.De kleine vos afmeting 40 tot 50 mm.
De kleine vos is een erg kleurrijke en gemakkelijk te herkennen vlinder met oranje als hoofdkleur, maar ook wit, geel, zwart en blauw zijn op de vleugels te vinden..
De onderzijde van de vleugels camoufleren deze mooie vlinder uitstekend, wanneer hij in rusthouding met samengeklapte vleugels op de grond of op een boomstam zit.
Alle Nymphalidea hebben een typische manier van vliegen : na elke vleugelslag houden ze de vleugels helemaal recht uitgestrekt naast hun lichaam en blijven een poosje zweven zonder hun vleugels verder te bewegen.
.In het voorjaar van het jaar daarop komen de jonge spinnen uit de cocon.
Ze blijven enkele dagen in een dicht groepje bij elkaar.
Daarna gaan ze elk hun eigen weg en maken ze hun eerste wielweb.
In de herfst, als ze slechts 3 - 5 mm lang zijn, zoeken ze een beschut plekje om te overwinteren.
Pas in het voorjaar daarop worden ze geslachtsrijp.
Hierbij nog een foto van hoe een kruisspin haar prooi inpakt.
.Kruisspinnen bouwen hun wielweb vooral tussen lage takken van bomen en struiken.
Meestal zitten ze overdag midden in het web op de loer.
Het mannetje zwerft in de zomer rond om een wijfje te vinden dat bereid is met hem te paren.
Hij maakt een speciale draad ( de baltsdraad) vast aan de rand van haar web probeert haar aandacht te trekken door er ritmische rukjes aan te geven.
Als ze naderbij komt volgt de paring.
In de herfst maakt het wijfje verschillende cocons van gele spindraad, waar ze voor ze sterft de eitjes in legt.
.Deze kruisspin, die in West- en Midden- Europa overal vaak voorkomt, is niet alleen in bossen en op open terreinen met wat bomen te vinden, maar ook in de tuinen.
Hierbij nog een foto van pas uitgekomen kruisspinnen.
.De lichaamslengte van het wijfje bedraagt 12 - 17 mm, die van het mannetje slechts 5 - 10 mm.
De grondkleur van de kruisspin varieert van lichtbruin en roodbruin tot bijna zwart, maar altijd vertoont het tamelijk ronde achterlijf van deze kruisspin een kenmerkend patroon van witte vlekken die samen een kruis vormen.
.Wetenswaardigheid:
Het eekhoorntjesbrood is een eetbare paddestoel.
In de franse keuken hebben ze er een aantal beroemde gerechten weten van te maken.
. - Vroeg Eekhoorntjesbrood
Het vroeg Eekhoorntjesbrood(boletus reticalus) groeit onder loofbomen en onderscheidt zich door een lichter gekleurde, fijn fluwelige hoed en een fijne overlangse nettekening op de steel
.Het eekhoorntjesbrood is wel de meest begeerde van alle eetbare paddestoelen, en samen met de naaste verwanten altijd te herkennen aan de bruine hoed en de eerst grijswitte, later via geel naar olijfgroen verkleurende buisjeslaag.
. Het eekhoorntjesbrood komt voor in naaldbossen onder fijnsparren en dennen, in veel jaren niet zeldzaam.
In Midden-Frankrijk verschijnen ze regelmatiger want het schijnt dat ze beter gedijen bij de eerste herfstregens na een warme zomer.
.Hoed:
In de jeugd is eekhoorntjesbrood kussenvormig gewelfd, later toenemend vlakker, dikvlezig, lichtbruin tot diep kastanjebruin; in vochtige toestand
iets vettig; tot ruim 15 cm breed
Buisjeslaag:
in de jeugd grijs-wit, later geel, tenslotte olijfgroen, rond de steel diep uitgebocht, met nauwe poriën.
Steel:
De steel van het eekhoorntjesbrood is knotsvormig, grof, laterlanggerekt, met roodbruine, overlangse marmertekening op lichte ondergrond, bovenaan met lichte nettekening.
Vlees:
Het vlees is wit, na aansnijden niet verkleurend, met zachte, aangename smaak.
.Vooral ook niet te veel eieren onder de hen schuiven, anders bestaat de kans dat er eieren wegrollen en afkoelen, waardoor het embryo zal afsterven.
Een broedse hen eet en drinkt minder, maar hefet toch elke dag vers water en een beetje graanvoer nodig. Als het hele broedproces goed verloopt dan zullen de kuikens 21 dagen na de start van het broeden uit hun ei breken.