Huismussen zijn allicht één van de meest bekende tuinvogeltjes, toch gaat het de laatste jaren niet goed met onze kleine pluizenbol. Eén van de redenen zou kunnen zijn dat we tegenwoordig alles veel beter isoleren dan vroeger, dus geen spleten meer onder de pannen, en da's nu juist de favoriete plaats van onze vriendjes. Dus hingen ze in Gent voor een studie ruim vierhonderd nestkasten op. Er ging van alles in de kasten wonen, behalve ... inderdaad.
Ook de dagelijkse kost van de huismus is geëvolueerd. Op het platteland bestaat die uit kevers, rupsen, vliegen en spinnen. Krakend verse proteïnen dus, afgewisseld met een volkorendieet van granen. In de stad echter leeft de huismus op fastfood: een stuk wafel uit de vuilnisbak, een frietje op de grond, wat restjes pittavlees als ze geluk heeft.
Dat dieet van vetten en koolhydraten heeft voor- en nadelen, zo blijkt. Het voordeel is dat huismussen zich geen kopzorgen moeten maken over landbouwers die het graan voor hun neus wegmaaien of moeilijk te vinden kevers. Het nadeel is echter dat wanneer de vogels jongen hebben, ze geen vers en voedzaam eten kunnen aandragen. Vergelijk het met een moeder die haar kind cola geeft in plaats van borstvoeding. De jongen groeien daarna wel uit tot volwassen huismussen, maar de hypothese is dat hun sterftecijfer hoger ligt door de slechte start.
Wat goed is voor de mens, is dat ook voor de vogel. Het zou helpen als er meer groen in de stad was. Bloembakken, parken, tuintjes en groene gevels: als al dat groen onderling met elkaar verbonden wordt, kunnen er gemakkelijker meer insecten en dieren in de stad leven. Een mens ligt niet wakker van een kever meer of minder, maar voor de mussen maakt het een wereld van verschil. Bovendien vinden ze in het groen meer plekken om zich te verstoppen en te broeden.
Biodiversiteit, zowel in de stad als op het platteland, is belangrijk om de planeet in evenwicht te houden. En dat begint al in je eigen tuin. En onze huismus is een goede graadmeter.
|