Wanneer de tijd zal komen dat ik in eigen land zal vreemde zijn, dan zoek ik vruchteloos naar de oude bomen en de oude vrienden mijn. Ik heb mijn lief, mijn leed en leven mijn arme volk gegeven; schenk velen veel, vraag niemand iets. Mocht moeder aarde mij bedekken als goed koren. Alwaar ik lig, zal men een wonder horen: schoon ruisend Diets.
René De Clercq
(1877 - 1932)
160 toondichters hebben tot op de dag van vandaag een gedicht van René De Clercq "op muziek gezet". Ik som enkel de bekendsten op: Karel Candael, Alfons Cluytens, Lodewijk De Vocht, Godfried Devreese, Lieven Duvosel, Gaston Feremans, Remi Ghesquiere (Het lied van het vlas), Emiel Hullebroeck (De gilde viert, Hemelhuis, Klompenliedje, Kermislied, Moederke alleen, Lapper Krispijn, Tineke van Heule), Arthur Meulemans (Vlaanderen roept), Paul Miry, Lodewijk Mortelmans, Staf Nees, Jaak Opsomer (Kuipertjen kuipt), Flor Peeters, Armand Preud'homme, Jef Tinel, Kor Van der Goten, Jef Van Hoof (Daar is maar één Vlaanderen), Renaat Veremans, Jan Fossey (Niet Vlaanderen, België vergaat) en René De Clercq zelf (Het lied van den boer, Daar is maar één land, Naar geen ander, De wiedsters).
De volledige lijst van toondichters is opgenomen in het boek van Hugo De Backer en André Van Ryckegem, "Woorden en klanken", uitgegeven door de René De Clercqstichting. Te bestellen bij deze stichting: prijs 10 euro (verzendingskosten niet inbegrepen), E-postadres: dhaluin.dekeyser@pandora.be. In het boek zijn 41 liederpartituren op tekst van René De Clercq opgenomen. De lijst met toondichters staat ook op de webstek van de stichting: http://www.renedeclercq.be/indexb.htm.
Leven en werk
René De Clercq werd in Deerlijk geboren op 14 november 1877 in het huis, toen herberg Het Dambert, dat nu het museum herbergt. Zijn vader Charles was vlaskoopman en touwslager en verzorgde de hele vlasbewerking vanaf het zaaen tot het zwingelen. Van het afval werden 's winters koorden gedraaid. Zijn moeder hield een ellegoedwinkel met herberg De Valke. Hij heeft zijn vader en moeder geschetst in twee gedichten Mijn Moeder en Mijn vader opgenomen in zijn dichtbundel Toortsen. Over zijn vader dicht hij:
Hij zwingelde, hekelde, en, regen of zon, 't Was: Jongen, wij draaien! Ik deed 't en hij spon. Hoe trotsch, van aan 't wiel daar, zag ik hem gaan Met zijn zijden muts en zijn klompen aan, Al lengend zijn draad en zijn liedjen uit, 't Leuk liedjen van: achterwaarts kom ik vooruit Dat hij zelf had gemaakt. En 's avonds, nog moe, Blij blies hij ons guitige deuntjes toe.
Charles De Clercq had met zijn eerste vrouw zes kinderen. Het zesde kind overleed bij de geboorte. Vijf dagen later stierf ook de moeder. Charles hertrouwde met Pauline Gheysens met wie hij nog eens tien kinderen kreeg. Samen zestien kinderen van wie René De Clercq de voorlaatste was.
René was als jongste zoon het troetelkind van de familie, was verstandig en mocht verder studeren. De eerste maandag van oktober 1890 vat hij de zesde Latijnse aan in het college Saint-Joseph in Tielt. In mei 1896 werd hij buitengezet in Tielt. De flamingantische actie in het college en de groeiende invloed van de christen-democratische ideeën van Rerum Novarum op de flamingantische studenten vormen er de achtergrond van. Wel mocht hij door bemiddeling van de principaal, zijn retorica beëindigen in het college Saint-Amand te Kortrijk.
