Er waren eens 2 beren. Die 2 beren gingen brood halen, want ze hadden geen brood meer. Ze kwamen aan bij de bakker, toen zei de bakker. Het is de eerste keer dat ik 2 beren te voet zie gaan om brood. Zeggen die beren: Ja, dat zal ook wel de laatste keer zijn, want morgen is onze tandem weer gefixed.
Er komt een konijn bij de bakker en vraagt: Bakker, heeft u ook worteltjestaart?. Nee, het spijt me, zegt de bakker, worteltjestaart heb ik niet. De volgende dag komt het konijn weer langs en vraagt: Bakker, heeft u worteltjestaart?. Nee, zegt de bakker, worteltjestaart heb ik niet. Elke dag komt het konijn om worteltjestaart zeuren, en de bakker wordt het zo zat dat hij een worteltjestaart bakt. Als de volgende dag het konijn weer langskomt, vraagt hij: Bakker, heeft u worteltjestaart?. Ja, zegt de bakker. Zegt het konijn: Vies hé?.
Een vogeltje, een rendier en een krokodil babbelen over hun vakantieplannen. Nou, zegt het vogeltje, mijn vader kan heel erg goed vliegen, mijn moeder ook en ikzelf kan ook al aardig vliegen, ik denk dat we een vliegvakantie gaan houden. Het rendier denkt dat ze een wandelvakantie gaan hoeden. Mijn vader, zegt de krokodil, heeft een hele grote bek, mijn moeder heeft een grote bek en ik heb ook een hele grote bek, dus ik denk dat we dit jaar naar Duitsland gaan.
Waggelt een eend een bar binnen. Hij kijkt omhoog naar de barman en zegt: Heb u brood?. Nee, zegt de barman, dit is een kroeg, we verkopen alleen drank en hebben geen brood, ga weg. De eend gaat weg. De volgende dag komt die eend weer de bar binnen. Hij kijkt de barman aan en vraagt: Heb u brood?. Nee, zegt de barman, ik heb geen brood, weg hier, lazer op. Dus de eend vertrekt. Weer een dag later, waggelt de eend weer de bar in. Kijkt omhoog naar de barman en vraagt: Heb u brood? en die barman zegt: Nee, ik heb geen brood en als ik je hier nog een keer zie, spijker ik je snavel aan de bar vast. Weg hier. Dus de eend gaat weer weg. De dag daarna komt de eend weer de bar binnen en vraagt de barman: Heb u spijkers?. Nee, zegt de barman kwaad, ik heb geen spijkers. Zegt die eend: Oh, heb u brood dan?.
Zoon ijsbeer en vader ijsbeer zitten op de Noordpool in een iglo. B...b..be..ben jij een ijsb..b. beer p..pap?. Vraagt het zoontje plotseling en vader zegt: Ja natuurlijk zoon, wat dacht je dan. P..p...pa, is mam o..ook een ijsb..beer?. Ja, natuurlijk jongen. Antwoordt vader weer. E..e..en oma, is die o..ook een ij..ijsbeer?. Plotseling staat vader boos op en zegt: Maar natuurlijk. Wat zeur je nou. Waarop de zoon zegt: P..Pap, ik heb het zo k...k..koud.
Het éne ei vroeg aan het andere ei: Hoe is het met je broer?. Goed hoor, hij is juist benoemd tot advocaat.
Ober, wat moet die vlieg in mijn soep?. Weet ik niet meneer. Ik ben hier aanvaard als ober, maar niet als waarzegger.
Een heer komt in een dierenwinkel. Ik ben op zoek naar een rustige, zenuwachtige hond. Hoe zegt u?, vraag de verbaasde winkelier. Een onrustige hond. Zo een hond waar mijn vrouw van zal zeggen: Jan, ik geloof dat de hond nodig uitgelaten moet worden. Ga eens een eindje met hem wandelen.
Joske loopt een winkel binnen en zegt: Mijn vader is in een mierenhoop gevallen. En wat kom je nu halen?. Een zalfje of een drankje?, vraagt de verkoper. Nee, een fotorolletje. Zegt Joske.
Er waren twee vissen en het begint te regenen. Zegt de éne tegen de andere vis: Zullen we onder de brug schuilen anders worden we nat
Er staan twee mier beneden en een staat op en flat zeggen die mieren wat beneden staan: Hey man hoe is het daar boven?. Waarop de mier die op het flat staat antwoordt: Hoog man, jullie lijken wel mieren.
Er was eens een kameel en een olifant. Toen zei de olifant: Is het leuk met je borsten op je rug en toen zei de kameel: Gij moet niks zegen, met u piemel op u hoofd.
Je zegt tegen de slager, ik wil graag 1 kippenpoot. Dan zegt de slagen, komt voor elkaar. Je wacht al een uur voor je kippenpoot, opeens komt de slager terug en vraagt hij: Wil je het met veren of zonder veren.
Twee ijsberen verhuizen van de Noordpool naar de Zuidpool. Onderweg komen ze door de Sahara zegt de een tegen de ander: Gelukkig hebben ze hier wel gestrooid.
Er lopen twee kikkers op de snelweg, zegt de éne kikker tegen de ander: Pas op, daar komt een vracht-schildpad aan.
Twee hanen hebben niets te doen, zegt de éne haan tegen de ander: Weet jij wat we kunnen doen?. Zegt de andere haan: Naar de poulier gaan. Waarom?. Naar de blote meiden kijken in de etalage.
Waarom is een olifant groot grijs en rond?. Omdat als ie klein wit en vierkant zou zijn, hij een suikerklontje zou zijn.
Er lopen een kameel en een olifant in de woestijn. Zegt de olifant tegen de kameel: Wat zie jij er gek uit met die tieten op je rug. Zegt de kameel tegen de olifant: Ach kijk toch naar jezelf met je piemel aan je kop.
Wat is er met je hond gebeurd?. Hij ziet er niet uit. Ik wilde hem verven. Verven?. Maar daar kunnen honden helemaal niet tegen. Dat wist ik niet. Hij deed ook al zo raar bij het afbranden.
|