Heel ver hier vandaan, in een heel groot bos, wonen twee eekhoorntjes. Ze hebben het vreselijk naar hun zin in het bos, omdat er wel duizenden bomen staan, vol met eikeltjes. Op een vreselijk warme dag vliegt het hele bos in de brand. Alle bomen verdwijnen en de eekhoorntjes zijn de enige overlevenden. Al hun voedsel is weg, ze hebben helemaal niets meer. Na een tijdje krijgen ze vreselijke honger en besluiten op zoek te gaan naar voedsel. Ze lopen dagen en dagen, totdat zes uiteindelijk aan de rand van het bos komen, bij een groot ravijn. Wat zien ze daar nou aan de overkant?. Een heel mooi groot bos, vol met eikelbomen. Er is enkel een probleem: Hoe komen ze daar?. Ze besluiten langs het ravijn te lopen, op zoek naar een weg naar de overkant. Ze lopen eerst de rechterkant op, ze lopen dagen en dagen, maar uiteindelijk besluiten ze dat er daar geen weg naar de overkant is en dus lopen ze weer terug. Een hele week gaat voorbij tijdens hun zoektocht naar een brug of iets anders om aan de overkant te komen. Uiteindelijk is er dan toch een brug. Deze brug ziet er niet erg stevig uit, maar het eerst eekhoorntje gaat zo zonder twijfel de brug over naar de overkant, er gebeurd hem niets. Het andere eekhoorntje twijfelt wel en vindt de brug maar eng. Hij kijkt op zich heen en ziet een groot bord staan: Pas op, instortingsgevaar. Er mag maar één eekhoorntje te gelijk over. Het eekhoorntje denk na en zegt: Dan moet ik er ook over kunnen, maar twijfelt nog, want het ravijn is wel erg diep en de brug is bijna helemaal verrot. Hij besluit eerst nog even op zoek te gaan naar een andere overgang. Dus hij loopt een heel eind langs het ravijn, maar komt tot de conclusie dat er toch echt geen andere overgang is. Hij besluit weer terug te gaan naar de brug, waar hij nog twijfelt: Het moet kunnen, één eekhoorntje en ik ben alleen. Ja, maar die brug is zo wankel. Na urenlang tobben besluit hij toch de brug over te rennen. Halverwege stort de brug in en valt het eekhoorntje naar beneden. Hartstikke dood. Zijn ziel stijgt naar de hemel, want uiteindelijk heeft het eekhoorntje zich nooit misdragen, waar hij Petrus ontmoet, bij de hemelpoort. Hij begrijpt het niet, wat doet hij hier, hij was toch alleen?. Hij besluit het te vragen: Petrus, wat doe ik hier?. Ik was toch alleen toen ik de brug overstak?, en Petrus zegt: Ja maar mijn beste eekhoorn, een gewaarschuwd eekhoorntje telt toch voor twee?.
Er gaat een vrouw naar de dierenwinkel om een papagaai te kopen. Ze vraagt zich af waarom die ene papegaai zo goedkoop is, en de verkoper zegt. Hij heeft in een poef gestaan. Zegt hij dan vieze dingen ofzo. Dat niet, zegt de verkoper. Even later koopt ze de papegaai. Thuisgekomen vraagt de papagaai meteen: Nieuwe kamer?. Nee, zegt de vrouw. Even later komt haar dochter thuis en de papegaai zegt: Nieuwe wijven?. Nou moet je wel op je woorden letten. Dit is mijn dochter en je nieuwe huis en voor de rest wil ik geen onzin meer horen, zei de vrouw. Even later komt haar man thuis. Het eerste wat de papagaai zegt: Eindelijk weer eens een bekende.