Na de collegejaren studeerde hij verder aan de (Franstalige) universiteit van Gent, eerst voor geneesheer. Na een mislukt jaar volgde hij Wijsbegeerte en Letteren. Hij promoveerde tot doctor in de Letteren in 1902 met een proefschrift over Guido Gezelle. Hij werd leraar te Nijvel, dan aan het Atheneum van Oostende en met nieuwjaar 1906 werd hij verplaatst naar Gent, waar hij nog doceerde bij het uitbreken van de oorlog.
Over de Gentse periode van René De Clercq schrijft Oktaaf Steghers:
"René de Clercq hebben wij ook een ijverig deel weten nemen aan de vlaamschgezinde werking van verschillende organismen te Gent. Hij hield letterkundige voordrachten en belegde volksmeetingen. Ondertusschen zong hij zijn ziel uit en vond gelegenheid om ons twee lijvige proza-werken te schenken, Het Rootland en Harmen Riels.
De Clercq hield van Gent en verwachtte veel van dat 'oude Leeuwennest', zooals het door een ander dichter, den heerlijken zanger der 'Drie Zustersteden', werd genoemd. Onlangs nog dichtte hij het oude, fiere Gent volgende reken toe:
Gent! Vol klinkt uw naam, kort als een daad, vast als 't ciment van Vlaandrens wezen en zijn faam.
Vechtstad, in heel de wereld staat, voor goed en kwaad, geen burcht van koppigheid opeen als in uw oud stout steen.
Eeuwen zijn meêgeperst door elken muur, door elk gewelf als ooit dit harde harte berst, sterft Vrijheid zelf.
In Gent heb ik geleefd, in Gent heb ik geloofd. Daarom draag ik zoo hoog mijn hoofd als een die kop en kijkers heeft.
Kort als een daad, vast als 't ciment van Vlaandrens wezen en zijn faam vol klinkt uw naam, Gent!
Op 25 augustus 1903 zegende Hugo Verriest in Ingooigem het huwelijk in van de 26-jarige René De Clercq met Marie Delmotte. In 1909 overleed Marie na een korte ziekte en liet hem met drie kleine kinderen achter. Zijn dichtbundel Uit de diepten (1911) leert ons hoe ontredderd hij was door de dood van zijn vrouw. Hij hertrouwde enkele maanden later met haar ongehuwde zuster Alice met wie hij ook drie kinderen kreeg.
Bij de inval van de duitsers op 4 augustus 1914 vluchtte hij, zoals méér dan één miljoen Belgen, met zijn gezin naar het neutraal gebleven Nederland. Hij werd leraar aan de Belgische school in Amsterdam en redacteur van De Vlaamsche Stem, het dagblad voor de Vlaamse vluchtelingen in Nederland.
Acitivisme, veroordeling en ballingschap
Door zijn Vlaamsgezinde artikels in De Vlaamsche Stem werd hem op 26 oktober ontslag als leraar betekend. Op 29 oktober stuurde de afgestelde leraar zijn ontslag in een ironisch-stekelige brief naar het Comité van de Belgische school te Amsterdam: "Het heeft de Koning behaagd, in antwoord op ons plechtig verzoek op de overheid, om Vlaanderen recht te doen, de loopbaan als ambtenaar van de Belgische staat voor ons af te sluiten". Willem Gijssels verwijst naar dit ontslag in de "Inleiding" tot het essay van Oktaaf Steghers "Dichter René De Clercq. In zijn werk en zijn leven geschetst".
"... niemand meer dan hij verdient eene soortgelijke studie bij wijze van hulde of liever van eerherstel wegens de onrechtvaardige afstraffing der Haversche regering, die hem met zulk een jammerlijk boos opzet trof omwille van zijn Vlamingschap... Dat juist zulk een dichter moest getroffen worden door degenen die naar hem moesten opzien als naar een weldoener van zijn volk, is alleen toe te schrijven aan den onnoozelen eigendunk onzer voogden, die het als de natuurlijkste zaak van de wereld beschouwen alle medezeggenschap aan de Vlamingen te ontkennen. Het peilt de diepten der nijpende moreele ellende waarin wij lijdzaam en laks sedert vijf en tachtig jaar gedompeld liggen..."
