Als kleine jonge snotter mocht ik altijd van die leuke karweitjes opknappen, wat ik dan ook met veel plezier deed.
Bij ons thuis was er altijd wreed veel werk te doen, want op een boerderij is er altijd werk he.
Zo moest ik geregeld met paard en kar naar het veld rijden achter bieten en rapen, om ze 's avonds aan de beesten te geven.
Maar als het zo wreed warm weer was buiten, moest ik onze Bella, dat was ons Brabants trekpaard, hare winterse frak uitdoen.
In de winter had onze Bella twee pullovers aan en ne warme wollen winterfrak, maar in de zomer begon ze wreed te zweten en had ze van die lichte zomerkleren aan.
Haar poten stak ze wollen handschoenen, die mijn moeder gebreid had van de overschot van de spaghetti.
Mijne pa zei tegen mij dat een warmbloedig trekpaard in de zomer niet goed tegen de warmte kon.
Ik had dat al willen zien, want de dag ervoor moest ik met onze Bella naar de weide gaan, om hem te laten rusten.
Toen onze Bella nog geen vijf minuten in de weide rondliep, is ze drie keer flauw gevallen.
Achteraf bleek dat ze te weinig zuurstof had, bij gebrek aan te weinig rust.
De veearts is er direct bij geweest en ze kreeg direct vier weken ziekteverlof voorgeschreven.
Ze moest ook nog alle dagen haar medicamenten nemen, die ze moest innemen zonder warm water.
Toen moest ik onze landloper uit de stal halen, om het werk over te nemen van onze vermoeide Bella.
Ja mannekes, onze landloper was een echt Brabants trekpaard, want als er een muis achter haar liep, dan begon ze rap te spurten hoor.
Op ne mooie warme dag was ik met paard en kar naar ‘t veld gereden, om rode bieten en blauwe rapen op de stilstaande kar te smijten met ne riek.
Ineens begon dienen landloper daar te spurten met een halfvolle kar achter haar gat, zodat de rode bieten en de blauwe rapen langs alle kanten gesmeten werden.
Ik ben na twee dagen thuis gekomen zonder rode bieten en zonder blauwe rapen, maar wel met paard en kar.
Onze landloper heeft daar twee dagen voor een rood flikkerlicht moeten staan wachten op ne trein die nog moest vertrekken.
Die beesten hebben dan moeten vasten voor een paar weken, tot wanneer onze Bella terug uit ziekteverlof kwam en terug mocht werken van de controledokter.
Na een paar weken liepen die beesten daar rond gelijk ne vis zonder graten, 't was precies of ze waren in hongerstaking geweest.
Allé, ze zijn er toch allemaal weer bovenop gekomen hoor, want ze gingen 's nachts op smokkeltocht bij de buren.
't Is maar om u te zeggen hoe nuttig een paard en kar wel was in dienen tijd, want met ne tractor werd de lucht vervuild en met paard en kar niet.
We kunnen er zoveel over vertellen en schrijven als we willen, maar daarmee komt onze Bella en onze landrover niet meer terug hoor en zeker die goeie ouwe tijd van vroeger niet.
Om nog maar te zwijgen over onze haan, die met fierheid iedereen wakker kraaide.
De mensen die ’s morgens moesten gaan werken, om hun gezin te onderhouden, kraaide hij vijf keer.
Ook voor de schoolgaande jeugd kraaide hij, maar dat maar vier keer.
En als hij een kalkei had gelegd, dan bleef hij zeker een half uur langer kraaien.
De mensen die ’s morgens vroeg moesten opstaan, moesten ’s avonds hun wekker niet meer zetten.
Maar ze moesten wel geregeld naar de dokter gaan, om hun gehoor te laten herstellen.
Maar er waren er ook al een paar die potdoof waren en niet meer wisten wanneer ze moesten opstaan.
Wij hadden thuis op onze boerderij twee hanen rondlopen en die kraaide zodanig luidt, dat de mensen aan onze Belgische kust er ook potdoof van werden.
De kiekens hadden zodanig veel werk met eieren leggen, dat ze dan ook geen tijd hadden om naar al dat gekraai te luisteren.
Dat waren echte werkkiekens, want die legden op ne dag meer eieren, dan het gekraai van onze twee kraaihanen.
Eén van onze kiekens ging iedere zondag naar de eierenmarkt, om de eieren te verkopen aan de halve prijs.
Ze had dat ne keer in de krant gelezen, dat ze reclame moest maken.
En hoe meer reclame ze maakte, hoe meer eieren ze verkocht.
Af en toe moest ze ne dag verlof nemen, om zelf eieren te leggen.
Twee jaar heeft ze dat volgehouden, daarna is ze met pensioen gegaan en kreeg ze van elke legkip die eieren legde twee eieren als dank voor haar gewezen diensten.
Als ’s morgensvroeg onze haan begon te kraaien, werden al onze varkens wakker.
Wij hadden bij ons thuis nooit geen last van mollen, want door het harde gestamp en hun luid geknor werden ze zodanig bang dat ze elders hun intrek zochten.
Die mollen waren niet alleen stekend blind, ze waren ook nog potdoof.
Uiteindelijk zijn die ook moeten gaan, want ze kregen toch gene praat meer.
Twee maanden later kreeg mijn vader ne brief van de mollendienst, dat er ne blinde mol bij het oversteken van de straat was doodgereden door ne chauffeur die ook stekend blind was.
Wij hadden thuis ook nog twee ezels rondlopen, ne zebra-ezel en ne steenezel.
Onze zebra-ezel had altijd zijn zebra-kostuum aan en onze steenezel was te dom om ’t helpen donderen. Maar één ding konden ze wel wreed goed en dat was ia zeggen.
Op ne zekere dag zat hij in zijn stal te bleiten van de zere, want hij was met zijn lompe poten over ne steen gestruikeld.
Mijne pa heeft hem op ne kruiwagen gelegd en is ermee naar de dierenarts gereden.
Na grondig onderzoek werd zijne poot in een plaaster gestoken en kreeg hij direct veertien dagen ziekteverlof toegewezen.
Dat is een boerenverhaal uit flipper de flip zijn jonge leven, die hij echt meegemaakt en beleefd heeft, maar enkele teksten moet ge wel met een korreltje zout nemen hoor.
Groetjes van flipper de flip.
|