‘k Heb deze nacht waarschijnlijk liggen dromen, want ’t was just gelijk ne vijver waar ik in lag. Alles was mesnat, toen ik uit mijn droom ontwaakte.
Ik zal u hem dan ook vertellen, nu ik toch wakker ben.
Want als ge ligt te slapen, dan gaat dat niet hé.
‘k Was gisternamiddag van plan om naar brussen te gaan betogen tegen die Corona-virus, maar ben toch thuis gebleven hoor.
Dat moet toch wel juist lukken zeker, dat ik daarvan gedroomd heb.
Ze hadden aan mij gevraagt of ik geen goesting had om mee te gaan naar Brussel, om te gaan betogen tegen diene Corona-virus.
'k Had in mijn linnenkast nog een oud wit laken liggen en nog wat groene verf over, die ik te veel had.
Een donkere zonnebril boven mijne scheve neus gezet en in grote koeienletters op dat wit laken geschreven: VIRUSSEN BUITEN, WIJ AANVAARDEN GEEN VIRUSSEN MEER.
In mijne diepe slaap en tijdens mijn nachtelijke droom ben ik met een deegrol in de rugzak de trein opgestapt, richting Brusse-Noord.
Ik moet u wel zeggen dat ik in mijne diepe slaap gene trein heb horen rijden hoor, want mijn twee oren lagen ook te slapen.
Potverdikke zeg, 'k was daar toch wel alleen zeker, maar na een kwartierke te hebben rondgelopen, kwam daar toch wel ne bus aangereden zeker.
Vol met virussen en van alle soorten en groten.
Toen ze mijne spandoek zagen, waren er daar toch een paar virussen bij die een beetje schrik begon te krijgen hoor.
'k Had ook nog ne meter bij hoor, om de afstand te meten, want voor ik vertrok hadden ze mij gezegt:
Flipper de flip, in die betoging moet ge één meter afstand houden.
't Was daar toch wel ne loebas van ne virus bij, die wat te dicht kwam zeker.
Ik haalde die deegrol uit mijne rugzag en geef hen daar toch ne patat, dat hij nimeer wist welke bus hij moest nemen om terug te keren.
Die oude virussen, die nu op pensioen zijn, waren rap weg hoor.
Just die nieuwe virussen zijn gebleven, want naar 't schijnt was er op de grote markt een virussen-bal.
Ze hadden aan mij gevraagd om ook aanwezig te zijn, maar ik was zo moe, dat ik verder bleef slapen.
PS. Ne mens kan toch rare dromen hebben he.
De ruiter van de nacht.
Hij is terug, de ruiter van de nacht.
Ik hoor het kloppen van mijn hart, op het ritme van zijn paard.
Zal hij vannacht nog stoppen in mijn stad, of zal hij wachten
tot ik moe van slaap, zijn naam vergeet.
Hoor ik in de wind zijn stille lach en fluistert hij heel zacht:
ach mensenkind, er is toch geen ontkomen aan.
Doe geen moeite, want ik vind je wel,
in al mijn dromen.
Groetjes van flipper de flip.
|