(Willem Gijssels is de auteur van tal van gedichten die door Vlaamse toondichters op muziek werden gezet: o.a.: Mijn Land is Vlaanderen door Renaat Veremans, Van Moeder door Lodewijk De Vocht, Hij die geen liedje zingen kan door Emiel Hullebroek, Jutho door Arthur Meulemans, Marleentje door Emiel Hullebroeck, Vlaanderen door Renaat Veremans, Het lied van de baren door Arthur Meulemans, Aan U alleen door Emiel Hullebroeck, Tajo door Lodewijk De Vocht.)
Oktaaf Steghers zelf verwoordt het (in de bombastische stijl van die tijd) als volgt:
"... De straf bleef niet uit: het wapen der laffen en machteloozen, het middel dat despoten en onridderlijken ten dienste staat, het doemensweerdige stelsel der uithongering van vrouw en kinderen werd tegen den loyalen de Clercq aangewend, de Broodroof!...
Gansch Vlaanderen heeft den hoon gevoeld, heeft onder dien striemenden zweepslag gesidderd, maar het heeft ook de oogen doen blinken, de koppen doen rechten vol gewettigde fierheid: Vlaanderen was niet verwonnen, was niet verkocht of geleverd, men drilt een volk, dat zulke stoere mannen telt niet als een kudde!... Het Vlaamsche Volk is sterker in wil en in daden opgestaan, en de Clercq heeft het hoofd niet gebogen voor den knoet van 'die van den Haver'... Van dezen stond af ook is de naam van René de Clercq dieper tot het volk doorgedrongen en waait om zoo te zeggen hoog-uit als de mannelijke leeuwenvlag boven onze strijd. Men deunt zijn gedichten af men zingt zijne liederen, men hoort naar zijn woord, bezadigd maar krachtig, eerbiedig maar zelfbewust..."
Het ontslag van René De Clercq kan niet begrepen worden zonder enig inzicht in de groeiende onenigheid binnen de redaktie van De Vlaamsche Stem en de uiteindelijke splitsing in twee kampen. Deze onenigheid had o.m. te maken met de groeiende tegenstelling tussen de meer gematigde opstelling van Frans Van Cauwelaert en de meer radicale van o.a. Anton Jacob. Alhoewel René De Clercq aanvankelijk eerder gematigd voor de dag kwam weigerde hij zich te desolidariseren van Anton Jacob. Op 15-16 augustus splitste de oude redactie van De Vlaamsche Stem zich definitief in twee onverzoenlijke groepen. Anton Jacob nam de feitelijke leiding van het blad op zich. De groep Van Cauwelaert liet de krant helemaal schieten. Pas dan verhardde de toon van De Clercq enigszins. Tussen Van Cauwelaert en De Clercq kwam het nooit meer goed. De oratorische-bijbelse vraag van August Borms in Het Vlaamsche Nieuws van 20 november 1915 "Van Cauwelaert wat hebt gij met uw broeders gedaan?", maakte ophef en bleef lang nazinderen. De positie van de "zoo gevierde Vlaamsche hoofdman" was in de ogen van de activisten definitief aangetast.
Voor meer achtergrondinformatie zie het artikel van Romain Vanlandschoot: "Het moeilijke jaar 1915 in Nederland. Achtergronden bij de toenadering tussen René De Clercq en Jan Derek Domela Nieuwenhuis Nyegaard" op de webstek van de René De Clerqstichting (http://www.renedeclercq.be/Het%20moeilijke%20jaar%201915%20in%20Nederland.pdf).
Dan treed hij toe tot het activisme en keerde in 1917 naar Vlaanderen terug als conservator van het Wiertzmuseum in Brussel en werd lid van de Raad van Vlaanderen onder Duits bewind. Na de oorlog werd hij wegens zijn activisme, door het Belgisch gerecht in 1920 bij verstek ter dood veroordeeld.
Hij week uit naar Nederland, waar hij in ballingschap leefde tot aan zijn dood op 12 juni 1932. Hij was nog geen 55 jaar oud. Hij werd begraven in grond van de familie Pieck op het kerkhof van Lage Vuursche in Maartensdijk bij Utrecht.
