Toen ik nog nen jonge was en strenge winters waren dat het kraakte, hadden al onze beesten op de boerderij ne mantel rond hun lijf.
Ook over hun voeten waren er van die warme wollen kousen getrokken, en op hun kop hadden ze een warme sjaal gebonden, die ze hadden gekregen van soldaten die gesneuveld waren.
De koeien en paarden die in de wintermaanden hun dagen buiten moesten doorbrengen, omdat er in die kleine stallen geen plaats meer was, droegen allemaal een verwarmt winterpak.
Mijn vader ging elke morgen met 15 flessen, die gevuld waren met warme thee, naar de weide en goot die warme thee in een oude badkuip, die hij gewonnen had met een lotje van de boerenbond.
Den dag van vandaag is dat heel anders, want de modernisme heeft spijtig genoeg alles veranderd.
Maar of het ne goeie tijd is, dat betwijfel ik toch hoor.
Ik hoor de meeste mensen al zeggen:
- Natuurlijk is dat ne goeie tijd, want we kunnen ons meer permiteren.
Awel mannekes, vroeger kon ik dat niet, maar ik was potverdekke toch gelukkig hoor.
Maar ja, ne mens moet met de tijd meegaan hé.
En toch denk ik nog geregeld terug aan diene goeie ouwe tijd, en ik denk dat er velen onder jullie daar ook nog wel eens aan denken.
Stilaan en met veel weemoe aan den tijd van vroeger, heb ik mij toch kunnen aanpassen hoor.
Maar toch denk ik daar nog wel eens aan terug hoor en dan zeg ik in mijn eigen:
- Waar is de tijd van toen?.
Awel, spijtig genoeg is hij door de modernisme verdreven en komt hij niet meer terug. Hij heeft plaats gemaakt voor nen nieuwe tijd. Nen tijd vol misere en armoede. Van verdriet en pijn.
Daarom zeg ik: Wat ben ik blij dat ik geen twintig meer ben.
PS: Met dit gezegde ga ik sluiten, want de goeie ouwe tijd komt toch niet terug, en wij worden met zijn allen een dagje ouder.
Groetjes van flipper de flip.
|