Tekst: Pat. Coenen (alias Bompapatje)
Kabouter Nabukkodonozoor is geen gewone kabouter. Hij woont in een zeer gezellig huisje, net buiten het grote bos, in de tuin van een oma en een opa. Je weet toch dat je kabouters alleen maar kan zien als je er echt in gelooft? Maar kabouter Nabukkodonozoor zie je zelden of nooit, want hij slaapt de hele dag en wordt pas wakker als alle kinderen en grote mensen gaan slapen zijn.
Kabouter Nabukkodonozoor woont daar in de tuin bij oma en opa, samen met zijn lieve vrouwtje Miepollewie, die heel goed voor hem zorgt, want Kabouter Nabukkodonozoor is, voor een kabouter, al redelijk oud; wel zeker 500 jaar. Vroeger was kabouter Nabukkodonozoor nog een dappere soldaat geweest bij de Zonnekabouterkoning en daar is Miepollewie heel trots op.
Kabouter Nabukkodonozoor, die nu al lang geen soldaat meer is, is ook geen kabouter die zich graag verveelt. Daarom gaat hij elke nacht op stap naar het mensendorp, om te kijken of iedereen wel rustig slaapt. Hij fluistert dan zachtjes wat lieve woordjes in je oor en haalt uit zijn rugzakje één van zijn vele flesjes met zachte geuren, zodat iedereen rustig kan slapen en heerlijk dromen.
Maar elke nacht komt hij ook bij de kleine zieke Pieter. De kleine zieke Pieter slaapt helemaal niet rustig en droomt alleen maar akelige dromen. De dokters kunnen hem echt niet helpen en weten niet meer wat ze moeten doen. Zelfs de lieve zachte woordjes en reukflesjes van Kabouter Nabukkodonozoor helpen niet. De kleine zieke Pieter wordt daardoor alleen maar zieker en zieker.
Kabouter Nabukkodonozoor wordt daar echt verdrietig door en slaapt dan zelf ook altijd heel slecht. Daarom mag je nooit lawaai maken als je in de buurt komt van het huisje van Kabouter Nabukkodonozoor en Miepollewie. Want als je Kabouter Nabukkodonzoor wakker maakt met je lawaai, wordt hij heel boos en humeurig, omdat hij niet uitgeslapen is en dan komt hij misschien vannacht niet bij je langst.
Op een nacht, na weer zo slecht geslapen te hebben, neemt Kabouter Nabukkodonozoor een besluit. “Miepollewie” zegt hij “geef mij een paar dikke boterhammen mee met kwartelei en muizenspek en steek ze in mijn rugzak. Ik ga vannacht naar Heksje Salamandra, die weet zeker een oplossing voor de kleine zieke Pieter. Miepollewie, de lieve schat, deed er nog een paar lekkere appels bij voor onderweg… en … ssssst! … een snoepje omdat hij alweer zo flink is.
Heksje Salamadra woont diep in het bos; nog ver voorbij het Trollendorp. Salamandra is een klein, lief heksje, dat alles weet over kruiden, bloemen en planten en die niemand kwaad zal doen, ook al kent ze alle toverspreuken en heksenstreken. Maar iemand kwaad doen; nee hoor, dat doet heksje Salamandra niet.
Maar om bij het huisje van Heksje Salamdra te komen, moet Kabouter Nabukkodonozoor voorbij de hut van de Trollenfamilie Dambetanterik. Dat zijn vervelende Trollen. Baaspestkop is een lelijke Trol met gele stinkende tanden, omdat hij die nooit poetst en hij heeft altijd zo’n vieze groene snottebel uit zijn neus hangen. Zijn vrouw Megadecibel is een kromme lelijke trollenvrouw, met spitse oren en een stem die zo scherp is en zoveel lawaai maakt, dat je oren er pijn van doen. Hun kindje Babyvandal is al even lelijk en kan niet eens fatsoenlijk lopen en praten, maar doet wel altijd alles van iedereen kapot. Om niet de aandacht te trekken van deze vervelende trollen, doet Kabouter Nabukkodonzoor of hij bloemen aan het plukken is in ’t bos en padenstoelen. Hij fluit een leuk deuntje en groet alle dieren die hij tegenkomt onderweg. Maar Baaspestkop had hem gezien en vertrouwde kabouter Nobukkodonzoor niet en besloot om hem ongemerkt te volgen. Baaspestkop slingerde van boom naar boom, zodat hij van tussen de bladeren ongezien Kabouter Nabukkodonzoor in de gaten kon houden.
Heksje Salamandra verwelkomde Kabouter Nabukkodonozoor met open armen. Salamandra en Nabukkodonozoor kennen elkaar al wel zeker 200 jaar. Ze was heel blij met de bloemen en paddestoelen die Kabouter Nabukkodonozoor onderweg geplukt had. Toen Kabouter Nabukkodonzoor het verhaal verteld had van de kleine zieke Pieter, nam ze uit de enorme grote boekenkast een heel dik oud boek en blies er al het stof af door het open raam.
Baaspestkop, die zich verstopt had onder dat openstaande raam van Heksje Salamandra, had het hele verhaal over de kleine zieke Pieter gehoord en wat Kabouter Nabukkodonozoor en Heksje Salamandra van plan zijn. Maar doordat Heksje Salamandra al het stof van die heel dikke oude boek had geblazen door het open raam, moest hij zo hard niezen, dat iedereen het gehoord had en moest Baaspestkop gaan lopen om niet betrapt te worden.
