Een Duits zebra jong vraagt aan zijn moeder: Ben ik un zwarte zebra met witte strepen of een witte zebra met zwarte strepen moeder. Ik zou het niet weten, vraag het aan de leeuw, want hij is de koning van alle dieren en het zebra jong gaat naar de leeuw en vraagt: Ben ik un zwarte zebra met witte strepen of een witte zebra met zwarte strepen en de leeuw zegt: Ik zou het niet weten. Vraag het aan de uil, want hij is de slimste van alle dieren en het zebra jong gaat naar de uil en vraagt: Ben ik un zwarte zebra met witte strepen of een witte zebra met zwarte strepen en de uil zegt: Nou, jij bent een witte zebra met zwarte strepen. Het zebra jong vraagt: Waarom?, en de uil antwoord: Als jij een zwarte zeebra met witte strepen was, dan vroeg je: Jo man, ben ik un zwarte zeeebra mit witte streepu of ben k un wittuh zeebraa mit zartuh streepu Jo.
Een stoere zeebonk loopt in de haven een café binnen. Hij bestelt een pint aan de toog en ziet daar een bokaal vol met geld staan. Waarvoor dient al dat geld in die bokaal hier?, vraagt hij aan de baas. Ge moet daar honderd frank in smijten, zegt de baas. Dan mag je naar achter gaan, daar staat een paard, als je dat paard aan het lachen krijgt moogt ge al het geld uit de bokaal hebben. Ik wil je wel waarschuwen, zoals je aan de goedgevulde bokaal kan zien is het zeer moeilijk om hem aan het lachen te brengen. De zeebonk beslist van het een keer te wagen. Hij legt honderd frank in de bokaal en gaat naar achteren. Hij komt dadelijk terug en je hoort op de achtergrond het paard keihard lachen. De man neemt het geld en gaat weg. Een week later komt de zeebonk terug in de café en hij ziet opnieuw de bokaal staan vol met geld. Moet ik hem nog eens laten lachen?, vraagt hij aan de waard. Neen zegt hij, nu moet je het paard laten wenen. De man gooit honderd frank in de bokaal, gaat naar achter, keert direct terug en je hoort het paard keihard wenen. De waard: Vriend, nu moet je toch een vertellen hoe je dat doet. Awel, vorige week heb ik heb gezegd dat mijne lul groter was dan de zijne en vandaag heb ik hem laten zien, zegt de man.
In een groot bos loopt een magische kikker. De kikker is in heel zijn leven nog nooit een ander dier gezien, totdat er een haas langskomt gevolgd door een hongerige beer. De kikker is zo verast dat hij stop roept, de haas en de beer mochten allebei drie wensen laat doen. De beer en de haas zijn daar wel voor in, dus de beer mag beginnen met wensen. De beer wenst dat alle beren in het bos behalve hijzelf vrouwtjes beren worden. Dan mag de haas een wens doen en hij zei: Ik wil een motorhelm. Stomme haas, je kan toch ook geld wensen om een helm te kopen, zegt de beer. Maar ja de beer mag weer wensen en zei: De beer wenst dat alle beren in het bos ernaast behalve hijzelf ook vrouwtjes beren worden. Dan mag de haas weer een wens doen en zei: Ik wil nu een motor. Dan mag de beer zijn laatste wens doen en hij wenst dat alle beren over de hele wereld behalve hijzelf vrouwtjes beren worden. En tot slot mag de haas zijn laatste wens doen en zei: De haas zette zijn motorhelm op en start zijn motor. Ik wens dat deze beer hiernaast mij homo is, en de haas scheurt weg.
Een man is gebeten door een met hondsdolheid besmette hond. Hij wordt onmiddellijk naar het ziekenhuis gebracht en onderzocht. Als de arts heeft geconstateerd dat er inderdaad sprake is van hondsdolheid, vraagt de patiënt om een stuk papier. Wilt u uw testament maken?, vraagt de arts. Nee, ik wil even een lijstje maken met de namen van mensen die ik wil bijten.
In de bus zit een jonge man tegenover een aardige dame met een hondje op haar schoot. Om een gesprek aan te knopen, zegt de man: Ik wou dat ik dat hondje was. Dat weet ik nog zo net niet, zegt de dame, Ik ben met hem onderweg naar de dierenarts om zijn staart te laten couperen.
Het is allemaal nog niet zo erg, hoor dokter. Ik ben zo sterk als een beer, ik werk als een paard en als ik zo moe ben als een hond dan slaap en snurk ik als een os. En mijn vrouw vindt me nog steeds net zo lief als onze poes. Alleen als ik 's morgens naar het toilet moet, dan.....Ik weet al genoeg, zegt de dokter. Ik kan helaas niets voor u doen. U kunt beter naar een veearts gaan.
Wat kost die grote hond?, vraagt de klant in de dierenwinkel. 300 €, mevrouw. Lieve hemel. Dat is me te duur. En die kleine?. 500 €, mevrouw. En dat hele kleintje dan?. Dat is een echte kampioen, mevrouw. Die kost 1000 €. Allemachtig, steunt de dame. Wat kost het me eigenlijk als ik helemaal geen hond koop?.
|