Als ik voor de allereerste op de wereld kwam, moest ik nog alles leren. Zoals iedereen, denk ik.
Ook het lopen moest ik nog leren, maar dat had ik rap onder de knie hoor.
Mijne pa zat dikwijls achter mij, en mijn ma riep dan:
- Lopen, pa zit achter u.
Mijn ma heeft dat dikwijls moeten roepen hoor, want ze stond altijd achter de venster te kijken of mijne pa achter mij niet zat.
's Avonds was ik zo moe, dat ik direct in slaap viel, van vermoeidheid zeker.
Mijn ma was natuurlijk heel blij, dat ik direct in slaap viel, anders moest ze mij een verhaaltje vertellen en halverwege viel ze zelf in slaap.
En als ze per ongeluk in slaap viel, was ze vergeten van mijne choco-melk op te warmen, voor de dag die nog moest komen.
Ik kreeg daar toch wel een verkoudheid van zeker, dat mijn ma mij in een microgolfoven moest leggen, om opgewarmt te worden.
't Is daarom dat ik hier rond loop met een bruingebrand velleke.
Nu kan ik al goed lopen hoor, want af en toe loop ik mijn eigen voeten voorbij.
Zo was mijn twee platvoeten eens voor twee weken op vakantie gegaan, en ik moest dan twee weken op mijn handen lopen.
Amai, was dat een raar gezicht hoor.
Ik zag dan ook alles omgekeerd, zodat ik niet eens wist of ik op mijn voeten of handen liep.
Op onze hof lag er nen molshoop en per ongeluk had ik hem met mijn 45 platgetrapt.
Amai zeg, ‘k heb nogal moeten lopen hoor, want al die blinde mollen zaten achter me aan.
Mijne had toch wel gezien zeker, maar mijn ma die voor de venster aan het kijken was riep:
- Lopen, pa zit achter u.
Maar nu ik groot ben en op eigen benen sta, doe ik alles kalmkes aan hoor.
Maar af en toe hoor ik toch nog het geroep van mijn ma, omdat ik er nog geregeld aan terug denk.
Het geroep van: Lopen, pa zit achter u, is verleden tijd, maar het blijft toch een herinnering hoor.
Een herinnering zoals vele herinneringen, die spijtig genoeg vervlogen zijn.
Groetjes van flipper de flip.
|