Toen ik nog ne kleine snotter was en nog veel moest leren over 't leven, mocht ik van ons ma naar de kleuterklas gaan bij juffrouw Annie. Juffrouw Annie was zodanig streng, dat al te kinderen 's avonds naar huis gingen.
Zo streng was die en omdat die zo streng was, mochten wij met zijn allen de zondag thuis blijven. Dus, de zondag mochten wij thuisbijven, om verse moet te scheppen voor de Maandag.
Na veertien dagen was ik al volledig ingewerkt.
Ik was zodanig ingewerkt, dat ik de woensdagnamiddag ook mocht thuis blijven.
En als wij op school iets gedaan had wat niet mocht, die moesten wij dat gaan vertellen aan de pastoor.
Zo moest ik van mijne pa ne keer te biechte gaan, omdat ik ne boer zijn koeien heb laten lopen.
Die beesten liepen daar gevangen in die weide rond en ik kon dat niet verdragen, dus, heb ik dan maar dat hek opengezet, zodat die beesten in de vrije natuur konden rondlopen.
Toen ik dat aan de pastoor vertelde, kreeg ik potverdikke nog een straf bij en hij zei tegen mij dat ik vijf onze vaders en vier weesgegroetjes moest lezen, als straf.
De pastoor had dat waarschijnlijk tegen juffrouw Annie gezegd en potverdikke, ook van haar kreeg ik een straf. Als straf moest ik de zaterdagvoormiddag ook nog naar schook gaan.
Ja mannekes, een paar jaar later moest ik naar de leerringe gaan, omdat mijn eerste communie op mij stond te wachten. Ons ma was al ferm bezig met een citroentaart te bakken, want veertien later was het zover en stond ik daar voor de pastoor als eerste communiekant.
't Was precies of ik ging trouwen, maar daarvoor was het nog veel te vroeg voor. Mijn meter Bertha en mijn nonkel André zaten ook in de kerk en Bertha zat daar te bleiten gelijk een klein kind, omdat de pastoor per ongeluk zijn wijwatervat over mijn kletskop had gegoten.
Op één, twee, drie, stond gans die kerk onder water en mochten wij wegens teveel wateroverlast in de kerk naar huis gaan. Naar ’t schijnt hebben de pompiers daar drie aan bezig geweest, om al dat overtollig water weg te pompen.
Als alles achter de rug en de citroenentaart opgegeten was, liep ik daar potverdikke rond met een zuur gezicht. Ons ma had toch wel drie zure citroenen ingedaan zeker.
Ik was zo ziek als ne hond en dat moet juist lukken dat onze hond ook ziek was.
De veearts is dan geweest en diene stelde vast dat onze hond de mazelen had.
’t Was potverdikke nog maar drie maand geleden, dat hij de windpokken heeft gehad.
Twee maanden later wan onze hond helemaal genezen en ook mijn zuur gezicht was weg.
Ik had twee maanden niet anders dan vlooiensoep zonder ballekes, maar wel met roomsaus gegeten.
Ondertussen was ik in onze straat al een beetje bekend geraakt, zodat de mensen aan mijne pa kwam vragen of ik met hun zoon of dochter wilde spelen?.
Ik was in ne perenboom gekropen, om mij te verstoppen, maar toen ik bijna boven was, viel de boom omver en ik en de peren lagen op de grond. Als diene boer dat zag, heeft hij direct naar Armand Pien gebeld, om te vragen of er nog ne windstorm op komst was.
Twee dagen later kreeg ons ma van de boerin ne pot perenconfituur, want mijn pa en ma aten graag confituur en onze hond ook. Als kleine snotter ik heb heel wat kwattekwaad uitgehaalt, maar nu moet je dat niet meer proberen, of ze steken u in de bak.
Ja mannekes, vroeger konden de mensen dan ook veel meer verdragen van mekaar ook, hé.
De mensen konden vroeger dan ook veel meer verdragen, dan nu.
’s Avonds zaten de mensen aan hun voordeur te praten met de buren en zo ontstond er vriendschap, vriendschap waar de mensen naar verlangen. Ook waren er vroeger veel meer begrip en helpende handen dan nu, omdat alles rap moet vooruitgaan en de mensen minder tijd hebben om een gesprek aan te gaan.
Toen ik van mezelf begon te houden,
Beroofde ik mij niet langer van mijn vrije tijd,
En maak ik niet langer fantastische plannen,
Voor de toekomst.
Ik doe alleen nog waar ik blij van word,
Waar ik van hou en wat mijn hart laat zingen,
Op mijn eigen tempo.
Nu weet het: Dat is eerlijkheid.
Groetjes van flipper de flip.
|