Een beruchtig gierigaard van het dorp ligt op sterven. Och jammert hij, ik wou dat ik al mijn grond kan meenemen naar mijn bestemming in de Noordpol. De pastoor schudt zijn hoofd en zegt: Gerard, maar dat is zinloos, het zou smelten.
Ik ben zowel blij als bedroefd, zegt Pol. Waarom ben je bedroefd?, vraagt André. Omdat mijn nieuwe auto gestolen is. En toch ben je ook blij?. Ja, mijn schoonmoeder zat er nog in.
Op een zekere dag komen twee patiënten bij de psyhiater, die beweren dat ze Napoleon zijn. De dokter vindt het eenvoudiger om ze samen te genezen en laat hen samen in een kamer opsluiten. De volgende ochtend bezoek hij het tweetal en vraagt hoe ze heten. Ik ben Napoleon, zegt de eerste. En jij?. Ik ben Josephine, zegt de tweede Blozend.
Een vader zegt tegen zijn zoontje: De ooievaar heeft ons vannacht een zusje bezorgd, en de kleine zegt: Er zijn zoveel mooie vrouwen en wat doe jij?. Jij gaat naar bed met een ooievaar.
Een Hollandse winkelier ligt op sterven, en met een zwakke stem vraagt hij: Waar is Caroline?. Ik ben hier aan je rechterzijde, pa. En waar is Annie?. Ik sta naast je, liefste, zegt zijn vrouw. Waar is Marijn?. Ik sta aan je voeteinde, pa. Met een laatste krachtinspanning komt de man overeind en met wijd openstaande ogen zegt hij: Maar wie staat er dan in Godsnaam in de winkel?.
Pak eerst maar eens de bezem en veeg het hier goed schoon, zegt de chef tegen zijn nieuwe werkkrachten. Maar meneer,ik heb aan de universiteit gestudeerd. Dan ligt de zaak natuurlijk anders. Heef mij die bezem maar, dan zal ik het u eerst eens voordoen.
Een klant komt in de gerage zijn wel zeer bejaarde auto afhalen. En?, hebt u mijn wagen grondig nagekeken?. Zeker, uw karretje heeft maar één onderdeel dat geen kabaal maakt, en dat is de claxon.
Een Hollander gaat naar het ministerie van justitie en zegt: Ik wil mijn naam laten veranderen. Waarom?, vraagt de ambtenaar. Ik heb thuis op zolder een doos met visitekaartjes gevonden, en nu vind ik het zonde die zomaar weg te gooien.
Zeg Paul, vind je het niet vervelend, om zoveel schuld bij de bank te hebben?. Integendeel, toen er nog geld op mijn rekening stond, moest ik elke keer weer lang in de rij voor de balie staan, om een bedrag op te nemen. Maar nu wordt ik discreet uitgenodigd, om in de directiekamer plaats te nemen. De directeur geef me dure sigaren en schenkt me soms hoogst persoonlijk een cognac in.
Een jongeman wendt zich tot de verkoopster en zegt: Ik zoek een mooi cadeautje voor een jonge vrouw. Hebt u iets speciaal in gedachten?, vraagt de verkoopster. Ja, daar heb ik immers dat cadeau voor nodig.
De echtgenoot bezoekt een huwelijksadviseur en beklaagt zich erover, dat zijn vrouw zo hardop praat in haar slaap. Ze roept voortdurend: Nee, Peter, nee. En u heet zeker Peter niet?. Nee, ik heet Jan. Ach meneer, zolang uw vrouw nog nee Peter roept, zou ik me geen zorgen maken.
Stralend zegt zij, na de verklaring: Als we getrouwd zijn, schat, krijgen we drie kinderen. Hoe weet je dat zo precies?, liefje, vraagt de bruidegom. Ze wonen nog bij mijn moeder, zegt ze.
Een dominee legt zijn gelovigen uit, hoe heet het in de hel is en zegt: Ik neem aan dat ieder van u weleens gesmolten lood heeft gezien?. Nou, in de hel noemen ze zoiets gesmolten ijs
De bisschop heeft alvast een flinke glas wijn gedronken, voor hij zijn ronde gaan doen. Kleine Karel kruipt bij hem op de schoot en zegt: Mammie, Sinterklaas ruikt naar rumbonen.
Waarom hebben zo weinig Hollanders een koelkast?. Ze geloven niet dat het lichtje in de koelkast uitgaat als men de deur ervan dichtdoet.
In een café zitten vier Belgen te kaarten, en de kastelein vraagt: Wat spelen jullie eigenlijk?. Eén van de vier kijkt op en zegt: Wat de anderen spelen, weet ik niet, maar ik zit te pokeren.
Mama, beginnen alle sprookjes met: Er was eens?. Nee Jantje, als je vader er één vertelt, begint het meestal zo: Ik moet overwerken, lieve.
|