In 1982, vijftig jaar na zijn dood, werden het gebeente en het grafmonument naar zijn geboortedorp overgebracht. Het monument is gebeeldhouwd door de expressionistische Gentse kunstenaar Jozef Cantré. Het stelt de dichter voor die vol ontzag neerknielt in de 'tuin van Dietsland". Met het aangezicht naar de zon en het heelal gekeerd, drukt hij de dichtbundel De Noodhoorn (1916) tegen zijn hart. Met zijn linkerhand laat hij moeder aarde, zijn Vlaanderen, zijn Dietsland, niet los.
Aan die van Havere
Heb ik geen recht, ik heb geen land; Heb ik geen brood, ik heb geen schand; Vlaanderen, Vlaanderen, met hand en tand Sta ik voor u Vecht voor u!
-------------
Bronnen:
Webstek van de René De Clercqstichting: http://www.renedeclercq.be/indexb.htm
Oktaaf Steghers, Dichter René De Clercq. In zijn werk en zijn leven geschertst. Met inleidend woord van Willem Gijssels.
06-04-2007
Omaar Van Hulle
Omaar Van Hulle
Omaar spoorde elke donderdag van De Panne naar Gent om er deel te nemen aan de repetities van het Emiel Hullebroeckkoor. Hij vertoefde graag in ons midden en wij hadden aan hem een toegewijd en enthousiast koorlid. De verre verplaatsing, maar ook zijn toenemende deelname aan de aktiviteiten van de aktieve VVVG-afdeling van de Westkust, deden hem tenslotte besluiten de medewerking aan ons koor te beëindigen. Wij zullen hem heel erg missen.
In de wekelijkse gesprekken met Omaar, wij zaten vaak naast elkaar tijdens de repetities, leerde ik hem kennen als een Vlaming uit één stuk, als een warm mens en als iemand met een zeer ruime belangstelling. Toch bleek zijn beroepsleven bij de toenmalige BRT, vóór de splitsing van de gemeenschappelijke diensten, zijn herinneringen te blijven beheersen. Hij "kon er niet over zwijgen". Hij verliet de BRT op 30 september 1990.
Als hulde aan Omaar volgt hieronder het artikel verschenen in het BRT-huisblad, omstreeks eind januari 1991. Het is van de hand van Guido Rybels, adjunct-adivseur en opvolger van Jan Neckers in het "BRT-Instituut van de Nederlandse Uitzendingen" (INU). Zijn "baas" moet hem heel goed gekend en gewaardeerd hebben.
"Op 30 september 1990 verliet Omer Van Hulle de boekhouding. Hij verkoos als zestiger zijn levensloopbaan verder te zetten als grootvader.
Omer werd geboren in dezelfde maand als Koning Boudewijn, maar dat was dan ook de enige band die hij met België had. Hij ontwikkelde immers reeds vanaf zijn studies een sterke Vlaamse reflex en taalfierheid. Zijn eerste stappen in het bedrijfsleven bij de S.A. Rematex en de Usines Pol Madou uit 'Gand' konden hem dan ook maar stimuleren in zijn houding. Na examens aan het N.I.R. werd hij op 16 januari 1959 benoemd als administratief helper. In de daaropvolgende jaarlijkse (destijds semestriële) beoordelingen kwamen steeds de kwalificaties 'verzorgd', 'nauwgezet' en 'nauwkeurig' voor. Bij zijn bevordering tot bestuurschef bij de algemene directie van de technische diensten laat hij officieel weten aan de Directie dat hij het gebruik van de 'vreemde' taal niet langer kan aanvaarden en pleit hij vurig voor de splitsing der diensten. We schrijven medio 1969...
Zijn opstandigheid tegen deze gedwongen 'twee'-taligheid leidt o.m. tot het formeel protesteren tegen signalementen gegeven door iemand die tot een andere taalgroep behoort. Aan zijn roep tot splitsing wordt nog niet voldaan.
