Een fee
Mevrouw De Wit zat even. Ze had de was in de soda
gezet en nu zat ze even, en keek op de klok of het
tijd werd voor koffie. Toen zag ze naast de radio
een fee staan. Mevrouw De Wit wreef zich met een
hand over de ogen en keek nog eens. Het bleef een fee.
Zo eentje met glinsterende sterren op het gewaad,
met lichtende haren en met een staf.
Waar komt u voor? vroeg mevrouw de Wit.
De fee aarzelde even. Ik
eh
U mag een wens doen,
zei ze.
Bent u van de Ova prijsvraag, vroeg mevrouw De Wit.
Waarachtig niet, zei de fee. Volstrekt niet.
Dan zeker van het - kom hoe heet het - opinieonderzoek?
Wat is dat, vroeg de fee.
Daar vragen ze ook van alles.
Maar ik vraag u niets, zei de fee. U mag een wens doen.
Gewoon!
Waar bent u dan van? vroeg mevrouw De Wit. U moet
toch ergens van zijn?
Hoor s, zei de fee kribbig, ik ben niet van de Ova
en niet van iets anders, ik ben gewoon een fee.
Dezelfde als die van Assepoes, als t u interesseert.
Als het u om geld te doen is, zei mevrouw De Wit,
ik heb al gegeven voor de kinderkolonie. Het is me
niet om geld te doen, zei de fee.
O, gaat u dan maar zitten. De fee zat, op de tafel.
Nou en
? Vroeg de fee.
Wat bedoeld u
vroeg mevrouw De Wit.
De wens, zei de fee geduldig. Wat wilt u t liefst? Een
blonde prins?
Mevrouw De Wit keek haar kippig aan. Mijn man
is bij de rijksverzekeringsbank, zei ze.
O, zei de fee. Maar dan eh
een huis! Een landhuis
op de Veluwe
De Veluwe, zei mevrouw De Wit. Dan moet mijn man
op en neer!
Hier in de stad dan, zei de fee. Zegt u t maar.
In de Iris laan?
Mevrouw De Wit begon dromerig te kijken. Is t een
gedeelte van een woning, vroeg ze.
Een heel huis, zei de fee. U mag zelf zeggen, hoe
groot. Zeven, acht, tien kamers ?
O, daar laten ze ons niet in, zei mevrouw De Wit.
Daar krijg ik geen huurmachtiging voor. O nee.
De fee zuchtte. Wat denkt u van Geluk? vroeg ze.
Hoezo geluk? vroeg mevrouw De Wit.
Gewoon geluk, zei de fee. U wenst gelukkig te zijn.
Dat bent u dan.
Waarvóór ben ik dan gelukkig? Vroeg mevrouw De
Wit argwanend.
De fee draaide zich om en liep langzaam naar het
raam. Dan ga ik maar zei ze. Maar wacht
Geld
mag u ook wensen. Honderd duizend gulden?
Nu werd mevrouw De Wit beslist ongemakkelijk.
Wat voor praktijken zijn dat, vroeg ze kil.
Heus zei de fee smekend, u krijgt het zomaar, zo-
maar!
En hoe moet ik dat verantwoorden voor de belas-
ting, zei mevrouw De Wit. Die zijn nogal niet pre-
sies.
Ik weet het, zei de fee. Een bontmantel. Nertz.
Een bontmantel fluisterde mevrouw De Wit. Nertz
zei u?
Nertz, zei de fee.
En als mijn man thuiskomt, zei mevrouw De Wit,
wat moet ik dan zeggen? Moet ik dan zeggen:
kijk Karel, van de fee gekregen? Zei hij: O, van de
fee gekregen, juist ja.
Nu was het geduld van de fee uitgeput. Ze werd spier-
wit van woede. Ze kreeg een driftbui, wat maar
hoogst zelden voor komt bij feeën. Zij kwam een paar
passen naderbij en het zag er naar uit, dat zij
mevrouw De Wit in een paard wilde gaan veranderen.
Wacht even
eh
juffrouw, riep mevrouw De Wit
half huilend. Geef mij maar een nieuw pansponsje.
Zon rond koperen pansponsje. Weet u wel?
De fee stond stil. Zwaaide met haar toverstaf; toen
vloog ze weg door het raam. Mevrouw De Wit staarde
haar na en zag haar zilverig zweven boven de antenne
van het huis aan de overkant. Eindelijk ging ze van het
raam weg. Op tafel lag een pansponsje, zon rond
koperen. Ze pakte het op en hield het heel lang in
haar handen. Heel lang, terwijl ze door het raam
naar buiten staarde.
Geschreven door Annie M.G. Schmidt in 1979
Ik zou er zo een cabaret voorstelling van willen maken, iedere keer als ik het voorlas op het toneel, dan zou ik mij mond houden na het woord; zei...of vroeg... na die wooren laat ik de mensen dan in de zaal roepen; de fee...of... mevrouw De Wit.
Want dat komt toch hilarisch vaak voor.
Ik blijf het heerlijk vinden om te lezen.
Eliza