De kwal hoort bij de netel- en holtedieren. Holtedieren zijn dieren met een holte in hun lichaam, daar horen ook koralen en poliepen bij. Bij de kwal zit de opening van de holte aan de onderkant en daarom ziet hij er paraplu-achtig uit. Die opening heet de mond.
Neteldieren zijn dieren die netelcellen om hun mondopening hebben, een netelcel lijkt op een klein harpoentje met een klein beetje gif eraan. Als je een tentakel van een kwal aanraakt al ligt hij op het strand schiet hij zo'n harpoentje af wat jeuk of pijn veroorzaakt.
Een kwal bestaat ongeveer uit 95% water. Een kwal heeft geen bloed, hart, skelet of hersenen. Sommige kwallen hebben wel spieren, dan kunnen ze ook tegen de stroming van de zee inzwemmen. Dan trekken ze hun lichaam samen en persen ze het water uit hun lichaam en zo komen ze vooruit.
Ik ben vandaag geraakt door de zon Ja, gek he, ook ik wist niet dat het kon Zelfs zonder dat hij scheen Stak hij dwars door mij heen
Ik ben vandaag geraakt door de zon Hij prikte zo maar op mijn hoofd Het kriebelt overal En niemand die mij geloofd
Maar misschien, als je goed luistert Naar wat er diep van binnen fluistert Dan voel je misschien zo'n kriebelstraal Pas dan maar op, zo begint het allemaal
Voordat je het weet Krijg je het warm en heet En geraakt door de zon Tsja, ook ik dacht dat dat niet kon
In Europa wordt in 1618 voor het eerst melding gemaakt van het principe van de doorslaande tong in een werk van Michael Praetorius.
Het is 1821 als Friedrich Buschmann uit Friedrichsroda in Thüringen op het idee komt meerdere doorslaande tongen van metaal zo op een klankhout te bevestigen, dat men deze met de mond kon aanblazen om het te kunnen gebruiken als stemapparaat. De eerste mondharmonica was geboren. In 1822 bracht hij enkele verbeteringen aan, hij voorzag het geheel van een leren blaasbalg en van dubbeltongen waarvan de een op zuig- en de andere op druklucht reageerde, en voorzag de ventielen van speeltoetsen, hij noemde het apparaat Handäoline.
In 1829 leidden al die probeersels uiteindelijk tot de ontwikkeling van het diatonische accordeon. Op 23 mei van dit jaar vroegen twee uitvinders toevallig tegelijkertijd octrooi aan: Cyrillis Demian (Wenen) voor zijn accordion en Charles Wheatstone voor zijn (nog mondgeblazen) symphonium, dat jaren later tot de eerste eigenlijke concertina zou leiden. Demian had zijn uitvinding "accordion" genoemd omdat zijn instrument vier tonen tegelijkertijd met de melodietonen ten gehore bracht. Het is niet bekend of Demian op de hoogte was van de experimenten van Buschmann.
Dat allereerste accordion van Demian is jammer genoeg niet bewaard gebleven. Het diatonische accordeon werd ontwikkeld van een instrument met 5 toetsen die elk 2 verschillende accoorden konden produceren, tot een instrument met 2 rijen toetsen en enkele tonen die bij het induwen en uittrekken van de balg een verschillende toon vormen. De vibrerende delen waren dunne metaalplaatjes die in een kader doorslaand konden vibreren. Het geheel had een toonomvang van 5 tonen c t/m e.
Kort na dit eerste accordion bouwde Damian grotere modellen met zes toetsen, daarvan zijn er wel bewaard gebleven in het technische Museum van Wenen. Iedere toets gaf 2 verschillende tonen, één bij het uit trekken en één bij het induwen van de balg. Daardoor had een accordion met 5 kleppen een toonomvang van 10 tonen. Bij elke van deze tonen hoorde een akkoord als begeleiding.
In 1831 bouwde Demian het eerste complete accordion, dat in een rij de tonen van de betreffende toonladder omvatte en in de tweede rij de onbrekende tussentonen.
In 1834 liep Demian zijn patent af, waarna de productie van accordeons zich in Europa snel uitbreidde. Een van deze eerste modellen van Demian vond zijn weg naar Italie waarin 1863 Paolo Soprani een exacte kopie van het origineel had nabouwde. Dit was het begin van de Italiaanse accordeon industrie rond Castelfidardo.