Met ranginneming op 1 april 1972 wordt Omer benoemd als produktiesecretaris. Maar ook aan zijn geduld komt een einde! In april 1976 roept hij een eenmansstaking uit - ééntalig Franse stukken weigert hij verder te behandelen. Zijn protest wordt verhoord. Met 'Dank U voor medewerking' kan hij uiteindelijk de Gemeenschappelijke Diensten verlaten. Maar nog was voor hem de rust niet weggelegd. In het I.N.U. kwam hij terecht bij een bende jonge correspondenten van wie de mentaliteit haaks op die van Omer stond. Hij ergerde zich voortdurend aan z.i. het ontbreken van beroepsernst en Vlaamse fierheid. Met moeite sloeg hij er zich doorheen - soms ten koste van zijn gezondheid. Uiteindelijk bouwde hij een kleine vriendenkring op en stortte zich in nevenactiviteiten (voor de Brusselse zangers en de Vlaamse Voerenaars werd hij een bekende...). Het onbegrip in zijn werkkring had echter géén invloed op zijn werkprestaties. Integendeel! Zijn werkernst werd mogelijk nog groter, zijn controle vande hem toevertrouwde dossiers werd nog scherper en dieper.
Omer verliet ons in een tijd waarin hij zich te oud vond om te strijden tegen de nieuwe aanslag op onze Nederlandse taal. Met lede ogen zag hij begrippen als 'merchandising', 'human resources' en andere 'cash flows' in onze taal binnendringen. Omer het ga je goed en zorg dat je met brio slaagt in je nieuwe opgave: de beste opa van Europa worden...".
Kom ons toch af en toe nog eens bezoeken Omaar !
PB
05-04-2007
Doordenkertjes
DOORDENKERTJES
"Zingen is de krachtigste vorm van samenhorigheid."
(Dr. Alfons Verbist)
"Zingen maakt van gedachten krachten."
(Cyriel Verschaeve)
"De banden die een zingend volk het beste kunnen samenbinden zijn tenslotte: de stembanden."
(Bert Peleman)
"In het lied openbaart zich geheel het leven van een volk."
1. Gebed voor het Vaderland (G. Feremans - R. Pirijns) * 2. De Blauwvoet (E. Hullebroeck - A. Rodenbach) * 3. Groeninge (J. Van Hoof - G. Gezelle) * 4. Beiaardlied (P. Benoit - J. De Geyter) * 5. Het lied van den Bruischaard (E. Hullebroeck - A. Rodenbach) 6. Als de Kerels te gare zijn (volkslied - A. Rodenbach) 7. Omdat ik Vlaming ben (M. Matthijssens - L. Lambrechts) * 8. Wij zijn bereid (J. Tinel - R. Lammens) * 9. Merk toch hoe sterk (volkslied) * 10. Een liedje van Koppelstok de veerman (A.J. Schooleman) * 11. Een triomfantelijk lied van de Zilvervloot (J.J. Viotta - J.P. Heije) * 12. Blijheidslied (K. Mestdagh - Th. Sevens) * 13. 't Ros Beiaard (volkslied) * 14. Student zijn (A. Preud'homme - Eug. de Ridder) * 15. Studentelied (E. Hullebroeck - C.F. Visser) * 16. Ohé, kameraad (A. Preud'homme - K. Dockx) * 17. Were di (A. Preud'homme - Eug. de Ridder) * 18. Drie schuintamboers (volkslied) * 19. De poppenstoet (A. Preud'homme - Eug. de Ridder) * 20. Reuzelied (volkslied) * 21. Vrolijke vrienden (Nonkel Bob) 22. De familie Kissebis (J. Van der Roost - A.M.G. Schmidt) 23. Tocht door het donker (Thor) 24. Vrolijk lentelied (Jan De Wilde) 25. Jan Klaassen, de trompetter (B. de Groot - L. Nijgh) 26. Jij bent de zon (Bart Van den Bossche) 27. Vlaanderen m'n land (Will Tura) 28. Volk word staat (De Elegasten - A. van Wilderode) 29. Vlaanderen (R. Veremans - W. Gijssels) * 30. Kempenland (A. Preud'homme - J. Simons) * 31. Reeds heeft de Vlaming (G. Nuyts - B. Peleman) 33. Vlaenderen boven al (Fl. van Duyse - H. von Fallersleben) * 34. Willem van Saeftingen (A. Meulemans - W. Gijssels) * 35. Lied van mijn land (I. De Sutter - A. van Wilderode) * 36. Van Rijswijckmars (P. Benoit - J. De Geyter) 37. Die stem van Suid-Afrika (M.L. de Villiers - C.J. Langenhoven) * 38. Wilhelmus van Nassouwe (volkslied - M. van St. Aldegonde) * 39. De Vlaamse Leeuw (K. Miry - H. Van Peene)
Van de liederen met een asterisk werd de partituur reeds gedigitaliseerd door het ANZ. Deze kan u terugvinden op www.anz.be.
