaas niet want de slakken hebben gesnoept van het jonge blad. Maar da's enkel een detail voor muggenzifters.
Meerkikkers zijn uitgesproken waterratten. Ze hebben een voorkeur voor grotere, voedselrijke en diepere wateren : meren, oude rivierarmen, visvijvers, de oeverpartijen van grote rivieren, brede sloten. Ook duiken ze regelmatig op in (kunstmatige) tuinvijvers. In België zijn de meeste populaties vermoedelijk ontstaan als gevolg van uitgezette dieren. Meerkikkers kunnen (door een zeer ingewikkeld systeem van hybridogenese) ook ontstaan uit een kruising van 2 inheemse bastaardkikkers. Dat is dan ook de reden dat de meerkikker toch een beschermde diersoort is alhoewel het een exoot betreft.
Volwassen meerkikkers eten vooral dagactieve ongewervelden (spinnen, loopkevers, mieren, snuitkevers, zweefvliegen, wantsen), landslakken en rupsen. Ze kunnen ook vissen, salamanders, spitsmuizen, jonge zangvogeltjes en andere meerkikkers eten.
De eerste waarneming in Vlaanderen dateert van 5 december 1975, toen de Bulgaarse triucker Vacil Boev Mancev een lading levende meerkikkers voor consumptie afleverde in Bourg-en-Bresse (Frankrijk). Vacil reed door naar Wetteren, om planten in te laden voor transport naar Bulgarije. Bij het inladen van de planten bleken nog wat kikkers tussen de paletten rond te springen. Alle exemplaren werden uit de laadruimte verwijderd, recht de Wetterse wateren in. Wat volgt, is een goed gedocumenteerd succesverhaal van een invasieve exoot.
Meerkikkers zijn op zicht bijna niet te onderscheiden van bastaardkikkers, Je kan het verschil wel duidelijk horen, de meerkikker wordt soms wel de “lachende kikker” genoemd. Ook de naam verwijst hiernaar : Pelophylax ridibundus (ridire = lachen in het Latijn).
Pech dus voor de kikkerhaters, het zijn inderdaad nogal lawaaimakers, vooral in het paarseizoen (mei-juni). Ik kan wel met de hand op het hart verklaren dat alle beestjes in Bernerhof zelf uit eigen vrije wil zijn toegekomen (met uitzondering van de Berners zelf). De meerkikkers wegvangen heeft geen zin, binnen de kortste keren zullen er andere hun plaats innemen omdat ze hier blijkbaar een goed biotoop vinden. En de duiven maken 's morgens vroeg om 5 uur ook lawaai. Dat zijn nu éénmaal de geneugten van "op den buiten" te wonen !
De eerste foto toont een meerkikker, de tweede een bastaardkikker. Hoe ik dat weet? Omdat ik ze zag kwaken toen ik de foto 's maakte!
Soms wou ik dat sommige dingen anders waren. Neem nu de tuin,elke maand word ik jaloers als ik in mijn tuintijdschrift naar de foto's kijk van de quasi perfecte tuinen die daar gepresenteerd worden. Blijkbaar bestaat er ergens een land waar geen onkruid bestaat, geen slakken en leliehaantjes die gaten in de bladeren vreten. Waar dat dan juist zou gesitueerd zijn word er nergens bij verteld.
Zelf heb ik het al lang opgegeven om de perfectie na te streven, het is toch een utopie. Zeker als je nog enkele viervoeters hebt rondlopen mag je al blij zijn dat je 's avonds nog een gazon overhoudt. Wat mij wel opvalt is, dat als je een foto van je eigen tuin bekijkt, er minder onkruid op staat dan er in werkelijkheid te vinden is. Ik ga niet zover te beweren dat er een soort automatische fotoshop op mijn toestel staat maar het effect is wel mooi meegenomen. Als je dan volgende winter die foto's nog eens bekijkt ben je de realiteit toch al lang vergeten en kan je nog eens nagenieten.
Dus daarom, laat die laatste spriet onkruid voor wat het is, neem je fototoestel en trek de tuin in.
De eerste waterlelie dit jaar heeft zich laten bewonderen. Als het nu terug wat warmer wordt kan het vijverspektakel beginnen. We schrijven één van de volgende weken nog wel eens een artikeltje over waterlelies.