Rond 1850 krijgt de linkerkant de eerste 2 toetsen: 1 voor de grondbas en 1 voor het bijbehorende accoord.
Rond 1880 breekt het instrument pas echt door met name door de productie vanuit Duitsland, die het instrument verder ontwikkelden van 1-rijer tot 2 1/2 en 3-rijers met 4 tot 10 bassen. Prijs-technisch gezien waren deze instrumenten zeer concurrerend en dat heeft er toe geleid dat aanschaf binnen bereik kwam van vele mensen.
In Nederland is de accordeon waarschijnlijk via de Duitse Grens binnengekomen. Nederland heeft een aantal grote accordeon artiesten voortgebracht. Om een aantal bekende namen te noemen:
Jan Klein-Hesseling Arie Maasland Harry Mooten John Woodhouse
Hoewel de stoomtram en de latere motortram nooit in 's Graveland is geweest, past deze plaats wel in het verhaal van de tramwegen van het Gooi.
Na de opening van de Oosterspoorweg in 1874 tussen Amsterdam en Hilversum, begonnen vele Amsterdammers pas goed het Gooi te ontdekken. Zozeer zelfs dat vele zakenlieden in Hilversum en Bussum villa's lieten bouwen. Maar omdat deze nieuwe wijken (o.a. 't Spiegel in Bussum en de wijk 'Boomberg' te Hilversum) nogal een eind van de stations Naarden-Bussum en Hilversum af lagen wilde men tramlijnen gaan aanleggen. De paardetram was een initiatief van de Bussumer A.G. Heineke Dzn. In 1870 stelde hij voor Hilversum te verbinden met Naarden, Bussum, Het Spiegel en de s-Gravelandse buitenplaatsen. Het plan werd gefinancierd door de twee Hilversummers W.Heijbroek jr . en Ir.J. Geveke en door de gemeente zelf. De gemeente Hilversum was zeer gekant tegen stoomtractie in het centrum, vandaar dat er gekozen werd voor paardentractie. In augustus 1885 werd aan de heren Heijbroek en Geveke een concessie verleend tot aanleg van een paardetramlijn van Station Hilversum tot vlakbij de 'Smitsbrug'. Deze zou in 1889 verlengd worden via het Noordeinde tot vlak bij de 'Klapbrug'. Op 9 februari 1887 werd de 's Gravelandsche Tramweg Maatschappij N.V. opgericht. Het materieel bestond aanvankelijk uit 2 gesloten rijtuigen, later aangevuld met een derde. In 1898 en in 1900 kwamen daar nog twee open rijtuigen bij. Korte tijd heeft er ook een zijlijn bestaan langs de Vaartweg tot aan het Suzannapark vlak bij de Schuttersweg (1893-1898). De Gooische Stoomtram vroeg in 1910 om een concessie voor de lijn Hilversum - 's Graveland - Bussum, maar deze is nooit verleend. De paardetram heeft zelf ook geprobeerd om de lijn door te mogen trekken naar Bussum, maar ook zij hebben daar nooit een concessie voor gekregen. Op 30 september 1923 reed de laatste paardetram. De veel snellere autobus van de AMOVAM (Algemeene Motor Omnibus en Vracht Auto Maatschappij) bleek een te grote concurent. Dit bedrijf wordt in 1923 overgenomen door de MOGH (N.V. Motor Omnibusdienst Gemeente Hilversum) welke op haar beurt in 1942 onderdeel wordt van de GoTM (Naamloze Vennootschap Gooische Tramweg-Maatschappij) die sinds 1939 naast de tramdiensten ook busdiensten verzorgde
In 87 Europese dierentuinen leven anno 2005 ca. 220 Siberische tijgers. Daarvan nemen 70 tijgers niet deel aan het Europese soortbehoudprogramma EEP, omdat ze te oud zijn, onvruchtbaar, of om een andere reden.
Op 27 juni2005 zijn in Dierenpark Amersfoort twee jonge tijgertjes geboren: Laslo (♂) en Laila (♀). De moeder is de driejarige Kira. Zij kwam in maart 2004 vanuit Dierenpark Emmen naar Amersfoort om een fokpaar te vormen met Tientsie.