NIEUW: programmaboekje gratis
Iedereen die dit jaar naar het Zangfeest komt, krijgt het programmaboek gratis. Een besparing van 3 euro voor het publiek, een vlottere doorgang in de inkomhal en vooral geen excuus meer om niet mee te zingen.
Toegangsprijzen
Kinderen en jongeren tot 18 jaar of genummerde zitplaats bij (groot)ouders of deelname apart kinderprogramma: 5 euro ------------------------------------------------------------------------ Studenten genummerde zitplaats rang 2: 10 euro ------------------------------------------------------------------------ Rang 2 normaal tarief genummerde zitplaats op de zijtribunes: 17 euro Leden ANZ-Portierfonds, VVB, VVVG, Davidsfonds, Vlaams & Neutraal Ziekenfonds: 15 euro ------------------------------------------------------------------------
Rang 1 normaal tarief genummerde zitplaats op de eretribune + uitnodiging receptie: 36 euro Leden ANZ-Portierfonds, VVB, VVVG, Davidsfonds, Vlaams & Neutraal Ziekenfonds: 34 euro ------------------------------------------------------------------------ + 1,50 euro per kaart reservatiekost en mobiliteitsbijdrage Sportpaleis.
Met uw toegangskaart kan u op de dag van het Zangfeest gratis gebruik maken van de trams en bussen van De Lijn in Antwerpen.
Reserveren
ANZ-secretariaat Collegelaan 106, 2100 Antwerpen Telefoon : 03/237.93.92 Fax : 03/322.58.77 E-post : info@anz.be Rekeningnummer voor kaarten: 402-6179031-31 op naam van ANZ vzw
Lokale verkooppunten:
9050 Gentbrugge - Johan Van Herreweghe - Jan Van Aelbroecklaan 16 - 09/230.35.25 Bussen
Gent (09/230.35.25)
16-03-2007
Snuffelen op de rommelmarkt (2)
' t Was vandaag zo één van die dagen dat het snuffelgeluk mij toelachte. Ik kon voor een "zacht prijsje" een pareltje van een liederboek op de kop tikken. Eigenlijk zijn het twee liederboeken. Het gaat immers om het "historische" liederboek in twee delen van het Willemsfonds: "Nederlandsch Liederboek uitgegeven door het Willems-Fonds onder het toezicht van Fl. Van Duyse". Deel I: "Vaderlandsche en Plaatselijke Liederen" (vierde druk) en Deel II: "Balladen en Verhalende Liederen, enz." (eveneens de vierde druk). Uitgegeven door Van Rysselberghe en Rombaut, Kouter 1 te Gent, respectievelijk in 1928 en 1929.
De eerste uitgave van Deel I dateert van 1890. De tweede uitgave verscheen in 1896 en de derde in 1914. De eerste uitgave van Deel II kwam in 1892 van de pers en werd in 1898 en in 1919 herdrukt.
Beide liederboeken waren de opvolgers van het het in 1852 door het Willemsfonds uitgegeven bundel "Oude en nieuwe Liedjes", verzameld door Dr. F. A. Snellaert. Daarin stonden 93 liederen. In 1862 gaf het Willemsfonds een tweede vermeerderde uitgave van die "Oude en nieuwe Liedjes" uit, nogmaals verzameld door Snellaert. Zij bevatte 125 liederen.
Beide uitgaven waren sinds lang uitverkocht toe in de zomer van 1886 door Julius Sabbe en Paul Fredericq een lijst opgemaakt werd van liederen die in een nieuw "Nederlandsch Liederboek" konden opgenomen worden.
Op de jaarlijkse Algemene Vergadering van het Willemsfonds, te Gent op 31 October 1886, legde Arthur Cornette een voorstel van de Antwerpse Afdeling neer "strekkende om een vernieuwde en verbeterde uitgave van Snellaert's bundel door onze vereeniging te laten bezorgen."