Vandaag zou het 26° gaan worden. Ik vraag me af wanneer ze daar gaan mee beginnen, op dit moment is het nog steeds grijs en is het 12.5° !
in ieder geval, de tuinmeubeltjes zijn er klaar voor, en ik ook !
Stilaan evolueert de tuin met de seizoenen mee. De overgang van zuivere voorjaarsbloeiers naar zomerbloeiers gebeurt naadloos en is mooi om te volgen. Elke dag komt er weer iets nieuws in bloei. De Weigelia's komen nu ook geleidelijk aan de beurt. De Gouden regen steekt nog een tandje bij en bereikt nu stilaan zijn hoogtepunt.
De prairieborder nadert zijn voltooing. De siergrassen, Eupatorium, Crocosmia en daglelies zijn behouden. Er zijn nieuwe vaste planten (Rudbeckia, Echinacea) en ook enkele exoten toegevoegd die in pot staan ingegraven. Normaal zijn deze winterhard genoeg om onze kwakkelwintertjes door te komen. Mocht het toch eens stevig vriezen staan ze op enkele minuten in de serre die in de winter met een elektr. verwarming net vorstvrij gehouden wordt.
En onze jongste Berner zat vol bewondering te kijken en zag dat het goed was !
De Nederlandse naam is Akelei, familie van de Ranunculaceae. Deze vaste planten zijn inheems in Europa, Azië en Noord-Amerika. Ze worden al heel lang in de siertuinen aangeplant en toch blijven deze ouderwetse planten met hun fijn varenachtige blad buitengewoon succesvol. Vroeger waren er maar enkele kleuren en enkelvoudige bloemen verkrijgbaar. Tegenwoordig is er een heel uitgebreid assortiment van kleuren en vormen. De klokvormige, geknikte bloemen die dubbel of enkel gevuld zijn, verschijnen vanaf het voorjaar tot aan het begin van de zomer aan de stengels die boven de bladeren uitsteken.
Het zijn vrij gemakkelijke planten die niet veel eisen stellen aan hun standplaats. Ze staan het liefst in de halfschaduw op een goed doorlatende bodem. Zware, kalkrijke gronden kunnen de levensduur van de akelei verkorten alhoewel de meeste planten doorgaans niet ouder dan vier jaar worden. Dit is echter geen enkel probleem als je weet dat ze zich vrij makkelijk rijkelijk kunnen uitzaaien en dat daaruit zelfs leuke nieuwe kleurencombinaties kunnen groeien. Bijzonder goed winterhard, ze verdragen temperaturen tot -30°C.
Een hele mooi cultivar vind ik “Crimson Star”. De bloemkleur is rood met wit en de bloeitijd loopt van mei tot en met juni. De volwassen hoogte van deze vaste plant bedraagt ongeveer 60-70 cm.
Op de foto's achtereenvolgend een enkele, een gevulde vorm en als laatste "Crimson Star".
In mei en juni bloeit de Gouden Regen (Laburnum) rijkelijk met lange goudgele vlinderbloemtrossen. Het is een struik of kleine boom.
In de zuidelijke Alpen en Zuid-Frankrijk is deze struik inheems. Ze groeien daar in zonnige bossen tot 2000 m hoogte op droge, kalk- en voedselrijke bodem. Dat geeft meteen een idee wat de plant nodig heeft om het in de tuin naar zijn zin te hebben.
Het woord Laburnum is een anagram van het Latijnse woord alburnum dat rotting betekent en verwijst naar de problemen die kunnen ontstaan bij het snoeien van de boom. Anagyroides is afgeleid van de vlinderbloemige plant Anagyris.
Gouden Regen wordt vooral aangeplant voor de bloei in mei. Hij bloeit met gele vlinderbloemen in 10-20 cm lange, hangende trossen. De vruchten zijn 4-8 cm lange peulen, in het begin zijdeachtig behaard, later matbruin. De schors is glad en groenachtig bruin.
Gouden regen is bladverliezend en winterhard.
Opgelet : Gouden regen is giftig, let op met de peulen en kleine kinderen die alles in hun mond steken!