Op 26 maart2008 werden er opnieuw twee tijgertjes geboren. Eén jong is kort na de geboorte overleden, van de ander is op 10 april2008 het mannelijke geslacht vastgesteld. Er is een prijsvraag uitgeschreven voor de naam van dit mannetje en daar is de naam Yegor Zov uitgekomen.
Enkele feiten over de tijger
Tijgers kunnen prooidieren verslepen waarvoor 5 mannen nodig zouden zijn.
Tijgers zouden de roep van herten nadoen om ze te lokken. Dit is echter een legende. Als ze zon geluid produceren, is dat puur toeval.
Om te kunnen overleven hebben tijgers tot 10 kg aan voedsel nodig, elke dag opnieuw.
Een tijger kan 1000 km afleggen in 22 dagen.
De zwaarste Siberische tijger woog om en nabij de 400 kg.
Symbolisme
De tijger staat afgebeeld op het wapenschild van de Russische kraj Primorski en wordt door veel nationale Russische volkeren in het Russische Verre Oosten die het sjamanisme aanhangen vereerd.
De Siberische tijger (Panthera tigris altaica) is een zeer zeldzame ondersoort van de tijger. Hij komt nauwelijks nog voor in het wild, waar nog maximaal 400 exemplaren leven. Ondanks dat hij bijna is uitgestorven in het wild, zijn er veel exemplaren in gevangenschap, die zich ook voortplanten. Het is tevens de grootste van de tijgers (en de katachtigen). De Siberische tijger staat ook wel bekend onder de naam Amoertijger, Koreaanse tijger, Mantsjoerse tijger, Noord-Chinese tijger of Oessoeritijger, afhankelijk van waar deze voorkomt. De Siberische tijger heeft geen vaste paarperiode en houdt zich in leven door andere zoogdieren te eten, soms wel twee keer groter dan de tijger zelf
Verspreidingsgebied
Het territorium kan tot 3000 km² groot worden en omvat de beide oevers van de rivieren Amoer en Oessoeri in de Russische krajsChabarovsk en Primorski (in 1996 werden 415 tot 476 geteld) en ongeveer 10% (10 tot 50 exemplaren) leeft in het noorden van de Chinese regio Mantsjoerije (Heilongjiang). De Oessoeritijger leeft vooral aan de uitlopers van het gebergte Sichote-Alin in het district Lazovski van kraj Primorski (ongeveer een zesde van alle Siberische tijgers).
Leefwijze
Deze tijger blijft, afhankelijk van de voedselvoorraad, soms jarenlang in een vast territorium. Ze markeren dat territorium met urine, en krabben aan de bomen. Mannelijke territoria overlappen elkaar nooit, vrouwelijke daarentegen wel. De Siberische tijger houdt vijanden buiten op plaatsen waar hij het nodig acht, zoals een grote voedselbron, of een stuk grond dat tevens aan een wijfje behoort. Wat wel kan is het doorkruisen van het gebied door zowel mannetjes als vrouwtjes, zolang ze er maar niet blijven.
Voortplanting
Door te krabben op bomen, of door urinemarkeringen laat het vrouwtje weten dat ze klaar is om te paren. Tijgervrouwtjes zoeken een mannetje, omdat de mannetjes een enorm territorium hebben. Het vrouwtje is vruchtbaar gedurende 7 dagen. Het mannetje en het vrouwtje paren meerdere keren, daarna verlaat het mannetje het vrouwtje en gaat hij opnieuw op zoek. De blinde jongen worden geboren na 95 tot 112 dagen. Het zijn er maximaal zeven. De moeder blijft de eerste weken altijd bij haar jongen. Na twee weken breken de tanden door en gaan de ogen open. Na twee maanden wordt de melkproductie bij de moeder verminderd, en eten de jongen al vlees. Tegen een maand of zes kunnen de jongen al jagen. De welpen zijn zelfstandig na hun eerste jaar, een jaar later kunnen ze al grote prooien doden. Na 3 tot 5 jaar verlaten ze hun moeder om een eigen plaats te veroveren.