Kabouter Nabukkodozoor en Heksje Salamandra zagen Baaspestkop nog net verdwijnen in het bos. “Ach, laat maar lopen” zei Kabouter Nabukkodonozoor “dat zijn problemen voor later, geef mij nu maar eerst het recept voor de kleine zieke Pieter”. Heksje Salamandra bladderde door het dikke oude boek en schreef dan op een briefje wat Kabouter Nabukodonzoor moest halen uit het bos. “zaadjes van het bloempje Kruidje-roer-mij-niet en druppels van de snottebel van een Trol”
Dat wordt dus een gevaarlijk en spannende tocht naar het Trollendorp, want die bloemetjes, Kruidje-roer-mij-niet, groeien in dit bos enkel vlakbij het Trollendorp. En zo’n snottebel van een Trol groeit niet aan de bomen hé, maar hangt aan een Trollenneus, zoals bij Baaspestkop. Gelukkig woont de Trollenfamilie Dambetanterik aan de rand van het Trollendorp, vlakbij een veld vol met Kruidje-roer-mij-nietjes.
Kabouter Nabukkodonozoor vertrok meteen, want hij had geen tijd te verliezen. Eerst ging hij naar het veld met de kruidje-roer-mij-nietjes en plukte er zoveel hij kon. Hij moest wel oppassen dat de Trollen hem niet in ’t oog kregen, want dan was hij in groot gevaar. Als hij genoeg bloemetjes had verzameld, sloop hij heel zachtjes naar het huis van de Trollenfamilie Dambetanterik om de snottebel van Baaspestkopt te pakken te krijgen.
Gelukkig waren alle Trollen reeds gaan slapen en kon Kabouter Nabukkodonozoor gemakkelijk in hun huisje binnen sluipen. Het was er pikdonker, maar toch wist Kabouter Nabukkodonzoor heel snel het bed van Baaspestkop te vinden. Baaspestkop snurkte zo luid, dat zelfs Megadecibel stoppen in haar oren moest steken, om te kunnen slapen. Babyvandal, die sliep altijd als een echt Trollenroosje.
Kabouter Nabukkodonozoor pakte voorzichtig de schaar uit zijn rugzak en knipte de snottebel van Baaspestkop af. Nog voor Baaspestkop wakker werd en besefte wat er gebeurd was, zette Kabouter Nabukkodonozoor het op een lopen, recht naar Heksje Salamandra die het middeltje ging maken voor de kleine zieke Pieter. Baaspestkop was woedend en hij wist meteen dat Kabouter Nabukkodonozoor er voor iets achter zat.
Heksje Salamandra begon meteen aan het middeltje om de kleine zieke Pieter beter de doen slapen en zachtjes te laten dromen. Als het middel klaar was, keerde Kabouter Nabukkodonozoor met een volle rugzak van het toverpoeder, onmiddellijk terug naar huis. Want ondertussen was het bijna dag geworden en moeten Kabouters weer gaan slapen. Trouwens zijn lief vrouwtje Miepollewie zal ondertussen al wel heel ongerust geworden zijn. Maar eerst moest hij opnieuw voorbij het Trollendorp.
De familie Dambetanterik had zich verstopt in de struiken rond het Trollendorp. Ze waren van plan om Kabouter Nabukkodonozzor eens een echt Trollenlesje te leren. Toen ze Kabouter Nabukkodonozoor zagen afkomen, begon Megadecibel zo hard te roepen en te tieren dat horen en zien verging. Babyvandal begon met van alles te gooien, met takken, mastentoppen, steentjes en zo voort. Maar Baaspestkop, die zat ergens in een hoekje te treuren; zo zonder Trollensnottebel was hij niets waard, vond hij, en het duurt nog vele jaren vooraleer er weer zo’n snottebel aan zijn neus zal gegroeid zijn.
Kabouter Nabukkodonozoor had wel verwacht dat de Trollen wat van zin waren en had reeds een handvol van het poeder van Heksje Salamandra in zijn hand genomen. Als hij dicht genoeg bij de Trollen was, gooide hij wat van het poeder in hun ogen. En zie!... Op één, twee, drie waren de Trollen in een diepe slaap gevallen en aan hun gezicht te zien, droomden ze een heel fijne Trollendroom. De test was geslaagd; het poeder werkt. En nu vlug naar huis om te slapen en de volgende nacht zou hij zeker naar de kleine zieke Pieter gaan.
Terug thuis bij Miepollewie, vertelde Kabouter Nabukkodonozoor het hele avontuur. Miepollewie die toch erg ongerust was, was heel trots op haar moedig Kaboutermannetje. En maakte voor hem nog speciaal een lekker bord rijstpap klaar, maar hij moest beloven om, na zijn tandjes gepoetst te hebben, onmiddellijk naar bed te gaan, zodat hij fris en uitgeslapen de volgende nacht weer op pad kon, naar het mensendorp.
Om klokslag middernacht werd Kabouter Nabukkodonozoor wakker. Hij kon haast niet wachten om te vertrekken. Miepolloewie gaf hem dan maar een paar heerlijke dikke boterhammen met paddenstoelenchoco mee voor onderweg. Kabouter Nabukkodonozoor haastte zich naar het huis van de kleine ziek Pieter. Hij trippelde op z’n tenen stilletjes naar de slaapkamer en strooide een klein beetje van het poeder in de oogjes van de kleine ziek Pieter, die als een blok in slaap viel. Er verscheen een brede glimlach op zijn gezicht, alsof hij heel lief droomde van elfen en feeën … en dat was de nacht dat de kleine zieke Pieter eindelijk rustig sliep en heerlijk droomde.
Dus, als je ‘s morgens wakker wordt en in de spiegel kijkt en je merkt hele kleine gele korreltjes in de hoeken van je ogen, wees dan maar zeker dat Kabouter Nabukkodonozoor vannacht bij je is langs geweest.
|