Er komt een olifant voorbij lopen en die loopt nogal mank. Een muis ziet dat en vraagt de olifant wat er aan de hand is en de olifant zegt: Ik heb een splinter in mijn poot. O, zegt de muis, die wil ik er wel even voor je uittrekken. En de muis trekt de splinter uit de poot van de olifant. Zegt de olifant: Ik ben je eeuwig dankbaar. Als ik jou ooit van dienst kan zijn, dan moet je het maar zeggen. De muis zegt: Nou, dat komt goed uit. Ik ben een mannetjesmuis, jij bent een vrouwtjesolifant: Ik heb altijd al een olifant willen neuken. Nou, da's goed, zegt de olifant, ga je gang. Dus die muis loopt naar achteren, kruipt tegen de poot van de olifant op en tilt z'n staart op. Vlakbij in een boom zit een aap. Juist als de muis ten aanval gaat, gooit de aap een kokosnoot keihard op de kop van de olifant. De olifant gooit zijn oren opzij en zijn slurf omhoog: Tetteretetteretetteretet. Waarop die muis roept: Ja, schreeuw maar, schreeuw maar.
Elk jaar wordt er in september in Artis feest gevierd. Dan wordt er een voetbalwedstrijd gehouden: Elf olifanten tegen elf insecten. In de loop van de tweede helft staan de insecten met 8-0 achter. Dan zegt de coach tegen de duizendpoot: Oké, jij gaat erin. Vanaf dat moment verloopt de wedstrijd fantastisch voor de insecten: Ze winnen uiteindelijk met 9-12. De trainer van de olifanten is met stomheid geslagen. Hij gaat naar de coach van de insecten en vraagt: Waarom heb je die duizendpoot niet veel eerder ingezet?. Dat gaat niet, zegt de coach. Waarom niet?, vraagt de trainer van de olifanten. Weet je wel hoe lang het duurt, voordat die duizendpoot zijn schoenen aan heeft?, zegt de coach.
Een muis loopt ‘s avonds op straat en kijkt een beetje rond, opeens hoort hij getrippel achter zich. Hij kijkt achterom en ziet twee grote ogen van een kat. Hij rent als een gek, maar komt voor een muur te staan met prikkeldraad op de muur. Hij ziet de kat op hem afkomen. Hij waagt zijn leven en springt over het prikkel draad. Hij is blij dat de kat aan de andere kant van de muur staat. De muis loopt een stukje verder en hij voelt bloed bij zijn buik. Hij kijkt en zijn ballen zijn eraf. Die hingen nog aan het prikkeldraad. De muis denkt en gaat naar de dierenarts en vraagt om nieuwe ballen. De arts kijkt in het magazijn en heeft alleen nog ballen van een olifant. De muis moet een week wachten voor hij gepaste ballen kan krijgen, dus, doet hij het eerst met de ballen van een olifant. Maar de muis overlijdt al de eerste nacht. Hoe kan dat?. Hij verdronk in een natte droom.
Een regenworm en een mier overnachten samen in een hotel, en net als ze willen gaan slapen klinkt er in de kamer naast hun een ontzettend lawaai. Boos kruipt de regenworm uit bed om te zien wie de herrie veroorzaakt heeft, en als hij terugkomt zegt hij tegen de mier: Slapen kunnen we voorlopig wel vergeten, want onze buurman is erg dronken en is zijn schoenen aan het uittrekken, want het is een duizendpoot.
Op de Atlantische Oceaan vaart een groot cruiseschip met allemaal rijke mensen aan boord. Op het schip was ook een goochelaar. De goochelaar had een papegaai. Maar de papegaai verklapte al zijn trucs. De goochelaar liet een horloge verdwijnen. In zijn mouw, in zijn mouw. Op een gegeven moment kwam het schip tegen een mijn aan, en boem. Het hele schip is kapot. Iedereen was verdronken, behalve de goochelaar en de papegaai. Die dreven op de Atlantische Oceaan op een paar planken. Maanden gingen voorbij, en geen van beide zei iets. Na maanden te zwijgen vroeg de papegaai: Ik geef het op, waar heb je die boot gelaten?.
|