Op ne warme, hete zomerdag was er ne man in de hof aan het werken, die later mijne pa is geworden.
Zijn madam was per ongeluk tegen de ronde tafel gelopen, die midden in ons huis stond.
Ze is dan ook mijn ma geworden, en is nog altijn mijn ma.
Ze lag daar op de grond te kermen van de pijn, want die ronde tafel had haar zere (pijn) gedaan.
Na een half uur hard werken, begon haar man een beetje moe te worden en had hij een droge keel gekregen, van de zon die boven zijne kop hing.
Toen hij in huis kwam, om iets te drinken, zag hij zijn vrouw daar liggen op de grond.
Door diene val op de grond, waren de stenen tegels zeker al tien centimeter gezakt.
Haar man is direct naar de schuur gelopen, de kruiwagen genomen, ons ma daarin gelegd en ermee naar het ziekenhuis gelopen.
Terwijl die vrouw op die bed lag, begon haar gezwollen buik wreed te zwellen.
Zodanig te zwellen dat die kamer veel te klein is geworden, en naar een grotere kamer gebracht werd.
Van de kinderkamer werd ze naar een éénpersoonkamer gebracht, waar ze geleidelijk kon herstellen.
Twee keer is haar water gebroken, zodat die kamer direct onder water stond.
De zijn dan in de zoo van Antwerpen twee olifanten gaan halen, om al dat water op te zuigen.
Die twee olifanten hadden zodanig veel water gedronken, dat ze er alle twee rond liepen met een waterhoofd.
Na negen maanden opsluiting klopte ik zodanig hard op haar opgezwollen buik, dat ik de verpleegster hoorde zeggen:
- Madammeke, nu moogt ge persen.
Die vrouw persde zodanig hard, dat de deur eruit vloog en de ruiten in duizenden stukken vlogen.
Door die persing werd de poort geopend en kon ik naar buiten komen.
'k Was natuurlijk wreed kontent, want zo negen maanden opsluiting in een donker kamerke dat veel te kleis was, is geen lacherken hoor.
Haar man was ondertussen flauw gevallen, want één van die olifanten had een onaangenaam geurke achtergelaten.
Ondertussen was die vrouw hare dikke buik al aan het zakken en kwamen de mensen de kamer binnengewandelt, om mijn geboorte te vieren en ook mijn verjaardag te vieren.
Mijn eerste kado dat ik kreeg, was een scheerapparaat. En ik potverdikke nog geen baard staan, op mijn gezicht.
Diene vent is later mijne nonkel geworden, maar ondertussen is hij spijtig genoeg van het toneel verdwenen.
Van een onbekende vrouw kreeg ik een briefke van vijftig frank, terwijl ik potverdikke nog geen spaarboek had.
Na een paar dagen mocht die vrouw naar huis gaan en ik mocht mee. Thuis gekomen kreeg ik direct een lekske op mijn gezicht, van ne hond die later mijne vriend is geworden.
Ook hij is spijtig genoeg van het toneel verdwenen, maar ondertussen is een andere hond mijne vriend geworden.
En zo heb ik mijn vader en moeder leren kennen, en stilaan leerde ik gans de famillie kennen.
Later leerde ik ook mijn broers kennen, want ook zij zaten nog in de wachtkamer, te wachten.
Kind zijn is leuk.
De glimlach van een kind,
doet ons zoveel plezier.
Zij hebben nog geen zorgen,
en leven in een bestaan,
waar zij geen echte pijn kunnen ervaren.
Ze zijn zo vaak gelukkig,
met die kleine dingen in dit leven,
en zien alles zo rooskleurig aan.
Konden we hen maar besparen van alle ellende,
die nog moeten komen.
De glimlach van een kind,
doet ons beseffen dat ik leef.
Want vaak wanneer we het even niet meer zien zitten,
en we zien daar die kinderlach,
wel ook dan vormt er zich een lach rond ons lippen.
Als we kijken naar die lach,
die glimlach van dat kind,
doet ons weer dromen over toen,
over het moment dat wij zo gelukkig waren,
zonder pijn en zonder verdriet.
Want de glimlach van een kind,
doet ons vaak plezier.
Groetjes van flipper de flip.
|