Voedsel en jacht
Een tijger heeft, ondanks zijn grote kracht en goed ontwikkelde zintuigen, maar 10% kans op een prooi. Hij sluipt, zoals de meeste katachtigen, en zelfs tot op 10-25 meter afstand. Daarna maakt hij een enorme sprong (+10 meter!) en hapt naar de nek. Hij laat zijn prooi stikken. Kleine prooidieren worden in de nek gebeten, en overlijden meteen. Een tijger trekt zijn prooi naar een schuilplaats. Daar eet en drinkt hij, waarna hij de resten verstopt en gaat slapen. Daarna eet hij de resten op. Siberische tijgers zijn echte vleeseters (carnivoren). Ze leven van grote prooien, soms zijn deze wel drie keer zo zwaar als zijzelf, bijvoorbeeld een buffel. Ook eten ze Sika- en edelherten, wilde geiten en zwijnen, elanden, lynxen en ook wel beren. Siberische tijgers verschijnen regelmatig op de stranden langs de Japanse Zee. Daar hebben ze het gemunt op herten die zout likken en eten van aangespoeld zeewier.
Speciale aanpassing
De Siberische tijger leeft in zeer koude omstandigheden. Hiervoor heeft hij zich aangepast. Hij bezit een dichtere wintervacht met lange haren, die lichter is (geel) dan die van andere tijgers (oranjerood.) Ook heeft hij een vetlaag langs zijn flanken en zijn buik van zon 5 cm dik. Dit beschermt hem tegen de ijzige wind en temperaturen van soms wel -45 °C.
Afmetingen en uiterlijke kenmerken
Een mannetje kan ruim 3 meter lang worden (exclusief de staart van 1 meter), een vrouwtje is meestal kleiner. De grootste gevangen tijger aller tijden had een lengte van 3.70 meter. De schofthoogte bedraagt ruim een meter, en zijn gewicht varieert van 250 tot 280 kg. Een vrouwtje kan zo'n 7 jongen werpen, na een draagtijd van 95-112 dagen. De paartijd is het hele jaar door, en tijgers zijn geslachtsrijp vanaf hun 3e jaar. Mannetjes leven solitair. Tijgers zijn voornamelijk s nachts actief. Ze eten vooral edelherten, sikaherten, wilde geiten, wilde zwijnen, elanden, lynxen en zelfs beren, en ook wel eens kleine zoogdieren. Een tijger kan in het wild zon 15 jaar oud worden.
WASHINGTON (AP) - Wetenschappers hebben in het Foja-gebergte, aan de westkant van Nieuw-Guinea, nieuwe diersoorten ontdekt.
Kikker met lange neus
Het team van Conservation International, gesteund door de National Geographic Society en het Smithsonian Institute, ondernam in 2008 een expeditie naar het gebied en maakte gisteren de resultaten bekend.
Paul Oliver, een herpetoloog (een bioloog gespecialiseerd in reptielen en amfibieën), ontdekte tijdens een lunch in het kamp een diertje op een zak rijst. Na beter gekeken te hebben, bleek het te gaan om een voorheen onbekende kikkersoort met een lange neus.
De kikker met de lange neus is niet het enige dier dat de wetenschappers vonden. Volgens Kristofer Helgen, conservator in het Smithsonian National Museum for Natural History, was een van de meest bijzondere dieren die de wetenschappers hebben gezien de zeldzame goud-gemantelde boomkangoeroe.
Ook ontdekten de wetenschappers mogelijk het kleinste lid van de kangoeroefamilie, een kleine wallaby die zich heeft aangepast aan het leven in het bos.
Een andere grote verrassing was de ontdekking van ornitholoog Neville Kemp. Hij zag een koppel nieuwe keizersduiven, die veren in verschillende delen van hun lijf hebben die er bruin-, wit- en grijsachtig uitzien.
Er werd ook een tiental nieuwe insectensoorten ontdekt, een grote wollige rat en een gekko met gele ogen en gekromde tenen.
Als planten en dieren over de hele wereld worden uitgeroeid in een tempo dat in miljoenen jaren nog nooit zo hoog is geweest, dan is de ontdekking van deze absoluut ongelofelijke levensvormen het broodnodige positieve nieuws', aldus Bruce Beehler, wetenschapper bij Conservation International. Plaatsen zoals het Foja-gebergte vertegenwoordigen een gezonde toekomst voor ieder van ons.'
Vandaag werd een hartstilstand de beroemdste cowboy van België fataal. Bobbejaan Schoepen had er een carrière van meer dan een halve eeuw opzitten en was lid van een zeer select gezelschap Vlamingen die ook in het buitenland potten konden breken.