Gouden Regen groeit op alle grondsoorten, behalve op te natte bodem. Voor de lange wortels is het belangrijk dat de bodem goed doorlatend is. Gunstig is een plek met halfschaduw. Het mooist staat hij als solitair, maar u kunt er ook een loofgang of bloeitunnel van maken. Wereldberoemd (bij tuiniers dan toch) is de 55 meter lange Gouden Regen bloemenboog van "Bodnant Garden" in Wales waar jaarlijks meer dan 50.000 mensen naar komen kijken. Je kan online volgen wanneer het juiste moment er is en de boog op zijn mooist staat. Er is dan wel filevorming aan de ingang van de tuin, je zal je zeker niet alleen voelen op die dagen.
Het zijn hoogdagen voor de azuurwaterjuffers, na een lange winter komen ze uit het nimf stadium en worden een echte waterjuffer. Na een uurtje opdrogen leren ze vliegen, komen een maatje tegen en beginnen over kindjes te dromen. Die eerste uurtjes als waterjuffer zijn echter ook nogal onveilig. De mussen hebben het snel door dat onze jonge generatie nog geen vliegbrevet voor gevorderden heeft en gaan op jacht. Daarbij halen ze halsbrekende toeren uit bij de achtervolging. De rest van het jaar gaan ze terug vrolijk verder met zaadjes en kruimeltjes eten maar rond deze tijd zijn het echte "killers". Ondertussen begint het bruiloftsfeestje van de overgebleven waterjuffers, het gaat snel. Dat feestje ontaardt al snel in een echte orgie waar allerlei standjes worden uitgeprobeerd. Verlegen zijn ze niet en ze storen zich niet aan de buren. Ook dit is niet zonder gevaar want de kikkers liggen altijd op de loer. Dat zijn de risico's als je zomaar ergens in de vrije natuur gaat rollebollen! Ik ben toch blij dat ik geen waterjuffer ben!
Ik vind het kapsel van de zijdehoentjes wel "cool" maar erg praktisch is het volgens mij niet. Vooral de dames hebben zo'n "Afro" kapsel. De gevolgen zijn er ook naar. Vorige week mistrapte Tak (de bruine) zich bij het afdalen van het trapje uit het nachthok en maakte een niet zo elegante entree. Gelukkig niets erg, snel wat pluimpjes terug goed leggen en het voorval was zo vergeten. Gelukkig dat haar beste vriendin, de jongste Berner, niet stond te kijken. De hond zou zich misschien een breuk gelachen hebben. Het zou een kleine afgang geweest zijn. Ook kleine kruimeltjes oppikken lukt niet zo goed als er constant wat dons voor je ogen hangt. Is er iemand die misschien een kapperssalon voor Zijdehoentjes weet zijn (brushen is niet nodig lijkt me !).
Als je kou krijgt kijk dan maar even naar dit fotootje, je warmt er direct van op. Men neme één Agave, wat Gazania's voor de oranje gloed en enkele éénjarigen voor nog wat extra kleurcontrast. Meer heeft een mens niet nodig om zich in Mexico te wanen (zolang het niet te hard regent tenminste).
Wel een Platbuik, een redelijk veel voorkomende libellensoort deze periode van het jaar. Daarmee zitten we nu met 16 verschillende soorten waargenomen libellen in de tuin. Niet slecht als je weet dat er in de lage landen ongeveer 70 soorten voorkomen.
Gisteren heb ik ze weer betrapt, die twee sloebers die blijkbaar dol op mekaar zijn. Urenlang kunnen ze mekaar in de ogen kijken. Je voelt zo aan dat er iets moois aan het groeien is. Meneer de haan staat meestal een metertje verder te kijken om te kunnen ingrijpen.Tot nu toe is dat nog niet nodig geweest. Tijdens het weekend had mevrouw Woef me gepakt in snelheid en was mee het kippenhok binnengetrokken. Ik dacht dat er een dwaas spelletje zou beginnen maar neen hoor. Woefke ging er heel rustig bij zitten om alles eens van dichtbij te bekijken zonder dat stomme tuingaas er tussen.
Is dit nu een nieuwe hedendaagse dierenversie van Romeo & Julia ? In ieder geval, kleintjes zullen er nooit van komen, al fantaseer ik soms wel eens hoe die er dan zouden kunnen uitzien. 500 jaar geleden werden Zijdehoentjes zelf ook al door gewiekste zakenlui uit Venetië verkocht als een kruising tussen kip en konijn! Gelukkig zijn de meesten van ons tegenwoordig iets minder goed- gelovig!
In ieder geval heb ik het graag zo, liever dan de dreiging voor een nieuw regionaal conflict. Voor dat laatste hebben we Trump al, dat is al meer dan genoeg! Veel meer kan de wereld niet aan.
