Een man zit in een restaurant een bord wijngaardslakken te eten en na een tijdje roept hij de garçon en zegt: Er zitten helemaal geen slakken in die slakkenhuisjes, merkt hij verontwaardigd op. Och, dat is niet zo erg, meneer. Heel ver kunnen ze toch niet gaan lopen zijn, zegt de garçon met een glimlach.
Twee vrienden hangen aan de toog en vraagt de ene: Hoeveel pinten kun jij eigenlijk drinken op een avond?. O, zeker twintig, zegt de andere. Wat?. Zoveel?. Ik kan nog geen tien glazen water achteroverslaan op een avond. Ik ook niet.
Janne en Hanne, die elkaar na hun studies jarenlang niet hebben gezien, komen elkaar toevallig tegen op straat. Hoe gaat het met jou?, vraagt Janne, en wat doe je tegenwoordig?. Ik verdeel de rollen in het theater, zegt Hanne. Amai, dat is waarschijnlijk niet zo makkelijk?. Het lijkt me een zware job, zegt Janne. Ach, dat valt wel mee, zegt Hanne. Op elk toilet moet er één rol hangen.
Een man stapt een café binnen en bestelt een dubbele whisky. Wat later bestelt hij er nog één. Daarna drinkt hij nog enkele glazen bier en hij besluit met een rondje voor de hele zaak. Terwijl iedereen het glas heft op de gulle schenker, stoot die de cafébaas aan en zegt: Eigenlijk zou ik dat niet mogen doen vanwege mijn gebrek. Hoezo, vraagt de cafébaas?. Welk gebrek heeft u dan?. Geldgebrek.
Ik las vandaag in de krant dat mannen elke dag 25.000 woorden zeggen en vrouwen 30.000, zegt Luk. Het ergste is dat ik, als ik 's avonds thuiskom, mijn 25.000 woorden al gezegt heb en mijn vrouw nog aan haar 30.000 moet beginnen.
Een mooie jonge vrouw stapt uit het bad van haar hotelkamer. Ze wil juist een handdoek nemen, als ze de glazenwasser voor het venster bezig ziet. Die blijft naar haar aantrekkelijke figuur kijken en zij blijft hem onbeweeglijk aankijken. Waarom staart u mij zo aan, juffrouw?, vraagt de man en zegt: Nog nooit een glazenwasser gezien?.
Mevrouw had zopas haar rijbewijs behaald en ze besloot een ritje te maken. Enkele straten verder reed zij een man omver. De ziekenwagen en de politie werden erbij geroepen. Och, dat mij nu zoiets moet overkomen, zei ze. Met wat ik van auterijden weet, zou ik een heel boek kunnen vullen. Ja, zei de agent en met wat u niet weet, weten wij het.
Een man probeert een stilstaande vrachtwagen vooruit te duwen, op de openbare weg. Een andere chauffeur stopt en vraagt: Waarom probeer jij je vrachtwagen vooruit te duwen?. Die is toch veel te zwaar?. Ik moet wel, zegt de man. Ik heb motorpech en de wet zegt dat de wagen dertig meter achter de gevarendriehoek moet staan.
Het is niet eerlijk, zegt Jef. De luciferfabriek heeft me ontslagen. Werkte je niet genoeg?, vraagt George. Toch wel. En ik ging altijd zeer grondig te werk. Ik probeerde zelfs elke lucifer uit, voor ik hem in het doosje stak.
De chirurg vraagt aan de verpleegster: Hoe gaat het met de patiënten, bij wie we een hart hebben ingeplant?. Goed, dokter, hij heeft al tweemaal gevraagt of ik met hem wil trouwen. Goed, zijn hart is in orde. Nu zijn hersenen nog.
Tijdens het concert zit de pianist met zijn rug naar het publiek te spelen. Is dat Chopin?, vraagt een dame in het publiek aan de vrouw die naast haar zit. Ik denk het niet, zegt ze. Laten we even wachten tot hij zich omdraait.
Simon, hoe worden brandweermannen ook wel eens genoemd?, vraagt de onderwijzer. Spuitgasten, meester. Juist. En wat gebruiken ze om de brand te blussen?. Spuitwater, meester.
Een bok passeert langs een filmstudio in Hollywood, vindt er een filmrol en begint die met smaak op te eten. Terwijl hij daarmee bezig is, komt er een geit voorbij die hem vraagt: En, hoe is de film?. Eerlijk gezegd vond ik het boek beter, zei de bok.
Wat is er mis met je hond?, vraagt Fons. Oh, niets, hij is alleen maar een beetje lui, zegt Paul. Zit hij daarom zo te janken?. Nee, maar hij zit op een cactus en hij is te lui om eraf te komen en weg te lopen.
Schat,er is echt iets mis met je motor. Volgens mij zit er water in de carburator, zegt zijn vrouw. Water in de carburator?. Hoe kan dat nu?, zegt Karel. Maar het is echt, hoor. Er zit water in de carburator, zegt zij. Jij weet niet eens wat een carburator is. Ik zal wel even kijken. Waar is mijn motor?, vraagt hij. In de vijver, zegt zij.
Ik ga nooit naar de kerk, zei de miljonair tegen de pastoor, die op bezoek kwam. Dat hebt u toch al wel opgemerkt?. Zeker, ik heb dat inderdaad al opgemerkt, zegt de pastoor ernstig. De reden waarom ik nooit een kerk binnenstapt, is dat er daar zoveel huichelaars zitten, zei de miljonair. Och, laat u niet weerhouden,zei de pastoor glimlachend, er is altijd nog wel plaats voor een man meer.
De klant in de winkel keek achterdochtig naar de mand met eieren. Zijn die vers?, vroeg ze. Vers, mevrouw?, riep de winkelier verontwaardigd uit. De kippen zouden die eieren nog niet eens gelegd hebben voor morgen, als ik niet per ongeluk een blaadje te veel afgetrokken had van De Druivelaar die in het kippenhok hangt.
Een man stopt met zijn auto aan een pompstation en vraagt: Kunt u mij zeggen hoeveel één druppel benzine kost?. Helemaal niets, zou ik zeggen, zegt de pompbediende. Goed, druppel de tank dan maar vol.
|