Vooral in de jaren '50 en '60 gold de zingende cowboy als één van onze belangrijkste ambassadeurs in het buitenland: in de loop der jaren verkocht hij miljoenen platen in Europa en de Verenigde Staten, en werd hij meermaals gelauwerd om zijn uitzonderlijke fluit- en jodelcapaciteiten. Behalve een reeks internationale erkenningen ontving hij in 2007 nog een ZAMU Lifetime Achievement Award, en na jaren stilte werkte hij in 2008 zelfs nog een spraakmakende comeback met een mooie, sfeervolle plaat vol nieuwe liedjes en nieuwe versies van oude nummers. Eind vorig jaar verscheen ook een ambitieus driedelig carrière-overzicht, The world of Bobbejaan-songbook. Vorige week raakte bekend dat binnenkort een bundeling zal verschijnen met partituren van een dertigtal Bobbejaan-songs, en dat ook een live-cd op stapel staat waarop een aantal Vlaamse artiesten nummers van Bobbejaan zullen coveren, waaronder Paul Michiels, Liliane Saint-Pierre, Jan De Smet, Geike Arnaert en Daan Stuyven.
4 personen : - 2 meloenen- 1 krop sla - 300gr cocotailgarnalen - 2 el citroensap - - 5 el maisolie - 1 el gehakte peterselie - handvol verse kruiden.
bereidingswijze: 1. halveer de meloenen en verwijder de zaadjes. Lepel het vruchtvlees uit met een parisiennelepel, en leg de lege helften even apart. Spoel de sla en scheur de blaadjes in stukjes. 2. maak een vinaigrette met het citroensap en de olie.Voeg er de peter- selie aan toe en breng op smaak met peper en zout. Meng de garnalen met de meloenbolletjes en roer de vinaigrette erdoor. 3. Vul de meloenhelften met sla en schep de er de meloen-garnaalsalade op. werk af met verse kruiden.
Er wordt op vele plaatsen intensief op wilde ganzen gejaagd. Hierdoor worden ze schuw en oplettend. Hun tamme soortgenoten worden in de bio- industrie vetgemest, o.a. voor het verkrijgen van ganzenlever. Ook worden tamme ganzen gebruikt om te plukken. De donsveren worden gebruikt als vulling van dekbedden. Tamme ganzen kunnen 2 tot 3 keer per jaar geplukt worden. Tamme ganzen leggen 40 tot 60 eieren per jaar. Deze zijn geschikt voor consumptie. In verband met salmonella moet een ganzenei 15 minuten worden gekookt. De slagpennen van de gans werden al in de oudheid gebruikt om mee te schrijven.
Symboliek:
In de christelijke iconografie is een gans het attribuut van Martinus van Tours en de heilige Pharaïldis van Gent.
De gans komt ook voor op schilderijen met als onderwerp Philemon en Baucis en de Ganzen van broeder Filippo.
Het voedsel bestaat uit plantaardig materiaal. Ganzen trekken in familieverband of grote troepen. Ze vliegen in V- vormige formaties of golvende linies. Ook in het overwinteringsgebied leven ze in groepen, ook wel toom genoemd.
Door in V- formatie te vliegen hebben de vogels een grotere vliegcapaciteit. De ganzen die volgen maken gebruik van de lift die volgt uit vleugelslag van de voorganger. Tijdens het vliegen praten de ganzen met elkaar. De achterste ganzen moedigen de voorste aan om op snelheid te blijven. Een gans kan snelheden tot maximaal 46 km per uur halen.
Als een gans ziek wordt of gewond raakt en daardoor niet meer in staat is mee te vliegen dan zullen twee ganzen bij de zieke gans blijven totdat deze hersteld is of overleden. Samen zullen de ganzen trachten hun groep in te halen.
Ganzen zijn monogaam: paren blijven hun hele leven bij elkaar. Het nest bevindt zich op de grond. De vrouwtjes bekleden het met dons, dat ze uit hun eigen borst plukken. De jongen zijn nestvlieders en verlaten het nest dus al spoedig na het uitkomen. De ouders houden ze nog wel warm en bewaken ze. Voedsel zoeken doen ze echter zelf.
Ganzen zijn zeer waaks en kunnen lelijk met hun vleugels slaan. Bij naderend gevaar zullen ganzen luid gakken. Om deze reden werden ganzen vroeger als waakvogel gehouden.