“Gebroken Hartjes” zijn op zich wel mooi maar ogen meestal nogal saai van kleur. Deze dus niet ! De klassieke roze-witte hartjes zijn bij 'Valentine' bloedrood met wit. Zelfs de uitlopende scheuten zijn iets purper getint. Een echte "2° jeugd" voor deze klassieker.
Planten doe je best in het voor- of najaar. Ze staan liefst op een beschutte schaduwplaats met koele bodem en enkele uurtjes zon. Dicentra spectabilis moet ook beschut tegen de wind staan, omdat de stengels gemakkelijk afbreken. Het zijn bosplanten die je ergens in de schaduw van een boom of struik kan zetten. De grond moet goed waterdoorlatend zijn. Ze bloeien slechts kort in het voorjaar in april-mei. Tegen de zomer sterft ook het blad af en verdwijnt de plant helemaal. Volgend voorjaar staan ze er echter gegarandeerd terug. Ze zijn perfect winterhard.
Al met al een mooie plant uit de tuin van "de bomma" maar dan met een modern tintje.
De Variabele waterjuffer is in België redelijk zeldzaam. De verspreiding in België is erg verbrokkeld en hun aanwezigheid is grotendeels beperkt tot de Scheldevallei, de laagveengebieden in de Kempense beekvalleien en enkele verspreid gelegen gebieden als het Torfbroek (Berg), de Blankaart (IJzervallei), de vallei van de Haine, La Hulpe, Ben-Ahin en de Semoisvallei. Ook zijn er nog enkele geïsoleerde vindplaatsen bekend in Wallonië en in de omgeving van Brugge.
Vroeger kwamen ze vrij algemeen en vaak in grote aantallen voor in een groot deel van Vlaanderen. Op veel van die plaatsen komt deze soort nu in veel lagere aantallen voor of is ze geheel verdwenen, zoals uit een groot deel van West-Vlaanderen, een deel van de Scheldevallei of de Zuiderkempen. Dat komt vooral omdat ze voorkomen in laagveengebieden en die zijn nu net veel minder talrijk geworden dan vroeger.
Tot er gisteren uitgerekend aan mijn tuinvijver, die overigens kilometers ver van laagveen verwijderd is, zo'n beestje komt binnenvliegen. Straf hé !
De prairieborder had een opknapbeurt nodig. We waren eigenlijk een beetje van het concept afgedwaald door een aantal bijzonder soorten Rudbeckia & co aan te planten die het lastig hadden met de concurrentie van siergrassen en onkruid. Het was zo dat de prairieborder er mooi uitzag vanaf augustus maar de maanden daarvoor eigenlijk vrij saai oogde. Daarom nu een make-over. En ja, de puristen hebben gelijk, dit wordt ook geen echte prairieborder "pur-sang". Er komen weliswaar terug Echinacea, Rudbeckia, asters en siergrassen. maar ook wat extra structuur door een aantal planten die weliswaar niet bloemen maar wel het hele jaar de aandacht naar zich toetrekken. We hebben gekozen voor een subtropische toets. Trithrinax is redelijk vorstbestendig (-15°C), Formium, Yucca rostrata en Agave & Co staan in pot die in een iets grotere ingegraven pot staan zodat ze in de oogwenk de serre in kunnen. In het voorjaar kan je hier dan bvb. een pot tulpen of hyacinten voor in de plaats zetten. Winterharde donkerblauwe Agapanthus (Dr Brouwer) staat in volle grond en bloeit midden in de zomer. Er komt ook nog een Trachycarpus wagnerianus, deze heeft iets kleinere stijvere bladeren, die beter tegen de wind kunnen dan die van de alomgekende T. fortunei. En T. wagnerianus is nog net iets beter winterhard (tot -18°C) en kan dus zonder problemen in de volle grond mits deze zijn water goed kwijt kan. De prairieborder zelf wordt ook nog beschut tegen de koude oostenwind door de gevel van ons stulpje. In de vroege zomer zullen daglelies en enkele éénjarigen voor wat extra kleur zorgen. De werken zijn bijna gedaan, nog een laatste ronde "onkruidje trek" en dan een lading schors overal tussen.
We zien wel wat het wordt, tuinieren is zoals decoreren. Bevalt het resultaat niet dan maak je er volgend jaar toch lekker iets anders van. Leuk toch?