In juli 1887 nam het Algemeen Bestuur van het Willemsfonds "het grondbeginsel dier uitgave aan en verzocht de heeren Sabbe en Fredericq hun ontwerp te willen mededeelen, waaraan zij gaarne voldeden."
In april 1888 werd de zaak "in handen gesteld van het "Comiteit ter bevordering van den Nederlandschen Zang", dat door de zorgen van het Algemeen Bestuur van het Willemsfonds was tot stand gekomen.
Een voorlopige lijst van liederen werd opgemaakt en diende tot grondslag voor de besprekingen van een commissie, die te Antwerpen in de "Vlaamsche Muziekschool" op 11 november 1888 vergaderde. Die commissie bestond uit: R. Hol, W.F.G. Nicolaï en J.C.M. van Riemsdijk voor Noord Nederland; Peter Benoit, A.Cornette, P. Fredericq, J. Sabbe en Fl. van Duyse voor Vlaanderen. Deze commissie duidde "na rijp overleg" een honderdtal oude en nieuwe Nederlandsche liederen aan als geschikt om in het Liederboek opgenomen te worden.
De samenstelling van het handschrift was het werk van Fl. Van Duyse.
Hierop volgden langdurige onderhandelingen met de eigenaars van de moderne melodieën. Een drietal uitgevers stelden eisen die niet konden ingewilligd worden waardoor men "toe ieders spijt, sommige liederen moet missen."
In maart 1890 kon tenslotte met het drukken worden begonnen.
Het eerste deel bevat 43 liederen (de meesten met begeleiding): 33 Vaderlandsche liederen en 10 Plaatselijke liederen.
Het tweede deel bevat 50 liederen (de meesten eveneens met begeleiding): 16 Balladen en Verhalende liederen, 14 Minneliederen, 8 Luimige liederen, 2 Studentenliederen, 8 kinderliederen en 2 Wandel- en Matrozenliederen.
Beide delen bevatten eveneens een afzonderlijk "Tekstboekje".
Beide delen bevatten bovendien volgende schriftelijk opdracht van Carol(y) Hoste aan Frida, gedateerd "Midwinter 1944": "Misschien mogen de lieve liekens, de zoete vooiskens je boeien, je hart ontroeren, een stukje van jezelf worden. En misschien zal je ze dan eens, samen met me, Vlaanderen toezingen." (deel I) en "Ik zing van de Lente, de jeugd en de min..." (deel II).
Vooral uit het eerste deel blijkt overduidelijk dat het Willemsfonds toen nog orangistisch en flamingant was.
De eerste elf liederen zijn orangistische liederen: 1.Wilhelmus Van Nassouwe (oude wijs), 2. Help nu U zelf (De Tiende Penning, 1570), 3. Strijdzang der Geuzen, 4. Wilhelmus Van Nassouwen (nieuwe wijs), 5. Vive, Vive Le Geus, 6. Slaet op den trommel van dirre-domdeyne (1570), 7. Hoe groot, O Heer, 8. Maximiljanus De Bossu, 9. O Nederland let op U Saeck, 10. Het Standbeeld van Alva, 11. Nederlands Volkslied (1814).
't Kan verkeren zei Bredero en hij liep van de kerk naar het ... (je weet wel).
Paul Blyweert
Ontslag Fernande Brison
Op donderdag 15 maart 2007 vernamen we het ontslag van Fernande Brison als vaste begeleidster van het Emiel Hullebroeckkoor. Het bestuur is nu koortsachtig op zoek naar een nieuwe begeleider of begeleidster. Kandidaten kunnen zich steeds melden bij onze ondervoorzitster Cecile Deflo. Tel.: 09 282 40 98. We willen wel vermelden dat deze opdracht niet tot een toestand van grote rijkdom zal leiden. Ons koor kan zich enkel een kleine vergoeding veroorloven omdat wij het moeten stellen zonder subsidies van wie dan ook. Intussen gaan de repetities onverminderd door onder de bezielende leiding van Hendrik Swinnen. Hendrik hanteert nu met meer dan gebruikelijke ijver de stemvork opdat wij de juiste toon zouden vinden.
Edn
ONS KOOR WORDT GESTEUND DOOR -------------------------------