Een notaris zoekt een nieuwe medewerker, om zijn akten af te stempelen. Hij moet tot 10 kunnen tellen, want soms moeten er wel 10 stempels op één formulier worden gezet. De eerste sollicitant meld zich en de notaris vraagt of hij tot 10 kan tellen. Natuurlijk, zegt de jonge man: 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2, 1, 0. Goed zo, maar kun je dat ook omgekeerd?. Nee, hiervoor werkte ik bij de NASA en daar telden we altijd zo. Je bent niet geschikt, zegt de notaris. Als de tweede sollicitant gevraagd wordt, of hij tot 10 kan tellen, zegt hij: Jazeker en hij begint te tellen: 1, 3, 5, 7, 9, 10, 8, 6, 4, 2. Ja, maar kunt u ook in de noemale volgorde tellen?. Nee, zegt de tweede jonge man. Ik ben postbode geweest en ik heb altijd zo geteld, toen ik de post bedeelde. Je bent ook niet geschikt, zegt de notaris en aan de derde kandidaat vraagt hij ook of hij tot 10 kan tellen. Absoluut en hij begint te tellen: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10. Prachtig. Waar werkte u vroeger?. Bij de gemeente. Bij de gemeente?. En kunt u ook verder tellen dan 10?. Natuurlijk: Boer, dame, koning, aas.
Toen het schip op weg naar Amerika in volle zee was, ontdekte de een bemannigslid in één van de reddingssloepen een blinde passagier. De man werd ter verantwoording geroepen. Toen de kapitein hem vroeg hoe hij ertoe gekomen was om zich zo te verstoppen, zei hij: Door een weddenschap. Wat voor een weddenschap?. Ik heb met mijn vrienden gewed dat ik de tocht over de oceaan in één week zou maken en bovendien in een open boot, zonder zeilen of motoren.
Na mijn dood zal de firma pas weten wat ik voor haar gedaan heb, zegt de directeur. Maak u zich daar maar geen zorgen over, meneer, dan bent u veilig en wel buiten schot, zegt de chef.
Tom Bakker was in 1850 naar de Verenigde Staten uitgeweken en had er zijn hele leven op het platteland doorgebracht, ver van de bewoonde wereld. Hij had nog nooit een stad gezien. Op een dag reed hij met zijn zoon in een oude kar naar Philadelphia. In één van de hoofdstraten stapten ze uit, om de asfalttbestrating te bekijken. De oude man krabde met zijn schoen over het asfalt en zei: Wel, ik kan het de mensen niet kwalijk nemen, dat ze hier een stad hebben gebouwd. De grond is hier toch veel te hard voor de ploeg.
Een Romein beklaagt zich bij een stadsgenoot en zegt: Die slaaf die ik van je gekocht heb, is gestorven. De andere schudt Romein de schouders en zegt: Ik verzeker je, toen hij nog bij mij werkte, heeft hij mij nooit zoiets gelapt.
Fons en Albert, twee oude mariniers, scheppen tegen elkaar op. Toen wij het geweer presenteerden, hoorde je alleen maar: Ssht, ssht, tik. Bij ons was het: Ssht, ssht, tingeling, zegt de Albert. Tingeling?. Wat was dat?, vraagt de Fons. Onze medailles, zegt Albert.
En, is er u niets speciaals opgevallen in ons tijdschrift?. O ja. De eerste 20 bladzijden staan vol met lekkere recepten en op de volgende 20 bladzijden krijgt je een overvloed van tips, om af te vallen en slank te blijven.
De oude acteur was op zoek naar werk. Hij schreef een brief naar een televisieproducer en werd uitgenodigd voor een oriënterend gesprek. Bent u het gewend om zonder publiek te acteren?. Zeker en vast, zegt de acteur. Dat is juist de reden waarom ik hier ben.
Jij bent een eerlijke jongen, maar wat ik verloren ben, was één biljet van 100 euro, maar geen 10 biljetten van 10 euro, zegt de oude heer. Dat weet ik, meneer, maar ik heb enkele weken geleden eens een briefje van 20 euro gevonden en die meneer had toen geen kleingeld bij zich.
Op een zonnige lentedag ging Lorenzo en zijn vrouw, Sophie, wandelen in de Zwalmstreek en opeens zei hij: Oh Sophie, ik wou dat ik het gevoel dat ik in mijn binnenste gewaarword, kon beschrijven. Met een diepe zucht onderbrak zij hem en zei: Ja Lorenzo, bij mij is het ook zo. Ik geloof dat we na die pruimentaart toch beter geen bier meer hadden gedronken.
Twee hanen zitten zich te vervelen, in het kippenhok. Ach, kon ik maar iets grappigs verzinnen, zegt de ene kip, want ik verveel me hier dood. Ik weet iets, zegt de tweede kip; Laat ons in de slagerij, naar onze blote vrouwen gaan kijken.
Een weduwe staat bij het graf van haar overleden echtgenoot. Camiel, als je bent waar ik denk dat je niet bent, bid dan voor mij. Maar als je bent waar ik denk dat je bent, vermeld mijn naam dan maar niet.
De pastoor is over een schaatsn gestruikeld, die in de secristie aan het rondslingeren waren. Zeg op, van wie zijn ze?, vraagt hij aan de misdienaars. Euh, waarschijnlijk van de ijsheiligen,meneer pastoor, zegt Koen beteuterd.
Zou ik de zaakvoeder even kunnen spreken?. Waarover gaat het?. Ik heb hier een rekening. Die is gisteren op reis vertrokken. Maar hij is vanmorgen al teruggekomen. Kom toch binnen.
Ik kan u verzekeren dat ik mijn werk met hart en ziel doe, zegt de tuinier. Uitstekend, maar zou je het voor de afwisseling niet eens iets met je handen willen doen?.
Waarom lees je in gedichten zo vaak de uitdrukking: In de wondermooie meimaand?. Omdat het een wonder is, als de meimaand mooi is.
|