Onze jongste Berner maakt het goed momenteel. De aanvallen van hersenvliesontsteking zijn nu hopelijk onder controle met een minimum dosis cortisone. Duimen dat dat zo blijft en ondertussen genieten, want dat doen die sloebers ook hoor!
Een vliegend juweeltje, zo zou je deze vuurjuffer kunnen omschrijven. Deze waterjuffer kan je regelmatig zien in de Kempen, in de rest van België zal je iets langer moeten zoeken om ze te vinden. Vanwege hun knalrode kleur en zwarte poten kan je ze niet verwarren met andere juffers. Enkel de koraaljuffer komt qua kleur in de buurt maar die heeft oranje poten en vliegt pas later in het seizoen. Net zoals bij de echte libellen worden de eitjes onder water afgezet op waterplanten. Dat is niet risicoloos want de kikkers liggen op de loer en lusten wel een juffertje. De larven (nimf genoemd) leven onder water en zijn geduchte rovers die allerlei diertjes bejagen. In het voorjaar als de temperatuur begint te stijgen transformeren ze naar hun volwassen stadium (imago genoemd) en dan kan de cyclus opnieuw beginnen. de volwassen juffer leeft niet lang, sommige soorten één seizoen maar de meeste veel korter. Als ze al niet in een hongerig kikkermaagje belanden ! Op de foto een mannetje.
De zonnewijzer duidt 8 uur aan maar toch is het al 9 uur. Foutje? Neen, zonnewijzers doen niet mee aan de zomertijd, als je hem "juist" zou zetten duidt hij het noorden (de poolster) niet meer correct aan. Wie hem toch wil gelijk zetten met het zomeruur, ik hou je niet tegen!
Pioenen worden opgedeeld in twee grote groepen: boompioenen (= P. suffruticosa) : deze groeien uit tot forse struiken. Ze zijn de eerste om te bloeien maar daardoor ook vorstgevoeliger.
De tweede groep zijn de kruidachtige pioenen (pioenroos). Deze bloeien ongeveer een maand later, daar komen we op terug als deze in bloei staan.
Paeonia suffruticosa (P.arborea), in het Nederlands boompioen is een middelgrote, blad verliezende heester met mooie rechtopgaande vorm met middelgroene bladeren met een blauwachtig groene onderkant. De basis van deze heester verhout en da’s het grote verschil met de pioenrozen die elke winter bovengronds afsterven en in het voorjaar vanuit de grond terug uitlopen. De boompioen schittert in de lente met zijn grote, soms dubbele, witte, roze, gele of rode geurende eindstandige bloemen, in de herfst gevolgd door bronskleurige zaaddozen. Paeonia suffruticosa houdt van een standplaats in de zon of halfschaduw en beschermd tegen felle wind, hij houdt er niet van verplaatst te worden. De plant verlangt een pH neutrale grond alhoewel hij het op mijn lichtzure bodem ook niet slecht doet. Ze behoeven weinig snoei. De boompioen is goed winterhard en ziekteresistent. De grote bloemen wegen redelijk zwaar, het is geen slecht idee ze wat op te binden om afknakken te voorkomen. Met de nogal felle wind de vorige dagen was dit geen overbodige luxe. Gelukkig was het droog weer, anders waren de bloemen nog zwaarder geweest van de regendruppels en was het slecht afgelopen.
Alleen spijtig dat de bloei nogal kort duurt, daarom is het nu het moment om er eens zo hard van te genieten zo lang het feestje nog duurt.
En o ja, het wordt prachtig weer dit weekend. Geniet er van en voor diegenen die niet (meer) hoeven te gaan werken kan dat genieten nu al beginnen.
Campestris, met zo'n naam moet je wel goed zitten in de Kempen. Als je palmbomen voor de volle grond zoekt kom je meestal vrij snel bij Trachycarpus uit. Dit zijn zowat de enige soorten die -15°C aankunnen. En daar stopt het meestal. Wel, dit klopt niet helemaal !
In Argentinië en Uruguay groeit in de eindeloze vlaktes en in de bergen Trithrinax campestris of de blauwe dadelpalm. Heel bestendig tegen koude, zomerhitte, overstromingen evenals droogte. Ze zijn ook prima bestand tegen felle wind.
