In vroegere tijden, zaaide mijn moeder, allerhande bloemzaadjes in kleine potjes, om ze later over te planten in grote bloempotten of buiten in de tuin.
Nu had zij van een leurder zaadjes gekocht aan een zeer maatschappelijk prijsje.
Het waren meestal zaadjes van zonnebloemen, geraniums, violen, rozen, lilas, blauwe salvias enz...enz...
Die stonden allemaal in onze kleine keuken.
Op de kasten, op de vensterbank, op de " leuvense stoof " ( want die brandde toch niet ) ,op de tafel en enkele potjes zelfs tot op de stoelen.
Na enkele weken werden de kleine plantjes overgepot in grotere, zodanig dat nu ook de vloer er van vol stond.
Wij aten dan maar rechtstaande, kwasi onbeweeglijk met onze voeten in het water, want moeder goot meer water naast de potten dan er in.
Het viel mij op, dat die planten zo vlug groeiden, kwam dat door de warmte of door het water, ik weet het niet.
In ieder geval, ze waren goed voorzien van steel , stam en stengel.
Rond die tijd werden wij ieder jaar uitgenodigd door tante Meentje en haar man, om enkele dagen op hun boerderij te komen logeren.
Met pak en zak namen wij 's morgens vroeg de eerste trein, tram, autobus en uiteindelijk nog enkele kilometers te voet, vooralleer wij ter plaatse waren.
De dagen vlogen voorbij, gezelligheid alom, maar moesten terug naar huis.
Toen mijn moeder de achterdeur opende liet ze een luide kreet.
De tomaten vielen met trossen rond haar oren, een lange komkommer stak in haar mond , op haar hoofd lag een grote rijpe pompoen , rond haar hals hingen vier bananen, haar schouders staken vol stekelbezen, haar armen waren bedekt met braambessen en op haar voeten lagen twee gerijpte peren.
Planten tot tegen het plafond, lianen om mee te slingeren. Wortels en pezen over de vloer. Gebroken potten her en der. Tafel, stoelen, stoof, vensterbank en kasten besmeurd met slijk en mest. De keuken was juist een wildernis.
't Was voor een goed maatschappelijk prijsje, weet je nog.
Pipopke
|