Awel mannekes, ge moet eens eerlijk zijn, hoeveel van die oude beroepen zijn er nog?. Niet veel meer hé. Maar af en toe ziet ge hier in ons klein Belgenlandje nog ne mens rondlopen, die wreed veel gehecht is met zijn oude ambachtelijk beroep, en ze ook nog uitoefend. Dat zijn meestal mensen die daar moeilijk afstand kunnen van nemen, en ze hebben nog gelijk ook.
Ik herinner mij nog heel goed, die leuvense stoof die daar aan het branden was met zwarte kolen, die door de mijnwerkers naar boven werden gehaald, om ons toch maar ne warme winter te bezorgen. 't Is in feite dank zij de koolmijnen en de mijnwerkers, dat we onze leuvense stoof kon branden houden. Want een koolmijn zonder mijnwerkers, is als een café zonder een cafébaas of bazin. Ik weet het nog heel goed, toen ik als kleine snotter mee mocht gaan op schoolreis naar Charleroi waar de koolmijnen lagen. Die mijnwerkers moesten daar hart werken, voor hun boterham en hun groot gezin te te kunnen onderhouden.
Ja mannekes, vroeger waren dat lange dagen, zeker als ge meer dan acht uur per dag moest werken. Want in diene tijd was het nog geen sprake van een 38 uren week hé. En velen van die mijnwerkers moesten heel diep onder de grond neerdalen, om die zwarte steenkolen te kunnen los kappen of boren hé. Ze waren wit voor het neerdalen, en ze waren pekzwart van 't stof als ze naar boven kwamen. Met de modernisme zijn intrede, is stilaan de steenkolen vervangen door aardgas. Om nog maar te zwijgen over de kasseileggers, die dagelijks kilometers kasseien moesten heraanleggen of vernieuwen. Ja mannekes, vroeger waren er dan ook veel meer kasseibanen dan nu hé. Nog een paar kasseibanen zijn overgebleven, waar nu de coureurs over daveren met hun dunne bandjes of tubes. Ook die mensen moesten hard werken, maar ze deden het graag. Zowel zomer en winter was dat hard labeur en wreed afzien, waar ge met blaren op uw handen naar huis reed. Maar ook bij regenweer werd af en toe nog doorgewerkt, waar de regentranen langs je gezicht naar beneden liep. En dan kon ge naar huis rijden na nen lange dag van hard labeur, waar het vrouwke u stond op te wachten met ne warme chocomelk.
En de smid, die in diene tijd zijn handen vol had met het smeden van hoefijzers. Hoefijzers om op de onderkant van een paard zijn voeten vast te nagelen, gelijk wij schoenen aan onze voeten doen met onderaan een schoenzool. Of nen smid die een ijzeren hekken moest smeden, of ne ijzeren band van een karrewiel. Zelfs nen molennaar had zijn werk, of ne pottenbakker. Zo zijn er nog heel wat oude beroepen, die spijtig genoeg verdwenen zijn. Allé, bijna toch, want hier en daar worden die oude ambachten nog uitgevoerd of aangeleerd.
Ja mannekes, waar is diene schone tijd naartoe hé.
Groetjes van flipper de flip.
|