Hun grijsgroene bladeren zijn zeker één van de taaiste van alle palmbomen en zij blijven na uitdroging aan de plant hangen. Hierdoor bedekken zij de stam, wat dit een heel herkenbare soort maakt. Ze vertakken zich meestal vrij laag boven de grond.
Ze worden weinig gecultiveerd wegens hun trage groei. En toch is dit een zeer interessante soort door zijn uitzonderlijke resistentie tegen de koude. Plant ze in volle grond op een zonnige plek op een verhoogde, goed gedraineerde plaats zodat ze in de winter geen natte voeten hebben. Je vind ze wel niet in het normale tuincentrum, je zal het bij gespecialiseerde kwekers moeten gaan zoeken!
Wie langs brandnetels loopt, maakt kans om overdag verschillende nachtvlindersoorten op te jagen die zich tussen de netels schuilhouden. Een van de meest algemene netelgebonden nachtvlinders is de bonte brandnetelmot. Ze behoort tot de familie van de grasmotten (Crambidae). Soms kom je ze in de literatuur ook tegen onder de naam bonte brandnetelroller.
Deze nachtvlinder is niet zeldzaam, zeldzaam is wel dat ze nu blijkbaar al actief zijn. Normaal vliegen ze pas vanaf juni. De winter overleven ze als rups, je raadt nooit op welke plant! Juist ja! Nog een reden extra om ergens een hoekje met een paar brandnetels te laten staan.
Deze zat in de veranda op de onderkant (=typisch) van een bananenblad. Geen paniek, de nachtvlinder komt hier enkele schuilen voor de momenteel nogal koude nachten. Ze lusten geen bananen(blad).
De Wilde hyacint of Boshyacint (Hyacinthoides non-scripta) is een plant uit de aspergefamilie (Asparagaceae). Ze zijn afkomstig uit West-Europa en zijn behalve in Engeland opde meeste plaatsen vrij zeldzaam. Op het Iberisch schiereiland en N-Afrika komt de Spaanse hyacint (Hyancinthoides hispanica) voor die bredere bladeren (1-1,5 cm) en een rechtopstaande stengel met geurloze, klokvormige bloemen met blauwe helmknoppen heeft. Meestal zijn het cultivars hiervan die in onze tuinen voorkomen.
Als ze in het voorjaar massaal gaan bloeien is dit een fantastisch zicht (bekend is het Haller bos ten zuiden van Brussel en het bos van Ghlin (Henegouwen). In Engeland en Wales waar ze nog heel veel voorkomen spreekt men van "Blue Bell's".
De bij ons voorkomende planten zijn meestal ontstaan door kruisingen tussen Hyacinthoides non-scripta en Hyacinthoides hispanica, waarvan beide waarschijnlijk niet (meer) in zuivere vorm voorkomen. Hoewel men plaatselijk wel enkele planten kan vinden met ogenschijnlijk 'zuivere' kenmerken van één der oudersoorten, lijkt het beter om zulke planten op te vatten als de uiterste vormen van de volkomen vruchtbare hybriden van de oorspronkelijke soorten.
Ze worden vooral bestoven door hommels en zweefvliegen. De plant wordt bedreigt door twee oorzaken :
De ontbossing: De soort groeit alleen in oude bossen en wegens haar grote zaden zaait ze zich slechts in haar onmiddellijke omgeving.
De tuinen: Door het in tuinen planten van de Spaanse hyacint (Hyacinthoides hispanica) ontstaat er in toenemende mate verbastering.
De krachtige hybride, Hyacinthoides × massartiana heeft bredere bladeren (1,5-4 cm), zwak geurende, licht klokvormige bloemen met blauwachtige meeldraden op een minder gebogen stengel. De hybride is fertiel en door terugkruising ontstaan tal van tussenvormen. Daardoor is er een reëel risico dat de soortechte Hyacinthoides non-scripta op termijn op vele plaatsen verloren zal gaan.
In de tuin doen ze het prima op een schaduwplekje. Het is wel belangrijk dat je het blad met rust laat tot het verdord is. Loop er ook niet tussendoor, als je op het blad trapt komt daar volgend jaar geen plant meer tevoorschijn en hou je kale plekken over!
Ik ben Roger
Ik ben een man en woon in de Kempen (België) en mijn beroep is jong gepensioneerde.
Ik ben geboren op 29/05/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: tuinieren, fotografie, zeewateraquarium, modelbouw, ....