Toen kreeg mijn hond niet enkel een werkloosheidsuitkering, maar werd hem ook kindergeld, gratis medische verzorging en een sociale woning aangeboden.
Hij is bruin, hij heeft krulhaar, spreekt geen woord Nederlands en heeft nog nooit een dag gewerkt in zijn leven.
Bovendien steelt hij alles waar hij zin in heeft.
Mijn hond gaat ook doppen.
Ik ben erin geslaagd om een werkloosheidsuitkering te krijgen voor mijn Bouvier.
Eerst had het OCMW er geen oor naar, maar na wat hevig discussiëren kwam er toch schot in de zaak.
Maar mijnheer, het is een hond, zei die trut.
Toen heb ik haar gezegd:
Hij heeft er niet voor gekozen een hond te zijn, en je mag hem niet discrimineren op basis van zijn ras.
Daar had ze niet van terug, maar ze bleef aarzelen.
Na nog vijf minuutjes onderhandelen haalde ik mijn beste argument boven: Mijn hond.
In een oud dorpje, waar nooit wat te beleven is komt een groot circus.
Iedereen van het dorp gaat er heen.
Het is reuzegezellig en de acts zijn geweldig.
Dan komt er een man met een olifant aangelopen naar het midden.
Hij vraag aan het publiek: Wie deze olifant 5 meter de lucht in krijgt verdient 500 euro.
Er is één slimme man in het publiek en loopt naar voren en gaat naar de olifant toe.
Hij bekijkt hem eens goed en kijkt of het een jongen of een meisje is.
Een jongen.
En hij geeft hem een enorme schop in zijn kruis.
De olifant schiet wel 6 meter de lucht in van de pijn.
Twee weken later komt datzelfde circus een paar dorpen verder op.
De man die 500 euro heeft verdient gaat natuurlijk weer heen.
Want dan kan hij weer geld verdienen en ja hoor, daar komt de man weer aan met de olifant. Net voordat de man de vraag wil stellen ziet hij de gelukkige winnaar in het publiek zitten en bedenkt gauw een andere vraag.
Wie deze olifant ja en nee kan laten schudden, verdient 500 euro.
Dezelfde man loopt weer naar voren en pakt een krukje en gaat voor de olifant zitten.
Hij kijkt hem diep in de ogen en vraagt:
Ken je me nog?. De olifant knikt ja.
Wil je nog een trap?. De olifant schud nee.
Vader loopt met zijn zoontje langs een wei met twee grote dekkende ezels en het zoontje vraagt aan zijn vader.
Papa, wat zijn die aan het doen?.
Die gaan trouwen, zegt vader.
Even later komen ze langs een weiland met twee hele kleine, dekkende ezeltjes en het zoontje vraagt weer: Papa, gaan die ook trouwen?.
Nee, zegt vader, dat doen alleen hele grote ezels.
Een man komt schreeuwend van de pijn, bij de dokter.
Alstublieft dokter, u moet me helpen, ik ben gestoken door een wesp.
Rustig maar zegt de dokter, ik doe er wel wat zalf op.
Ja maar die wesp vindt u nooit meer terug, die is al kilometers ver weg.
U begrijpt me niet, zegt de dokter, ik doe wat zalf op de plaats waar u bent gestoken.
Oh, zegt de man, ik was in de tuin en zat onder de appelboom.
De dokter (al wat bozer): Nee malloot, ik bedoel:
Op welk gedeelte van je lichaam heeft de wesp je gestoken.
De man (terwijl hij het nog steeds uitschreeuwt van de pijn):
De wesp heeft in mijn vinger gestoken en het doet echt pijn.
De dokter slaat met zijn vuist op tafel: Welke?.
Hoe weet ik dat nou, zegt die man, alle wespen zien er voor mij het zelfde uit.
Er waren twee vissen en het begint te regenen.
Zullen we onder de brug schuilen, anders worden we nat, zegt de ene vis tegen de andere vis.
Een aap komt de kroeg binnen, hij maakt een salto en de meneer aan de bar vroeg:
Waar heb je dat geleerd?.
In het circus, zei de aap.
Toen kwam er nog een aap binnen en maakte ook een salto.
Toen zei de meneer aan de bar:
Waar heb je dat geleerd?.
In het circus zei de aap terug.
Even later kwam de derde aap binnen, die maakte een flikflak twee salto's en een schroevendraaier.
Toen zei de man aan de bar, heb je dat in het circus geleerd?.
Nee zei de aap, ik struikelde over de deurmat.
Het éne ei vroeg aan het andere ei:
Hoe is het met je broer?.
Goed hoor, hij is juist benoemd tot advocaat.
Ben jij bang voor schildpadden, maar dat zijn toch heel vreedzame dieren.
Dat zeggen ze allemaal, maar je weet nooit wat zo'n pad in zijn schild voert.
Van alle zeewezens vormen de dolfijnen zonder enige twijfel de meest intelligente.
Ze kunnen, nauwelijks enkele dagen nadat ze gevangen zijn genomen, een mens ertoe brengen bij de rand van hun bassin te gaan staan en hen driemaal per dag vis toe te werpen.
Ik heb een bijzonder goed gedresseerde waakhond.
Voor vijfduizend euro mag je hem van me overnemen.
Dat is op zich niet gek.
Maar ik zou niet weten, wat hij dan nog moet bewaken.
Op straat danst een man van pijn van zijn éne voet op de andere.
Die teckel van u heeft me in mijn teen gebeten, roept hij woedend tegen een dame.
Deze haalt de schouders op en zegt:
U kunt van zo'n klein beestje toch moeilijk verwachten dat hij in uw neus bijt.
Er komt iemand te laat op zijn werk.
Waarom ben je zo laat?, vraagt de baas.
Nou, zegt de werkgever, ik heb een wekker met dierengeluiden.
Nou en?, buldert de baas.
Daar wordt je toch wel wakker van, of was hij kapot?.
Nee baas, vandaag waren de vissen aan de beurt.
|