Fatsia japonica, in het Nederlands vingerplant genoemd is een wintergroene grote heester uit de klimopfamilie. Deze plant komt uit het zuiden van Japan. De grote, donkergroene bladeren hebben (meestal) acht lobben, en daaraan dankt de plant zijn naam : 'Fatsi' is een oude Japanse benaming voor acht. De donkergroene, glanzende bladeren blijven het ganse jaar groen. Bij langdurige vorst krullen ze wat om (vergelijkbaar met wat een rododendron doet), Dit is een verdedigingsmechanisme van de plant om het bladoppervlakte te beperken en zo minder water te verdampen. Wat die vorstbestendigheid betreft, dat valt best mee. Tot -10°C is er geen enkel probleem. Ik heb zelf meerdere planten in de volle grond staan, eentje reeds meer dan 15 jaar. De temperatuur hier in de Kempen kan in de winter laag zakken, tot -15°C is geen zeldzaamheid. De plant speelt dan wel een deel van zijn blad kwijt maar zal telkens terug uitlopen. In de herfst bloeit hij met mooie roomwitte bloempjes in bolvormige trossen, later gevolgd door bolronde groene vruchten die tijdens de winter zwart worden en tegen het einde van de volgende lente rijp zijn. Fatsia japonica staat niet graag in de volle zon. Een plaatsje in de (half)schaduw en wat bescherming tegen oostenwind houdt de plant in conditie. Er zijn tegenwoordig ook bontbladige cultivars op de markt maar ik heb de indruk dat deze trager groeien en compacter blijven. Dat kan dan weer een voordeel zijn in een klein tuintje want de groene vorm kan op 5 jaar meer dan 2 meter hoog worden en bijna even veel plaats in de breedte innemen. Het grote blad geeft wel een exotisch tintje aan de tuin. Fatsia doet het goed in elke grondsoort zolang er niet te veel kalk in aanwezig is. Ik heb dus weer geluk met mijn dennenbomen !
|